Algemene Chirurgie - Anterior Cutaneous Nerve Entrapment Syndrome (ACNES)

Initiatief: NVVH Aantal modules: 4

Diagnostiek bij ACNES

Uitgangsvraag

Hoe moet ACNES gediagnosticeerd worden?

Aanbeveling

Volwassenen

Voer bij alle volwassen patiënten met chronische buikpijn anamnese en lichamelijk onderzoek uit gericht op ACNES.

 

Geef bij hoge verdenking op ACNES een diagnostische injectie op het punctum maximum van de pijn met 2 tot 10 ml lidocaïne 1% tot 2%. Zie voor techniek de aanverwante producten.

 

Denk aan andere buikwandproblematiek of viscerale oorzaken van buikpijn en sluit deze op indicatie uit met laboratoriumonderzoek en beeldvorming (bijvoorbeeld in de vorm van een echo).

 

Kinderen

Voer bij alle kinderen met chronische buikpijn ook anamnese en lichamelijk onderzoek uit gericht op ACNES. Sluit andere oorzaken van buikpijn bij kinderen uit door middel van anamnese, lichamelijk onderzoek, labonderzoek en beeldvormend onderzoek.

 

Besteed aandacht aan de psychosociale impact van de klachten.

 

Geef bij hoge verdenking op ACNES een diagnostische injectie op het punctum maximum van de pijn met 1 tot 2 ml lidocaïne 1%, afhankelijk van de leeftijd en lichaamsgewicht tot 5 ml lidocaïne.

Overwegingen

De onderstaande overwegingen en aanbevelingen gelden voor het overgrote deel van de populatie patiënten met ACNES, waarop deze uitgangsvraag ten aanzien van diagnostiek betrekking heeft. Voor kinderen zijn er aparte overwegingen en een aparte aanbeveling.

 

Diagnostiek

Carnett’s test is een test die in 1926 voor het eerst beschreven is door de chirurg Carnett om pijn aan de buikwand te onderscheiden van viscerale pijn. De Carnett’s test wordt uitgevoerd door de onderzoeker waarbij deze met één vinger druk uitoefent op het punctum maximum van de buikpijn waarbij de liggende patiënt dan het hoofd optilt van de onderzoeksbank of de buikspieren aanspant door de benen gestrekt op te tillen. Als dit een toename van de pijn geeft of de pijn aanwezig blijft, is de test positief; als de pijn afneemt is de test negatief. Er werden geen studies gevonden die de diagnostische waarde van deze test onderzoeken.

 

De pinch test is ook beschreven in het artikel van Carnett en in de studie van Mol (2019). Bij de pinch test wordt eerst de huid en subcutis op de niet aangedane kant samengeknepen en vervolgens op de plek van de meeste pijn. Bij ACNES is deze in ongeveer 80% van de gevallen positief, dat wil zeggen opvallend veel pijnlijker dan bij de niet aangedane kant. Ook voor deze test is geen informatie beschikbaar over de diagnostische accuratesse. Meer dan 70% van de patiënten met ACNES heeft één of meerdere sensibiliteitsafwijkingen, zoals hypoesthesie, hyperalgesie of gestoorde koude perceptie in het aangedane huiddeel (Mol, 2019). Dit kan worden getest door middel van een wattenstaafje of een alcoholgaasje zoals beschreven in het artikel van Assen (2015) (zie illustratie in de aanverwante producten).

 

Van de onderzochte vragenlijst (Van Assen, 2012) is nog onbekend wat de waarde ervan is in het (diagnostische) zorgpad voor patiënten die bij de huisarts of specialist komen met langer durende buikpijn. De werkgroep is van mening dat de specifieke vragen van de vragenlijst in een anamnese behulpzaam kunnen zijn om patiënten met ACNES te onderscheiden van bijvoorbeeld patiënten verdacht van functionele buikpijn. Zie Vragenlijst ACNES in de aanverwante producten (Roumen, 2006).

 

Het geven van een injectie met lidocaïne (5 tot 10 ml) is onderzocht door Boelens (2013) in een studie waarbij lidocaïne 1% vergeleken werd met een injectie met NaCl 0,9%. Het effect van de lidocaïne was significant en klinisch relevant: in 13/24 gevallen werd een kortdurende klinisch relevante reductie in pijn gevonden tegenover 4/24 in de NaCl groep (p=0.007).

 

Kwaliteit van het bewijs

Ondanks dat de RCT van Boelens (2013) aantoonde dat lidocaïne een positief, klinisch relevant effect had, is vanwege het lage aantal patiënten in slechts één studie de bewijskracht met twee niveaus naar beneden gebracht. De bewijskracht is derhalve laag. Omdat het geven van een injectie met lidocaïne zowel een diagnostisch als therapeutisch effect kan hebben, raadt de werkgroep aan deze wel te geven, ook vanwege het gebrek aan een optimale diagnostische test. Wel is het van belang te weten dat er zowel fout-negatieve als fout-positieve uitkomsten mogelijk zijn van dergelijke lidocaïne injecties. Geen reactie of een toename van klachten na injectie sluiten de diagnose ACNES dus niet uit.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Tijdens de knelpuntenanalyse bleek dat vertegenwoordigers van patiënten vooral belang hechten aan de vroege herkenning van de klachten, omdat velen van hen al bij diverse behandelaars verschillende veelal onnodige beeldvormende en invasieve onderzoeken hadden ondergaan alvorens de diagnose ACNES werd gesteld. Het verhogen van alertheid bij behandelaars op de diagnose ACNES is onder andere ook een belangrijk doel van de richtlijn.

