Behandeling van handartrose

Initiatief: NVR Aantal modules: 13

Denervatie bij handartrose

Uitgangsvraag

Wat is de effectiviteit en veiligheid van denervatie bij handartrose?

Aanbeveling

Denervatie zou overwogen kunnen worden in de CMC-I, PIP en DIP gewrichten waarbij terughoudendheid geboden is gezien het wetenschappelijke bewijs van lage methodologische kwaliteit.

Overwegingen

In de samenvatting van de literatuur zijn de resultaten van één gecontroleerde trial beschreven die antwoord geeft op de PICO. De studie van Salibi (2019) beschrijft de vergelijking tussen denervatie en trapeziectomie (Salibi et al., 2019). Er is geen literatuur waarin de vergelijking tussen denervatie met placebo of geen behandeling wordt beschreven. Trapeziectomie wordt gezien als de ‘gouden standaard’ qua chirurgische interventies van het CMC-I gewricht bij artrose. De studie van Sabili (2019) liet geen verschillen zien in uitkomsten na denervatie of trapeziectomie ten aanzien van pijn, functie, kracht, mobiliteit en kwaliteit van leven (Salibi et al., 2019). De bewijskracht voor de verschillende uitkomstmaten is zeer laag, daarom kan er geen uitspraak gedaan worden over het verschil in effectiviteit tussen beide interventies. De aanbeveling voor de inzet van denervatie bij handartrose berust daarom op expert opinion.   

 

Door de opkomst in populariteit van de denervatie techniek bij handartrose zijn er recentelijk meerdere systematische reviews gepubliceerd die, bij gebrek aan vergelijkend onderzoek, ook andere studie designs beschrijven (voornamelijk case series); zowel voor denervatie van het CMC-I gewricht (Teo & Riley, 2020) als voor de vingergewrichten (Gandolfi,  et al., 2020; Zhu et al., 2021).

 

Teo (2020) beschrijft in een systematische review de evaluatie van systematische reviews, meta-analyses, case-control trials, cohort studies, abstracts en case reports over patiënten die denervatie aan het CMC-I gewricht hebben ondergaan (Teo & Riley, 2020). De review focust zich op de uitkomstmaten pijnvermindering, mobiliteit, grijpkracht, kwaliteit van leven en complicaties. In totaal werden 9 studies geïncludeerd: 1 prospectieve klinische trial (deze studie is geïncludeerd in de literatuursamenvatting van deze module), 4 retrospectieve en 3 prospectieve case series en 1 niet gespecificeerd design. In totaal werden 175 patiënten met 184 duimen geïncludeerd in de studies. Er was heterogeniteit in de studies qua selectie van patiënten, operatietechniek (enkele versus dubbele incisie, alleen denervatie versus denervatie en additionele technieken), keuze voor welke zenuw gedenerveerd werd en uitkomstmaten.

In alle studies werd er een verlichting in pijn gerapporteerd, echter is deze bevinding niet vergeleken met andere technieken of geen behandeling. Elf patiënten hielden continue gewrichtspijn, wat zou impliceren dat de overige 173 patiënten in ieder geval in zekere mate pijnvermindering hadden. Zeven studies rapporteerden ook een verbetering in functie. Het aantal complicaties was in totaal 11.4% (0-27.5%), hetgeen vergelijkbaar is met andere chirurgische interventies voor primaire CMC-I artrose.

 

Gandolfi (2020) includeerde 13 studies van verschillende designs (case series and case-control studies) in een systematische review (Gandolfi et al., 2020), waarbij 325 denervaties bij 291 patiënten werden geïncludeerd. Ten aanzien van de evaluatie over denervatie van het CMC-I gewricht werd één aanvullende studie geïncludeerd t.o.v. de review van Teo (2020); een case-control studie (Loréa, 2003). Gandolfi (2020) concludeerde ook dat alle studies pijnverlichting rapporteerden (70-100% van de patiënten). Knijpkracht verbeterde significant in 70% van de patiënten. Eenennegentig procent van de patiënten was tevreden over de operatie.

Twee studies evalueerden denervatie van het DIP gewricht. Wederom werd een verlichting van pijn gevonden en een hoge tevredenheid bij patiënten. Wel werd er een hoog aantal complicaties gerapporteerd (58%). Gezien het kleine aantal cases van denervatie van het DIP gewricht konden de auteurs geen conclusie trekken over de risk/benefit verhouding van deze ingreep (Gandolfi et al., 2020).   

