Anafylaxie bij kinderen

Initiatief: NVK Aantal modules: 7

Diagnostiek in de acute fase bij anafylaxie bij kinderen

Uitgangsvraag

Welke plaats kan het bepalen van metabolieten van mestcelactivatie het beste krijgen in het diagnostisch traject van kinderen met een acute anafylactische reactie voor het bepalen van de ernst van anafylaxie?

Aanbeveling

Verricht geen aanvullende diagnostiek in de acute fase van anafylaxie.

 

Overweeg bepaling van serum tryptase (in de 2e/3e lijn) bij twijfel over de diagnose anafylaxie.

Overwegingen

Er zijn geen studies verricht naar de voorspellende waarde van het bepalen van metabolieten van mestcelactivatie direct na anafylactische reactie voor het stellen van de diagnose anafylaxie, waardoor geen literatuuranalyse kon worden verricht. Wel is er een Engelse, retrospectieve studie die resultaten laat zien van tryptase metingen bij patiënten (volwassenen en kinderen) die zich in verleden op de SEH presenteerden met anafylaxie (Buka, 2017). In de onderzochte periode is bij 33% van de patiënten een tryptase meting gedaan, gemiddeld op een tijdstip 4 uur en 42 minuten na begin van de reactie. Slechts bij 6 kinderen was een tryptase meting gedaan.

 

Bij 32,6% van de patiënten werd een tryptase gevonden > 11,4 mcg/l. Dit artikel beschrijft sensitiviteit, specificiteit, negatieve en positieve voorspellende waardes van tryptase bepalingen bij patiënten die zich presenteren op de SEH. Echter uitslagen van tryptase bepalingen zijn meestal pas na 1 of meerdere dagen bekend waardoor de rol van deze bepaling in de acute situatie nihil is. Tevens is het moment van afname van belang waardoor de betrouwbaarheid van deze meting beperkt is. De auteurs concluderen dat serum tryptase een slechte biomarker is van anafylaxie. Echter, serum tryptase bepalingen kan zinvol zijn als er twijfel bestaat over de diagnose anafylaxie.

In de praktijk ontstaat soms pas achteraf twijfel over de diagnose anafylaxie omdat dan blijkt dat de symptomen, het tijdsbeloop of de uitlokkende trigger niet eenduidig passen bij de diagnose anafylaxie. In dergelijke gevallen kan geadviseerd worden om bij een volgende reactie tryptase te laten bepalen om te kijken of het om een mestcelgemedieerde reactie gaat. Om te evalueren of het serum tryptase gestegen is, is het raadzaam om een basaal serum tryptase te meten op een willekeurig tijdstip buiten de reactie om. Deze diagnostiek kan in gespecialiseerde centra plaatsvinden.

Onderbouwing

De diagnose anafylaxie wordt gesteld op basis van anamnese en symptomatologie. Echter in sommige gevallen is het stellen van de diagnose anafylaxie lastig, soms is er geen duidelijke trigger voor anafylaxie te vinden en soms is het moeilijk om anafylaxie te onderscheiden van een groot aantal andere aandoeningen (zie Tabel 3 in de algemene inleiding voor de differentiaal diagnose van anafylaxie).

 

Symptomen passend bij anafylaxie zijn het gevolg van mestcelactivatie (direct of IgE gemedieerd). Na activatie komen veel mediatoren vrij waaronder histamine, tryptase en platelet activating factor (PAF). Het bepalen van zowel histamine als PAF is complex door timing van afname en door de complexiteit van de bepalingen. Tryptase kan eenvoudig in serum bepaald worden, echter timing van bloedafname is van belang voor de interpretatie van de uitslag. Tryptase heeft een piekwaarde 30 tot 120 minuten na start van de reactie en daalt vervolgens weer in 6 tot 8 uur naar zijn basaalwaarde.

 

Op dit moment wordt geen aanvullende diagnostiek gedaan ten tijde van anafylaxie. De vraag is of het bepalen van serum tryptase (in gespecialiseerde centra) aanvullende waarde heeft bij het stellen van de diagnose anafylaxie.

-

GRADE

Vanwege het ontbreken van studies konden geen conclusies worden getrokken over de voorspellende waarde van het bepalen van metabolieten van mestcelactivatie direct na anafylactische reactie voor het stellen van de diagnose anafylaxie bij kinderen.