 

Kosten (middelenbeslag)

Er is geen directe meting gedaan van kostenreductie bij het in een vroeg stadium stellen van de diagnose buikwandpijn of ACNES. Wel is de prevalentie van bijvoorbeeld IBS bekend (10 tot 15%). De jaarlijkse medische kosten van een patiënt met chronische buikpijn werden in 2007 geschat op 5000 tot 7600 dollar in de VS (Nyrop, 2007). Eerder werd al geschat dat zo’n 3,6% van de patiënten met IBS uiteindelijk ACNES heeft (Van Assen, 2012). Medische kosten in het jaar voorafgaand aan de diagnose ACNES werden voor 74 patiënten berekend in een (ongepubliceerde) Nederlandse studie: 5400 euro per patiënt; geëxtrapoleerd naar kosten vanaf ontstaan van de pijn was dit zelfs 16.600 euro per patient. Het is goed voor te stellen dat bij het vroegtijdig stellen van de diagnose de kosten aan diagnostiek en maatschappelijke kosten (verzuim van werk) minder zullen zijn (Van Assen, 2015).

 

Aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders

Vanuit onder andere zorgverzekeraars bestaat de wens om doelmatig met diagnostische middelen om te gaan. De totale kosten van diagnostiek bij chronische buikpijn zijn aanzienlijk. Het tijdig stellen van de diagnose ACNES zou mogelijk kostenbesparend kunnen zijn bij deze patiëntencategorie.

 

Haalbaarheid en implementatie

De diagnostiek van ACNES vergt een behandelaar die alert is op het bestaan van buikwandpijn. Een diagnostische injectie met lidocaïne kan in de spreekkamer eenvoudig worden gegeven en heeft vrijwel meteen effect. De diagnostiek zou door elke ervaren behandelaar van buikpijn gedaan moeten kunnen worden. Diagnostiek van ACNES moet geborgd zijn in de opleiding van zorgprofessionals die patiënten met (chronische buikpijn) onder behandeling krijgen.

 

Kinderen

Indien de pijn vermindert of verdwijnt na een injectie met lidocaïne, is de diagnose ACNES aannemelijk, maar niet bewezen, aangezien er ook sprake kan zijn van een placebo effect. Bij kinderen is de gebruikelijke dosis 1 tot 2 ml lidocaïne 1%, afhankelijk van de leeftijd en lichaamsgewicht tot 5 ml lidocaïne (nota bene: advies van de dosering is gebaseerd op expert opinion, dit wordt niet vermeld in het kinderformularium). Er zijn nog geen vergelijkende studies beschikbaar naar effecten van verschillende doseringen). Het is raadzaam dat de injectie bij kinderen alleen gegeven wordt door hierin ervaren professionals. De diagnostiek is ten opzichte van volwassenen niet wezenlijk verschillend. Helaas zijn de meeste studies gedaan bij volwassen patiënten. Voor kinderen geldt net als bij volwassenen dat bij het stellen van de diagnose ACNES, ook andere oorzaken worden uitgesloten door middel van een grondige anamnese, lichamelijk onderzoek, laboratoriumonderzoek en echografie, eventueel aangevuld met andere onderzoeken op indicatie (onder andere urine, röntgen onderzoek, dagboeklijsten). Daarnaast wordt bij kinderen speciale aandacht besteed aan de psychosociale impact van de klachten (schoolverzuim, functioneren binnen de sociale context en binnen het gezin) en de gevolgen hiervan op (onderhouden van) de lichamelijke klachten (Korterink, 2016; Richtlijn Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) bij kinderen, 2019). Bij het uitsluiten van eventuele andere oorzaken van de pijn is ook van belang aandacht te hebben voor SOLK/functionele buikpijn, waarbij andere dan somatische factoren (psychologisch, psychiatrisch, sociaal, systeem) een rol spelen.

 

Rationale/ balans tussen de argumenten voor en tegen de interventie

Het stellen van de diagnose ACNES gebeurt op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. Er is geen gouden standaard. Een injectie met een lokaal anestheticum, zoals lidocaïne kan de diagnose ondersteunen, maar dient door een behandelaar met ervaring met het ziektebeeld te gebeuren. De bewijskracht voor het effect van de injectie is laag maar de injectie heeft weinig bijwerkingen, is goedkoop en kan in de spreekkamer verricht worden en kan naast diagnostisch ook therapeutisch zijn. De waarde van de vragenlijst in de spreekkamer is vooralsnog onduidelijk. Daarnaast is het van belang dat de behandelaar van de patiënt met ACNES zich realiseert dat chronische pijn, zoals bij ACNES, gepaard kan gaan met verschijnselen zoals sensitisatie en catastroferen. Ook angst en depressie kunnen een rol spelen.