In 3 van de geïncludeerde studies werd denervatie van de PIP gewrichten beschreven. Alle studies rapporteerden vermindering van pijn en een toename van mobiliteit in het PIP gewricht. Negentig procent van de patiënten was tevreden over de ingreep. Complicaties kwamen voor bij 18% van de patiënten (terugkerende pijn en gevoelloosheid van de huid). In aanvulling op de systematische review van Gandolfi (2020) werd nog 1 recentere case serie gevonden die denervatie van de PIP gewrichten beschrijft. Jimenéz (2020) rapporteerde verbetering in pijn, functie en mobiliteit in 11 patiënten (Jiménez et al., 2020).

 

Ondanks de heterogeniteit aan studie designs en het gebrek aan goede vergelijkende studies laten de studies gezamenlijk positieve resultaten zien van denervatie op pijn, voornamelijk in het CMC-I en PIP gewricht. Echter kunnen er op basis van deze studies geen conclusies worden getrokken, gezien de beperkingen in de studieopzet. Goede vergelijkende studies zouden opgezet moeten worden om de effectiviteit van denervatie bij handartrose verder te onderzoeken.

 

Een denervatie is minder invasief dan andere veel gebruikte chirurgische interventies bij handartrose, zoals een trapeziectomie, een artrodese of een artroplastiek. Bij een denervatie worden via kleine incisies de sensibele zenuwtakjes naar het aangedane gewricht onderbroken zonder dat het gewricht zelf geopend wordt. De revalidatie is voor patiënten daardoor sneller functioneel dan bij uitgebreidere chirurgie en daarmee minder belastend.

 

De denervatietechniek is oorspronkelijk ontwikkeld voor toepassing in het polsgewricht. De ervaringen en onderbouwing van effectiviteit voor dat gewricht zijn dan ook een stap verder. In een recente systematische review werden resultaten van 12 studies (1 cohort, 11 case series) naar complete en gedeeltelijke denervatie technieken in de pols bij chronische pijnklachten beschreven. Chin (2020) concludeerde dat denervatie van de pols een trend laat zien richting verbetering van uitkomstmaten; vermindering van pijn, terugkeren naar werk en patiënttevredenheid (Chin et al., 2020). Echter geven de auteurs ook aan dat de beschikbare literatuur heterogeen is, wat vergelijking lastig maakt, en dat de chirurgische technieken en zenuw-identificatie verder onderzocht moeten worden om de effectiviteit van de ingreep te verbeteren. 

Andere gewrichten waarbij denervatie toegepast wordt, zijn de knie en de rug. Wang (2019) voerde een systematische review en meta-analyse uit op 6 vergelijkende studies van denervatie in het kniegewricht (Wang et al., 2019).  Zij concludeerden dat denervatie mogelijk een veelbelovende techniek is voor patiënten met knieartrose, wanneer conservatieve therapie faalt. Zij vonden positieve resultaten van denervatie op pijn en gewrichtsfunctie op de korte termijn (3-6 maanden); langetermijneffecten waren echter tegenstrijdig. In een Cochrane review uit 2015 over de effectiviteit van ‘radiofrequency (RF) denervation’ van de wervelkolom bij chronische lage rugpijn werd geconcludeerd dat er geen sterk bewijs beschikbaar is dat laat zien dat RF denervation resulteert in pijnvermindering bij lage rugpijn. Bewijs van matige kwaliteit suggereert dat RF denervatie mogelijk resulteert in pijnvermindering van de facetgewrichten en verbeterde functie op de korte-termijn in vergelijking met placebo (Maas et al., 2015). Een meer recente meta-analyse uit 2019 rapporteerde dat RF denervatie voor behandeling van lumbale en sacro-iliacale gewrichtspijn resulteerde in verbeterde functie (Chen et al., 2019). De auteurs concludeerde wel dat grotere studies van goede kwaliteit nodig zijn. 

 

Kosten voor een denervatie zijn vergelijkbaar met een trapeziectomie, indien puur naar de ingreep (OK duur) gekeken wordt. Kosten behorende bij de revalidatie (gips, braces en handtherapie) zijn voor trapeziectomie hoger omdat dit revalidatietraject intensiever en langduriger is. Een artrodese of prothese voor de interphalangeale gewrichten zijn duurder dan een denervatie.

 

De hoeveelheid complicaties gerapporteerd bij denervatie van het CMC-I gewricht (11.4%) (Teo & Riley, 2020) is vergelijkbaar met dat van andere chirurgische interventies voor artrose in dit gewricht (Vermeulen et al., 2011). In andere gewrichten (DIP, PIP, MCP) lijkt de hoeveelheid complicaties wel wat hoger te liggen (Gandolfi et al., 2020). Echter, de complicaties die bij de denervatietechniek worden gerapporteerd zijn milder en passen bij het minder destructieve karakter van de ingreep.

