Conclusie keuzevolgorde farmacotherapie
Uitgangsvraag
Er is geen uitgangsvraag bij deze module geformuleerd.
Aanbeveling
De Richtlijnwerkgroep is daarnaast van mening dat de keuze van een psychofarmaca mede gebaseerd dient te zijn op individuele patiëntfacto-ren zoals (in willekeurige volgorde):
Co-morbide psychische stoornissen: bijvoorbeeld serotonineheropnameremmers bij patiënten met een depressieve stoornis, een obsessief-compulsieve stoornis of boulimia nervosa Een eventueel ander beoogd effect: bijvoorbeeld extra beïnvloeding van het slaappatroon met trazodon of mirtazapine Co-morbide somatische aandoeningen, die kunnen gelden als eventuele contra-indicatie Eerdere positieve respons op een bepaald psychofarmacon, dat dan opnieuw toegepast kan worden Positieve respons van een eerstegraads familielid op een bepaald antidepressivum, dat dan ook bij de betreffende patiënt toegepast kan worden Individuele verschillen in risico's op bijwerkingen Mogelijke interacties, zoals bij SSRI's bij co-medicatie van NSAID's een verhoogd risico op maagdarmbloedingen en bij psychotrope co-medicatie op een serotoninesyndroom (in verband met interacties) De wens van de patiënt
Ook andere factoren kunnen een rol spelen zoals:
Kosten van de psychofarmaca Ervaring van de behandelaar met de psychofarmacaOverwegingen
Er zijn geen overwegingen bij deze module geformuleerd.
Onderbouwing
Samenvatting literatuur
Uit het hiervoor besprokene blijkt er op grond van effectiviteit geen voorkeur te bestaan voor een van de groepen SSRI’s en TCA’s. Ook binnen de groepen lijkt de effectiviteit vergelijkbaar. Een uitzondering vormen de TCA’s, waarbij een voorkeur bestaat voor clomipramine ten opzichte van imipramine. Er is nauwelijks tot geen onderzoek bij paniekstoornis naar de volgorde van de verschillende stappen in de farmacotherapie. De keuze volgorde zoals wordt aangegeven is op basis van (gelijke) effectiviteit en bijwerkingen, gebruikersgemak, veiligheid, prijs, etc.
Op grond van tolerantie en veiligheid spreekt de werkgroep een voorkeur uit voor SSRI’s als eerste keuze preparaat, gevolgd door TCA’s en venlafaxine, voor zover er thans inzicht bestaat. TCA’s en venlafaxine XR dienen gezien de bijwerkingen en veiligheid overwogen te worden vóór behandeling met (high potency) benzodiazepinen of MAOI’s. Er is een voorkeur om venlafaxine niet in de eerste lijn toe te passen. Daarop volgen de (high potency) benzodiazepinen. De MAOI’s hebben een beperkt toepassingsgebied, en moeten worden gereserveerd voor therapie-resistente patiënten (en net als de (high potency) benzodiazepinen alleen in de tweede of derde lijn.
De werkgroep adviseert dan ook de volgende stappen volgorde:
Stap 1: een SSRI
Stap 2: een ander SSRI
Stap 3: venlafaxine of een TCA (clomipramine)
Stap 4: een TCA (clomipramine) of venlafaxine
Stap 5: een (high potency) benzodiazepine
Stap 6: een MAOI.
Vanaf stap 3 dient altijd ook gedragstherapie overwogen te worden, als dat al niet eerder gedaan is.
Referenties
- Aaronson, C.J., et al (2008). Predictors and time course of response among panic disorder patients treated with cognitive-behavioral therapy. Journal of Clinical Psychiatry, 69, 418-424.
- Bakker, A., van Balkom, AJLM, Spinhoven, Ph., Blaauw, B., van Dyck, R. (1998).: Follow-up on the treatment of panic disorder with or without agoraphobia. A quantitative review. Journal of Mental and Nervous Disease, 186, 414-419.
- Balkom, A.J.L.M. van, Bakker, A., Spinhoven, Ph., Blaauw, B.M.J.W., Smeenk, S., & B. Ruesink (1997).: A meta-analysis of the treatment of panic disorder with or without agoraphobia: a comparison of psychopharmacological, cognitive-behavioral, and combination treatments. The Journal of Nervous and Mental Disease, 185, 510-517.