Onderbouwing

Patiënten met chronische buikpijn worden door veel verschillende zorgverleners gezien, waaronder huisartsen, kinderartsen(-MDL), MDL-artsen, gynaecologen, urologen, chirurgen en pijnspecialisten. Daarbij worden laboratoriumonderzoek en beeldvorming gebruikt om somatische oorzaken van buikpijn aan te tonen of uit te sluiten. Diagnostiek van ACNES bestaat voornamelijk uit anamnese en lichamelijk onderzoek. Zie voor kenmerken hiervan de algemene inleiding. Aanvullend beeldvormend onderzoek kan van waarde zijn ter uitsluiting van andere onderliggende pathologie. Een diagnostische injectie met 1 tot 2% lidocaïne of een ander lokaal anestheticum op het punctum maximum van de pijn ter hoogte van de fascie kan de diagnose bevestigen (Boelens, 2013). Onbekendheid van behandelaars met het pijnsyndroom ACNES maakt dat de diagnose vaak laat wordt gesteld.

 

Deze module gaat in op de vraag wat de optimale diagnostische strategie is bij ACNES, zowel bij volwassenen als kinderen. Er is gezocht in de literatuur op anamnese en lichamelijk onderzoek, vragenlijsten en het gebruik van een diagnostische injectie.

 

Knelpunt

De diagnose ACNES heeft geen gouden standaard en is een klinische diagnose. Een injectie met lidocaïne kan de diagnose bevestigen, maar een negatieve reactie op de injectie sluit ACNES niet uit. Een belangrijk bijkomend probleem is de relatieve onbekendheid bij zorgverleners met het pijnsyndroom waardoor bij een groot deel van de patiënten de diagnose laat wordt gesteld, soms na veel aanvullende diagnostiek. Dit is niet wenselijk, zeker in de huidige tijd waarin zorgkosten beperkt moeten worden.

-

GRADE

No studies were identified that assessed the diagnostic accuracy of a questionnaire, or specific items of the patients’ history and/or physical examination.

 

Low

GRADE

A lidocaine injection at the point of maximum pain is possibly more useful than an injection with saline for confirming the diagnosis ACNES in suspected patients with ACNES.

 

Sources: (Boelens, 2013)

 

-

GRADE

There is no evidence available for the following outcome measures to evaluate the diagnostic pathway for patients with ACNES: time to intervention/time of diagnostic pathway, treatment of ACNES, pain and pain reduction, patients satisfaction for the diagnostic procedure, complications or side effects.

1. Should a questionnaire, patients’ history and/or a physical examination be used in patients with abdominal pain to diagnose ACNES?

Description of study

Van Assen (2012) developed and validated a questionnaire for differentiating between irritable bowel syndrome (IBS) and chronic abdominal wall pain (ACNES). The questionnaire was developed by consulting a large patient focus group (n=70) and by a focus group of two surgeons. A first version consisted of 28 questions. The final version consisted of 18 items that showed sufficient discriminative properties. Three patient populations were utilized for validation. The first population (Gold standard ACNES-group, n=68) consisted of a group of ACNES patients who were already successfully treated between 2003 and 2011 (i.e. patients that showed a favorable response to a neurectomy, defined as a greater than 50% reduction in pain or a more than 2 point reduction on a 5-point verbal rating scale). A second population (prospective ACNES group, n=47) consisted of new clinically diagnosed ACNES patients who presented to the surgical outpatient department. They filled in the questionnaire before visiting the specialist. They were diagnosed between May and July 2011. The diagnosis of ACNES was confirmed by a surgeon. The third population (prospective IBS-group, n=66) consisted of a cohort of consecutive patients with a suspected diagnosis of IBS. Patients were prospectively included between April and May 2011. Two patients were excluded in this group: one patient with haemorrhoids and one patient with ACNES.

 

Results

Diagnostic accuracy

Van Assen (2012) selected the cut-off score with the best sensitivity and specificity. This resulted in a cut-off score of > 10: if patients scored > 10 points on the questionnaire they were suspected of ACNES based on the questionnaire.

 

Sensitivity

Table 1 Gold standard ACNES-group

Gold standard ACNES group

Diagnosed with ACNES

Not diagnosed with ACNES

Questionnaire ACNES +

64

Not in sample

Questionnaire ACNES -

4

Not in sample

 

N=68

Sensitivity: 94%

Not applicable

The questionnaire was tested in a gold standard ACNES-group and showed a sensitivity of 94%

 

Table 2 Sensitivity of prospective ACNES-group

Prospective ACNES group

Diagnosed with ACNES

Not diagnosed with ACNES

Questionnaire ACNES +

40

Not in sample

Questionnaire ACNES -

7

Not in sample

 

N=47;

Sensitivity: 85%

Not applicable

The questionnaire was tested in a prospective ACNES-group and showed a sensitivity of 85%

 

Specificity

Table 3 Specificity of prospective IBS-group

Prospective IBS group

Diagnosed with ACNES

Not diagnosed with ACNES

Questionnaire ACNES +

Not in sample

5

Questionnaire ACNES -

Not in sample

59

 

Not applicable

N=64

Specificity: 92%

The questionnaire was tested in a prospective IBS-group and showed a specificity of 92%

 

In summary:

  • It is unknown whether or not the use of the questionnaire of Van Assen (2012) improves patient-important outcomes, such as time to intervention/time of diagnostic pathway, treatment of ACNES, pain and pain reduction for patients with chronic (> 3 months) abdominal pain.
  • The diagnostic accuracy of the questionnaire in the target-population (patients with chronic (> 3 months) abdominal pain) is unknown.
  • The questionnaire was useful in the identification of patients with ACNES assumed to have IBS.