Onderbouwing

Traditionele chirurgische interventies voor de behandeling van handartrose zijn artroplastiek en artrodese. Beide opties hebben echter beperkingen, zoals het risico op significante complicaties, bewegingsbeperking, kans op revisieoperatie en lange hersteltijd. Gewrichtsdenervatie is een techniek die veelal ingezet wordt bij andere gewrichten (bijvoorbeeld de pols), maar die aan populariteit wint voor zijn inzet bij handartrose. Doordat niet het gewricht zelf geopereerd wordt, maar veelal door ondermijning van de huid alleen kleine zenuwen naar het gewricht onderbroken worden, is de techniek minder invasief dan andere chirurgische ingrepen. In deze module wordt de effectiviteit van denervatie bij handartrose beschreven. Primaire artrose in de hand komt voornamelijk voor in de proximale en distale interphalangeale (PIP respectievelijk DIP gewrichten en in het duimbasis (CMC-I) gewricht. Primaire artrose in de metacarpophalangeale (MCP) gewrichten komt zeer zelden voor en wordt vrijwel niet chirurgisch behandeld. Het MCP gewricht wordt daarom buiten beschouwing gelaten in deze module.     

 

very low GRADE

 

The evidence is very uncertain about the effect of treatment with the denervation technique on pain, grip strength, pinch strength, mobility (i.e. range of motion), function and quality of life when compared to trapeziectomy in patients with osteoarthritis of the CMC-1 joint.

 

Sources: Salibi, 2019

Description of studies

One (high RoB) prospective clinical trial compared CMC joint denervation (n=35) with trapeziectomy (n=10) (Salibi et al., 2019). Because of underrecruitment and dropouts after randomization, the randomization procedure was discarded and the study design was modified. Patient were able to self-select the treatment of choice. At baseline, 6 and 12 months, and 5 years the following outcomes were assessed between the two groups; pinch and grip strength (Preston pinch gauge and Jamar dynamometer), thumb range of motion (span measurement and Kapandji opposition score), pain (VAS), Function (Michigan Hand Outcomes Questionnaire), Quality of life (QoL) (EQ5D).

 

Results

Salibi (2019) reported no significant differences between denervation and trapeziectomy when considering the overall change in all outcomes (pain, pinch and grip strength, mobility, function and QoL) from baseline to 6 and 12 months or 5 years follow-up.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence (GRADE method) is determined per comparison and outcome measure and is in general based on results from RCTs and starts at level “high”. However, observational studies start at GRADE low. Subsequently, the level of evidence was downgraded if there were relevant shortcomings in one of the several GRADE domains: risk of bias, inconsistency, indirectness, imprecision, and publication bias.

 

The level of evidence regarding the outcome measures pain, grip strength, pinch strength, mobility (i.e. range of motion), function and quality of life were downgraded by 3 levels because of study limitations (no randomization, no blinding); imprecision (2 levels; the 95% confidence interval includes no effect and not meeting the optimal information size).

A systematic review of the literature was performed to answer the following question: what are the benefits and harms of denervation in adults with hand osteoarthritis?

 

P:           adults with hand osteoarthritis

I:            denervation

C:           placebo or other surgical intervention

O:          pain, hand function, hand strength, patient global assessment, health-related quality of life, structural damage, hand mobility, number of participants fulfilling the OMERACT-OARSI responder criteria and safety outcomes

 

Relevant outcome measures

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID), Embase (via Embase.com) and Cochrane (via Cochrane Library) were searched with relevant search terms until February 27th 2021. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. After removing duplicates, the systematic literature search resulted in 115 hits. Studies with a comparative study design were selected based on the following criteria;

  • adults with hand osteoarthritis
  • denervation compared to placebo or other treatment
  • outcome according to the PICO was studied

 

In total 21 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 20 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and 1 study was selected for inclusion.

 

Results

One study was included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.