- Balkom, A.J.L. van, Nauta, M.C.E., & Bakker, A. (1995).: Meta-analysis on the treatment of panic disorder with agoraphobia: review and re-examination. Clinical Psychology & Psychotherapy, 2, 1-14.
- Barlow, D.H. (1988).: Anxiety and its disorders. The nature and treatment of anxiety and panic. New York, The Guilford Press
- Barlow, D.H., & Cerny, J.A. (1988).: Psychological treatment of panic. New York, The Guilford Press.
- Bruce, T., Spiegel, D., & Hegel, M. (1999).: Cognitive behavioral therapy helps prevent relapse and recurrence of panic disorder following alprazolam discontinuation: a long-term follow-up of the Peoria and Dartmouth studies. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 67, 151-156.
- Clark, D.M. (1996).: Panic disorder: from theory to therapy. In: P.M. Salkovskis (ed.): Frontiers of cognitive therapy. New York, The Guilford Press.
- Clum, G.A., Clum, G.A., & Surls, R. (1993).: A meta-analysis of treatments for panic disorder. Journal of Consulting & Clinical Psychology, 61, 317-326.
- Cox, B.J., Endler, N.S., Lee, P.S., & Swinson, R.P. (1992).: A meta-analysis of treatments for panic disorder with agoraphobia: imipramine, alprazolam and in vivo exposure. Journal of Behavior Therapy & Experimental Psychiatry, 23, 175-182.
- Craske, M.G. (1999).: Anxiety disorders. Psychological approaches to theory and treatment. Boulder, Westview Press.
- Craske et al (2008). Optimizing inhibitory learning during exposure therapy. Behaviour Research and Therapy, 46, 5-27
- Emmelkamp, P.M.G. (1994).: Behavior therapy with adults. In: A.E. Bergin & S.L. Garfield (eds.): Handbook of psychotherapy and behavior change. 4th Edition. New York, John Wiley and Sons.
- Emmelkamp, P.M.G. (2004).: Behavior therapy with adults. In: M. Lambert (Ed.): Bergin & Garfield's Handbook of psychotherapy and behavior change. 5th Edition. New York, John Wiley and Sons.Emmelkamp, P.M.G.,
- Hoogduin, C.A.L., & Hout, M.A. van den (2000).: Angststoornissen. In: W. Vandereycken, C.A.L. Hoogduin & P.M.G. Emmelkamp (red.): Handboek psychopathologie deel 1. Houten, Bohn Stafleu Van Loghum.
- Fava, G., Rafanelli, C., Grandi, S., Conti, C., Ruini, C., Mangelli, L., & Belluardo, L. (2001). Long-term outcome of panic disorder with agoraphobia treated by exposure Psychological Medicine, 31, 891-898.
- Kampman, M. et al (2008). Outcome Prediction of Cognitive Behaviour Therapy for Panic Disorder: Initial Symptom Severity is Predictive for Treatment Outcome, Comorbid Anxiety or Depressive Disorder, Cluster C Personality Disorders and Initial Motivation Are Not Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 36:99-112.
- Mathews, A.M., Teasdale, J.D., Munby, M., Johnston, D.W., & Shaw, P.M. (1977).: A home-based treatment program for agoraphobia. Behavior Therapy, 8, 915-924.
- Mattick, R.P., Andrews, G., Hadzi-Pavlovic, G., & Christenson, H. (1990).: Treatment of panic and agoraphobia: An integrative review. The Journal of Nervous and Mental Disease, 178, 567-576.
- McNally, R.J. (2007). Mechanisms of exposure therapy: How neuroscience can improve psychological treatments for anxiety disorders. Clinical Psychology Review, 27 (6), 750-759.
- Oei, T.P.S., Llamas, M., & Devilly, G.J. (1999).: The efficacy and cognitive processes of cognitive behaviour therapy in the treatment of panic disorder with agoraphobia. Behavioural & Cognitive Psychothe-rapy, 27, 63-88
- Ost, L-G. (1987).: Applied relaxation: description of a coping technique and review of controlled studies. Behaviour Research & Therapy, 25, 397-409.
- Otto, M.W., Pollack, M.H., Sachs, G., Reiter, S., Meltzer-Brody, S., & Rosenbaum, J. (1993).: Discontinuation of benzodiazepine treatment: Efficacy of cognitive-behavioral therapy for patiënts with panic disorder. American Journal of Psychiatry, 150, 1485-1490.
