Algemene Chirurgie - Anterior Cutaneous Nerve Entrapment Syndrome (ACNES)

Initiatief: NVVH Aantal modules: 4

Organisatie van zorg bij ACNES

Uitgangsvraag

Hoe moet de zorg rondom patiënten met ACNES worden georganiseerd?

 

De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:

  1. Hoe moet de zorg rondom volwassenen met ACNES worden georganiseerd?
  2. Hoe moet de zorg rondom kinderen met ACNES worden georganiseerd?

Aanbeveling

Borg interdisciplinair overleg/afstemming voor zowel volwassen patiënten als kinderen met verdenking op ACNES.

 

Patiënten met refractaire ACNES dienen bij voorkeur multidisciplinair besproken en eventueel behandeld te worden.

Overwegingen

1. Hoe moet de zorg rondom volwassenen met ACNES worden georganiseerd?

De patiënt met ACNES komt vaak via verschillende behandelaars (zoals huisarts, MDL-arts, SEH-arts, chirurg) het ziekenhuis binnen. Het is van belang om binnen de instelling afspraken te maken naar wie patiënten met verdenking op ACNES voor behandeling verwezen worden. Bij de diagnostiek van ACNES dient aan een viscerale oorzaak te worden gedacht en zo nodig te worden uitgesloten. De werkgroep is van mening dat het aan te bevelen is om bij de diagnostiek en behandeling van patiënten met ACNES of verdenking daarop, een samenwerking te organiseren binnen een kliniek tussen tenminste een chirurg, een pijnspecialist en een MDL-arts. Zeker bij patiënten met recidiverende klachten na een neurectomie adviseert de werkgroep om niet monodisciplinair te werk te gaan. Patiënten kunnen bijvoorbeeld in een MDO besproken worden. De beschikbaarheid van een pijnpoli met de mogelijkheid van PRF verdient aanbeveling. In de aanverwante producten is een stroomdiagram te vinden met een voorbeeld van een behandelalgoritme, gebaseerd op de beschikbare evidence beschreven in deze richtlijn.

 

In het licht van de incidentie van ACNES (1:50 SEH presentaties met buikpijn) is kennis van ACNES onder alle zorgprofessionals die patiënten met buikpijn behandelen essentieel (Van Assen, 2015). Er bestaat inmiddels een uitgebreid netwerk van ziekenhuizen die zelf ervaring hebben met de behandeling van ACNES (zie www.stichtingacnes.nl/https://www.acnes.foundation/). Huisartsen hebben met name een rol in het verwijzen van patiënten.

 

2. Hoe moet de zorg rondom kinderen met ACNES worden georganiseerd?

Sinds ongeveer 2007 worden in Nederland ook kinderen met ACNES behandeld (Scheltinga, 2011). De incidentie van ACNES onder geselecteerde kinderen met chronische buikpijn lijkt hoog te zijn (Siawash 2016). Ook bij kinderen is kennis in Nederland vooral opgedaan in een van de eerste buikwandexpertise-centra (Scheltinga, 2011).

 

Kinderen met buikpijn worden in het ziekenhuis over het algemeen gezien door een kinderarts, SEH-arts of chirurg. Ook bij kinderen verdient het aanbeveling om de zorg rond de ACNES-patiënt te organiseren binnen een samenwerking tussen kinderarts(-MDL), chirurg, pijnspecialist en/of verpleegkundig specialist. Bij kinderen worden deze zo nodig ondersteund door een fysiotherapeut, psycholoog of pedagoog. Bij voorkeur worden de patiënten regelmatig in een MDO besproken om de zorg zo goed mogelijk af te stemmen en de onderlinge samenwerking te verbeteren.

 

Behalve voor de pijnklachten, dient bij kinderen bijzondere aandacht te worden besteed aan de impact van de klachten op het functioneren (sociaal, gezinssituatie, school, sport).

Onderbouwing

De patiënt met ACNES komt vaak via verschillende behandelaars (huisarts, MDL, SEH, chirurg) het ziekenhuis binnen.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er niet gezocht naar literatuur omdat de uitgangsvraag logischerwijs niet in een RCT kan worden onderzocht. Deze vraagstelling heeft betrekking op afspraken die tussen zorgverleners gemaakt moeten worden om de zorg voor patiënten zo veilig en effectief mogelijk te maken. Internationale literatuur is niet zonder meer van toepassing op de Nederlandse situatie. Bovendien zal de effectiviteit van verschillende organisatiestructuren enkel relevant zijn, wanneer zij zorg hebben verleend volgens de door deze richtlijn gestelde aanbevelingen om zodoende de effectiviteit van de zorgstructuur te evalueren.