  1. Arenas-Prat, J. (2014). Denervation of the metacarpophalangeal joint. Tech Hand Up Extrem Surg, 18(4), 158-159. doi:10.1097/bth.0000000000000057
  2. Arenas-Prat, J. M. (2012a). Denervation of the distal interphalangeal joint. Tech Hand Up Extrem Surg, 16(1), 12-13. doi:10.1097/BTH.0b013e3182296e68
  3. Arenas-Prat, J. M. (2012b). Wagner approach for first carpometacarpal joint denervation. Tech Hand Up Extrem Surg, 16(2), 107-109. doi:10.1097/BTH.0b013e31824f8c96
  4. Braga-Silva, J., & Calcagnotto, G. (2001). The innervation of the proximal interphalangeal joint and its application in neurectomy. J Hand Surg Br, 26(6), 541-543. doi:10.1054/jhsb.2001.0610
  5. Cambon-Binder, A., Courties, A. (2020) Nouveautés médicales et prise en charge chirurgicale dans l’arthrose digitale. Revue du Rhumarisme monographies, 7168 (2): 77-172. doi:10.1016/j.monrhu.2020.12.006
    (http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1878-6227(20)30137-5)
  6. Chen, C. H., Weng, P. W., Wu, L. C., Chiang, Y. F., & Chiang, C. J. (2019). Radiofrequency neurotomy in chronic lumbar and sacroiliac joint pain: A meta-analysis. Medicine (Baltimore), 98(26), e16230. doi:10.1097/md.0000000000016230
  7. Chin, K., Engelsman, A. F., van Gulik, T. M., & Strackee, S. D. (2020). Selective denervation of the wrist for chronic pain: a systematic literature review. J Hand Surg Eur Vol, 45(3), 265-272. doi:10.1177/1753193419886777
  8. Demiroğlu, M. (2018). Functional outcomes of proximal row carpectomy and posterior interosseous neurectomy in degenerative arthritis of the wrist. Acta Med Mediter 34: 631-636. Doi: 10.19193/0393-6384_2018_3_97
  9. Donato, D., Abunimer, A. M., Abou-Al-Shaar, H., Willcockson, J., Frazer, L., & Mahan, M. A. (2019). First Carpometacarpal Joint Denervation for Primary Osteoarthritis: Technique and Outcomes. World Neurosurg, 122, e1374-e1380. doi:10.1016/j.wneu.2018.11.061
  10. Ehrl, D., Erne, H. C., Broer, P. N., Metz, C., & Falter, E. (2016a). Outcomes of denervation, joint lavage and capsular imbrication for painful thumb carpometacarpal joint osteoarthritis. J Hand Surg Eur Vol, 41(9), 904-909. doi:10.1177/1753193416632149
  11. Ehrl, D., Erne, H. C., Broer, P. N., Metz, C., & Falter, E. (2016b). Painful thumb carpometacarpal joint osteoarthritis: Results of a novel treatment approach. J Plast Reconstr Aesthet Surg, 69(7), 972-976. doi:10.1016/j.bjps.2016.02.005
  12. Foucher, G., Long Pretz, P., Erhard, L. (1998a) La dénervation articulaire, une réponse simple à des problèmes complexes de chirurgie de la main [Joint denervation, a simple response to complex problems in hand surgery]. Chirurgie. 123(2):183-8. French. doi: 10.1016/s0001-4001(98)80104-9.
  13. Foucher, G. Pretz, P.L. (1998b). Proximal interphalangeal joint denervation. Main 3(1): 55-60.
  14. Gandolfi, S., Carloni, R., Mouton, J., & Auquit-Auckbur, I. (2020). Finger joint denervation in hand osteoarthritis: Indications, surgical techniques and outcomes. A systematic review of published cases. Hand Surg Rehabil, 39(4), 239-250. doi:10.1016/j.hansur.2020.02.005
  15. Giesen, T., Klein, H. J., Franchi, A., Medina, J. A., & Elliot, D. (2017). Thumb carpometacarpal joint denervation for primary osteoarthritis: A prospective study of 31 thumbs. Hand Surg Rehabil, 36(3), 192-197. doi:10.1016/j.hansur.2017.01.007
  16. Jiménez, I., Marcos-García, A., Muratore, G., Caballero-Martel, J., & Medina, J. (2020). Denervation for Proximal Interphalangeal Joint Osteoarthritis. J Hand Surg Am, 45(4), 358.e351-358.e355. doi:10.1016/j.jhsa.2019.07.012
  17. Lorea, P., Ezzedine, R., & Marchesi, S. (2004). Denervation of the proximal interphalangeal joint: a realistic and simple procedure. Tech Hand Up Extrem Surg, 8(4), 262-265. doi:10.1097/00130911-200412000-00010
  18. Loréa, P. D. (2003). First carpometacarpal joint denervation: anatomy and surgical technique. Tech Hand Up Extrem Surg, 7(1), 26-31. doi:10.1097/00130911-200303000-00006
  19. Maas, E. T., Ostelo, R. W., Niemisto, L., Jousimaa, J., Hurri, H., Malmivaara, A., & van Tulder, M. W. (2015). Radiofrequency denervation for chronic low back pain. Cochrane Database Syst Rev(10), Cd008572. doi:10.1002/14651858.CD008572.pub2
  20. Madsen, R. J., Stone, L. A., Knapp, J. B., & Solomon, J. S. (2018). Joint Denervation in the Digits: Technique and Patient Satisfaction. Ann Plast Surg, 80(1), 27-31. doi:10.1097/sap.0000000000001230
  21. Miki, R. A., Kam, C. C., Gennis, E. R., Barkin, J. A., Riel, R. U., Robinson, P. G., & Owens, P. W. (2011). Ulnar nerve component to innervation of thumb carpometacarpal joint. Iowa Orthop J, 31, 225-230.
  22. Salibi, A., Hilliam, R., Burke, F.D., Heras-Palou, C. (2019) Prospective clinical trial comparing trapezial denervation with trapeziectomy for the surgical treatment of arthritis at the base of the thumb. Journal of surgical research, 238, 144-151. doi: 10.1016/j.jss.2019.01.011
  23. Stögner, V. A., Krezdorn, N., & Vogt, P. M. (2021). Comment on: "Thumb carpometacarpal joint osteoarthritis: Is there a role for denervation? A systematic review". J Plast Reconstr Aesthet Surg, 74(5), 1101-1160. doi:10.1016/j.bjps.2020.11.016
  24. Teo, I., & Riley, N. (2020). Thumb carpometacarpal joint osteoarthritis: Is there a role for denervation? A systematic review. J Plast Reconstr Aesthet Surg, 73(7), 1208-1220. doi:10.1016/j.bjps.2020.02.043
  25. Ul Islam, S., Brown, D., Cheung, G. (2019) Management of osteoarthritis of the wrist and hand. Orthop and Trauma 33(1); 30-37. Doi: 10.1016/j.mporth.2018.11.012
  26. Wang, R., Ma, C., Han, Y., Tan, M., & Lu, L. (2019). Effectiveness of Denervation Therapy on Pain and Joint Function for Patients with Refractory Knee Osteoarthritis: A Systematic Review and Meta-Analysis. Pain Physician, 22(4), 341-352.

