Basaalcelcarcinoom

Initiatief: NVDV Aantal modules: 19

Basaalcelcarcinoom - Incidentie en prevalentie BCC

Uitgangsvraag

Wat is de incidentie en prevalentie van het basaalcelcarcinoom in Nederland?

Aanbeveling

Er zijn bij deze module geen aanbevelingen opgesteld.

Onderbouwing

BCC is met 80% de meest voorkomende vorm van huidkanker in Nederland. [Holterhues 2010] In ruim 35 jaar is het aantal primaire BCC’s per jaar enorm toegenomen; in 1973 waren dat 4.179 BCC’s, terwijl er in 2008 ongeveer 28.985 nieuwe diagnosen BCC gesteld zijn. [Flohil 2011a]

 

Het aantal BCC’s blijft echter stijgen en de laatste 10 jaar neemt het aantal patiënten met een primair BCC toe met ongeveer 8% per jaar. [Flohil 2013a] Geschat wordt dat in 2020 de incidentie zelfs zal stijgen naar 234 per 100.000 persoonsjaren voor mannen en 226 per 100.000 persoonsjaren voor vrouwen. [Flohil 2011a] Concreet betekent dit dat 1 op de 6 Nederlanders een BCC ontwikkelt [de Vries 2009, Flohil 2011a] Hoewel BCC een lage mortaliteit kent, betekent deze enorme toename van het aantal BCC’s een grote druk op de dermatologische zorg [de Vries 2009, Flohil 2011a]

 

Niveau 2

1 op de 6 Nederlanders ontwikkelt een BCC. Dit zorgt voor grote druk op de dermatologische zorg.

 

B De Vries 2009, Flohil 2011a

 

 

Niveau 3

Tussen 1973 en 2009 is de incidentie BCC verviervoudigd. Voor mannen is deze van 40 naar 165 gestegen en voor vrouwen van 34 naar 157 per 100.000 persoonsjaren.

B Flohil 2013a

 

 

Niveau 3

Onder jonge vrouwen (<40 jaar) is de toename van het aantal primair, histologisch bevestigde BBC’s het grootst (van 2 naar 22 per 100.000 persoonsjaren).

 

B Flohil 2013a

 

 

Niveau 2

Het nodulair BCC is nog steeds het meest voorkomende histologische subtype BCC (41% in 2007).

 

 B Flohil 2013b, Arits 2011

 

 

 

Niveau 3

Het aandeel superficieel BCC is significant toegenomen: van 18% in 1991 naar 31% in 2007; de gemiddelde leeftijd van patiënten met een superficieel BCC is significant lager dan van patiënten met andere histologische subtypen, (65 jaar vs 69,5 jaar; p< 0.0001).

 

B Arits 2011

 

 

Niveau 2

Het hoofd/ hals gebied is het vaakst aangedaan, zowel voor mannen als voor vrouwen (58%). De sterkste stijging wordt gezien op de romp bij mannen (77x) en benen (32x) en romp (25x) bij vrouwen.

 

B Arits 2011, Flohil 2013a

Er is een aantal onderzoeken gedaan naar de incidentie van BCC in Nederland, maar omdat het BCC niet wordt geregistreerd in de Nederlandse Kankerregistratie, is de incidentie in Nederland gebaseerd op schattingen. De meeste studies maakten daarom gebruik van cijfers afkomstig van de database van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), locatie Eindhoven (voorheen Integraal Kankercentrum Zuid, IKZ) [de Vries 2004, de Vries 2012, Flohil 2011a, Flohil 2013a, Flohil 2013b, Holterhues 2010] en één onderzoek maakte gebruik van een cohort uit het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC). [Arits 2011] Het gaat bij alle gevonden studies om primaire en histologisch bewezen BBC’s.

