Atriumfibrilleren

Initiatief: NVVC Aantal modules: 29

Sekse-gerelateerde verschillen in atriumfibrilleren

Uitgangsvraag

Zijn er sekse-gerelateerde verschillen in diagnostiek en therapie van atriumfibrilleren?

Aanbeveling

Mannen en vrouwen moeten op gelijke wijze gediagnosticeerd worden en dezelfde therapieën aangeboden krijgen om een CVA en andere atriumfibrilleren gerelateerde complicaties te voorkomen.

 

Vrouwen met symptomatisch paroxysmaal of persistent atriumfibrilleren moeten tijdig toegang worden geboden tot therapieën voor ritmecontrole, waaronder AF-katheterablatie, indien dit om medische redenen van toepassing is.

Overwegingen

Sex-related differences in the epidemiology, pathophysiology, clinical presentation, and prognosis of AF that are consistently reported, may influence the effectiveness of AF treatment, and hence should be considered in a personalized, individual patient-centred approach to AF management in clinical practice.

 

Women presenting with AF are older, have a higher prevalence of hypertension, VHD, and HFpEF, and a lower prevalence of CAD compared with men. Women with AF are more often symptomatic than men with AF, with greater symptom severity (Linde, 2018; Piccini, 2016).

 

Female sex is a stroke risk modifier that increases the risk of AF associated stroke in the presence of other stroke risk factors (Nielsen, 2018). Women with AF have a greater stroke severity and permanent disability than men with AF (Lang, 2017). Anticoagulation with warfarin may be less well controlled in women, and they have a greater residual stroke risk even with well-controlled VKAs (Sullivan, 2012). The efficacy and safety of DOACs in landmark RCTs were consistent in both sexes, but women were largely under-represented (ruff, 2014).

 

In women with AF, the use of AADs for rhythm control is associated with significantly higher rates of life-threatening adverse events (e.g., acquired long QT syndrome with class Ia or III AADs) (Rienstra, 2005; Lehmann, 1997) or sinus-node disease/bradyarrhythmia requiring pacemaker implantation (Ko, 2016) compared with male patients. Women with AF are less likely to undergo electrical cardioversion (Piccini, 2016), and are referred for AF catheter ablation later than men, possibly reflecting AF occurrence later in life among women (Lip, 2015; Zylla, 2016; Patel, 2016). The result of PVI may be less favourable in women (Zylla, 2016; Patel, 2016), with higher rates of procedure-related complications (Zylla, 2016). Women are more likely to undergo atrioventricular nodal ablation for AF than men (Schnabel, 2017). Sex-specific data on cardiovascular risk management in women with AF are lacking.

Onderbouwing

Vrouwelijke patiënten zijn in het algemeen ondervertegenwoordigd in randomized clinical trials, inclusief atriumfibrilleren trials. Sekse-gerelateerde verschillen in epidemiologie, pathofysiologie, klinische presentatie en prognose van atriumfibrilleren zijn consistent gerapporteerd en kunnen de effectiviteit van AF-behandeling beïnvloeden. Een persoonlijke, individuele, patiëntgerichte aanpak voor AF-behandeling zou overwogen moeten worden.

To answer the clinical question, the ESC-guideline for the diagnosis and management of atrial fibrillation from 2020 (Hindricks, 2020) was used.

