Alopecia areata

Initiatief: NVDV Aantal modules: 7

Achtergrond

Etiologie

De etiologie van alopecia areata (AA) is nog deels onbekend. Omgevings-, immunologische- en genetische factoren lijken een rol te spelen. De collaps van het immuunprivilege van haarfollikels in de anagene fase is een element in de ontstaanswijze van AA dat ondertussen steeds meer erkend wordt (Bertolini, 2020). Het immuunprivilege is een fenomeen waarbij organen en weefsels worden beschermd tegen normale afweerreacties van het immuunsysteem. Zowel passieve als actieve immuunprivilege-mechanismen beschermen de haarfollikels tegen ongewenste immuunrespons. Het immuunprivilege is relatief en voornamelijk gebaseerd op sterk verminderde intrafolliculaire antigeenpresentatie via MHC klasse I- en II-moleculen en daarbij de expressie van CD200.

 

Studies naar genetische factoren laten zien dat er een verhoogd risico is op het krijgen van AA in eerstegraads familieleden. Ook ligt het percentage AA hoger in eeneiige tweelingen in vergelijking met twee-eiige tweelingen. Onder de gevonden immuun regulerende genen vallen interferon gamma, T-cel activatie en proliferatie, HLA en haarfollikel gerelateerde genen.

 

Naast de genetica spelen epigenetische factoren een rol in de ontwikkeling van AA. Op meerdere epigenetische modificatie genen is afwijkende expressie gezien wat AA zou kunnen luxeren (Zhou 2021).

 

Kwaliteit van leven

De ernst van AA werd tot recent veelal ingeschat aan de hand van de hoeveelheid haarverlies op de scalp en de betrokkenheid van de wenkbrauwen, wimpers en andere behaarde lichaamsgebieden (King 2022). Daarbij wordt de ernst beïnvloed door het emotioneel welbevinden. Een deel van de patiënten heeft immers last van een verminderde kwaliteit van leven en angstklachten of depressie hetgeen kan leiden tot verminderde productiviteit op het werk, belemmering op sociaal gebied en zelfs tot sociale isolatie (Liu 2016, de Hollanda 2014, Shi 2013, Mostaghimi 2021, Tzur Bitan 2022, Edson-Heredia 2022, Ito 2022, Lintzeri 2022, Savas Erdoğan 2021, Toussi 2021, Rencz 2016, Villasante 2015, Aghaei 2014 en Aldhouse 2020). Met name vrouwen, jongeren en patiënten met een ernstige vorm lopen meer risico op het ontwikkelen van psychische problemen (Mulinari-Brenner 2018). Kinderen met AA geven aan vaak gepest te worden (Christensen 2017). In een Nederlands artikel werd beschreven dat 84% van de volwassen patiënten in enige mate verminderde kwaliteit van leven had waarvan 31% zelfs veel beperking ervaarde (Willemse 2019). In een ander artikel werd verminderde kwaliteit van leven bij 78% van de volwassenen vastgesteld, 66% had symptomen van een depressie of angst en een deel zelfs suïcidale neigingen (Vélez-Muñiz 2019). Daarnaast blijkt dat AA een negatief effect kan hebben op het seksueel functioneren (Li 2018). 

 

Naast een grote impact op de patiënt zelf, kan de haarziekte eveneens effect hebben op de kwaliteit van leven van hun familieleden (Liu 2018, Qi 2015). Culturele verschillen kunnen wellicht een rol spelen, hier is echter nog weinig over bekend.

 

Er is een groot scala aan meetinstrumenten beschikbaar (zie bijlage ‘Overige tabellen’) die het mentaal welbevinden in kaart kunnen brengen, waaronder de (C)DLQI ((Children’s) Dermatology Life Quality Index) en de HADS (Hospital Anxiety and Depression Scale), echter is er geen goede gevalideerde vragenlijst voor AA beschikbaar (Mostaghimi 2021, Nasimi 2020 en Renert-Yuval 2022). Met de toegespitste vragenlijsten zoals de ‘Alopecia Areata Symptom Impact Scale (AASIS)’, ‘Alopecia Areata Quality of Life Index’ of de ‘Alopecia Areata Patients Quality of Life’ is nog weinig ervaring (Chernyshov 2021).