 

2. Should a lidocaine injection be used in patients suspected of ACNES to diagnose ACNES?

Description of study

Pain reduction after an injection with lidocaine is the current reference standard for diagnosing ACNES. Boelens (2013) studied the effect of a single trigger point injection using lidocaine versus saline on pain perception in the diagnostic setting in patients with suspected ACNES.

 

Patients aged over 18 years suffering from loco-regional abdominal pain for at least 1 month were included if all of the following criteria were met: unilateral single tender spot (trigger point); constant site of abdominal tenderness with a small (less than 2 cm2) area of maximal intensity (fingertip) within the lateral boundaries the rectus abdominis muscle; tenderness increased by abdominal muscle tensing using Carnett’s test; normal laboratory findings (C-reactive protein concentration below 6 mg/l, serum leucocyte count 4 to 10 × 109/l, normal urine sedimentation); and no abnormal abdominal imaging, if performed previously. Exclusion criteria were: previous injection at the site of maximum pain, surgical scar-related pain syndromes, recent intra-abdominal pathology, lidocaine allergy, comorbidity and impaired communication. Patients were randomized to receive a subfascial injection of either 10 ml 1 per cent lidocaine or 10 ml saline at the point of maximum pain.

 

The outcome ‘pain reduction’ was defined as a successful treatment response if: at least a 50% improvement in pain perception measured on a visual analogue scale (VAS; where 0 mm represented absence of pain and 100 mm indicated excruciating pain) and/or an improvement of at least 2 points on a verbal rating scale (VRS; 0, no pain; 4, severe pain), during physical examination 15 to 20 min after the trigger point injection compared with directly before.

 

Results

The chance for a successful response (at least 50% VAS difference and/or 2 or more VRS categories) was 225% higher in the lidocaine-group compared to the saline-group (Risk Ratio (RR): 3.25; 95%CI: 1.24 to 8.55). In the lidocaine-group, statistically significant more patients (13/24) reported a successful response compared to the saline-group (4/24, p=0.007).

The cut-off for successful treatment response (50%) in this study was higher compared to the cut-off point defined by the working group (30%). Therefore, it is possible that more patients could have had a successful treatment response.

 

In summary:

  • In the study of Boelens (2013) the use of a lidocaine injection at the point of maximum pain was more useful than an injection with saline for confirming the diagnosis ACNES in suspected patients with ACNES (suspicion based on the patient’s history for chronic pain, physical examination (pain localization) and the absence of objective abnormalities (if available: laboratory, ultrasonography and/or computed tomography).

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the diagnostic accuracy of the questionnaire of Van Assen (2012) was not graded since the study was not a typical diagnostic accuracy study. In a typical test accuracy study, a consecutive series of patients suspected for ACNES are subjected to the questionnaire (the test being evaluated) and then all patients receive a reference or gold standard (the best available method to establish the presence of the target condition).

 

The level of evidence regarding the effect of the lidocaine injection versus a saline injection was downgraded by two levels because of the very low number of included patients in only one study (serious imprecision); the overall level of evidence was low.

Ideally, the question ‘What is the optimal strategy to diagnose ACNES?’, is studied by comparing a proposed optimal diagnostic strategy with the current, usual diagnostic pathway in a RCT. This type of study, that allows to assess the impact of a diagnostic strategy on patient-relevant outcomes such as pain and time to diagnosis, has not been done yet.

 

Therefore, we formulated the following questions:

  1. Should a questionnaire, patients’ history and/or a physical examination be used in patients with abdominal pain to diagnose ACNES?
  2. Should a lidocaine injection be used in patients suspected of ACNES to diagnose ACNES?

 

PICO 1

P: patients with chronic (> 3 months) abdominal pain;

I: questionnaire, history, sensory changes, physical examination, Carnett’s sign, pinch test;

C: not applicable;

R: successful response after treatment for ACNES;

O: time to intervention/time of diagnostic pathway, diagnostic accuracy, treatment of ACNES, pain and pain reduction, patient’s satisfaction for the diagnostic procedure, complications or side effects.

 

ACNES is a clinical diagnosis based on a positive Carnett’s test, history and, ultimately, pain reduction after an injection with lidocaine. The reference standard can be described as a positive treatment outcome for ACNES. Part of the patients without visceral/abdominal problems appear to have ACNES, these patients are of special interest in this diagnostic question.

 

PICO 2

P: patients with chronic (> 3 months) abdominal pain;

I: lidocaine injection;

C: placebo injection, other diagnostic tool;

R: successful response after treatment for ACNES, i.e. successful response after lidocaine injection;

O: time to intervention/time of diagnostic pathway, diagnostic accuracy, treatment of ACNES, pain and pain reduction, patients satisfaction for the diagnostic procedure, complications or side effects, diagnostic accuracy.