  1. Hindricks G, Potpara T, Dagres N, et al. 2020 ESC Guidelines for the diagnosis and management of atrial fibrillation developed in collaboration with the European Association of Cardio-Thoracic Surgery (EACTS) (published online ahead of print, 2020 Aug 29). Eur Heart J. 2020;ehaa612. doi:10.1093/eurheartj/ehaa612
  2. Ko D, Rahman F, Schnabel RB, Yin X, Benjamin EJ, Christophersen IE. Atrial fibrillation in women: epidemiology, pathophysiology, presentation, and prognosis. Nat Rev Cardiol 2016;13:321-332.
  3. Lang C, Seyfang L, Ferrari J, Gattringer T, Greisenegger S, Willeit K, Toell T, Krebs S, Brainin M, Kiechl S, Willeit J, Lang W, Knoflach M; Austrian Stroke Registry Collaborators. Do women with atrial fibrillation experience more severe strokes? Results from the Austrian Stroke Unit Registry. Stroke 2017;48:778-780.
  4. Lehmann MH, Timothy KW, Frankovich D, Fromm BS, Keating M, Locati EH, Taggart RT, Towbin JA, Moss AJ, Schwartz PJ, Vincent GM. Age-gender influence on the rate-corrected QT interval and the QT-heart rate relation in families with genotypically characterized long QT syndrome. J Am Coll Cardiol 1997;29:93-99.
  5. Linde C, Bongiorni MG, Birgersdotter-Green U, Curtis AB, Deisenhofer I, Furokawa T, Gillis AM, Haugaa KH, Lip GYH, Van Gelder I, Malik M, Poole J, Potpara T, Savelieva I, Sarkozy A; ESC Scientific Document Group. Sex differences in cardiac arrhythmia: a consensus document of the European Heart Rhythm Association, endorsed by the Heart Rhythm Society and Asia Pacific Heart Rhythm Society. Europace 2018;20:1565-1565.
  6. Lip GY, Laroche C, Boriani G, Cimaglia P, Dan GA, Santini M, Kalarus Z, Rasmussen LH, Popescu MI, Tica O, Hellum CF, Mortensen B, Tavazzi L, Maggioni AP. Sex-related differences in presentation, treatment, and outcome of patients with atrial fibrillation in Europe: a report from the Euro Observational Research Programme Pilot Survey on Atrial Fibrillation. Europace 2015;17:24-31.
  7. Nielsen PB, Skjoth F, Overvad TF, Larsen TB, Lip GYH. Female sex is a risk modifier rather than a risk factor for stroke in atrial fibrillation: should we use a CHA2DS2-VA score rather than CHA2DS2-VASc?Circulation 2018;137:832-840.
  8. Patel N, Deshmukh A, Thakkar B, Coffey JO, Agnihotri K, Patel A, Ainani N, Nalluri N, Patel N, Patel N, Patel N, Badheka AO, Kowalski M, Hendel R, Viles-Gonzalez J, Noseworthy PA, Asirvatham S, Lo K, Myerburg RJ, Mitrani RD. Gender, race, and health insurance status in patients undergoing catheter ablation for atrial fibrillation. Am J Cardiol 2016;117:1117-1126.
  9. Piccini JP, Simon DN, Steinberg BA, Thomas L, Allen LA, Fonarow GC, Gersh B, Hylek E, Kowey PR, Reiffel JA, Naccarelli GV, Chan PS, Spertus JA, Peterson ED; Outcomes Registry for Better Informed Treatment of Atrial Fibrillation Investigators and Patients. Differences in clinical and functional outcomes of atrial fibrillation in women and men: two-year results from the ORBIT-AF registry. JAMA Cardiol 2016;1:282-291.
  10. Rienstra M, Van Veldhuisen DJ, Hagens VE, Ranchor AV, Veeger NJ, Crijns HJ, Van Gelder IC; RACE Investigators. Gender-related differences in rhythm control treatment in persistent atrial fibrillation: data of the Rate Control Versus Electrical Cardioversion (RACE) study. J Am Coll Cardiol 2005;46:1298-1306.
  11. Ruff CT, Giugliano RP, Braunwald E, Hoffman EB, Deenadayalu N, Ezekowitz MD, Camm AJ, Weitz JI, Lewis BS, Parkhomenko A, Yamashita T, Antman EM. Comparison of the efficacy and safety of new oral anticoagulants with warfarin in patients with atrial fibrillation: a meta-analysis of randomised trials. Lancet 2014;383:955-962.
  12. Schnabel RB, Pecen L, Ojeda FM, Lucerna M, Rzayeva N, Blankenberg S, Darius H, Kotecha D, Caterina R, Kirchhof P. Gender differences in clinical presentation and 1-year outcomes in atrial fibrillation. Heart 2017;103:1024-1030.
  13. Sullivan RM, Zhang J, Zamba G, Lip GY, Olshansky B. Relation of genderspecific risk of ischemic stroke in patients with atrial fibrillation to differences in warfarin anticoagulation control (from AFFIRM). Am J Cardiol 2012;110:1799-1802.
  14. Zylla MM, Brachmann J, Lewalter T, Hoffmann E, Kuck KH, Andresen D, Willems S, Eckardt L, Tebbenjohanns J, Spitzer SG, Schumacher B, Hochadel M, Senges J, Katus HA, Thomas D. Sex-related outcome of atrial fibrillation ablation: insights from the German Ablation Registry. Heart Rhythm 2016;13:1837-1844.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-09-2022