 

In de literatuur zijn recent publicaties verschenen waarbij nieuwe vragenlijsten worden gevalideerd, waaronder de AAPPO (Alopecia Areata Patient Priority Outcomes). Hierin wordt zowel naar de haaruitval als de emotionele aspecten en de beperkingen in activiteiten gekeken (Wyrwich 2022). Gezien de ontwikkeling van nieuwe behandelopties is het essentieel om een betrouwbaar instrument te gebruiken dat - naast de kliniek - naar de kwaliteit van leven kijkt (Cheryshov 2021). Er is derhalve uitgebreide validatie van specifieke meetinstrumenten voor AA nodig.

 

Al met al is het van groot belang dat een behandelaar aandacht heeft voor het mentaal welbevinden van een patiënt met AA, waardoor veelal een multidisciplinaire aanpak vereist is (Tzur Bitan 2022, Ito 2022, Choi 2022 en Ferentinos 2022). Zo kan het dragen van een haarwerk of haarstuk een gunstige invloed hebben op de kwaliteit van leven (Rencz 2016). Daarnaast kan psychologische ondersteuning een belangrijk onderdeel van de behandeling zijn (Toussi 2021, Al-Mutairi 2011).

 

Prognose en ziektebeloop

Belangrijke factoren die bijdragen aan de prognose van AA zijn het subtype, de hoeveelheid haaruitval, de duur van de aandoening, de leeftijd bij start en tot slot de familiaire belasting. Circa 5% van AA zal zich ontwikkelen tot alopecia totalis (AT) of alopecia universalis (AU). De prognose wordt negatief beïnvloed door de uitgebreidheid van de haaruitval. Bij patiënten met SALT <25% is de kans op complete remissie zonder behandeling van de kale plekken 67%. Bij ernstigere gevallen is de kans groter dat de haaruitval stabiel blijft of zelfs verslechtert, maar ook bij deze groep patiënten kan er verbetering van de haargroei optreden. Een jongere leeftijd bij start van AA en het langer aanhouden zijn beide ongunstige prognostische factoren. Bij het ophiasis type (waarbij de haren achter op het hoofd uitvallen) is de prognose het slechtst en zijn behandelingen ook het minst effectief. Bij nagelafwijkingen passend bij AA is er een verhoogd risico op de ontwikkeling van AT/AU en daarnaast ook een ongunstigere prognose (Meah 2021, Strazzulla 2018). Wanneer patiënten met AA een voorgeschiedenis met constitutioneel eczeem hebben, is de kans groter dat de prognose van AA slechter is (Chen 2023). Een overzicht van de gunstige en ongunstige factoren is opgenomen in tabel ‘Overzicht ongunstige prognostische factoren’.  Zie voor de classificatie van AA de module ‘Classificatie’.

 

Tabel Overzicht ongunstige prognostische factoren

SALT ≥25%

Kinderleeftijd

Duur ≥1 jaar

Familiaire belasting (eerstegraads)

Ophiasis type

Nagelafwijkingen passend bij AA

Constitutioneel eczeem in de voorgeschiedenis

 

Comorbiditeiten

AA is geassocieerd met de volgende comorbiditeiten: atopie, metabool syndroom, Helicobacter pylori infectie, lupus erythematodes, ijzergebreksanemie, vitamine D deficiëntie, schildklieraandoeningen, het syndroom van Down en psychiatrische aandoeningen. Patiënten met AA hebben daarnaast ook een hoger risico op ontwikkeling van auto-immuunziekten. Zie ook de module ‘Diagnostiek’. Uit verschillende studies komt de associatie naar voren tussen AA en atopie (Barahmani 2009), waarbij de sterkste connectie is met constitutioneel eczeem. Er wordt daarnaast een hogere prevalentie gezien van psychologische aandoeningen zoals stress en depressie bij patiënten met AA (Strazzulla 2018).