- Peter, H., Bruckner, E., Hand, I.M., Rohr, W. & Rufer, M. (2007). Treatment outcome of female agoraphobics 3 - 9 years after exposure in vivo: A comparison with healthy controls. Journal of Behavior Therapy & Experimental Psychiatry (2009).
- Roberge, P., Marchand, A., Reinharz, D. & Savard, P. (2008).Cost-Effectiveness Analysis of Agoraphobia: A Randomized, Controlled Trial and Cognitive-Behavioral Treatment for Panic Disorder With Agoraphobia. Behavior Modification, 32, 333-345.
- Siev, Y & Chambless, D. (2007). Specificity of treatment effects: Cognitive therapy and relaxation for generalized anxiety and panic disorders. Journal of Consulting & Clinical Psychology, 75(4) , 513-522
- Wiborg, I.M., & Dahl, A.A. (1996).: Does brief dynamic psychotherapy reduce the relapse rate of panic disorder? Archives of General Psychiatry, 53, 689-694.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-01-2013
Laatst geautoriseerd : 01-01-2013
Geplande herbeoordeling :
De Multidisciplinaire Richtlijn Angststoornissen wordt op dit moment ge-update. Naar de revisie van de MDR Angststoornissen kan op de volgende wijze verwezen worden: Richtlijnherziening van de Multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen (eerste revisie). Richtlijn voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van volwassen patiënten met een angststoornis.
Algemene gegevens
De digitale versie van deze richtlijn is ontwikkeld vanuit het Landelijk Actieprogramma Kwaliteit geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg (LAK GGZ/VZ). Dit programma is een initiatief van het ministerie van VWS en wordt gecoördineerd en gefinancierd door ZonMw.
Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO
Het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, gevestigd in Utrecht, heeft tot doel individuele beroepsbeoefenaren, hun beroepsverenigingen en zorginstellingen te ondersteunen bij het verbeteren van de patiëntenzorg. Sinds zijn oprichting in 1979 heeft het CBO zich ontwikkeld tot een toonaangevend en ook internationaal erkend instituut dat via programma's en projecten ondersteuning en begeleiding biedt bij systematisch en gestructureerd meten, verbeteren, herontwerpen en borgen van kwaliteit van de patiëntenzorg.
Trimbos-instituut
Het Trimbos-instituut is het landelijk kennisinstituut voor de geestelijke gezondheidszorg, de verslavingszorg en de maatschappelijke zorg.
De missie van het Trimbos-instituut is kennis over geestelijke gezondheid creëren en doen toepassen in beleid en praktijk van de geestelijke gezondheidszorg, de verslavingszorg en de maatschappelijke zorg.
Samenstelling werkgroep
De multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen is op initiatief en onder auspiciën van de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ en de daaronder ressorterende Commissie Cliëntenparticipatie tot stand gebracht door de werkgroep Angststoornissen waarin de deelnemende verenigingen en organisaties hebben samengewerkt.
Methodologische en organisatorische ondersteuning en begeleiding werden verzorgd door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO en het Trimbos-instituut.
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ
Voorzitter
R.M.W. Smeets, Raad van Bestuur GGZ Friesland
Vice-voorzitter
Prof.dr. G. Hutschemaekers, De Gelderse Roos, Arnhem
Secretaris
Mw. dr. A. Eland (tot januari 2002) en dr. A.L.C.M. Henkelman, Trimbos-instituut
Leden
Ir. T.A. van Barneveld, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO
Mw. H. Blankman, Federatie Verpleegkunde in de GGZ (FVGGZ)
Mw. dr. J.H. Dekker, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
Dr. P.M.A.J. Dingemans, Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
Dr. P.A. de Groot t, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
Prof.dr. R.W. Trijsburg, Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP)
Agendaleden
Prof. Dr. W.J.J. Assendelft, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
Dr. dr. G.A. van Essen, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
Mw. dr. G.H.M.M. ten Horn
Drs. J. Penninga, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Adviseur
Prof. dr. J.A. Swinkels, AMC De Meren, Amsterdam/Trimbos-instituut
Commissie Cliëntenparticipatie
Voorzitter
Mw. dr. G.H.M.M. ten Horn
