Trauma-gerichte cognitieve gedragstherapie
Uitgangsvraag
Er is bij deze module geen uitgangsvraag geformuleerd.
Aanbeveling
Traumagerichte cognitieve gedragstherapie wordt aanbevolen bij de behandeling van PTSS.
Imaginaire exposure wordt aanbevolen bij traumagerichte CGT bij PTSS.
Schrijftherapie wordt aanbevolen bij de behandeling van PTSS en kan via het internet plaatsvinden.
Overwegingen
Traumagerichte cognitieve gedragstherapie is één van de meest in aanmerking komende psychologische interventies bij PTSS. Hoewel er ook aanwijzingen zijn dat stress-management en meer cognitieve interventies effectief kunnen zijn lijken de effecten van traumagerichtte cognitieve gedragstherapie superieur.
Behandeling via schrijftherapie is laagdrempelig en kan via het internet aangeboden worden.
Onderbouwing
Achtergrond
Traumagerichte cognitieve gedragstherapie bestaat in feite uit een aantal procedures die elkaar deels overlappen en die deels van elkaar verschillen. Hieronder wordt nader ingegaan op twee varianten: imaginaire exposure en schrijftherapie.
Imaginaire exposure (IE)
Imaginaire exposure is een procedure waarbij de cliënt wordt geholpen de traumatische herinneringen zodanig te herbeleven dat verwerking kan plaatsvinden. De nadruk ligt op herhaalde en langdurige herbeleving waarbij (cognitieve en emotionele) vermijding tot een minimum wordt beperkt. Een wezenlijk onderdeel van IE is het dagelijks luisteren naar audio-opnames van de exposure-sessies. De zittingen duren idealiter 90 minuten. De behandeling bestaat meestal uit ongeveer tien zittingen. In trauma-focussed CGT wordt IE vaak aangevuld met exposure in vivo en cognitieve interventies.
Schrijftherapie
Traumagerichtte CGT kan ook in de vorm van schrijfopdrachten plaatsvinden. In schrijftherapie ontvangen patiënten gerichte instructies betreffende het onderwerp dat zij gaan beschrijven, de manier waarop zij schrijven, de frequentie, de tijd die zij aan het schrijven besteden, en de locatie. Tijdens de zittingen worden de ervaringen met het schrijven en de effecten ervan besproken. Deze behandeling kan ook via het internet uitgevoerd worden.
Conclusies
Niveau 1 |
Traumagerichte cognitieve gedragstherapie is een effectieve behandeling bij PTSS. |
Niveau 1 |
Traumagerichte cognitieve gedragstherapie bij PTSS kan betrekkelijk kort duren (acht tot twaalf zittingen), waarbij van diverse behandelingen uitgewerkte protocollen bestaan. |
Niveau 1 |
Imaginaire exposure exposure lijkt een belangrijk bestandsdeel van traumagerichte therapie. |
Niveau 2 |
Het is aannemelijk dat schrijftherapie uitgevoerd via het internet effectiever is dan een wachtlijstcontrolegroep. |
Niveau 2 |
Het is aannemelijk dat schrijftherapie even effectief is als traumagerichte CGT. |
Samenvatting literatuur
Het bewijs voor de effectiviteit van traumagerichte CGT is sterk (Rothbaum, Meadows, Resick & Foy, 2000; Van Etten en Taylor, 1998; Bisson et al., 2007; Bradley et al., 2005; Seidler & Wagner, 2006) De belangrijkste componenten van traumagerichtte CGT zijn herhaalde imaginaire exposure aan de traumatische gebeurtenissen en exposure in-vivo aan situaties die in het dagelijks leven vermeden worden (Foa, Keane, & Friedman, 2000). Bij nameting voldeed 70% van de patiënten die de behandeling afmaakten niet meer aan de criteria voor PTSS (Bradley et al., 2005).
Een aantal reviews en meta-analyses laat zien dat traumagerichte therapie, waarbij imaginaire exposure een essentieel onderdeel is een effectieve behandeling is voor PTSS (Van Etten & Taylor, 1998; Foa, Keane, & Friedman, 2000;; Seidler & Wagner, 2006; Bisson et al., 2007;).