Onderbouwing

  1. Aghaei S, Saki N, Daneshmand E, Kardeh B. Prevalence of psychological disorders in patients with alopecia areata in comparison with normal subjects. ISRN Dermatol. 2014 Mar 9;2014:304370.
  2. Aldhouse NVJ, Kitchen H, Knight S, Macey J, Nunes FP, Dutronc Y, Mesinkovska N, Ko JM, King BA, Wyrwich KW. "'You lose your hair, what's the big deal?' I was so embarrassed, I was so self-conscious, I was so depressed:" a qualitative interview study to understand the psychosocial burden of alopecia areata. J Patient Rep Outcomes. 2020 Sep 11;4(1):76.
  3. Al-Mutairi N, Eldin ON. Clinical profile and impact on quality of life: seven years experience with patients of alopecia areata. Indian J Dermatol Venereol Leprol. 2011 Jul-Aug;77(4):489-93.
  4. Barahmani N, Schabath MB, Duvic M, National Alopecia Areata R (2009) History of atopy or autoimmunity increases risk of alopecia areata. J Am Acad Dermatol 61(4):581–591.
  5. Bertolini, M., McElwee, K., Gilhar, A., Bulfone-Paus, S., & Paus, R. (2020). Hair follicle immune privilege and its collapse in alopecia areata. Experimental dermatology, 29(8), 703-725. https://doi.org/10.1111/exd.14155
  6. Chen, W., Li, S., Cai, X., Wang, C., Wang, S., Huang, K., Chen, Y., & Li, X. (2023). Association between alopecia areata and atopic dermatitis: Current evidence. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology : JEADV, 10.1111/jdv.19044. Advance online publication. https://doi.org/10.1111/jdv.19044
  7. Chernyshov PV, Tomas-Aragones L, Finlay AY, Manolache L, Marron SE, Sampogna F et al. Quality of life measurement in alopecia areata. Position statement of the European Academy of Dermatology and Venereology Task Force on Quality of Life and Patient Oriented Outcomes. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2021 Aug;35(8):1614-1621.
  8. Choi JW, Kim YH, Kwak H, Park J, Lee WS, Kang H et al. Impact of Pediatric Alopecia Areata on Quality of Life of Patients and Their Family Members: A Nationwide Multicenter Questionnaire Study. Ann Dermatol. 2022 Aug;34(4):237-244.
  9. Christensen T, Yang JS, Castelo-Soccio L. Bullying and Quality of Life in Pediatric Alopecia Areata. Skin Appendage Disord. 2017 Aug;3(3):115-118.
  10. de Hollanda TR, Sodré CT, BrasilMA, Ramos-E-Silva M. Quality of life in alopecia areata: a case-control study. Int J Trichology. 2014 Jan;6(1):8-12.
  11. Edson-Heredia E, Aranishi T, Isaka Y, Anderson P, Marwaha S, Piercy J. Patient and physician perspectives on alopecia areata: A real-world assessment of severity and burden in Japan. J Dermatol. 2022 Jun;49(6):575-583.
  12. Ferentinos P, Kalogeropoulou E, Pappa G, Antoniou A, Bozi E, Kyprianou M, Rigopoulos D, Katoulis AC. Assessing the role of stressful life events in the induction and recurrence of alopecia areata: A case-control study. J Am Acad Dermatol. 2022 Mar 24:S0190-9622(22)00526-6.
  13. Hallaji, Z., Lajevardi, V., Nasimi, M., Karimi Khaledi, M., & Tohidinik, H. R. 2018. Quality of life in mild and severe alopecia areata patients. International Journal of Women’s Dermatology, 4(2), 91-94.
  14. Ito T, Kamei K, Yuasa A, Matsumoto F, Hoshi Y, Okada M, Noto S. Health-related quality of life in patients with alopecia areata: Results of a Japanese survey with norm-based comparisons. J Dermatol. 2022 Jun;49(6):584-593.
  15. King BA, Senna MM, Ohyama M, Tosti A, Sinclair RD, Ball S, Ko JM, Glashofer M, Pirmez R, Shapiro J. Defining Severity in Alopecia Areata: Current Perspectives and a Multidimensional Framework. Dermatol Ther (Heidelb). 2022 Apr;12(4):825-834.
  16. Lee, H., Lee, C. H. & Lee, W. S. Comorbidities in alopecia areata: A systematic review and meta-analysis. Journal of the American Academy of Dermatology, 80(2), 466-477.e16. (2019, februari).
  17. Li SJ, Huang KP, Joyce C, Mostaghimi A. The Impact of Alopecia Areata on Sexual Quality of Life. Int J Trichology. 2018 Nov-Dec;10(6):271-274.
  18. Lintzeri DA, Constantinou A, Hillmann K, Ghoreschi K, Vogt A, Blume-Peytavi U. Alopecia areata - Current understanding and management. J Dtsch Dermatol Ges. 2022 Jan;20(1):59-90.