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht van de literatuur werd voor deze uitgangsvraag niet beoordeeld vanwege het ontbreken van studies.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag:

Wat is de voorspellende waarde van het bepalen van metabolieten van mestcelactivatie ten tijde van een anafylactische reactie (bijvoorbeeld tryptase in serum en methylhistamine in urine) voor het stellen van de diagnose anafylaxie?

 

P: kinderen met acute anafylactische reactie;

I: bepalen van metabolieten van mestcelactivatie direct na anafylactische reactie;

C: geen bepaling metabolieten;

O: kans op anafylaxie, diagnostische testeigenschappen (sensitiviteit/specificiteit).

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep achtte kans op anafylaxie een voor de besluitvorming cruciale uitkomstmaten en diagnostische testeigenschappen voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaten.

 

De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities.

 

De werkgroep hield de GRADE-default grenzen (25% voor dichotome uitkomstmaten en 0,5 SD voor continue uitkomstmaten) aan als een klinisch (patiënt) relevant verschil.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (via OVID), Embase (via Embase.com) en de Cochrane Library (via Wiley) is op 10 juli 2019 met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews, gerandomiseerde trials en ander vergelijkend onderzoek (bijvoorbeeld case control, cohortonderzoek) waarin de voorspellende waarde van het bepalen van metabolieten van mestcelactivatie direct na anafylactische reactie werd onderzocht bij kinderen. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 284 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: SR’s, RCT’s en ander vergelijkend onderzoek die de voorspellende waarde van het bepalen van metabolieten van mestcelactivatie direct na anafylactische reactie vergeleek met geen bepaling metabolieten voor het stellen van de diagnose anafylaxie bij kinderen. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 8 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 8 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording) en geen studies definitief geselecteerd.

 

Resultaten

Er werden geen studies opgenomen in de literatuuranalyse.

  1. Berroa, F., Lafuente, A., Javaloyes, G., Ferrer, M., Moncada, R., Goikoetxea, M. J., ... & Gastaminza, G. (2014). The usefulness of plasma histamine and different tryptase cut‐off points in the diagnosis of peranaesthetic hypersensitivity reactions. Clinical & Experimental Allergy, 44(2), 270-277.
  2. Buka, R. J., Knibb, R. C., Crossman, R. J., Melchior, C. L., Huissoon, A. P., Hackett, S., ... & Krishna, M. T. (2017). Anaphylaxis and clinical utility of real-world measurement of acute serum tryptase in UK emergency departments. The Journal of Allergy and Clinical Immunology: In Practice, 5(5), 1280-1287.
  3. Malinovsky, J. M., Decagny, S., Wessel, F., Guilloux, L., & Mertes, P. M. (2008). Systematic follow‐up increases incidence of anaphylaxis during adverse reactions in anesthetized patients. Acta anaesthesiologica Scandinavica, 52(2), 175-181.

Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel

Auteur en jaartal

Redenen van exclusie

Farioli 2019

Wrong population: patients with previous acute coronary syndrome

Gastaminza 2017

Wrong comparison: diagnostic accuracy of tryptase during reaction (TDR) alone and the TDR/basal tryptase (TDR/BT) ratio for discriminating IgE- from non–IgE-mediated allergic reactions

Sahiner 2014

Wrong comparison: sBT levels in children with FA, FA/A and control group

Malinovsky 2008

Wrong study design: tryptase concentration in patients with hypersensitivity reaction or unexplained reaction during anesthesia (children; N=2/22)

Demoly 1999

Wrong comparison: histamine release in peripheral blood basophils in patients with personal history of a drug reaction. Not measured directly after anafylactic reation. Age 8 to 73 year.

Aniceto 2019

Wrong comparison: sBT levels of different types of anaphylaxis

Buka 2017

Wrong comparison: tryptase levels of anaphylaxis patients and non-anaphylaxis patients. Only 6 children with measurement of tryptase

Berroa 2014

Wrong comparison: histamine levels in patients with perioperative reaction and control group, and cutoff values tryptase to differentiate IgE-mediated reactions of non-IgE-mediated

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 19-01-2021

Laatst geautoriseerd  : 19-01-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2026

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2025 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

 

In samenwerking met:

Nederlands Anafylaxis Netwerk

Ambulancezorg Nederland

Doel en doelgroep

Doel

Doel van deze richtlijn is ontwikkelen van een praktische leidraad betreffende herkenning en behandeling van anafylaxie bij kinderen waardoor de diagnose anafylaxie sneller gesteld wordt en adrenaline laagdrempeliger wordt toegediend.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten (kinderen) met anafylaxie, dus onder andere kinderartsen, SEH-artsen, ambulancezorgprofessionals en huisartsen.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2018 een werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen met anafylaxie te maken hebben.