 

Flohil et al. berekende in een observationele studie met 52.831 patiënten uit de IKNL, locatie Eindhoven database een incidentie gecorrigeerd voor leeftijd, die tussen 1973 en 2009 verviervoudigd is. Voor mannen is deze van 40 naar 165 gestegen en voor vrouwen zelfs van 34 naar 157 per 100.000 persoonsjaren. Ook liet deze studie zien dat onder jonge vrouwen de toename van BCC het grootst was, met een stijging van ongeveer 2 naar 22 per 100.000 persoonsjaren bij vrouwen <40 jaar. [Flohil 2013a]

 

Arits et al. vond in een observationele studie met 862 patiënten uit het MUMC een toename van de incidentie gecorrigeerd voor leeftijd van 54 naar 162 per 100.000 persoonsjaren onder mannen en van 62 naar 190 per 100.000 persoonsjaren onder vrouwen tussen 1991 en 2007. [Arits 2011]

Een noot bij deze studies is dat een eerste primair BCC vaak histologisch wordt bewezen, maar een aanzienlijk deel van de opeenvolgende BBC’s niet [Flohil 2013b, de Vries 2012]. De cijfers uit de studies geven dus zeer waarschijnlijk tot zeker een onderschatting van het probleem weer [Flohil 2013b, de Vries 2012]. Een oplossing hiervoor geeft de Vries et al., die berekent dat het aantal patiënten met 1 of meer BBC’s per jaar vermenigvuldigd dient te worden met een factor 1,3 om een betere schatting van het totaal aantal gediagnosticeerde BBC’s in desbetreffend jaar te verkrijgen [de Vries 2012].

 

Het nodulaire BCC is nog steeds het meest voorkomende histologische subtype BCC [Flohil 2013b, Arits 2011], hoewel iets gedaald van 61% in 1991 naar 41% in 2007 onder patiënten uit MUMC [Arits 2011]. Het aandeel superficieel BCC was significant toegenomen: van 18% in 1991 naar 31% in 2007. De gemiddelde leeftijd van patiënten met een superficieel BCC was significant lager dan van patiënten met andere histologische subtypen, (65 jaar vs 69,5 jaar; p< 0.0001) [Arits 2011].

 

Het hoofd-, / halsgebied was het vaakst aangedaan, zowel voor mannen als voor vrouwen [Arits 2011, Flohil 2013a]. In 2009 bevond 58% van de nieuw gediagnosticeerde BBC’s zich in dit gebied. Echter de grootste relatieve stijging wat betreft gebied was het BCC op de romp bij mannen (77x), gevolgd door op de benen (32x) en op de romp (25x) bij vrouwen [Flohil 2013a]. Ook Arits et al vonden in de MUMC populatie de grootste relatieve stijging op de romp van 18% in 1991 naar 45% in 2007 [Arits 2011]. (Zie ook de evidence tabel).

  1. 1 - Arits AH, Schlangen MH, Nelemans PJ, and Kelleners-Smeets NW. Trends in the incidence of basal cell carcinoma by histopathological subtype. J. Eur. Acad. Dermatol. Venereol. 2011; 25 (5): 565-569.
  2. 2 - de Vries E, Louwman M, Bastiaens M, de Gruijl F, and Coebergh JW. 2004. Rapid and continuous increases in incidence rates of basal cell carcinoma in the southeast Netherlands since 1973. J. Invest Dermatol. 123 (4): 634-638.
  3. 3 - de Vries E, Micallef R, Brewster DH, Gibbs JH, Flohil SC, Saksela O, Sankila R, Forrest AD, Trakatelli M, Coebergh JW, and Proby CM. 2012. Population-based estimates of the occurrence of multiple vs first primary basal cell carcinomas in 4 European regions. Arch. Dermatol. 148 (3): 347-354.
  4. 4 - de Vries E, Nijsten T, Louwman MW, and Coebergh JW. 2009. [Skin cancer epidemic in the Netherlands]. Ned. Tijdschr. Geneeskd. 153: A768.
  5. 5 - Flohil SC, de Vries E, Neumann HA, Coebergh JW, and Nijsten T. 2011. Incidence, prevalence and future trends of primary basal cell carcinoma in the Netherlands. Acta Derm. Venereol. 91 (1): 24-30.
  6. 6 - Flohil 2013a: Flohil SC, Seubring I, van Rossum MM, Coebergh JW, de Vries E, and Nijsten T. 2013. Trends in Basal cell carcinoma incidence rates: a 37-year Dutch observational study. J. Invest Dermatol. 133 (4): 913-918.[2013a]
  7. 7 - Flohil 2013b: Flohil SC, van Tiel S, Koljenovic S, Jaanen-van der Sanden G, Overbeek LI, de Vries E, and Nijsten T. 2013. Frequency of non-histologically diagnosed basal cell carcinomas in daily Dutch practice. J. Eur. Acad. Dermatol. Venereol. 27 (7): 907-911. [2013b]
  8. 8 - Holterhues C, de Vries E, Louwman MW, Koljenovic S, and Nijsten T. 2010. Incidence and trends of cutaneous malignancies in the Netherlands, 1989-2005. J. Invest Dermatol. 130 (7): 1807-1812.