  19. Liu LY, King BA, Craiglow B. Health-related quality of life (HRQoL) among patients with alopecia areata (AA): A systematic review. J Am Acad Dermatol. 2016 Oct;75(4):806-812.e3.
  20. Liu LY, King BA, Craiglow BG. Alopecia areata is associated with impaired health-related quality of life: A survey of affected adults and children and their families. J Am Acad Dermatol. 2018 Sep;79(3):556-558.e1.
  21. Meah, N., Wall, D. The Alopecia Areata Consensus of Experts (ACE) study part II: Results of an international expert opinion on diagnosis and laboratory evaluation for alopecia areata. 2021 Journal of the American Academy of Dermatology, 84(6), 1594-1601.
  22. Mostaghimi A, Napatalung L, Sikirica V, Winnette R, Xenakis J, Zwillich SH, Gorsh B. Patient Perspectives of the Social, Emotional and Functional Impact of Alopecia Areata: A Systematic Literature Review. Dermatol Ther (Heidelb). 2021 Jun;11(3):867-883.
  23. Mulinari-Brenner F. Psychosomatic aspects of alopecia areata. Clin Dermatol. 2018 Nov-Dec;36(6):709-713.
  24. Nasimi M, Ghandi N, Torabzade L, Shakoei S. Alopecia Areata-Quality of Life Index Questionnaire (Reliability and Validity of the Persian Version) in Comparison to Dermatology Life Quality Index. . Int J Trichology. 2020 Sep-Oct;12(5):227-233.
  25. Qi S, Xu F, Sheng Y, Yang Q. Assessing quality of life in Alopecia areata patients in China. Psychol Health Med. 2015;20(1):97-102. 2014 Mar 17.
  26. Rencz F, Gulácsi L, Péntek M, Wikonkál N), Baji P, Brodszky V. Alopecia areata and health-related quality of life: a systematic review and meta-analysis. Br J Dermatol. 2016 Sep;175(3):561-71.
  27. Renert-Yuval Y, Correa da Rosa J, Garcet S, Pavel AB, Bares J, Chima M, Hawkes JE, Gilleaudeau P, Sullivan-Whalen M, Singer GK, Krueger JG, Guttman-Yassky E. Analysis of alopecia areata surveys suggests a threshold for improved patient-reported outcomes. Br J Dermatol. 2022 Oct;187(4):539-547.
  28. Sava? Erdo?an S, Falay Gür T, Do?an B. Anxiety and depression in pediatric patients with vitiligo and alopecia areata and their parents: A cross-sectional controlled study. J Cosmet Dermatol. 2021 Jul;20(7):2232-2239.
  29. Shi Q, Duvic M, Osei JS, Hordinsky MK, Norris DA, Price VH, Amos CI, Christiano AM, Mendoza TR. Health-Related Quality of Life (HRQoL) in alopecia areata patients-a secondary analysis of the National Alopecia Areata Registry Data. J Investig Dermatol Symp Proc. 2013 Dec;16(1):S49-50
  30. Strazzulla, L. C., Wang, E. H. C. Alopecia areata. Journal of the American Academy of Dermatology, 78(1), 1-12.
  31. Toussi A, Barton VR, Le ST, Agbai ON, Kiuru M. Psychosocial and psychiatric comorbidities and health-related quality of life in alopecia areata: A systematic review. J Am Acad Dermatol. 2021 Jul;85(1):162-175.
  32. Tzur Bitan D, Berzin D, Kridin K, Cohen A. The association between alopecia areata and anxiety, depression, schizophrenia, and bipolar disorder: a population-based study. Arch Dermatol Res. 2022 Jul;314(5):463-468.
  33. Vélez-Muñiz RDC, Peralta-Pedrero ML, Jurado-Santa Cruz F, Morales-Sánchez MA. Psychological Profile and Quality of Life of Patients with Alopecia Areata. Skin Appendage Disord. 2019 Aug;5(5):293-298.
  34. Villasante Fricke AC, Miteva M. Epidemiology and burden of alopecia areata: a systematic review. Clin Cosmet Investig Dermatol. 2015 Jul 24;8:397-403.
  35. Willemse H, van der Doef M, van Middendorp H. Applying the Common Sense Model to predicting quality of life in alopecia areata: The role of illness perceptions and coping strategies. J Health Psychol. 2019 Sep;24(11):1461-1472.
  36. Wyrwich KW, Winnette R, Bender R, Gandhi K, Williams N, Harris N, Nelson L. Validation of the Alopecia Areata Patient Priority Outcomes (AAPPO) Questionnaire in Adults and Adolescents with Alopecia Areata. Dermatol Ther (Heidelb). 2022 Jan;12(1):149-166.
  37. Zhou C, Li X, Wang C, Zhang J. Alopecia Areata: an Update on Etiopathogenesis, Diagnosis, and Management. Clin Rev Allergy Immunol. 2021 Dec;61(3):403-423. doi: 10.1007/s12016-021-08883-0. Epub 2021 Aug 17. PMID: 34403083.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 16-05-2024