De afgelopen jaren werden verschillende gecontroleerde onderzoeken gerapporteerd naar het effect van schrijftherapie bij PTSS. In twee onderzoeken bleek schrijftherapie uitgevoerd via het internet effectiever dan een wachtlijstcontrolegroep (Lange et al., 2001; 2003). In een RCT werd face-to-face schrijftherapie vergeleken met trauma-focussed CGT. Beide behandelingen bleken even effectief (van Emmerik, Kamphuis & Emmelkamp, 2007).
Zoeken en selecteren
Er is gezocht in Medline/Medscape en Psychinfo (psychotherapy; meta-analysis; PTSD: cognitive therapy; behaviour therapy; EMDR). Voorts is kennis genomen van Effective Treatments for PTSD: Practice guidelines from de International Society for Traumatic Stress Studies (ISTSS; Foa, Keane & Friedman, 2000), de NICE richtlijnen voor het Verenigd Koninkrijk en de Australian guidelines for the treatment of adults with acute stress disorder and posttraumatic stress disorder (Australian Center for Posttraumatic Mental Health, 2007).
Referenties
- Bryant, R. A., Moulds, M. L., Guthrie, R. M., Dang, S. T., & Nixon, R. D. V. (2003). Imaginal exposure alone and imaginal exposure with cognitive restructuring in treatment of posttraumatic stress disorder. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 71(4), 706-712.
- Australian Center for Posttraumatic Mental Health. (2007). Australian guidelines for the treatment of adults with acute stress disorder and posttraumatic stress disorder. Melbourne, Australia: Australien Center for Posttraumatic Mental Health.
- Bisson, J. I., Ehlers, A., Matthews, R., Pilling, S., Richards, D., & Turner, S. (2007). Psychological treatments for chronic post-traumatic stress disorder. Systematic review and meta-analysis. British Journal of Psychiatry, 190, 97-104.
- Bradley, R., Greene, J., Russ, E., Dutra, L., & Westen, D. (2005). A multidimensional meta-analysis of psychotherapy for PTSD. American Journal of Psychiatry, 162, 214-227.
- Chemtob, M.C., Tolin, D.F., Van der Kolk, B.A., Pitman, R.K. (2000). Eye Movement Desensitization and Reprocessing. In: E.B. Davidson, P.R., Parker, K.C. (2001). Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR): A meta-analysis. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 69, 305-316.
- Clarke, S.B., Rizvi, S.L., & Resick, P.A. (2008). Borderline personality characteristics and treatment outcome in cognitive-behavioral treatments for PTSD in female rape victims. Behaviour Therapy, 39, 72-78.
- Devilly, G. J., & Spence, S. H. (1999). The relative efficacy and treatment distress of EMDR and a cognitive-behavior trauma treatment protocol in the amelioration of Post-traumatic Stress Disorder. Journal of Anxiety Disorders, 13, 131-157.
- Etten, M.L. van, Taylor, S. (1998). Comparative efficacy of treatments for posttraumatic stress disorder: A meta-analysis. Clinical psychology and psychotherapy, 5, 126-144.
- Foa, E. B., Keane, T. M., & Friedman, M. (2000). Effective treatments for PTSD. Practice Guidelines from the International Society of Traumatic Stress Studies. New York: Guilford.A34
- Foa, E. B., Keane, T.M., Friedman, M.J. (Eds.) (2000). Effective treatments for PTSD: Practice guidelines from the International Society for Traumatic Stress Studies. London: Guilford.
- Hembree, E.A., Cahill, S.P., & Foa, E.B. (2004). Impact of personality disorders in treatment outcome for female assault survivors with chronic posttraumatic stress disorder. Journal of Personality Disorders, 18, 117-127.
- Ironson, G., Freund, B., Strauss, J.L., & Williams (2002). Comparison of two treatments for traumatic stress: A community based study of EMDR and prolonged exposure. Journal of Clinical Psychology, 58, 113-128.
- Kolk, B.A. van der, McFarlane, A.C., Weisaeth, J.P. (Eds.) (1996). Traumatic Stress: The effects of overwhelming experience on mind, body and society. New York: Guilford.
- Lange, A, , Ven, J.-P.Q.R. van de., Schrieken, B.A.L., & Emmelkamp, P.M.G. (2001). INTERAPY. Treatment of post-traumatic stress through the Internet: A controlled trial. Journal of Behavior Therapy & Experi-mental Psychiatry, 32, 73-90.
- Lange, A., Rietdijk, D., Hudcovicova, M., Van de Ven, J-P., Schrieken, S. & Emmelkamp,. P.M.G. (2003). Interapy. A controlled randomized trial of the standardized treatment of posttraumatic stress through the Internet. Journal of Consulting & Clinical Psychology, 71, 901-909.
