ADHD bij kinderen

Initiatief: NVvP Aantal modules: 14

Monitoren van ADHD bij kinderen

Uitgangsvraag

Welke vragenlijst is geschikt voor het monitoren van het beloop bij kinderen en jongeren met ADHD die al dan niet behandeld worden?

Aanbeveling

Controleer regelmatig het functioneren en de kwaliteit van leven door middel van zorgvuldig en systematisch uitvragen.

 

Overweeg bij medicamenteuze behandeling voor het monitoren van respons op symptoomniveau de ADHD rating scale.

 

Voor het monitoren van functioneren en kwaliteit van leven lijkt de WFIRS geschikt, maar deze (of een vergelijkbaar instrument) dient daarvoor eerst voor toepassing in de Nederlandse praktijk onderzocht te worden.

Overwegingen

Kwaliteit van bewijs

Er zijn weinig studies gevonden waarin de responsiviteit van vragenlijsten voor het monitoren van ADHD symptomen, functioneren en kwaliteit van leven is onderzocht, en de kwaliteit van het gevonden bewijs is in de meeste studies laag.

De ADHD-RS wordt regelmatig gebruikt in de praktijk en is gericht op het meten van ADHD symptomen bij kinderen en jongeren. Het bewijs voor de responsiviteit is laag met de kanttekening dat er weinig goede studies zijn gedaan om de responsiviteit vast te kunnen stellen. Het lijkt desondanks wel een nuttig instrument voor monitoring van effecten van medicamenteuze behandelingen op symptoomniveau in de praktijk.

De WFIRS is gericht op het meten van de beperkingen van het kind. Er is een gemiddeld bewijs voor responsiviteit om verandering in functioneren te meten en is daardoor is deze vragenlijst een waardevol instrument voor de monitoring van het functioneren van het kind in de praktijk.

De bewijskracht voor de CHQ is laag.

De KIDSCREEN wordt in Nederland vaak gebruik Er is echter slechts één studie gevonden en daaruit is niet goed af te leiden of dit instrument responsief is om verandering in kwaliteit van leven bij kinderen en jongeren met ADHD te meten.

 

Balans tussen gewenste en ongewenste effecten

Het kan voor zowel de patiënt als de professional een belasting zijn als een extra vragenlijst moet worden ingevuld. Een relevante vraag is dan of een extra vragenlijst gericht op symptoomreductie, functioneren of kwaliteit van leven relevante informatie oplevert en hoe betrouwbaar het is.

 

Professioneel perspectief

De gevonden meetinstrumenten voor het monitoren van het beloop van ADHD en van behandeleffecten op symptoomniveau zijn weinig onderzocht en er is nog beperkt bewijs dat deze vragenlijsten echt responsief zijn.

Het geregeld afnemen van vragenlijsten bij ouders of leerkracht kan zinvol zijn om de indrukken van ouders en leerkracht over veranderingen in ADHD symptomen enigszins te objectiveren. Met name bij de beoordeling van de effectiviteit van medicamenteuze behandeling is het oordeel van de leerkracht belangrijk. In de praktijk wordt voor het beoordelen van de effecten van behandeling met medicatie door veel clinici de ADHD-RS als geschikt ervaren. Dit geldt ook voor de afname van andere DSM-georiënteerde vragenlijsten die door de ouders en/of leerkracht moeten worden ingevuld, zoals de SNAP-IV of AVL.

Een voordeel van het gebruik van een vragenlijst zoals de ADHD rating scale is dat de clinicus gericht alle symptomen uit moet vragen. Dit is vaak een nauwkeuriger methode dan wanneer zonder vragenlijst, in een ongestructureerd gesprek, met ouders en kind wordt nagegaan hoe het met de ADHD symptomen gaat. Een nadeel is dat met de ADHD-RS geen zicht verkregen wordt op het functioneren en de kwaliteit van leven. De WFRIS geeft hier wel zicht op, maar is uitgebreid waardoor deze veel tijd kost om in te vullen.

Monitoring dient regelmatig plaats te vinden, gericht op de behandeldoelen en de persoonlijke situatie. Daarbij verdient het aanbeveling monitoring te personaliseren omdat de uitingsvorm en de omgeving zoals de gezins- school of werksituatie, voor ieder individu verschillend is.

 

Middelenbeslag

Voor de meeste vragenlijsten geldt dat deze moeten worden aangeschaft voor gebruik. De vragenlijsten ADHD rating scale en WFIRS zijn eenvoudig verkrijgbaar, soms zelfs zonder kosten. (LINK naar NL versie ADHD RS INVOEGEN)

Onderbouwing

In de behandeling en begeleiding van kinderen en jongeren met ADHD is het van belang dat ouders en behandelaars de effecten van behandelingen evalueren en daarnaast zicht houden op het beloop van de problematiek. Voor beide doeleinden worden in de praktijk vaak vragenlijsten gebruikt. Het is echter niet duidelijk welke vragenlijst(en) hiervoor het meest geschikt zijn.