Evidence table for systematic review of RCTs and observational studies (intervention studies)

 

Research question: What is the efficacy of denervation in patients with hand osteoarthritis?

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

Follow-up

Outcome measures and effect size

Salibi, 2019

Study design: CCT

 

Setting and country: Pulvervat Hand Surgery Centre, Royal Derby Hospital, Derby, UK

 

Source of Source of funding and conflicts of interest:

Southern Derbyshire Acute Hospitals NHS

Trust (UK) - NHS R&D Support Funding and Charitable Funds.; none

Inclusion criteria:

  • presented with OA at the base of thumb  and;
  • requiring surgery as treatment

 

Exclusion criteria

  • undergone previous surgery for the condition on the same hand
  • unable to give informed consent

 

N [intervention/control]

35 / 10

 

Mean age (range), yrs [intervention/control]

58 (41 - 72) / 61 (55 - 72)

 

Sex, % female [intervention/control]

29 (83) / 5 (50)

 

OA location, definition

CMC-1, NR

Describe intervention:

Denervation CMC-1, Dorsoradial incision approach

 

 

Describe  control:

Trapeziectomy

 

Eind point of follow-up:

6, and 12 months, 5 years

 

Loss-to-follow-up [intervention/control]:

6 / 4 (6 months)

12 / 6 (12 months)

19 / 5 (5 years)

 

 

Incomplete outcome data [intervention/control]:

8 / 4 (6 months)

14 / 6 (12 months)

20 / 5 (5 years)

Outcome measures

Pinch and grip strength, Span measure and Kapandji opposition score (ROM), VAS (pain), MHQ (function and satisfaction), EQ5D (QoL)

 

Outcome measure:

Pain (VAS)

MD (95% CI): 0.09 (-0.11 to 0.29), p = 0.3527† [6 months]

 

MD (95% CI): 0.08 (-0.15 to 0.32), p = 0.4797† [12 months]

 

MD (95% CI): 0.06 (-0.23 to 0.34), p = 0.6723† [5 years]

 

Function (MHQ)

MD (95% CI): 4.8 (-12.54 to 22.17), p=0.5702† [6 months]

 

MD (95% CI): 7.76 (-12.65 to 28.17), p=0.4372† [12 months]

 

MD (95% CI): -3.04 (-22.99 to 16.92), p=0.7502* [12 months]

 

No significant differences were reported all other outcome measures

*In favour of the intervention group. †In favour of the control group.

Values are mean (SD) or median (min-max).

CCT, clinical controlled trials; CMC, first carpometacarpal; EQ5D, European Quality of Life-5 dimensions questionnaire; MHQ, Michigan Hand Outcomes Questionnaire; OA, osteoarthritis; QoL, quality of life; VAS, visual analogue scale.

 

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials) 

Study

Random sequence generation

Allocation concealment

Blinding of participants and personnel

Blinding of outcome assessment

Incomplete outcome data

Selective reporting

Other bias

Overall

Comments

(Salibi et al., 2019)

H

H

H

H

H

H

H

H

Participants were not randomized but got to choose their preferred intervention. Due to the nature of the intervention and failed randomisation procedure participants and personnel were not blinded. 9 out of 35 patients in the intervention group converted to control intervention.