Laatst geautoriseerd  : 16-05-2024

Geplande herbeoordeling  : 31-05-2026

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep grotendeels in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).

 

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn actinische keratose en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten
  • Huid Nederland
  • Nederlandse Associatie Physician Assistants
  • Alopecia Vereniging

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

 

Tabel Overzicht betrokken partijen ontwikkeling richtlijn Alopecia areata 2024

Overzicht betrokken partijen richtlijn Alopecia areata 2024

Zitting neming in werkgroep

Knelpunten analyse

Commentaarfase

Autorisatie

Opmerkingen

Wetenschappelijke verenigingen

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

X

X

X

X

 

Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)

 

X

X

X

 

Overige organisaties

 

 

 

 

 

Nederlandse Vereniging Huidtherapeuten (NVH)

X

X

X

X

 

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

 

 

X

X

 

Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)

X

 

X

X

 

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

 

 

X

X

 

Patiëntenverenigingen

Alopecia Vereniging

X

 

X

X

 

Huid Nederland (HN)

 

X

X

X

 

Stakeholders

Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ)

 

 

X

 

 

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)

 

 

 

 

 

Zelfstandige klinieken Nederland (ZKN)

 

 

 

 

 

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

 

 

 

 

 

Zorginstituut Nederland (ZiN)

 

 

 

 

 

Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG)

 

 

X

 

 

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

 

 

 

 

 

Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuis Apothekers (NVZA)

 

 

 

 

 

*alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.

Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntenvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.