Veel ADHD vragenlijsten zijn gericht op het meten van symptomen. Deze kunnen hun waarde hebben voor het meten van effecten van behandelingen die zich richten op symptoomreductie, zoals medicamenteuze behandelingen. Voor het monitoren van het beloop is van belang dat in kaart gebracht wordt hoe het met de verschillende functioneringsgebieden van een kind of jeugdige gaat en hoe de kwaliteit van leven is.

Veel (niet-medicamenteuze) behandelingen richten zich niet specifiek op symptoomreductie maar op andere, bijkomende, klachten, zoals gedragsproblemen of problemen in het sociaal functioneren. Om de effecten van die behandelingen te meten zijn dus andere vragenlijsten dan (symptoomgerichte) ADHD vragenlijsten nodig. In het kader van deze richtlijn module heeft de werkgroep zich in de systematische literatuuranalyse echter beperkt tot vragenlijsten die ADHD symptomen meten en vragenlijsten gericht op functioneren en kwaliteit van leven.

 

Huidige praktijk

In de praktijk worden verschillende vragenlijsten gebruikt om behandeleffecten en beloop te meten, vaak worden zelfs helemaal geen vragenlijsten gebruikt.

 

Definitie/doel van de interventie

Monitoring van behandeleffecten: het systematisch en gericht meten, voor, tijdens en na behandeling, van veranderingen in symptomen of specifieke bijkomende problemen.

Monitoring van beloop: het systematisch volgen van de ontwikkeling van een kind of jongere op verschillende functioneringsgebieden en op de kwaliteit van leven.

Laag

Er zijn aanwijzingen dat de ADHD rating scale (ADHD-RS) in staat is verandering in ADHD symptomen bij kinderen met ADHD op te merken. De gevonden (gestandaardiseerde) verandering in score is vergelijkbaar met de CGI.

 

Zhang 2005

 

Laag

Er zijn aanwijzingen dat de Continuous Performance Test niet goed in staat is een onderscheid te maken tussen kinderen die wel en die geen klinisch respons vertonen op een behandeling gemeten volgens de ADHD-RS.

 

Fernández-Jaén 2009

 

Redelijk

De  Weiss Functional Impairment Rating Scale (WFIRS) is mogelijk bruikbaar om veranderingen in functioneren bij kinderen met ADHD op te merken. De gemiddelde verandering in score is groter bij kinderen die volgens de ADHD-RS en de CGI een goede respons laten zien dan bij kinderen die geen respons vertonen.

 

Gajria 2015

 

Laag

Er zijn aanwijzingen dat de score voor de subschaal psychosociaal functioneren van de Child Health Questionnaire in staat is veranderingen in functioneren bij kinderen met ADHD op te merken. De verandering in psychosociale score is groter bij kinderen bij wie volgens de ADHD-RS sprake is van een klinische verbetering dan bij kinderen bij wie er geen klinische verbetering is. De verandering in de score voor fysiek functioneren was klein. 

 

Rentz 2005

 

Zeer laag

Het is onduidelijk of generieke kwaliteit van leven vragenlijsten zoals de EuroQol of de KIDSCREEN 10 in staat zijn veranderingen in ADHD bij kinderen te meten.

 

Bouwmans 2014

ADHD-rating scale (ADHD-RS)

Zhang (2005) beschrijft de validiteit en responsiviteit van de ADHD rating scale (ADHD-RS bij 604 kinderen en adolescenten met ADHD die waren geïncludeerd in een studie naar het effect van atomoxetine. De uitkomsten van de ADHD-RS zijn afgezet tegen het oordeel van de arts, volgens de Clinical Global Impression Severity (CGI-S). De auteurs merken op dat zij idealiter de ADHD-RS hadden afgezet tegen de CGI-improvement (CGI-Ii, maar dat deze versie van de CGI helaas niet is meegenomen in de studie. In de analyse is de standardized response mean berekend, uitgedrukt in de gemiddelde verandering in score gedeeld door de standaard deviatie van de veranderscore. Tevens is het minimaal klinisch relevant verschil bepaald. Hiervoor is de gemiddelde verandering in de ADHD-RS berekend in de groep kinderen met een verandering van CGI-S met 1 (within treatment minimal clinically important difference, MCID). De score van de ADHD-RS varieert van 0 en 54.