- Lee, C. W., Gavriel, H., Drummond, P. D., Richards, J., & Greenwald, R. (2002). Treatment of PTSD: Stress inoculation training with prolonged exposure compared to EMDR. Journal of Clinical Psychology, 58, 1071-1089.
- Lee, C. W., Taylor, G., & Drummond, P. D. (2006). The active ingredient in EMDR: Is it traditional exposure or dual focus of attention? Clinical Psychology and Psychotherapy, 13, 97-107.
- Marks, I., Lovell, K., Noshirvani, H., Livanou, M., & Thrasher, S. (1998). Treatment of psotraumatic stress disorders by exposure and/or cognitive restructuring: A controlled study. Archives of General Psychiatry, 55, 317-325.
- McDonagh, A., Friedman, M., McHugo, G., Ford, J., Sengupta, A., Mueser, K., Demment, C.C., Fournier, D., & Schnurr, P. (2005). Randomized trial of cognitive-behavioral therapy for chronic post-traumatic stress disorder in adult female survivors of childhood sexual abuse. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 73, 515-524.
- National Collaborating Centre for Mental Health. (2005). Clinical Guideline 26. Post-Traumatic Stress Disorder. The Management of PTSD in Adults and Children in Primary and Secondary Care. London, UK: National Institute for Clinical Excellence.
- Power, K., McGoldrick, T., Brown, K., Buchanan, R., Sharp, D., Swanson, V., et al. (2002). A controlled comparison of eye movement desensitization and reprocessing versus exposure plus cognitive restructuring versus waiting list in the treatment of post-traumatic stress disorder. Clinical Psychology and Psychotherapy, 9, 299-318.
- Resick PA, Galovski TE, Uhlmansiek MO, Scher CD, Clum GA, Young-Xu Y. (2008). A randomized clinical trial to dismantle components of cognitive processing therapy for posttraumatic stress disorder in female victims of interpersonal violence. J Consult Clin Psychol. 2008 Apr;76(2):243-58.
- Rothbaum, B. O., Astin, M. C., & Marsteller, F. (2005). Prolonged exposure versus Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) for PTSD rape victims. Journal of Traumatic Stress, 18, 607-616.
- Rothbaum, B.O., Meadows, E.A., Resick, P., Foy, D.W. (2000). Cognitive-Behavioral Therapy. In: E.B. Foa, T.M. Keane, M.J. Friedman (Eds.) (2000). Effective treatments for PTSD: Practice guidelines from the International Society for Traumatic Stress Studies. London: Guilford.
- Seidler, G. H., & Wagner, F. E. (2006). Comparing the efficacy of EMDR and trauma-focused cognitive-behavioral therapy in the treatment of PTSD: A meta-analytic study. Psychological Medicine, 36, 1515-1522.
- Shalev, A.Y., Bonne, O., Eth, S. (1996). Treatment of posttraumatic stress disorder: A review. Psychosomatic Medicine, 58, 165-182.
- Sherman, J.J. (1998). Effects of psychotherapeutic treatments for PTSD: a meta-analysis of controlled clinical trials. Journal of Traumatic Stress, 11, 413-35. Solomon, S.D., Davidson, J.R.T. (1997). Trauma: Prevalence, Impairment, Service use, and Cost. Journal of Clinical Psychiatry, 58, 5-11.
- Solomon, S.D., Gerrity, E.T., Muff, A.M. (1992). Efficacy of treatments for posttraumatic stress. Journal of Cognitive Psychotherapy: An International Quarterly, 49, 3-17.
- Tarrier, N., & Sommerfield, C. (2004). Treatment of chronic PTSD by cognitive therapy and exposure: 5-year follow-up. Behavior Therapy, 35, 231-246.
- Taylor, S., Thordarson, D. S., Fedoroff, I. C., Maxfield, L., Lovell, K., & Ogrodniczuk, J. (2003). Comparative efficacy, speed, and adverse effects of three PTSD treatments: Exposure therapy, EMDR, and relaxation training. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 71, 330-338.
- Van der Kolk B.A., Spinazzola, J., Blaustein, M.E., Hopper, J.W., Hopper, E.K., Korn, D.L., Simpson, W.B. (2007). A randomized clinical trial of eye movement desensitization and reprocessing (EMDR), fluoxetine, and pill placebo in the treatment of posttraumatic stress disorder: treatment effects and long-term maintenance. Journal of Clinical Psychiatry, 68, 37-46.