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered time to intervention/ time of diagnostic pathway, pain and pain reduction as critical outcome measures for decision making; and diagnostic accuracy, treatment of ACNES, patients’ satisfaction for the diagnostic procedure and complications or side effects as an important outcome measure for decision making.

 

The working group defined the outcome measures in line with the recommendations of Dworkin 2005:

Pain intensity: Intensity of pain as measured by means of a visual analogue scale (VAS), numerical rating scale (NRS), or verbal rating scale (VRS).

Pain reduction: Percentage of patients obtaining reductions in pain intensity from baseline of at least 30% (when a NRS or VAS has been used) and number of pain-related treatments including rescue analgesics. Note: in most ACNES studies a reduction of pain levels of 50% or more was used to define success.

Adverse events: Negative effects related to the treatment.

 

The working group defined a decrease of 20 or more points on a VAS (scale from 0 to 100mm) as a minimal clinically (patient) important difference (Olsen, 2018).

 

For diagnostic accuracy, the working group was interested in the following items: sensitivity, specificity, true positives, true negatives, false positives, false negatives.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Elsevier) were searched with relevant search terms until December 19th, 2018. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 510 hits. Studies were selected based on the following criteria: the study describes one or more of the mentioned diagnostic methods, and the population consists of patients with chronic abdominal pain. Twenty-five studies were initially selected based on title and abstract screening (485 studies were excluded based on title and abstract due to the above-mentioned criteria and the PICO). After reading the full text, 23 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and 2 studies were included (Van Assen, 2012; Boelens, 2013). Although the study of Van Assen (2012) was not a diagnostic accuracy study, the working group decided that this study provided relevant information.

 

Results

Two studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.

  1. Boelens, O. B. A., Scheltinga, M. R., Houterman, S., & Roumen, R. M. (2013). Randomized clinical trial of trigger point infiltration with lidocaine to diagnose anterior cutaneous nerve entrapment syndrome. British journal of surgery, 100(2), 217-221.
  2. Dworkin RH, Turk DC, Farrar JT, Haythornthwaite JA, Jensen MP, Katz NP, & Carr DB (2005). Core outcome measures for chronic pain clinical trials: IMMPACT recommendations. Pain, 113(1), 9-19.
  3. Mol, F. M., Maatman, R. C., De Joode, L. E., Van Eerten, P., Scheltinga, M. R., & Roumen, R. (2019). Characteristics of 1116 consecutive patients diagnosed with anterior cutaneous nerve entrapment syndrome (acnes). Ann Surg, 1-6.
  4. Olsen, M. F., Bjerre, E., Hansen, M. D., Tendal, B., Hilden, J., & Hróbjartsson, A. (2018). Minimum clinically important differences in chronic pain vary considerably by baseline pain and methodological factors: systematic review of empirical studies. Journal of clinical epidemiology, 101, 87-106.Korterink, J. J., Ockeloen, L. E., Hilbink, M., Benninga, M. A., & Deckers-Kocken, J. M. (2016). Yoga therapy for abdominal pain-related functional gastrointestinal disorders in children: a randomized controlled trial. Journal of pediatric gastroenterology and nutrition, 63(5), 481-487.
  5. Richtlijn Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) bij kinderen, NVK, 2019 (https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/solk_bij_kinderen/definitie_solk_bij_kinderen.html).
  6. Roumen, R.M.H. & M.R.M. Scheltinga, Abdominale intercostale neuralgie: een vergeten oorzaak van buikpijn. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1909-15
  7. van Assen, T., Boelens, O. B., Kamphuis, J. T., Scheltinga, M. R., & Roumen, R. M. (2012). Construction and validation of a questionnaire distinguishing a chronic abdominal wall pain syndrome from irritable bowel syndrome. Frontline gastroenterology, 3(4), 288-294.
  8. van Assen, T. (2015). Anterior cutaneous nerve entrapment syndrome : epidemiology and surgical management. Maastricht: Maastricht University. Published: 01/01/2015 ISBN: 9789090290317.

Research question: Should a questionnaire, patients’ history and/or a physical examination be used in patients with abdominal pain to diagnose ACNES?

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Index test
(test of interest)

Reference test

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Van Assen, 2012

Type of study:
Validation of questionnaire by use of cohorts

Setting and country: The Netherlands

Funding and conflicts of interest: The study was funded by a grant from the

Stichting Hart- en Vaatziekten Zuid Nederland.

Inclusion/exclusion criteria:
See description of groups

N= 180

Prevalence:
Not described

Mean age ± SD:
Group I: 46 (17)
Group II: 50 (10)
Group III: 48 (19)

Sex: %Male
Group I: 21%
Group II:31%
Group III: 19%

Other important characteristics:
Not reported

‘Prospective ACNES group’ (n=47), group I newly diagnosed

ACNES patients who presented to the surgical outpatient department was also included for validation purposes (‘prospective’ ACNES group). They were diagnosed between May and July 2011 and completed the questionnaire before visiting the specialist in the outpatient department. The diagnosis of ACNES was confirmed in all individuals by one of the two expert surgeons.