Auteur, jaartal

Mate van bewijs

Type

onderzoek

N (aantal patiënten)

(M/V)

Patiëntenpopulatie

Follow-up duur

Incidentie BCC NL

Prevalentie BCC NL

Lokalisatie BCC

Arits, 2011

C

Observationeel

862 ptn met in totaal 1205 BCC’s

(386/476)

Patiënten uit het MUMC (primaire, histologisch bevestigde BCC’s)

1991, 1999, 2007

Jaarlijks 7% toename in nr BCC’s voor M en V

 

Incidentie gecorrigeerd voor leeftijd per 100.000 persoonsjaren ‘91 - ’07:

M:54.2- 162.1

V: 61.7 to 189.8

 

Aandeel sBCC nam sign toe:

17.6% in 1991

30.7% in 2007

 

nBCC blijft meest voorkomende subtype, hoewel het percentage toch is gedaald:

60.8% in 1991

40.6% in 2007

 

Bij sBCC was de gemiddelde leeftijd sign. lager dan bij ander histologische sybtypen (65 jr vs 69.5 jr;p < 0.0001)

 

Hoofd/hals gebied:

73.9% in 1991

44.3% in 2007

 

Romp:

17.6% in 1991

45.3% 2007

Auteur, jaartal

Mate van bewijs

Type

onderzoek

N (aantal patiënten)

(M/V)

Patiëntenpopulatie

Follow-up duur

Incidentie BCC NL

Prevalentie BCC NL

Lokalisatie BCC

De Vries, 2004

C

Observationeel

23.511

(11.895/

11.646)

ECR

1973 tot 2000

Incidentie gecorrigeerd voor leeftijd per 100.000 persoonsjaren

‘73 – ’00:

M:40 naar 92

V:34 naar 79

                    

Estimated annual percentage change (EAPC)

M: 2.4%

V: 3.9%

 

Cumulatieve incidentie<75 jr

’73-’00:
M: 3.1% naar 7.3%

V: 2.5% naar 6.2%

 

In alle leeftijdsgroepen is de incidentie gestegen, met name onder jonge vrouwen (EAPC 5.7%)

 

Incidentie tussen 50-69 jr was gelijk voor M en V, maar bij oudere mannen was bleef de incidentie hoger.

 

De incidentie blijft stijgen, en er zijn geen aanwijzingen dat een plateau is bereikt.

 

Zowel bij M als V werd BCC het vaakst in het hoofd/hals gebied gezien, gevolgd door de romp en ledematen (V>M)

 

Op alle lokalisaties is de incidentie gestegen. De kleinste stijging was in het hoofd/hals gebied.
De meest opvallende stijging was BCC op de romp en BCC bij vrouwen.

 

Het aandeel van BCC in het hoofd/hals gebied is afgenomen, voor zowel M als V, met name bij de jongere leeftijdsgroep.

 

Bij de jongere leegtijdsgroep is het aandeel op de romp, armen en benen sign. gestegen.

 

De grootste stijging in aandeel BCC’s werd gezien op de romp bij jonge mensen.

De Vries, 2012

C

Observationeel

4513

(2198/2315)

ECR

2009 (1 jr)

4513 ptn in ECR regio gediagnosticeerd met een eerste primaire BCC, terwijl in totaal 5884 ptn zijn gediagnosticeerd met een nieuwe BCC met in totaal 6420 BCC.

 

In NL en andere Europese landen wordt onder gediagnosticeerd en om een goede schatting nieuwe BCC’s per jaar te verkrijgen moet dit getal ongeveer met een factor 1.3 vermenigvuldigd worden.