The risk of bias (RoB) was assessed with regard to random sequence generation, allocation concealment, blinding (participants, care provider, outcome assessor), incomplete outcome data, selective outcome reporting and other sources of bias according to the ‘Cochrane tool’ (Higgins et al., 2011). Each item was judged as low, high or unclear RoB (lack of information or uncertainty over potential bias). An ‘overall assessment’ for each study was based on the judgements for each RoB item. Selection bias (sequence generation, allocation concealment) and blinding were considered ‘key domains’, that is, the most important domains in a study’s RoB.

 

 

Table of quality assessment for systematic reviews of RCTs and observational studies

Based on AMSTAR checklist (Shea et al.; 2007, BMC Methodol 7: 10; doi:10.1186/1471-2288-7-10) and PRISMA checklist  (Moher et al 2009, PLoS Med 6: e1000097; doi:10.1371/journal.pmed1000097)

Study

 

 

 

 

First author, year

Appropriate and clearly focused question?1

 

 

 

Yes/no/unclear

Comprehensive and systematic literature search?2

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of included and excluded studies?3

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of relevant characteristics of included studies?4

 

 

Yes/no/unclear

Appropriate adjustment for potential confounders in observational studies?5

 

 

Yes/no/unclear/not applicable

Assessment of scientific quality of included studies?6

 

 

Yes/no/unclear

Enough similarities between studies to make combining them reasonable?7

 

Yes/no/unclear

Potential risk of publication bias taken into account?8

 

 

Yes/no/unclear

Potential conflicts of interest reported?9

 

 

 

Yes/no/unclear

Kroon, 2018

yes

 yes

yes

yes

  not applicable

yes

yes

no

 no

  1. Research question (PICO) and inclusion criteria should be appropriate and predefined
  2. Search period and strategy should be described; at least Medline searched; for pharmacological questions at least Medline + EMBASE searched
  3. Potentially relevant studies that are excluded at final selection (after reading the full text) should be referenced with reasons
  4. Characteristics of individual studies relevant to research question (PICO), including potential confounders, should be reported
  5. Results should be adequately controlled for potential confounders by multivariate analysis (not applicable for RCTs)
  6. Quality of individual studies should be assessed using a quality scoring tool or checklist (Jadad score, Newcastle-Ottawa scale, risk of bias table etc.)
  7. Clinical and statistical heterogeneity should be assessed; clinical: enough similarities in patient characteristics, intervention and definition of outcome measure to allow pooling? For pooled data: assessment of statistical heterogeneity using appropriate statistical tests (e.g. Chi-square, I2)?
  8. An assessment of publication bias should include a combination of graphical aids (e.g., funnel plot, other available tests) and/or statistical tests (e.g., Egger regression test, Hedges-Olken). Note: If no test values or funnel plot included, score “no”. Score “yes” if mentions that publication bias could not be assessed because there were fewer than 10 included studies.
  9. Sources of support (including commercial co-authorship) should be reported in both the systematic review and the included studies. Note: To get a “yes,” source of funding or support must be indicated for the systematic review AND for each of the included studies

 

Table of excluded studies

Author and year

Reason for exclusion

(J. Arenas-Prat, 2014)

Not in English

(J. M. Arenas-Prat, 2012a)

Wrong population (wrist OA)

(J. M. Arenas-Prat, 2012b)

Wrong study design

(Braga-Silva & Calcagnotto, 2001)

Wrong study design

(Cambon-Binder, 2021)

Wrong study design

(Demiroglu, 2018)

Wrong study design

(Donato et al., 2019)

Wrong study design

(Ehrl, Erne, Broer, Metz, & Falter, 2016a)

Wrong study design

(Ehrl, Erne, Broer, Metz, & Falter, 2016b)

Wrong study design

(Foucher, 1998a)

Not in English

(Foucher, 1998b)

Not in English

(Gandolfi, Carloni, Mouton, & Auquit-Auckbur, 2020)

Wrong study design

(Giesen, Klein, Franchi, Medina, & Elliot, 2017)

Wrong study design

(Jiménez et al., 2020)

Wrong study design

(Lorea, Ezzedine, & Marchesi, 2004)

Wrong study design

(Madsen, Stone, Knapp, & Solomon, 2018)

Wrong study design

(Miki et al., 2011)

Wrong study design

(Stögner, Krezdorn, & Vogt, 2021)

Wrong study design

(Teo & Riley, 2020)

Wrong study design

(Ul Islam, 2019)

Wrong study design

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 30-11-2022

Laatst geautoriseerd  : 30-11-2022

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Ergotherapie Nederland
  • Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland
  • Poly-Artrose Lotgenoten Vereniging

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

 

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met handartrose.