 

‘Prospective IBSgroup’ (n=64), group II a cohort of consecutive patients with a suspected diagnosis of IBS presenting at the gastroenterological outpatients department (‘prospective’ IBS group). Patients were prospectively included between April and May 2011 and completed the web-based survey. Four weeks after the inclusion of these new IBS patients, diagnosis based on the Rome III criteria was re-checked for confirmation

‘Gold standard ACNESgroup’ (n=68), group III

A group of ACNES patients who had demonstrated a favourable response to surgery defined as a greater than 50% reduction in pain (measured by visual analogue scale) or a more than 2 point reduction on a 5-point verbal rating scale between 2003 and 2011 (‘gold standard’ ACNES group). This definition was considered ‘gold standard’ in the absence of an alternative one.

Time between the index test and reference test: not applicable

For how many participants were no complete outcome data available?
In the gold standard ACNES group, a total of 101 responses was obtained from 130 ACNES patients (response rate 78%). Of these 101 patients, 73 subjects were successfully treated (success rate 72%). As five responders were excluded due to missing items, answers of 68 questionnaires were eligible for analysis (female 81%, age 48±19 years). In the prospective ACNES group, 83 patients suspected of ACNES and visiting the outdoor department of surgery were eligible for validation. As 36 patients were excluded (questionnaire completed after rather than before diagnosis (n=21), uncertain moment of questioning (n=3), other diagnosis (n=8), missing items n=4), questionnaires of 47 remaining subjects with the diagnosis of ACNES were eligible for analysis (female 79%, age 46±17 years). In the prospective IBS group, a population of 66 subjects was drafted from the IBS-group. As two patients were excluded (haemorrhoids n=1, ACNES n=1), a cohort of 64 IBS subjects was eligible for analysis

Reasons for incomplete outcome data described? See above.

Outcome measures and effect size

The results with the best sensitivity / specificity scores were selected for this outcome measure. This resulted in a cut-off score of >10: if patients scored >10 points they were suspected of ACNES based on the questionnaire.

See tables in text for results.

The study was designed for validating the questionnaire. For this research question, we used the available diagnostic accuracy measures.

Timeframe of study data: February 2011 to July 2011

 

Research question: Should a lidocaine injection be used in patients suspected of ACNES to diagnose ACNES?

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Boelens, 2012

Type of study:
RCT

Setting and country:
Single centre, The Netherlands

Funding and conflicts of interest:
None declared.

Inclusion criteria:
regional abdominal pain for at least 1 month were eligible for this study if all of the following criteria were met: unilateral single tender spot (trigger point); constant site of abdominal tenderness with a small (less than 2 cm2) area of maximal intensity (fingertip) within the lateral boundaries of the rectus abdominis muscle; tenderness increased by abdominal muscle tensing using Carnett’s test; normal laboratory findings (C-reactive protein concentration below 6 mg/l, serum leucocyte count 4–10 × 109/l, normal urine sedimentation); and no abnormal abdominal imaging, if performed previously.

Exclusion criteria:
previous injection at the site of maximum pain, surgical scar-related pain syndromes, recent intra-abdominal pathology, lidocaine allergy, comorbidity and impaired communication

N total at baseline:
Intervention: 24
Control:24

Important prognostic factors2:
Age, median (range)
I:46 (20-65)
C:48 (18-73)

Sex: ratio (M:F)
I: 4:20
C: 3:21

BMI, median (range)
I: 26 (18-41)
C: 24 (19-37)

Duration of pain before diagnosis (months), median (range)
I: 12 (1-120)
C: 14 (1-120)

VAS (mm), median (range)
I: 65 (25-88)
C: 69 (22-90)

Pain on VRS (0-4 scale, number of patients with moderate (score 3) of severe (score 4) pain):
I: 20
C: 19

Groups comparable at baseline? Groups seem comparable at baseline.

Describe intervention:


10 ml 1 per cent lidocaine injection at the point of maximum pain.

Describe control:

10 ml saline injection at the point of maximum pain.

Length of follow-up:
15-20 minutes

Loss-to-follow-up:
None

Incomplete outcome data:
None

Successful treatment response (pain reduction, see next column):

RR: 3,25 (95%CI: 1.24 to 8.55)

The chance of a successful treatment response is 225% higher in the lidocaine group

I: 13/24 successful treatment response

C: 4/24 successful treatment response

Favouring Lidocaine injection.

 

Definition successful treatment response as described in study: The primary endpoint was the proportion of patients achieving at least a 50 percent improvement in pain perception measured on a visual analogue scale (VAS; where 0 mm represented absence of pain and 100 mm indicated excruciating pain) and/or an improvement of at least 2 points on a verbal rating scale (VRS; 0, no pain; 4, severe pain), during physical examination 15–20 min after

the TPI compared with directly before.

 

Patients were recruited from August 2008 to December 2010

 

Risk of bias assessment

Research question: Should a questionnaire, patients’ history and/or a physical examination be used in patients with abdominal pain to diagnose ACNES?

Study reference

Patient selection

Index test

Reference standard

Flow and timing

Comments with respect to applicability

Van Assen, 2012

Was a consecutive or random sample of patients enrolled?

No

 

Was a case-control design avoided?

Unclear

 

Did the study avoid inappropriate exclusions?

Yes

Were the index test results interpreted without knowledge of the results of the reference standard?

Not applicable

 

If a threshold was used, was it pre-specified?

Not pre-specified, a cut-off value of 10 on the questionnaire was chosen based on the results

Is the reference standard likely to correctly classify the target condition?