 

 

Auteur, jaartal

Mate van bewijs

Type

onderzoek

N (aantal patiënten)

(M/V)

Patiëntenpopulatie

Follow-up duur

Incidentie BCC NL

Prevalentie BCC NL

Lokalisatie BCC

Flohil, 2011

C

Observationeel

48.221 (23.918/ 24.303)

ECR (primaire, histologisch bevestigde BCC’s)

1973 t/m 2008

Geschat totaal prim BCC ’73 t/m ’08: 444.131

M: 220.758

V: 223.373

 

Het jaarlijks aantal nieuw gediagnosticeerde BCC’s is tussen ’73 en ’08 gestegen: 4.179 naar 28.985
M: 1.946 naar 13.891

V: 2.233 naar 15.094

 

Incidentie gecorrigeerd voor leeftijd per 100.000 persoonsjaren

’73-‘08:

M :40 naar 148

V: 34 naar 141

 

Cumulatieve incidentie van BCC <85jr ’73-‘08:

M: 5.0% naar 19.3%

V: 5.2% naar 16.3%

 

Dit impliceert dat in 2008 1:5 M en 1:6 V <85jr BCC ontwikkelt.

 

BCC incidence rates in 2008:

tot 60jr: V>M

>60jr: M>V

Prev 2009: 31.414

 

Overkoepelende prevalentie: 1.4%

M: 1.3%

V: 1.5%

 

Overkoepelende 19jrs prevalentie >65jr: 5.4%

M: 6.1%

V: 4.9%

 

Overkoepelende 5jrs prevalentie

>65 jr: 2.7%

M: 3.1%

V: 2.3%

Zowel bij M als bij V was BCC 10x vaker in hoofd/hals gebied gelokaliseerd.

 

M>V BCC in hoofd/hals gebied

 

Alle lokalisaties lieten een stijging in incidentie zien. De meest prominente stijging was BCC op de romp, de kleinste was BCC op de lippen.

 

Geextrapoleerd naar NL betekend dit tussen ‘00 and ‘08,

-V: stijging BCC’s 2.8x op armen, 2.7x benen en 2.3x op de romp

-M: grootste stijging op armen 3x, op de romp 2.6x en op de benen 2.4x.

Auteur, jaartal

Mate van bewijs

Type

onderzoek

N (aantal patiënten)

(M/V)

Patiëntenpopulatie

Follow-up duur

Incidentie BCC NL

Prevalentie BCC NL

Lokalisatie BCC

Flohil, 2013a

C

Observationeel

52.831 (26.155/ 26.676)

ECR (primaire, histologisch bevestigde BCC’s)

1973 t/m 2009

Incidentie gecorrigeerd voor leeftijd per 100.000 persoonsjaren:

M: 40 naar 165
V:34 naar 157

 

Hoogste relatieve stijging ’73-’09:

V: < 40jr (12x):
 1.82 naar 22.2

Gevolgd door V tussen 40-64jr (6.9x)

M: >65jr (4.4x)

(V in deze leeftijdsgroep hadden de kleinste stijging (3x))

 

 

Voor alle lokalisaties is de incidentie gecorrigeerd voor leeftijd sign. gestegen.

 

In 2009 was het hoofd/hals gebied het vaakst aangedaan zowel bij M als bij V.

(99.2 vs 85.5/100,000 persoonsjaren)

 

>58% of nieuw gediagnostiseerde BCC’s (n=4 511) in 2009 in hoofd/hals gebied

 

Hoogste relatief risico:
- M, op de romp (77x)

-V, benen (32x) en romp (25x)

Flohil 2013b

C

Observationeel

1089 (545/544)

ECR (eerste histologisch gediagnosticeerde BCC)

En gelinkt aan PALGA

2004 (1jr)

>50% nBCC ,
infiltratief (14.1%), sBCC (13.7%) en micronodulair (0.4%)

 

7% van alle opeenvolgende BCC was niet histologisch gediagnosticeerd. Dit is hoger dan Schotse resultaten (3.8%) en lager dan Franse enquete resultaten (14.1%)

 

Van niet histologisch gediagnostioceerde BCC’s wordt vaak gedacht dat ze van het superficiele subtype zijn, en bevinden zich het vaakst op de romp.

 

De hoofd/hals gebied is de meest voorkomende locatie van opeenvolgende histologisch gediagnostiseerde BCC’s.