- Van Emmerik, A., Kamphuis, J.H. & Emmelkamp, P.M.G. (2008). Treatment of acute stress disorder and post-traumatic stress disorder with cognitive behavioural therapy or structured writing therapy: A randomised controlled trial. Psychotherapy & Psychosomatics (in press).
- Vaughan, K., Armstrong, M. S., Gold, R., O'Connor, N., Jenneke, W., & Tarrier, N. (1994). A trial of eye movement desensitization compared to image habituation training and applied muscle relaxation in post-traumatic stress disorder. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 25, 283-291.
- Yule, W. (Ed.) (1999). Posttraumatic stress disorders: Concepts and Therapy. New York: Wiley.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-01-2013
Laatst geautoriseerd : 01-01-2013
De Multidisciplinaire Richtlijn Angststoornissen wordt op dit moment ge-update. Naar de revisie van de MDR Angststoornissen kan op de volgende wijze verwezen worden: Richtlijnherziening van de Multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen (eerste revisie). Richtlijn voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van volwassen patiënten met een angststoornis.
Algemene gegevens
De digitale versie van deze richtlijn is ontwikkeld vanuit het Landelijk Actieprogramma Kwaliteit geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg (LAK GGZ/VZ). Dit programma is een initiatief van het ministerie van VWS en wordt gecoördineerd en gefinancierd door ZonMw.
Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO
Het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, gevestigd in Utrecht, heeft tot doel individuele beroepsbeoefenaren, hun beroepsverenigingen en zorginstellingen te ondersteunen bij het verbeteren van de patiëntenzorg. Sinds zijn oprichting in 1979 heeft het CBO zich ontwikkeld tot een toonaangevend en ook internationaal erkend instituut dat via programma's en projecten ondersteuning en begeleiding biedt bij systematisch en gestructureerd meten, verbeteren, herontwerpen en borgen van kwaliteit van de patiëntenzorg.
Trimbos-instituut
Het Trimbos-instituut is het landelijk kennisinstituut voor de geestelijke gezondheidszorg, de verslavingszorg en de maatschappelijke zorg.
De missie van het Trimbos-instituut is kennis over geestelijke gezondheid creëren en doen toepassen in beleid en praktijk van de geestelijke gezondheidszorg, de verslavingszorg en de maatschappelijke zorg.
Samenstelling werkgroep
De multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen is op initiatief en onder auspiciën van de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ en de daaronder ressorterende Commissie Cliëntenparticipatie tot stand gebracht door de werkgroep Angststoornissen waarin de deelnemende verenigingen en organisaties hebben samengewerkt.
Methodologische en organisatorische ondersteuning en begeleiding werden verzorgd door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO en het Trimbos-instituut.
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ
Voorzitter
R.M.W. Smeets, Raad van Bestuur GGZ Friesland
Vice-voorzitter
Prof.dr. G. Hutschemaekers, De Gelderse Roos, Arnhem
Secretaris
Mw. dr. A. Eland (tot januari 2002) en dr. A.L.C.M. Henkelman, Trimbos-instituut
Leden
Ir. T.A. van Barneveld, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO
Mw. H. Blankman, Federatie Verpleegkunde in de GGZ (FVGGZ)
Mw. dr. J.H. Dekker, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
Dr. P.M.A.J. Dingemans, Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
Dr. P.A. de Groot t, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
Prof.dr. R.W. Trijsburg, Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP)
Agendaleden
Prof. Dr. W.J.J. Assendelft, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
Dr. dr. G.A. van Essen, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
Mw. dr. G.H.M.M. ten Horn
Drs. J. Penninga, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Adviseur
Prof. dr. J.A. Swinkels, AMC De Meren, Amsterdam/Trimbos-instituut
Commissie Cliëntenparticipatie
Voorzitter
Mw. dr. G.H.M.M. ten Horn
Secretaris
Mw. drs. C. van der Veen, Trimbos-instituut
Leden
Mw H. Boumans, Ypsilon
Mw. E. Dangerman, Stichting Borderline