Laatst geautoriseerd  : 01-09-2022

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met atriumfibrilleren.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. N.M.S. (Natasja) de Groot, cardioloog, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam, NVVC (voorzitter)
  • P.H. (Pepijn) van der Voort, cardioloog, werkzaam in het Catharina Ziekenhuis te Eindhoven, NVVC
  • Dr. M.E.W. (Martin) Hemels, cardioloog, werkzaam in het Rijnstate Ziekenhuis te Arnhem en RaboudUMC te Nijmegen, NVVC
  • Dr. T.J. (Thomas) van Brakel, thoraxchirurg, werkzaam in het Catharina Ziekenhuis te Eindhoven, NVTNET
  • Dr. M. (Michiel) Coppens, internist-vasculair geneeskundige, werkzaam in de Amsterdam Universitair Medische Centra te Amsterdam, NIV
  • Dr. S. (Sander) van Doorn, huisarts, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Utrecht te Utrecht, NHG
  • Prof. dr. M.K. (Kamran) Ikram, neuroloog, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam, NVN
  • H. (Hans) van Laarhoven, zelfstandig adviseur, werkzaam bij Laerhof Advies, Harteraad

 

Met ondersteuning van

  • Dr. B.H. (Bernardine) Stegeman, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

De Groot (voorzitter)

Cardioloog-elektrofysioloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam

Mede-oprichter Stichting Atrial Fibrillation Innovation Platform

Unrestricted grant voor AF bij Hartfalen, Pathofysiologische onderzoek (valt buiten de afbakening)

Geen (valt buiten de afbakening)

Brakel

Cardio-thoracaal chirurg
Catharina Ziekenhuis, Eindhoven

Verzorgen van trainingen voor chirurgische behandeling van AF (Trainingscontract met Medtronic; inkomsten voor de afdeling)

Geen

Geen

Coppens

Internist-vasculaire geneeskunde
Amsterdam Universitair Medische Centra, Amsterdam

* Wetenschappelijke adviesraad Trombosestichting Nederland (onbetaald).
* Voorzitter Werkgroep Trombose & Hemostase van de Nederlandse Vereniging van
Internisten Vasculaire Geneeskunde (NVIVG; onbetaald)
* Lid Nederlandse Vereniging van Hemofiliebehandelaars (NVHB; onbetaald)

Betaald adviseurschap of betaalde lezingen/nascholingen voor Bayer, Daiichi
Sankyo, CSL Behring, Sobi, NovoNordisk, Pfizer,  Medcon International, MeDTalks en Bureau Prevents.
NB: alle opbrengsten worden overgemaakt naar de instelling

Investigator initiated studies met externe financiële ondersteuning en door industrie geïnitieerde studies Bayer, UniQure, Roche CSL Behring and Daiichi Sankyo

Geen (valt buiten de afbakening, niet over AF-patiënten; onderzoek ging bijvoorbeeld over DOAC bij short bowel patiënten)