 

Bijna 70%vd eerste, histologisch gediagnosticeerde BCC’s in 2004, waren gelokaliseerd in het hoofd/hald gebied, daarna op de romp (20.1%)

Auteur, jaartal

Mate van bewijs

Type

onderzoek

N (aantal patiënten)

(M/V)

Patiëntenpopulatie

Follow-up duur

Incidentie BCC NL

Prevalentie BCC NL

Lokalisatie BCC

Flohil 2013b

C

Observationeel

1089 (545/544)

ECR (eerste histologisch gediagnosticeerde BCC)

En gelinkt aan PALGA

2004 (1jr)

>50% nBCC ,
infiltratief (14.1%), sBCC (13.7%) en micronodulair (0.4%)

 

7% van alle opeenvolgende BCC was niet histologisch gediagnosticeerd. Dit is hoger dan Schotse resultaten (3.8%) en lager dan Franse enquete resultaten (14.1%)

 

Van niet histologisch gediagnostioceerde BCC’s wordt vaak gedacht dat ze van het superficiele subtype zijn, en bevinden zich het vaakst op de romp.

 

Het hoofd/hals gebied is de meest voorkomende locatie van opeenvolgende histologisch gediagnostiseerde BCC’s.

 

Bijna 70%vd eerste, histologisch gediagnosticeerde BCC’s in 2004, waren gelokaliseerd in het hoofd/hald gebied, daarna op de romp (20.1%)

Holterhues, 2010

C

Observationeel

254.157

CCCS

1989 tot 2005

BCC omvat 70.9%

van alle huidtumoren in NL ‘89 –’05:
M: 49.1% median leeftijd: 67jr

 

ESR ’01-’05:

87.5/ 100.000 persoonsjaren


EAPC ’89- ‘05: 3.1% (95% CI 3.0, 3.2)

 

 

BCC: Basaalcelcarcinoom, ECR: Dutch Eindhoven Cancer Registry , CCCS: Comprehensive Cancer Center South,PALGA: Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief, EAPC: estimated annual percentage change, sBCC: superficieel BCC, nBCC: nodulair BCC, ESR: Age-standardized incidence rates (European standardized population rate)

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 25-07-2016

Laatst geautoriseerd  : 25-07-2016

Geplande herbeoordeling  :

Deze richtlijn zal, indien nodig, jaarlijks online worden geactualiseerd. Vanuit de domeingroep oncologie van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie zal dit proces bewaakt worden.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland

Algemene gegevens

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie heeft een gedeeltelijke herziening plaatsgevonden van de richtlijn ’Behandeling van het Basaalcelcarcinoom (BCC)’. Er is gekozen voor een gedeeltelijke herziening in de wetenschap dat er nieuwe literatuur is over aan aantal onderdelen van de richtlijn (expert knowledge). Uit kosten efficiëntie is een modulaire aanpassing voorgesteld waar de leden mee ingestemd hebben.’

 

Deze herziening (2015) werd noodzakelijk geacht, omdat de richtlijn uit 2007 qua verantwoording uit de literatuur verouderd was en in 2014 niet alle modules konden worden herzien. In 2014 werden de modules incidentie en prevalentie en systemische medicamenteuze therapie vismodegib toegevoegd; de modules fotodynamische therapie, lokale medicamenteuze therapie, leidraad tot een keuze van een behandeling en follow-up werden herzien. In 2015 werden de modules diagnostiek (voorheen pathologie), conventionele excisie, Mohs micrografische chirurgie en radiotherapie herzien. De tekst van de module ‘Leidraad tot keuze van een behandeling’ werd aangepast. Een deel van de richtlijntekst is dan ook ongewijzigd gebleven, een deel is aangepast of aangevuld. Een gedeeltelijke aanpassing heeft voordelen in de zin dat het werk en de tijd beperkt is, als nadeel is te noemen dat veranderingen in een onderdeel ook gevolgen kunnen hebben voor overige tekst. Hiermee is zoveel mogelijk rekening gehouden en is terug te vinden op welke basis en datum de evidence in de richtlijn is opgenomen.

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen en handelingsinstructies ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven welke behandelingen er mogelijk zijn en welke de voorkeur verdient. Hierbij is met name gekeken naar recidiefpercentages, irradicale behandeling, functionaliteit en cosmetiek.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is primair geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die aan de ontwikkeling van deze richtlijn hebben bijgedragen. Deze staan vermeld bij de samenstelling van de werkgroep.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2015 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die met de diagnostiek en behandeling van basaalcelcarcinoom te maken hebben (zie hieronder). De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en waren gemandateerd door hun vereniging.