  1. Scheltinga, M. R., Boelens, O. B., Ten, W. E. T. A., & Roumen, R. M. (2011). Surgery for refractory anterior cutaneous nerve entrapment syndrome (ACNES) in children. Journal of pediatric surgery, 46(4), 699-703.
  2. Siawash, M., de Jager-Kievit, J. W., Ten, W. T. A., Roumen, R. M., & Scheltinga, M. R. (2016). Prevalence of anterior cutaneous nerve entrapment syndrome in a pediatric population with chronic abdominal pain. Journal of pediatric gastroenterology and nutrition, 62(3), 399-402.
  3. van Assen, T., Brouns, J. A., Scheltinga, M. R., & Roumen, R. M. (2015). Incidence of abdominal pain due to the anterior cutaneous nerve entrapment syndrome in an emergency department. Scandinavian journal of trauma, resuscitation and emergency medicine, 23(1), 1-6.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 13-03-2021

Laatst geautoriseerd  : 13-03-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2026 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Onderhoudsplan richtlijn ACNES

Module

Regiehouder(s)

Jaar van autorisatie

Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn

Frequentie van beoordeling op actualiteit

Wie houdt er toezicht op actualiteit

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling

Algemene inleiding

NVvH

2020

2025

Eens per 5 jaar

NVVH

-

Diagnostiek ACNES

NVvH

2020

2025

Eens per 5 jaar

NVVH

Eventueel publicatie van relevante trials.

Behandeling ACNES

NVvH

2020

2025

Eens per 5 jaar

NVVH

Eventueel publicatie van relevante trials.

Organisatie van zorg

NVvH

2020

2025

Eens per 5 jaar

NVVH

-

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Patiëntenfederatie Nederland

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). Patiëntenparticipatie bij deze richtlijn werd medegefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten (SKPC) binnen het programma KIDZ. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Het doel van de voorliggende richtlijn is de zorgverlener te adviseren omtrent de diagnostiek en een behandelkeuze bij patiënten met ACNES.

 

Doelgroep

De richtlijn is ontwikkeld voor alle zorgverleners die bij de diagnostiek en behandeling van patiënten met ACNES betrokken zijn, zoals: huisartsen, kinderartsen, maag-darm-leverartsen, gynaecologen, urologen, chirurgen, SEH-artsen, sportartsen en pijnspecialisten.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen.

 

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname.

 

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. E. (Erik) Heineman, chirurg/hoogleraar chirurgie N.P., UMCG te Groningen, NVvH (voorzitter richtlijnenproject Algemene Chirurgie)
  • Drs. M. (Michiel) van Zeeland, chirurg, werkzaam in het Ziekenhuis Amstelland, NVvH (vicevoorzitter)
  • Dr. F. (Frank) Wolfhagen, maag-darm-leverarts, werkzaam in het Albert Schweitzer ziekenhuis, Dordwijk/Zwijndrecht, NVMDL
  • Drs. S.D.M. (Sabine) Theuns-Valks, kinderarts Maag Darm Leverziekten, werkzaam in het Albert Schweitzer ziekenhuis, Dordwijk/Zwijndrecht, NVK

 

Klankbordgroep

  • X. (Xander) Zuidema MD, PharmD, Anesthesiologist - Intensivist - Pain Specialist (neuromodulation), werkzaam in het Diakonessenhuis, Utrecht/Zeist, NVA
  • dr. R. (Rudi) Roumen, chirurg, werkzaam in het Máxima Medisch Centrum, Veldhoven/Eindhoven

 

Meelezers

  • Dr. G.M. (Gabie) de Jong, chirurg, werkzaam bij Ziekenhuis Gelderse Vallei te Ede, NVvH
  • Dr. S. (Steve) de Castro, chirurg, werkzaam bij het OLVG - locatie Oost te Amsterdam, NVvH
  • Drs. K. (Karel) Kolkman, algemeen en traumachirurg, werkzaam bij Rijnstate te Arnhem, NVvH
  • Dr. J. (Jasper) Atema, AIOS chirurgie, werkzaam bij het Amsterdam UMC - locatie AMC te Amsterdam, NVvH
  • Dr. I.M. (Iris) Wichers, huisarts, werkzaam in het Medisch Centrum Czaar Peter, Amsterdam / wetenschappelijk medewerker NHG, Utrecht