Mw. T. de Vent, Stichting Labyrint/ In Perspectief
Mw. drs. A.M. Dijkman, Vereniging voor Manisch Depressieve en Betrokkenen (VMDB)
T. Festen
Mw. H. van ’t Kooten, Vereniging voor Manisch Depressieve en Betrokkenen (VMDB)
B.H. Kraaijenbrink, Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa
Mw. I. Lüneburg, Landelijke Vereniging Balans
Mw. M. Mannak-Bouman, Stichting Labyrint/In Perspectief
Mw. I. Poort, Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA)
Mw. drs. M.K. Taams, Stichting FobieVrienden
Mw. M. Van der Linden, Angst, Dwang en Fobiestichting
Mw. L. van ’t Veen, Cliëntenbond in de GGZ
M. Vermeulen, Anoiksis
T. Vriens, Stichting Pandora
Mw. drs. J. Zwanikken-Leenders, GGZ Den Bosch
Werkgroep Angststoornissen
Voorzitter
Prof. dr. Ph. Spinhoven, hoogleraar Universiteit Leiden
Leden
Prof. dr. A.J.L.M. van Balkom, psychiater, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam
Mw. M. Boon, creatief therapeut, Sinai Centrum, Amersfoort
Mw. drs. C.A.M. Bouwmans, gezondheidswetenschapper, iMTA, Rotterdam
F.E. ten Broeke, psycholoog
Prof. dr. R. van Dyck, hoogleraar psychiatrie, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam
Prof. dr. P.M.G. Emmelkamp, psycholoog
Mw. dr. M.H. Grol, huisarts
Mw. dr. L. Hakkaart-van Roijen, gezondheidseconoom, iMTA, Rotterdam
Mw. drs. H. de Kam, verpleegkundig stafmedewerker, Symforagroep Zon en Schild, Amersfoort
Dr. C.W. Korrelboom, psychotherapeut, Parnassia Psycho-medisch Centrum, Den Haag
Drs. J.C.G.J. Oomen, psychotherapeut, Vincent van Gogh Instituut, Venray
G.J.M. Roodbol MScN, verpleegkundig specialist, Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen
Mw. drs. E.M.A.A. Rozenbroek, apotheker, Apotheek Koek, Amsterdam
Mw. drs. M. Scholte, onderzoeker, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, Utrecht
Mw. drs. M.K. Taams, cliëntvertegenwoordiger, Stichting Fobie Vrienden, Hillegom
Dr. B. Terluin, huisarts, senior onderzoeker, Emgo-instituut, Amsterdam
Mw. S.C.D. Timmer, maatschappelijk werk
Mw. M. Ulrich, cliëntvertegenwoordiger
Drs. D.W.F. Veldhorst, bedrijfsarts, ‘Arboreijn' Arbo en reïntegratiebedrijf, Ede
Dr. S. Visser, klinisch psycholoog/psychotherapeut, Angstpolikliniek GGZ Buitenamstel, Amsterdam
Mw. dr. I.M. van Vliet, psychiater, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
Met dank aan:
Mw.drs. M. Scholte, NIZW, leverde de werkgroep belangrijke bijdragen voor het hoofdstuk "Ondersteunende interventies".
Adviseurs
Mw. drs. M.M. Kroeze, adviseur Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht, adviseur (tot mei 2002)
Mw. drs. A. Hagemeijer , adviseur Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht, adviseur (vanaf mei 2002)
Mw. dr. M.J.C. van Hattum, wetenschappelijk medewerker, Trimbos instituut, Utrecht secretaris (tot september 2002)
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
Voor artikelen betreffende preventie of therapie:
A1 |
systematische reviews die ten minste enkele onderzoeken van A2-niveau betreffen, waarbij de resultaten van afzonderlijke onderzoeken consistent zijn |
A2 |
gerandomiseerd vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit (gerandomiseerde, dubbelblind gecontroleerde trials) en van voldoende omvang en consistentie |
B |
gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd, vergelijkend cohortonderzoek, patiëntcontroleonderzoek) |
C |
niet-vergelijkend onderzoek |
D |
mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
Voor artikelen betreffende diagnostiek:
A1 onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis worden gebruikt en voldoende rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid van diagnostische tests
A2 onderzoek ten opzichte van een referentietest, waarbij van tevoren criteria zijn gedefinieerd voor de te onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de 'gouden standaard' moeten onafhankelijk zijn beoordeeld. Bij situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische regressie
B vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd
C niet-vergelijkend onderzoek
D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden
Niveau van de conclusie op basis van de literatuuranalyse:
|