 

Werkgroepleden

Vereniging

Dhr. Dr. R.C. Beljaards

NVDV

Dhr. Dr. P.A.J. Buis

NHG

Mevr. Drs. E. Burkink

Arts-onderzoeker richtlijnen NVDV

Mevr. Dr. E.M.L. Corten

NVPC

Mw. F. Das

HPN

Mevr. Prof. Dr. M. R. van Dijk

NVVP

Dr. J.J.E. van Everdingen

Directeur NVDV

Mevr. Drs. K.J.A. Frencken

Promovendus MUMC

Mevr. Mr. Dr. E.R.M. de Haas

NVDV

Mw. Drs. M. van Hezewijk

NVRO

Dhr. Dr. K.J.A.O. Ingels

KNO-vereniging

Mw. Dr. H.W. Kapiteijn

NVvO / NIV

Mevr. Drs. S.A.T. Karsch (secretaris)

Arts-onderzoeker richtlijnen NVDV

Mevr. Drs. A. Lamberts

Arts-onderzoeker richtlijnen NVDV

Mevr. Dr. N.W.J. Kelleners-Smeets (voorzitter)

NVDV

Mw. S.M. van der Kleij

V&VN Oncologie

Mevr. Drs. R.A. Kuin (secretaris)

Arts-onderzoeker richtlijnen NVDV

Mw. Drs. J.H.F. Leemhuis

NFK

Mw. I. Meijer

V&VN Dermatologie

Mw. Drs. J.G Reinders

NVRO

Mw. Drs. D. Stemkens

IKNL

Mevr. Drs. M. Vreeburg

VKGN

Belangenverklaringen

Alle werkgroepleden hebben een belangenverklaring ingevuld, waarin ze hun banden met de farmaceutische industrie aangeven gedurende het richtlijntraject. Een overzicht van deze belangenverklaringen vindt u hieronder.

 

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Behandeling van het BCC in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie (gepeild in 2015).

 

Werkgroeplid

Firma

Activiteit

Mevr. Dr. N.W.J. Kelleners-Smeets

Galderma

Congres

Voordracht

Consultatie/ advisering

Sponsoring wetenschappelijk onderzoek

 

Leo pharma

Consultatie / advisering

 

Will pharma

Sponsoring wetenschappelijk onderzoek

Mevr. Mr. Dr. E.R.M. de Haas

Roche

Consulatie / advisering

Wetenschappelijk onderzoek

Congres

 

Leo pharma

Consultatie / advisering

 

Bipharma

sponsering wetenschappelijk onderzoek

Dhr. Dr. R.C. Beljaards

Leo pharma

Consultatie / advisering

 

Galderma

Consultatie / advisering

Cursus

Publicatie

Mw. Dr. H.W. Kapiteijn

Roche

Consulatie / advisering
Wetenschappelijk onderzoek

Congres

Dhr. dr. K.J.A.O. Ingels

Geen

 

Mevr. Dr. E.M.L. Corten

Geen

 

Dhr. Dr. P.A.J. Buis

Geen

 

Mevr. Prof. Dr. M. R. van Dijk

Geen

 

Mw. S.M. van der Kleij

Geen

 

Mw. F. Das

Geen

 

Dr. J.J.E. van Everdingen

Geen

 

Mevr. Drs. E. Burkink

Geen

 

Mevr. Drs. S.A.T. Karsch (secretaris)

Geen

 

Inbreng patiëntenperspectief

Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs ook andere aspecten van belang zoals het patiëntenperspectief. Dit wordt, indien relevant, besproken onder het kopje ‘overwegingen’ van de desbetreffende module.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

De richtlijn wordt gepubliceerd op de website van de NVDV, www.oncoline.nl, de website van de richtlijnen database en eventueel op de websites van alle andere deelnemende verenigingen. Daarnaast wordt een samenvatting van de richtlijn aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Bovendien wordt de richtlijn gebruikt voor nascholing van de NVDV. Ook zal de richtlijn worden verwerkt in het voorlichtingsmateriaal dat thans voor BCC beschikbaar is.