Van der Voort

Cardioloog-electrofysioloog Catharinaziekenhuis Eindhoven

Bestuurslid van NHRA, onbetaald

Geen

Geen

Laarhoven

Zelfstandig adviseur voor de zorg

Bestuurslid LAREB, vergoeding conform normering NTVZ

Voorzitter Raad van Toezicht stichting Leefh, vergoeding conform NVTZ

* Lid Patientenadviesraad Pfizer, vacatievergoeding

* Adviesraad ‘NOAC’ (eenmalig 2019, vacatievergoeding)

Geen

Van Doorn

* Assistant professor, Julius Centrum, UMC Utrecht
* Huisarts

Geen

* Betrokken als co-PI van het ALL-IN onderzoek, naar de substitutie van AF zorg van de 2e lijn naar de huisarts, inclusief behandeling met anticoagulantia: doe 10.1093/eurheartj/ehaa055 (afgerond)

* co-PI betrokken bij het FRAIL-AF onderzoek, een gerandomiseerd onderzoek naar de veiligheid en effectiviteit van DOAC’s bij kwetsbare ouderen: trialregister.nl NTR6721, doi 10.1136/bmjopen-2019-032488 (lopend)

* Betrokken bij onderzoek met routine zorg data (CPRD) naar de veiligheid en effectiviteit van DOAC’s, en een systematische review naar DOAC doseringen.

Geen

Hemels

* Cardioloog-elektrofysioloog Rijnstate ziekenhuis

* Programmaleider NVVC Connect atriumfibrilleren

* Associate editor van Netherlands Heart Journal, géén vergoeding

* Onderwijsactiviteiten voor medisch specialisten, huisartsen, (ziekenhuis)apothekers en arts-assistenten/physician assisants, betreft urenvergoeding

 

* Principal investigator (samen met prof. M.V. Huisman) van het Dutch AF onderzoeks en registratieproject namens de NVVC en in opdracht van VWS/ZonMw. Er gaat een vergoeding naar de vakgroep cardiologie in het Rijnstate i.v.m. mijn werkzaamheden voor dit project, ook gefinancierd door FNT

* Local principal investigator van diverse patiëntgebonden studies (hartritmestoornissen gerelateerd) in het Rijnstate ziekenhuis, géén persoonlijke vergoeding hiervoor

Geen

Ikram

Hoogleraar Klinische Neuro-epidemiologie en neuroloog, Afdelingen Neurologie & Epidemiologie, Erasmus MC, Rotterdam  

Geen

Geen

Geen

Stegeman

Senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen

Meelezer

Jakulj

* Internist-nefroloog Amsterdam UMC en Dianet

* Lid richtlijnencommissie Nederlandse Federatie voor Nefrologie

Geen

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door een afgevaardigde patiëntenvereniging in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Harteraad en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module 1 Definitie en diagnose van atriumfibrilleren

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 2 Atriumfibrilleren, subtype, burden en progressie

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 3 Screenen voor atriumfibrilleren

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 4 Integrale behandeling voor patiënten met atriumfibrilleren

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 5.1 Antitrombotisch beleid ter preventie van herseninfarct

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 5.2 Afsluiting of verwijdering van het linker hartoor

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 6.1 Frequentiecontrole

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 6.2 Ritmecontrole

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 6.2.1 Ritmecontrole met antiaritmische medicatie

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 6.3 Katheterablatie

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 6.4 Chirurgie voor atriumfibrilleren en concomitante chirurgie voor atriumfibrilleren

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 6.5 Hybride katheter-/ chirurgische ablatie procedures

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 6.6 Peri-procedureel management ter preventie van herseninfarct

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 7 Cardiovasculaire risicofactoren en bijkomende ziekten

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.1 Atriumfibrilleren bij hemodynamische instabiliteit

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.2 Acute coronaire syndromen, chronisch coronairlijden, en percutane en chirurgische revascularisaties bij patiënten met atriumfibrilleren

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.3 Acuut herseninfarct of hersnebloeding bij patiënten met atriumfibrilleren

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.4 Bloeding ten tijde van antistolling

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.5 Atriumfibrilleren en valvulaire hartziekte

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.6 Atriumfibrilleren en chronische nierschade