 

Werkgroep

  • Dr. N.J.T. (Nicolette) Arends, kinderarts-allergoloog, werkzaam in het Erasmus MC Sophia te Rotterdam, NVK (voorzitter)
  • Drs. L.N. (Leonieke) van Veen, kinderarts-allergoloog, werkzaam in het Reinier de Graaf Gasthuis te Delft, NVK
  • Drs. A.W. (Wilma) Vriesman, kinderarts, werkzaam in het Albert Schweitzer Ziekenhuis te Dordrecht, participeert vanuit Regionaal Overleg Acute Zorg Zuidwest Nederland (ROAZzwn), NVK
  • Drs. M.T. (Miranda) van Reisen, huisarts, werkzaam in het Medisch Centrum Nuth, NHG
  • Ing. F. (Frans) Timmermans, gepensioneerd, Nederlands Anafylaxis Netwerk

 

Met ondersteuning van

  • Dr. J. (Janneke) Hoogervorst-Schilp, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Arends, voorzitter*

Kinderarts-allergoloog, Erasmus MC Sophia

Medisch coördinator KinderHaven (tot 2019), onbetaald
Bestuurslid sectie kinderallergologie, onbetaald
Lid dagelijks bestuur CSO (Concilium Subspecialistische Opleidingen), onbetaald
Adviesraad Nutricia (dit houdt in 2x per jaar een vergadering) betaald (echter betaling deze gaat naar Erasmus MC Sophia).
Mijn deelname aan de adviesraad van Nutricia leidt m.i. niet tot belangenverstrengeling bij het tot stand komen van deze richtlijn. Nutricia verzorgt onder andere zuigelingenvoeding en houdt zich noch bezig met medicatie, noch met de behandeling van anafylaxie bij kinderen. Ze produceren geen antihistaminica, adrenaline auto-injectoren of steroïden. Ook mijn andere nevenfuncties hebben geen relatie met het ontwikkelen van deze richtlijn.

Geen

Geen actie

Van Reisen

Huisarts, praktijkhouder sinds 2011
locatie: Medisch Centrum Nuth, Markt 25, 6361 CB Nuth
Huisarts sinds oktober 2006

Momenteel geen nevenwerkzaamheden.
Eerder in verschillende commissies gezeten.
Eerdere ervaring: werkgroep NHG standaard Voedselovergevoeligheid.

Geen

Geen actie

Timmermans

Gepensioneerd

CEO / Secretaris Nederlands Anafylaxis Netwerk: Verantwoordelijk voor alle lopende zaken, met betrekking tot verzamelen, validatie, vormgeving en levering van informatie via tijdschrift, website, sociale media; ontwikkeling, productie van cursusmateriaal ten behoeve van educatie van onderwijzend personeel, personeel kinderopvang en overige doelgroepen;
advisering aan, overleg met beroepsorganisaties van medici, onderzoekers, industrie, overheden, zowel nationaal als internationaal;
Belangenbehartiging patiënten bij overheden, industrie, en beroepsorganisaties van medici, onderzoekers, zowel nationaal als internationaal;
Voorzitter van de patient organisation committeeof the European Academy of Allergy and Clinical Immunology;
Vicevoorzitter van de International Food Allergy & Anaphylaxis Alliance.

Alle functies zijn onbetaald.

Intensivering van de expertise status van het Nederlands Anafylaxis Netwerk & European Anaphylaxis Taskforce

Geen actie

Van Veen

Kinderarts-allergoloog, Reinier de Graaf Gasthuis Delft

Medisch Coordinator Allergologie, Reinier de Graaf

Geen

Geen actie

Vriesman

Kinderarts. Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht

Geen

Geen

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het Nederlands Anafylaxis Netwerk af te vaardigen in de werkgroep.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten. In het licht van de bevindingen van de Kwaliteits- & Doelmatigheidsagenda over aantallen beschikbare indicatoren en de moeilijkheid van het ontwikkelen van toepasselijke indicatoren, is er besloten (vooralsnog) geen indicatoren te ontwikkelen.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn (NVK, 2010) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door IGJ, V&VN, Nederlands Anafylaxis Netwerk, Lareb, NVDV, NVK, Stichting Kind en Ziekenhuis, AZN (Ambulancezorg Nederland) via een schriftelijke knelpunteninventarisatie. Een overzicht van de input en de reactie van de werkgroep is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaalt dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van de zorg.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html.

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Organisatie van zorg