 

De werkgroepleden zijn door hun beroepsvereniging gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep

  • Dr. W.Y. (Wing-Yee) Kwok, reumatoloog, Rijnstate, NVR (voorzitter)
  • A. (Anda) Alkadrie, patiëntvertegenwoordiger, P-AL
  • Dr. J. (Jessica) Bijsterbosch, reumatoloog, Amphia Ziekenhuis, NVR
  • Dr. C.H.M. (Els) van den Ende, senior onderzoeker, Sint Maartenskliniek, KNGF
  • Prof. dr. G. (Margreet) Kloppenburg, reumatoloog, LUMC, NVR
  • Dr. F. P. B. (Féline) Kroon, reumatoloog in opleiding, Zuyderland, NVR
  • D. (Diana) Lewinski, patiëntvertegenwoordiger, RZN
  • Dr. E. A. M. (Elien) Mahler, reumatoloog en epidemioloog, Sint Maartenskliniek, NVR
  • Prof. dr. M.J.P.F. (Marco) Ritt, plastisch chirurg, Amsterdam UMC, locatie AMC, NVPC
  • Dr. N. (Naghmeh) Riyazi, reumatoloog, internist, Haga Ziekenhuis, NVR
  • V. (Vanja) Rutten, ergotherapeut, handtherapeut, Samen praktijk voor ergotherapie, EN
  • K. (Kim) van Slingerland, MSc, verpleegkundig specialist, ErasmusMC, V&VN
  • Dr. A.J.H. (Anne) Vochteloo, orthopedisch chirurg, OCON Orthopedische kliniek Hengelo, NOV
  • Dr. R.M. (Robbert) Wouters, assistant professor/universitair docent, handtherapeut/fysiotherapeut (CHT-NL), ErasmusMC, KNGF

 

 

Met ondersteuning van

  • Dr. A.A.O.M. (Aniek) Claassen, senior beleidsmedewerker, NVR
  • Dr. M. (Myrthe) van Vilsteren, senior beleidsmedewerker, NVR

 

Met dank aan

  • I. (Ingeborg) van Dusseldorp, literatuurspecialist
  • Dr. E. (Ekaterina) van Dorp, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Wing-Yee Kwok

Reumatoloog, Rijnstate Arnhem

Lid ICT Klankbordgroep Rijnstate ziekenhuis, onbetaald / Lid ICT expertgroep Medisch specialisten Rijnstate ziekenhuis, onbetaald

Geen

Geen actie

Margreet Kloppenburg

Reumatoloog/hoogleraar Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC)

Bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR). Financiele vergoeding voor LUMC. / Bestuurslid Osteoarthritis Research Society International (OARSI), onbetaald.

  1. Consultancy/advies raden door Abbvie, Pfizer, Kiniksa, Flexion, Galapagos, Jansen, CHDR, Novartis, UCB. Financiële vergoeding voor LUMC.
  2. APPROACH: Apllied Public-Private Research enabling OsteoArthritis Clinical Headway (Innovative Medicine Initiative (IMI) project)  /  ReumaNederland
  3. Co-auteur van de UpToDate module over "Management of hand osteoarthritis". / "Convenor" van de task force van de European League Against Rheumatism (EULAR) voor de ontwikkeling van de "2018 Update of the EULAR recommendations for the pharmacological and non-pharmacological treatment of hand osteoarthritis". / "Convenor" van de task force van de EULAR voor de ontwikkeling van nieuwe klassificatie criteria voor handartrose.
  4. Betrokken bij de opzet, uitvoering en analyse van de HOPE studie

1-3. Geen actie

4.exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor een bepaald onderwerp (werkgroeplid mag bespreken en stemmen voor aanbeveling, maar niet trekker zijn)

 

Elien Mahler

Reumatoloog-epidemioloog Sint Maartenskliniek Nijmegen

Geen

Geen

 

Geen actie

Nagmeh Riyazi

Reumatoloog, internist, Hagaziekenhuis

Geen

Geen

Geen actie

Jessica Bijsterbosch

Reumatoloog, Amphia Ziekenhuis

Geen

Geen

Geen actie

Féline Kroon

AIOS reumatologie (momenteel vooropleiding interne geneeskunde) in Zuyderland medisch centrum (0,8fte)

Onderzoeker, afdeling reumatologie, Leids Medisch Centrum (onbetaald)

Betrokken bij de opzet, uitvoering en analyse van de HOPE studie

exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor een bepaald onderwerp (werkgroeplid mag bespreken en stemmen voor aanbeveling, maar niet trekker zijn)

 

Marco Ritt

staflid afd. Plastische, Reconstructieve en Handchirurgie Amsterdam UMC, hoogleraar Plastische Chirurgie, i.h.b. de Handchirurgie, locatie AMC 0,6 fte.  Tevens 0,2 fte werkzaam in The Hand Clinic als hand- en polschirurg.