Werkwijze

Om een nieuwe integrale evidence-based richtlijn voor de behandeling van het Basaalcelcarcinoom te realiseren was een gefaseerd herzieningstraject nodig van de richtlijn uit 2007 met bijzondere aandacht voor de onderbouwing van de richtlijn met bewijs uit de literatuur. De oude richtlijn uit 2007 werd geschreven aan de hand van uitgangsvragen voor elke behandeling: Wat is de effectiviteit van de diverse behandelingen bij patiënten met een primair Basaalcelcarcinoom met betrekking tot:

a)     radicaliteit en recidiefpercentage

b)    cosmetisch resultaat / functionaliteit

 

Deze en de vorige herziening (2014 & 2015) werden geschreven aan de hand van een aantal uitgangsvragen (zie Module ‘Uitgangsvragen richtlijn herziening 2014 & 2015).

 

De werkgroep heeft in eerste instantie literatuur gezocht in PubMed. Hierbij is met name gezocht naar systematische reviews en gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek. Daar waar onvoldoende prospectieve studies voorhanden waren, werd de search aangevuld met retrospectief onderzoek.

 

Elk werkgroeplid heeft voor het module waarvoor hij / zij verantwoordelijk was, de literatuur gezocht, geselecteerd en beoordeeld op kwaliteit en inhoud. Op basis hiervan zijn de conceptmodules van de richtlijn geschreven volgens een vast format, zoals hieronder beschreven:

 

Opbouw van de richtlijn

Elk module van de richtlijn is volgens een vast stramien opgebouwd, dat onderstaand is weergegeven. Waar mogelijk is gebruik gemaakt van de GRADE-methodiek (zie aanverwant). Een van de doelen is om een richtlijn zo transparant mogelijk te laten zijn, zodat elke gebruiker kan zien op welke literatuur en overwegingen bepaalde aanbevelingen zijn gebaseerd.

 

Inleiding

In de inleiding van elk module wordt aangegeven op welke vragen het module een antwoord geeft en wordt een korte beschrijving van een therapie gegeven.

 

Beschrijving van de literatuur

De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. De geselecteerde artikelen zijn door de schrijvende werkgroepleden beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij gebruik gemaakt is van de GRADE-methodiek (zie aanverwant) en van onderstaande indeling (herziene modules).

 

Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade / bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohort-onderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controle onderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Beschrijving en beschouwing van de gepubliceerde artikelen zijn indien van toepassing te vinden onder het kopje ‘beschrijving van de literatuur’.

 

Conclusie

Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:

 

Niveau van conclusies  

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Overige overwegingen

Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs ook andere aspecten van belang zoals het patiëntenperspectief, organisatorische aspecten en kosten. Deze worden indien relevant besproken onder het kopje ‘overige overwegingen’.

 

Aanbeveling

De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van de wetenschappelijke conclusie, waarbij de overige overwegingen in acht worden genomen. Aanbevelingen ten aanzien van de keuze van de behandeling zijn opgenomen in de 'Leidraad tot keuze van een behandeling' onder aanverwant.

 

Literatuur

Elk module wordt afgesloten met een literatuurlijst van de in dat module aangehaalde referenties.

 

Commentaarronde

De conceptrichtlijn is, na vaststelling door werkgroep, ter commentaar aan de participerende wetenschappelijke verenigingen voorgelegd. De verenigingen hebben de conceptrichtlijn op hun eigen website voor commentaar opengesteld voor de leden. Met meenemen van de resultaten van de binnengekomen commentaren heeft de werkgroep de definitieve richtlijn opgesteld.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar op ‘evidence’ gebaseerde inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. De richtlijn wordt ter autorisatie aan de deelnemende verenigingen aangeboden. Na autorisatie van de richtlijn door een beroepsvereniging, wordt de richtlijn gezien als deel van de ‘professionele standaard’. Aangezien de aanbevelingen hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de ‘gemiddelde patiënt’, kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie zo nodig afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen kan in bepaalde situaties zelfs noodzakelijk zijn. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd en gedocumenteerd te worden.