Secretaris
Mw. drs. C. van der Veen, Trimbos-instituut
Leden
Mw H. Boumans, Ypsilon
Mw. E. Dangerman, Stichting Borderline
Mw. T. de Vent, Stichting Labyrint/ In Perspectief
Mw. drs. A.M. Dijkman, Vereniging voor Manisch Depressieve en Betrokkenen (VMDB)
T. Festen
Mw. H. van ’t Kooten, Vereniging voor Manisch Depressieve en Betrokkenen (VMDB)
B.H. Kraaijenbrink, Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa
Mw. I. Lüneburg, Landelijke Vereniging Balans
Mw. M. Mannak-Bouman, Stichting Labyrint/In Perspectief
Mw. I. Poort, Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA)
Mw. drs. M.K. Taams, Stichting FobieVrienden
Mw. M. Van der Linden, Angst, Dwang en Fobiestichting
Mw. L. van ’t Veen, Cliëntenbond in de GGZ
M. Vermeulen, Anoiksis
T. Vriens, Stichting Pandora
Mw. drs. J. Zwanikken-Leenders, GGZ Den Bosch
Werkgroep Angststoornissen
Voorzitter
Prof. dr. Ph. Spinhoven, hoogleraar Universiteit Leiden
Leden
Prof. dr. A.J.L.M. van Balkom, psychiater, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam
Mw. M. Boon, creatief therapeut, Sinai Centrum, Amersfoort
Mw. drs. C.A.M. Bouwmans, gezondheidswetenschapper, iMTA, Rotterdam
F.E. ten Broeke, psycholoog
Prof. dr. R. van Dyck, hoogleraar psychiatrie, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam
Prof. dr. P.M.G. Emmelkamp, psycholoog
Mw. dr. M.H. Grol, huisarts
Mw. dr. L. Hakkaart-van Roijen, gezondheidseconoom, iMTA, Rotterdam
Mw. drs. H. de Kam, verpleegkundig stafmedewerker, Symforagroep Zon en Schild, Amersfoort
Dr. C.W. Korrelboom, psychotherapeut, Parnassia Psycho-medisch Centrum, Den Haag
Drs. J.C.G.J. Oomen, psychotherapeut, Vincent van Gogh Instituut, Venray
G.J.M. Roodbol MScN, verpleegkundig specialist, Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen
Mw. drs. E.M.A.A. Rozenbroek, apotheker, Apotheek Koek, Amsterdam
Mw. drs. M. Scholte, onderzoeker, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, Utrecht
Mw. drs. M.K. Taams, cliëntvertegenwoordiger, Stichting Fobie Vrienden, Hillegom
Dr. B. Terluin, huisarts, senior onderzoeker, Emgo-instituut, Amsterdam
Mw. S.C.D. Timmer, maatschappelijk werk
Mw. M. Ulrich, cliëntvertegenwoordiger
Drs. D.W.F. Veldhorst, bedrijfsarts, ‘Arboreijn' Arbo en reïntegratiebedrijf, Ede
Dr. S. Visser, klinisch psycholoog/psychotherapeut, Angstpolikliniek GGZ Buitenamstel, Amsterdam
Mw. dr. I.M. van Vliet, psychiater, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
Met dank aan:
Mw.drs. M. Scholte, NIZW, leverde de werkgroep belangrijke bijdragen voor het hoofdstuk "Ondersteunende interventies".
Adviseurs
Mw. drs. M.M. Kroeze, adviseur Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht, adviseur (tot mei 2002)
Mw. drs. A. Hagemeijer , adviseur Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht, adviseur (vanaf mei 2002)
Mw. dr. M.J.C. van Hattum, wetenschappelijk medewerker, Trimbos instituut, Utrecht secretaris (tot september 2002)
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
Voor artikelen betreffende preventie of therapie:
A1 |
systematische reviews die ten minste enkele onderzoeken van A2-niveau betreffen, waarbij de resultaten van afzonderlijke onderzoeken consistent zijn |
A2 |
gerandomiseerd vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit (gerandomiseerde, dubbelblind gecontroleerde trials) en van voldoende omvang en consistentie |
B |
gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd, vergelijkend cohortonderzoek, patiëntcontroleonderzoek) |
C |
niet-vergelijkend onderzoek |
D |
mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
Voor artikelen betreffende diagnostiek:
A1 onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis worden gebruikt en voldoende rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid van diagnostische tests
A2 onderzoek ten opzichte van een referentietest, waarbij van tevoren criteria zijn gedefinieerd voor de te onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de 'gouden standaard' moeten onafhankelijk zijn beoordeeld. Bij situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische regressie
B vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd
C niet-vergelijkend onderzoek
D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden
Niveau van de conclusie op basis van de literatuuranalyse:
|