Ik verricht expertises, betaald

Geen

Geen actie

Anne Vochteloo

Orthopedisch (hand) chirurg, OCON Orthopedische Kliniek Hengelo

Onbetaald: secretaris bestuur Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie / penningmeester werkgroep Hand Pols NOV

Geen

Geen actie

Robbert Wouters

Postdoctoraal onderzoeker ErasmusMC Rotterdam (afdeling Plastische chirurgie & revalidatiegeneeskunde, handchirurgie en -revalidatie) / Research Fellow ICHOM, standard set adult Hand & Wrist conditions / Handfysiotherapeut CHT-NL

Onbetaald: bestuurslid Nederlandse vereniging voor Handtherapie, eindredacteur Nederlands Tijdschrift voor Handtherapie

Betrokken bij meerdere onderzoeken omtrent de (kosten-)effectiviteit van oefentherapie in aanvulling op spalktherapie bij patiënten met duimbasisatrose (bijv. THETA study)

exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor een bepaald onderwerp (werkgroeplid mag bespreken en stemmen voor aanbeveling, maar niet trekker zijn)

 

Els van den Ende

Senioronderzoeker Sint Maartenskliniek, afdeling Research (1,0fte)

Lid bestuur NHPR (onbetaald) / Redactielid Nederlands Tijdschrift voor Reumatologie (onbetaald) / Convenor Online Course dor Health Professionals (onbetaald)

Geen

Geen actie

Vanja Rutten

Ergotherapeut, handtherapeut en mede eigenaar van Samen, praktijk voor ergotherapie. / Ergotherapeut afdeling reumatologie ambulate zorg Leids Medisch Centrum (stopt per 15 maart 2020). / Onderzoeks assisstent bij het Radboud Universitair Medisch Centrum (onderzoek: Life Balance)

Geen

Geen

Geen actie

Kim van Slingerland

Verpleegkundig specialist, Erasmus MC

Bestuurslid V&VN reumatologie, lid werkgroep derskundigheidsbevordering V&VN reumatologie

Geen

Geen actie

Diana Lewinski

Patiëntvertegenwoordiger

Patiëntpartner en bestuurslid bij Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland (onbetaald)

Geen

Geen actie

Anda Alkadrie

Patiëntvertegenwoordiger

bestuurslid Poly-Artrose Lotgenoten (P-AL)

Geen

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door afgevaardigden van twee patiëntenverenigingen in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenverenigingen Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland en Poly-Artrose Lotgenoten Vereniging en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010). Bij deze richtlijn is er sprake van een versnelde adaptatie van een internationale richtlijn naar de Nederlandse praktijk. Daarvoor zijn de stappen gevolgd conform het advies “Adapteren van internationale richtlijnen naar de Nederlandse praktijk” (RK-17.07.07, bijlage bij adviesrapport ‘Adapteren van internationale richtlijnen naar de Nederlandse praktijk. Opgesteld door de adviescommissie richtlijnen, en vastgesteld op 27 juni 2017).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

In het kader van een versnelde adaptatie is een knelpuntenanalyse niet uitgevoerd.

De werkgroep beoordeelde de uitgangsvragen en aanbeveling(en) uit de internationale richtlijnmodule (European Alliance of Associations for Rheumatology (EULAR), 2018) op noodzaak tot update.

 

Uitkomstmaten

Relevante uitkomstmaten werden overgenomen zoals geformuleerd in de internationale richtlijn.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Deze beschrijving en beoordeling zijn overgenomen van de internationale richtlijn, en waar nodig aangevuld met nieuwe studies die geselecteerd zijn bij het updaten van desbetreffende richtlijnmodules. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

Indien aanwezig in de internationale richtlijn werd de kracht van bewijs overgenomen. De kracht van het wetenschappelijke bewijs voor nieuwe modules werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Zo worden aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie meegewogen. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinie. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. Gezien de huidige richtlijn een adaptatie is van een internationale richtlijn, zijn de aanbevelingen uit deze internationale richtlijn als uitgangspunt genomen. De werkgroep heeft op basis van overwegingen specifiek voor de Nederlandse praktijk en eventueel aanvullende literatuur, de aanbevelingen aangepast.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel voor enkele voorbeelden). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg die opgenomen zijn in de internationale richtlijn worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Organisatie van zorg - Behandeling van handartrose