Not applicable (no reference standard)

 

Were the reference standard results interpreted without knowledge of the results of the index test?

Not applicable (no reference standard)

Was there an appropriate interval between index test(s) and reference standard?

Not applicable (no reference standard)

 

Did all patients receive a reference standard?

Not applicable (no reference standard)

 

Did patients receive the same reference standard?

Not applicable (no reference standard)

 

Were all patients included in the analysis?

No, 2 patients were excluded from the analysis

Are there concerns that the included patients do not match the review question?

Yes, the sample of patients in the study: suspected patients of IBS. The sample we were looking for: abdominal pain patients

 

Are there concerns that the index test, its conduct, or interpretation differ from the review question?

Yes, no measurement of diagnosis of ACNES in IBS patients.

 

Are there concerns that the target condition as defined by the reference standard does not match the review question?

Yes/No/Unclear

CONCLUSION:

Could the selection of patients have introduced bias?

 

 

RISK: HIGH

CONCLUSION:

Could the conduct or interpretation of the index test have introduced bias?

 

RISK: HIGH

CONCLUSION:

Could the reference standard, its conduct, or its interpretation have introduced bias?

 

RISK: Not applicable

CONCLUSION

Could the patient flow have introduced bias?

 

 

RISK: HIGH

 

 

Research question: Should a lidocaine injection be used in patients suspected of ACNES to diagnose ACNES?

Study reference

 

 

(first author, publication year)

Describe method of randomisation

Bias due to inadequate concealment of allocation?

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?

 

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of

intention to treat analysis?

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Boelens, 2012

Participants were assigned randomly to one of the treatment groups following a computer-generated list of random numbers in blocks of eight. The allocation

sequence was concealed from the researcher enrolling,

injecting and assessing participants by use of sequentially

numbered, opaque and sealed envelopes that were prepared

by a secretary who had no involvement in the trial.

Unlikely

Unlikely

Unlikely

Unlikely

Unlikely

Unlikely

Unlikely

 

Table of excluded studies

Author and year

Reason for exclusion

Saps, 2015

Clinimetry study

Van Rijckevorsel, 2017

Pain response after treatment, does not fit in PICO

Koop, 2016

No systematic review (no literature search)

Oor, 2016

Review about treatment

Siawash, 2017

Treatment of children with ACNES

Greenbaum, 1994

Reference standard does not match PICO

Abd-Elsayed, 2018

Treatment

Stirler, 2016

Treatment

Loos, 2008

Treatment

van Assen, 2014

Treatment

Feurle, 2007

No accuracy measures available

Thomson, 1991

Included patients already had a positive outcome on the Carnett’s test

Van Assen, 2013

No accuracy measures available

Costanza, 2004

No relevant outcome measures (only costs)

Lindsetmo, 2009

The review only searched for literature in 2008, no systematic selection

Siawash, 2018

No accuracy measures available

Paajanen, 2006

Treatment

Alnahlas, 2016

Treatment

Siawash, 2016

Prevalence study

Maatman, 2017

Treatment

Niraj, 2018

Treatment

Towfigh, 2013

Retrospective review, no information on different diagnostics.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 13-03-2021

Laatst geautoriseerd  : 13-03-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2026 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Onderhoudsplan richtlijn ACNES

Module

Regiehouder(s)

Jaar van autorisatie

Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn

Frequentie van beoordeling op actualiteit

Wie houdt er toezicht op actualiteit

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling

Algemene inleiding

NVvH

2020

2025

Eens per 5 jaar

NVVH

-

Diagnostiek ACNES

NVvH

2020

2025

Eens per 5 jaar

NVVH

Eventueel publicatie van relevante trials.

Behandeling ACNES

NVvH

2020

2025

Eens per 5 jaar

NVVH

Eventueel publicatie van relevante trials.

Organisatie van zorg

NVvH

2020

2025

Eens per 5 jaar

NVVH

-

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Patiëntenfederatie Nederland

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). Patiëntenparticipatie bij deze richtlijn werd medegefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten (SKPC) binnen het programma KIDZ. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Het doel van de voorliggende richtlijn is de zorgverlener te adviseren omtrent de diagnostiek en een behandelkeuze bij patiënten met ACNES.

 

Doelgroep

De richtlijn is ontwikkeld voor alle zorgverleners die bij de diagnostiek en behandeling van patiënten met ACNES betrokken zijn, zoals: huisartsen, kinderartsen, maag-darm-leverartsen, gynaecologen, urologen, chirurgen, SEH-artsen, sportartsen en pijnspecialisten.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen.

 

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname.