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.7 De oudere en kwetsbare patiënt met atriumfibrilleren

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.8 Atriumfibrilleren en aangeboren hartafwijkingen

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.9 Atriumfibrilleren bij erfelijke hartspierziekten

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.10 Atriumfibrilleren tijdens de zwangerschap

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.11 Atriumfibrilleren in professionele sporters

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 8.12 Postoperatief atriumfibrilleren

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 9 Sekse-gerelateerde verschillen in atriumfibrilleren

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Module 10 Epidemiologie, implicaties en behandeling van subklinisch AF/AHRE

Geen financiële gevolgen

Het overgrote deel voldoet aan de norm.

Implementatie

De werkgroep is vooral inhoudelijk bezig geweest met het aanpassen van de ESC-richtlijn ‘Diagnosis and management of atrial fibrillation’ naar de Nederlandse praktijk. De werkgroep heeft een aantal suggesties gegeven voor het onder de aandacht brengen bij medische professionals van de nieuwe richtlijn. De verdere implementatie van de aanbevelingen uit de richtlijn valt buiten de expertise van de werkgroep.

 

Voorstel voor te ondernemen acties per partij

Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om aandacht te geven aan de richtlijn.

 

Alle direct betrokken wetenschappelijk verenigingen/beroepsorganisaties

  • Bekend maken van de richtlijn onder de leden.
  • Publiciteit voor de richtlijn maken door over de richtlijn te publiceren in tijdschriften en te vertellen op congressen.

 

De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals

  • Het bespreken van de aanbevelingen in de vakgroepsvergadering en lokale werkgroepen.
  • Het bespreken van de richtlijnen in de onderwijsuren van de medisch specialist in opleiding
  • Het volgen van bijscholing die bij deze richtlijn ontwikkeld gaat worden.
  • Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.

 

Het Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Toevoegen van de richtlijn aan de Richtlijnendatabase.

 

Werkwijze

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met atriumfibrilleren. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door het Zorginstituut Nederland, Zelfstandige Klinieken Nederland, Nederlandse Vereniging voor Neurologie, Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen, Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, Federatie voor Nederlandse Trombosediensten, Nederlandse Vereniging voor Hart- en Vaatverpleegkundigen, Nederland Huisartsen Genootschap en Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd via Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbevelingen)

De Engelse tekst uit de ESC-richtlijn Diagnosis and management of atrial fibrillation uit 2020 (Hindricks, 2020) is overgenomen, tenzij er argumenten voor de Nederlandse praktijk van belang zijn. De tekst is vervolgens aangepast en in het Nederlands opgesteld.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.  

 

Vertalen van aanbevelingen

De European Society of Cardiology gebruikt een standaardformulering voor de aanbevelingen op basis van de klasse en niveau van het bewijs. Deze standaardformulering met vertaling naar het Nederlands staat in de onderstaande tabel weergegeven.

 

Class of recommendations

Suggested wording to use

Nl’se vertaling, gehanteerd door onder andere de CVRM-richtlijn

I

Is recommended/is indicated

Sterke aanbeveling met een actieve, directieve formulering, zoals behandel, streef naar, et cetera

II

 

 

IIa

Should be considered

Zwakke aanbeveling met een actieve, directieve formulering, zoals overweeg

IIb

May be considerd

Zwakke aanbeveling met als formulering: kan worden overwogen

III

Is not recommended

Sterke aanbeveling met een actieve, directieve formulering, zoals behandel niet, et cetera

CVRM, CardioVasculair RisicoManagement

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Hindricks G, Potpara T, Dagres N, et al. 2020 ESC Guidelines for the diagnosis and management of atrial fibrillation developed in collaboration with the European Association of Cardio-Thoracic Surgery (EACTS) (published online ahead of print, 2020 Aug 29). Eur Heart J. 2020;ehaa612. doi:10.1093/eurheartj/ehaa612

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html.

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Volgende:
Epidemiologie, implicaties en behandeling van subklinisch AF/AHRE