 

Met ondersteuning van

  • Dr. J.S. (Julitta) Boschman, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • A. (Anja) van der Hout, MSc, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • E.A. (Ester) Rake, MSc, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • D.P. (Diana) Gutierrez, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Atema

Arts in opleiding tot specialist chirurgie

Geen

Geen

4-12-2018

Geen

Boschman

Adviseur

Geen

Geen

Geen

De Castro

Chirurg

Geen

Geen

18-5-2019

Geen

De Jong

Chirurg

Lid T1 CRC werkgroep Nederland onbetaald

Reviewer NVvH, onbetaald

Geen

4-12-2018

Geen

Heineman

Hoogleraar chirurgie N.P. UMCG

Adviesfunctie Clinical Gouvernance, betaald

Geen

6-5-2019

Geen

Kolkman

Algemeen en traumachirurg

Geen

Geen

14-12-2018

Geen

Rake

Adviseur

Geen

Geen

Geen

Theuns-Valks

Kinderarts – Maag Darm Leverziekten Albert Schweitzer Ziekenhuis (ASZ), Dordrecht

Lid van ACNES werkgroep Specialisten ASZ (niet betaald; vergadering meestal buiten werktijd)

Lid van medisch adviesraad ACNES foundation (niet betaald)

Geen

30-1-2019

Geen

Van der Hout

Adviseur

Geen

Geen

Geen

Van Zeeland

Algemeen en vaatchirurg, Ziekenhuis Amstelland Vaatchirurg AUMC

Geen

Geen

12-12-2018

Geen

Wolfhagen

MDL-arts werkzaam in het Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht

Medisch Adviseur MediRisk, betaald

Docent opleiding verpleegkundig endoscopisten en endoscopie-assistenten, Nieuwegein, betaald

Vertrouwenspersoon, Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht, onbetaald

Lid Medische adviesraad ACNES Foundation

8-5-2019

Geen

Klankbordgroep

 

 

 

 

Roumen

Chirurg, Maxima MC Veldhoven / Eindhoven en lid werkgroep buikwandchirurgie van de NVvH

 

Binnen de heelkundige polikliniek is een expertisecentrum, SolviMáx, dat zich volledig toelegt op de diagnostiek en behandeling van lies- en buikwandpijn, zoals ACNES. Dat is de reden dat de meeste literatuur over dit laatste onderwerp van onze groep komt en dat ik gevraagd ben betrokken te zijn bij deze richtlijnontwikkeling. Er zijn, behalve onze intellectuele inbreng en reputatie, geen andere belangen

Dr. Roumen is door de werkgroep geconsulteerd, maar heeft geen teksten of aanbevelingen opgesteld

Zuidema

Anesthesioloog-pijnspecialist, MSB Domstad, Diakonessenhuis Utrecht

Voorzitter sectie pijn- en palliatieve zorg, NVA

Consultant Abbott, vergoeding

Consultant Medtronic, vergoeding

Advisory board member Riemser, vergoeding

Geen, consultancy werkzaamheden niet gerelateerd aan richtlijnonderwerp

14-5-2019

Dhr. Zuidema is door de werkgroep geconsulteerd, maar heef geen teksten of aanbevelingen opgesteld

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van Stichting ACNES bij de knelpunteninventarisatie (Invitational conference). Een verslag hiervan (zie aanverwante producten) is besproken in de werkgroep en de belangrijkste knelpunten zijn verwerkt in de richtlijn. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland, Stichting Kind en Ziekenhuis, Stichting ACNES en Crohn en Colitis Ulcerosa Vereniging Nederland (CCUVN).

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten ten aanzien van algemeen chirurgische onderwerpen, waaronder ACNES. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens een Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen in de aanverwante producten.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroepleden uitgangsvragen opgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II - voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5. De literatuursamenvatting is in het Engels geschreven om internationaal delen van de bevindingen te bevorderen.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patiënt values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html.

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.