 

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. E. (Erik) Heineman, chirurg/hoogleraar chirurgie N.P., UMCG te Groningen, NVvH (voorzitter richtlijnenproject Algemene Chirurgie)
  • Drs. M. (Michiel) van Zeeland, chirurg, werkzaam in het Ziekenhuis Amstelland, NVvH (vicevoorzitter)
  • Dr. F. (Frank) Wolfhagen, maag-darm-leverarts, werkzaam in het Albert Schweitzer ziekenhuis, Dordwijk/Zwijndrecht, NVMDL
  • Drs. S.D.M. (Sabine) Theuns-Valks, kinderarts Maag Darm Leverziekten, werkzaam in het Albert Schweitzer ziekenhuis, Dordwijk/Zwijndrecht, NVK

 

Klankbordgroep

  • X. (Xander) Zuidema MD, PharmD, Anesthesiologist - Intensivist - Pain Specialist (neuromodulation), werkzaam in het Diakonessenhuis, Utrecht/Zeist, NVA
  • dr. R. (Rudi) Roumen, chirurg, werkzaam in het Máxima Medisch Centrum, Veldhoven/Eindhoven

 

Meelezers

  • Dr. G.M. (Gabie) de Jong, chirurg, werkzaam bij Ziekenhuis Gelderse Vallei te Ede, NVvH
  • Dr. S. (Steve) de Castro, chirurg, werkzaam bij het OLVG - locatie Oost te Amsterdam, NVvH
  • Drs. K. (Karel) Kolkman, algemeen en traumachirurg, werkzaam bij Rijnstate te Arnhem, NVvH
  • Dr. J. (Jasper) Atema, AIOS chirurgie, werkzaam bij het Amsterdam UMC - locatie AMC te Amsterdam, NVvH
  • Dr. I.M. (Iris) Wichers, huisarts, werkzaam in het Medisch Centrum Czaar Peter, Amsterdam / wetenschappelijk medewerker NHG, Utrecht

 

Met ondersteuning van

  • Dr. J.S. (Julitta) Boschman, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • A. (Anja) van der Hout, MSc, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • E.A. (Ester) Rake, MSc, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • D.P. (Diana) Gutierrez, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Atema

Arts in opleiding tot specialist chirurgie

Geen

Geen

4-12-2018

Geen

Boschman

Adviseur

Geen

Geen

Geen

De Castro

Chirurg

Geen

Geen

18-5-2019

Geen

De Jong

Chirurg

Lid T1 CRC werkgroep Nederland onbetaald

Reviewer NVvH, onbetaald

Geen

4-12-2018

Geen

Heineman

Hoogleraar chirurgie N.P. UMCG

Adviesfunctie Clinical Gouvernance, betaald

Geen

6-5-2019

Geen

Kolkman

Algemeen en traumachirurg

Geen

Geen

14-12-2018

Geen

Rake

Adviseur

Geen

Geen

Geen

Theuns-Valks

Kinderarts – Maag Darm Leverziekten Albert Schweitzer Ziekenhuis (ASZ), Dordrecht

Lid van ACNES werkgroep Specialisten ASZ (niet betaald; vergadering meestal buiten werktijd)

Lid van medisch adviesraad ACNES foundation (niet betaald)

Geen

30-1-2019

Geen

Van der Hout

Adviseur

Geen

Geen

Geen

Van Zeeland

Algemeen en vaatchirurg, Ziekenhuis Amstelland Vaatchirurg AUMC

Geen

Geen

12-12-2018

Geen

Wolfhagen

MDL-arts werkzaam in het Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht

Medisch Adviseur MediRisk, betaald

Docent opleiding verpleegkundig endoscopisten en endoscopie-assistenten, Nieuwegein, betaald

Vertrouwenspersoon, Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht, onbetaald

Lid Medische adviesraad ACNES Foundation

8-5-2019

Geen

Klankbordgroep

 

 

 

 

Roumen

Chirurg, Maxima MC Veldhoven / Eindhoven en lid werkgroep buikwandchirurgie van de NVvH

 

Binnen de heelkundige polikliniek is een expertisecentrum, SolviMáx, dat zich volledig toelegt op de diagnostiek en behandeling van lies- en buikwandpijn, zoals ACNES. Dat is de reden dat de meeste literatuur over dit laatste onderwerp van onze groep komt en dat ik gevraagd ben betrokken te zijn bij deze richtlijnontwikkeling. Er zijn, behalve onze intellectuele inbreng en reputatie, geen andere belangen

Dr. Roumen is door de werkgroep geconsulteerd, maar heeft geen teksten of aanbevelingen opgesteld

Zuidema

Anesthesioloog-pijnspecialist, MSB Domstad, Diakonessenhuis Utrecht

Voorzitter sectie pijn- en palliatieve zorg, NVA

Consultant Abbott, vergoeding

Consultant Medtronic, vergoeding

Advisory board member Riemser, vergoeding

Geen, consultancy werkzaamheden niet gerelateerd aan richtlijnonderwerp

14-5-2019

Dhr. Zuidema is door de werkgroep geconsulteerd, maar heef geen teksten of aanbevelingen opgesteld

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van Stichting ACNES bij de knelpunteninventarisatie (Invitational conference). Een verslag hiervan (zie aanverwante producten) is besproken in de werkgroep en de belangrijkste knelpunten zijn verwerkt in de richtlijn. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland, Stichting Kind en Ziekenhuis, Stichting ACNES en Crohn en Colitis Ulcerosa Vereniging Nederland (CCUVN).

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten ten aanzien van algemeen chirurgische onderwerpen, waaronder ACNES. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens een Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen in de aanverwante producten.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroepleden uitgangsvragen opgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II - voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5. De literatuursamenvatting is in het Engels geschreven om internationaal delen van de bevindingen te bevorderen.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patiënt values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html.

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Behandeling