 

Werkgroepleden – richtlijnontwikkeling 2024

Vereniging

Petra Dikrama (dermatoloog)

NVDV

Tristan van Dongen (dermatoloog)

NVDV

Alexander Lokin (dermatoloog)

NVDV

Marlies de graaf (dermatoloog)

NVDV

Patrick Kemperman (dermatoloog)

NVDV

Barbara Horvath (dermatoloog)

­­­NVDV

Marja Oldhoff (dermatoloog)

NVDV

Ilse Bakker (AIOS dermatologie)

NVDV

Bashar Razoki (AIOS dermatologie) – vanaf februari 2023

NVDV

Zana Brkic (internist)

NIV

Meike Jutten (physician assistant)

NAPA

Karlijn Sterkenburg (huidtherapeut)

NVH

Caroline Vos (patiëntvertegenwoordiger)

Alopecia Vereniging

Ondersteuning werkgroep

Vereniging

Carin Smit (arts-onderzoeker) – Januari 2023 t/m mei 2024

NVDV

Ayla de Waal (arts-onderzoeker) – April 2022 t/m december 2022

NVDV

Esther van Veen (arts-onderzoeker) – Mei 2021 t/m april 2022

NVDV

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u hieronder.

 

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Werkgroep-lid

Namens

Hoofdfunctie

Neven-functies

Persoonlijke financiële belangen,

Persoonlijke relaties,

Reputatie management

Extern gefinancierd onderzoek

Overige belangen

Getekend op

Acties

Petra Dikrama (voorzitter)

NVDV

Dermatoloog Erasmus MC Rotterdam (0,65 fte)

Onderwijs coördinator Erasmus MC Rotterdam (0,05 fte)

Dermatoloog Bodyclinic Amsterdam, (injectables) betaald

 

Geen, echter ik superviseer wel een haar-poli in het Erasmusmc en wordt wel eens gevraagd om te spreken voor de alopecia patientenvereniging (onbetaald)

Geen

Geen

21-08-2020

 

Marlies de Graaf

NVDV

Dermatoloog, met aandachtsgebied kinderen (kinderdermatoloog)

Universitair Medisch Centrum Utrecht

NVT

Geen

Ik neem deel aan onderzoek met JAK remmers bij de behandeling van constitutioneel

eczeem.

Geen

03-01-2022

 

Patrick Kemperman

NVDV

Dermatoloog Amsterdam UMC en Dijklander ziekenhuis

NVT

Geen

Geen

Geen

28-10-2021

 

Tristan van Dongen

NVDV

Arts in opleiding tot dermatoloog, Erasmus MC, Rotterdam

NVT

Geen

Geen

Geen

07-01-2022

 

Barbara Horvath

NVDV

Afdelingshoofd dermatologie, Universitair Medisch Centrum Groningen

Onbetaald: Medisch adviseur van Hidradenitis patiëntenvereniging en van Pemphigus pemfigoïd Netwerk Nederland, Associate Editor the British Journal of Dermatology, Board member ERN-SKIN, Member EADV taskforces on Autoimmune Blistering Diseases, Member EADV taskforces on Acne, Rosacea and Hidradenitis, Lid NVDV domeingroep inflammatoire dermatosen, lid NVDV commissie Dure geneesmiddelen

Alle fees betaald aan het UMCG:

On topics: Blaarziekten, hidradenitis, Acne

- Janssen-Cilag: advisory boards, educational grants, consultations, investigator initiative studies, multicenterstudies

- AbbVie: aDvisory boards, educational grants, consultations, investigator initiative studies, multicenter studies

- Novartis: Advisory boards, consultations, Multicenter studies, investigator initiative studies

- UCB Pharma: Advisory boards, consultations

- Leo Pharma: Consultations

- Solenne B.V.: Investigator Initiative Studies

- Celgene: Consultations, Investigator Initiative Studies

- Akari therapeutics: Consultations, investigator initiative studies

- Philips: consultation

- Regeneron: consultation

- Sanofi: consultation

NVT in verband met de inhoud van deze richtlijn

Geen

01-12-2021

 