 

Basaalcelcarcinoom

Het basaalcelcarcinoom (BCC) is de meest voorkomende vorm van kanker. Het betreft een lokaal invasieve maligne huidtumor met langzame groei. Alhoewel de tumor zelden metastaseert (geschat op 0,03%), kent het een hoge morbiditeit door infiltratie in en destructie van aangrenzende weefsels [Lo, 1991]. Diepe infiltratie komt vooral voor bij lokalisatie in de embryonale splijtlijnen in het gelaat, de zogenaamde 'H-zone', die zich uitstrekt vanaf het gebied rondom de oren naar het jukbeen tot het voorhoofd en rondom de ogen tot over de neus naar de bovenlip. Door de weliswaar langzame maar gestage groei kan de tumor de diepte ingroeien en zichzelf een weg banen door ander weefsel heen met ernstige gevolgen, zoals botdestructie en ingroei in vitale weefsels zoals ogen en meningen.

 

De belangrijkste risicofactor is cumulatieve blootstelling aan ultraviolet licht. Van de behandelend arts mag in het kader van preventie dan ook worden verwacht dat advies wordt gegeven over (overmatige) blootstelling aan zonlicht. Andere risicofactoren zijn genetische predispositie, hoge leeftijd, immuun gecompromitteerde patiënten en huidtype (BCC komt vooral voor bij type I en II huid) [Euvrard, 2003].

 

Er zijn voor de behandeling van het BCC vele technieken beschikbaar. In deze richtlijn wordt een voorstel gedaan aan de hand van de beschikbare literatuur en een voorkeur in de gewenste behandelingsmodaliteiten aangegeven.

 

Concept van ‘laag risico’ en ‘hoog risico’ BCC’s: prognostische criteria

Basaalcelcarcinomen kunnen worden onderscheiden in tumoren met een (relatief) ‘laag risico’ versus ‘hoog risico’ op recidief op basis van prognostische factoren (zie tabel 1). Deze factoren zijn: histologische groeitype, lokalisatie, grootte en primaire versus recidief tumor.

 

Tabel 1: Prognostische factoren

‘laag risico’

‘hoog risico’

Histologisch groeitype

niet agressief (nodulair, superficieel)

agressief (sprieterig, micronodulair)

Lokalisatie

Romp

H-zone (ogen, oren, lippen, nasolabiale plooi, neus)

Grootte

< 2cm

≥ 2cm

Eerdere therapie

primaire tumor

recidief tumor

 

Op basis van deze prognostische factoren kan de clinicus de meest geschikte behandeling kiezen. Andere belangrijke factoren om rekening mee te houden zijn de aanwezigheid van perineurale invasie danwel invasie van onderliggende structuren zoals spier en kraakbeen. De te nemen behandelmarge zal in deze gevallen groter moeten te zijn om radicaliteit te bereiken [Trakatelli 2012]. Hierbij geldt: hoe groter de marge gezonde huid, des te groter is de kans om in een keer radicaliteit te bewerkstelligen. Radicaliteit is het beste uitgangspunt voor een adequate curatieve behandeling. Echter, een grote marge gaat ten koste van het cosmetisch resultaat en de functionaliteit. Het cosmetisch resultaat is mede afhankelijk van de grootte en lokalisatie van de tumor en patiëntkenmerken.

 

Afkortingenlijst

BCC

Basaalcelcarcinoom

sBCC

Superficieel basaalcelcarcinoom

nBCC

Nodulair basaalcelcarcinoom

Spriet BCC

Basaalcelcarcinoom met sprieterige groei

MMC

Mohs micrografische chirurgie

5-FU

5-fluorouracil

C&E

curettage & elektrodissecatie

CE

Conventionele excisie

PDT

Fotodynamische therapie

 

Referenties

  • Euvrard S, Kanitakis J, Claudy A. Skin cancers after organ transplantation. N Engl J Med 2003 Apr 24;348(17):1681-91.
  • Lo JS, Snow SN, Reizner GT, Mohs FE, Larson PO, Hruza GJ. Metastatic basal cell carcinoma: report of twelve cases with a review of the literature. J Am Acad Dermatol 1991 May;24(5 Pt 1):715-9.
  • Trakatelli M, Morton CA, Nagore E, Ulrich C, del Marmo V, Peris K, Seguin. European Dermatology Forum. Update of the Guideline on Basal Cell Carcinoma. 2012:48.
Volgende:
Diagnostiek BCC