Marja Oldhoff

NVDV

Dermatoloog, opleider UMCG

NVT

Geen

Geen

Geen

03-01-2022

 

Alexander Lokin

NVDV

AIOS dermatologie, Amsterdam UMC

Lid patiëntenvoorlichtingscommissie NVDV, Lid werkgroep Richtlijn Chronische Jeuk NVDV, onbetaald

Geen

Geen

Geen

30-11-2021

 

Zana Brkic

NIV

Internist-allergoloog/klinisch immunoloog Erasmus Medisch Centrum

NVT

Geen

Geen

Geen

03-12-2021

 

Caroline Vos

Alopecia Vereniging

Vertegenwoordiger patientvereniging.

In het dagelijks leven gynaecoloog in het ETZ.

Geen betaalde nevenwerkzaamheden behoudens gastlessen als gynaecoloog in bachelorcursus Seksuologie voor psychologen UvT.

Eerder meegeschreven aan de richtlijn vulvodynie en Medische leidraad zorg voor vrouwen en meisjes na VGV.

Actief in medische adviesraad bekkenbodem4all.

Diverse onderzoeksactiviteiten naar leefstijl bij baarmoederkanker en keuzehulpen bij verzakkingen

Persoonlijke relaties: als patiënt vanzelfsprekend zelf

Geen

Geen

11-01-2022

 

Meike Jutten

NAPA

Physician Assistent Maurits Kliniek

NVT

Geen

Geen

Geen

18-02-2022

 

Karlijn Sterkenburg

NVH

Beleidsmedewerker Onderzoek en Kwaliteit bij de Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten

Projectlid Eczeemvriendelijk Veenendaal

Geen

Geen

Geen

28-06-2022

 

Ilse Bakker

NVDV

AIOS Dermatologie UMCG

NVT

Geen

Geen

Geen

19-12-2022

 

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de zitting neming van een patiëntvertegenwoordiger in de werkgroep en de opname van een stuk over samen beslissen in de algemene inleiding van de richtlijn. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Alopecia Vereniging en Huid Nederland.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er à beoordeling volgt.

 

Module

Uitkomst Raming

Toelichting

Achtergrond

Geen substantiële financiële gevolgen

Geen aanbevelingen.

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt. Het volledige implementatieplan is opgenomen in het bijlagedocument.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.

 

Knelpuntenanalyse

In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden; NVDV, NIV, NVK, NAPA, NVH en de Alopecia Vereniging. Tevens werden uitgenodigd Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ), Zorginstituut Nederland (ZiNL), Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU).

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in bijlage 4.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

 

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

 

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

 

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

 

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)

Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).

Beoordelen van het niveau van het wetenschappelijke bewijs (oude modules)

Bij de EBRO-methode (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling) wordt een andere classificatie voor de beoordeling van de kwaliteit van studies aangehouden (van Everdingen 2004). Hierbij ligt de belangrijkheid van de uitkomstmaten niet van tevoren vast en is er geen vastgelegde procedure voor upgraden en downgraden van bewijs, zoals die bij GRADE geldt.

 

Kwaliteit

Interventie

Diagnostisch accuratesse-onderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controleonderzoek, cohortonderzoek)

 

 

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Bij het werken volgens de EBRO-methode zijn op basis van de beschikbare literatuur een of meerdere conclusies geformuleerd. Afhankelijk van het aantal onderzoeken en de mate van bewijs is een niveau van bewijskracht toegekend aan de conclusie (van Everdingen 2004).

 

Niveau

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie bijlage 10).

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel ‘Overzicht betrokken partijen ontwikkeling richtlijn Alopecia areata 2024’). De commentaren zijn  verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie.

 

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

 

Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from www.handbook.cochrane.org.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.. Online beschikbaar op http://richtlijnendatabase.nl/ Laatst geraadpleegd op [DATUM geraadpleegd voor concepttekst]

 

Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Diagnostiek