 

Kwaliteit van leven meetinstrumenten

Bouwman (2014) onderzocht de validiteit en responsiviteit van de twee instrumenten om kwaliteit van leven te meten: KIDSCREEN-10 en de EuroQol (EQ-5D). Voor de analyse zijn gegevens gebruikt van een cross-sectionele studie naar de ziektelast bij kinderen en adolescenten met ADHD. De gegevens van 779 ouders van kinderen in de leeftijd 8-18 werden gebruikt. In de studie is aan ouders gevraagd aan te geven of hun kinderen reageerden op behandeling. De beschrijving van “goede reactie op behandeling” (responsive) was: “uw kind neemt de voorgeschreven medicatie dagelijks. Uw kind functioneert goed op deze behandeling en er zijn geen significante problemen thuis of op school.” De beschrijving van “non-responsive” was: “de inname van de medicatie door uw kind wijkt af van de dagelijks voorgeschreven dosis. Uw kind functioneert redelijk goed. ADHD symptomen zijn verminderd, maar er zijn korte periodes waarin uw kind problemen ervaart thuis of op school.” De gemiddelde scores voor de KIDSCREEN-10 en de EQ-5D zijn vergeleken tussen kinderen die volgens de ouders goed reageerden op de behandeling en kinderen die volgens de ouders niet goed reageerden op behandeling.

Gajria (2015) beschrijft de resultaten van de Weiss Functional Impairment Rating Scale (WFIRS). Voor de studie is gebruik gemaakt van de gegevens van 2357 kinderen uit zeven afzonderlijke trials. In de trials werd guanfacine hydrochloride of lisdexamfetaime dimesylate vergeleken met een placebo. In de analyse is de groep kinderen at random verdeeld in twee groepen van vergelijkbare omvang. De scores op de WFIRS zijn afgezet tegen een verbetering volgens de ADHD-RS of de CGI-I. Een responder werd gedefinieerd als een iemand bij wie de ADHD-RS totaal score met minimaal 30% is afgenomen en de CGI-I score minimaal 1 was. In de analyse is een vergelijking gemaakt van de gemiddelde verandering in scores voor de WFIRS-P tijdens follow up (7 tot 13 weken) bij de responders en de non-responders.

Rentz (2005) heeft de testeigenschappen van de Child Health Questionnaire (CHQ) in een groep van 921 kinderen onderzocht die waren geïncludeerd in een trial naar atomoxetine. De uitkomsten van de CHQ zijn vergeleken met de uitkomsten van de CGI en de ADHD-RS gehanteerd. De CHQ is een meetinstrument voor kwaliteit van leven, waarbij 12 domeinen zijn geïncludeerd. De scores worden per domein gerapporteerd en twee overkoepelende scores, namelijk totaalscore fysiek en totaalscore psychosociaal. Er was sprake van een respons bij het kind indien de score voor ADHD-RS na 10 weken gelijk of lager was dan 75% van de score bij baseline.

 

Saylor (2007) onderzocht de kenmerken van de Life Participation Scale for ADHD, child version (LPS-C). De LPS-C is een vragenlijst bestaande uit 24 items, met een score van 0-72 (hoge score =). Om de kenmerken van de LPS-C te analyseren zijnde gegeven van drie placebo gecontroleerde trials gebruikt met in totaal 979 kinderen (6-17 jaar). De uitkomsten van de LPS-C zijn vergelijken met de ADHD-RS en de CGI-S. Voor elke van de gebruikte vragenlijsten is de effect size berekend, gedefinieerd als het verschil in verandering gedeeld door de sd in de veranderscore.

 

Executieve functietesten

Fernández-Jaén (2009) presenteert de resultaten van een analyse bij 104 kinderen met ADHD (6-18 jaar) die werden behandeld met methylfenidaat. De resultaten van een aantal executieve functietesten, waaronder de Conners Continuous performance test II (CPT-II) zijn afgezet tegen de scores op de ADHD rating scale. In het artikel zijn alleen de resultaten van de CPT-II beschreven. Voor de CPT-II zijn de individuele scores omgezet in z-scores, waarbij drie onderdelen werden gedefinieerd: CPT-omission errors, CPT-commission errors, CPT-reaction time. Een positief behandeleffect werd gedefinieerd als een afname van de ADHD symptomen met minimaal 30% na een periode van drie maanden. Vervolgens is voor de groep kinderen met positief behandeleffect en de groep kinderen zonder positief behandeleffect berekend hoeveel kinderen ook verbetering lieten zien op functietesten. Daarnaast zijn de veranderscores berekend voor de kinderen met en zonder behandeleffect (volgens de ADHD-RS).

 

Resultaten

ADHD-rating scale

Zhang (2005) rapporteert een vergelijkbare verandering in scores voor de ADHD-RS en CGI. De standardized response mean (SRM) is berekend door de gemiddelde verandering van baseline te delen door standaard deviatie in veranderscores. De SRM van de ADHD rating scale (SRM=1.84) was vergelijkbaar met de ARM van de clinical global impression ADHD-severity, (SRM=1.84). In de subgroep van patiënten die door de arts waren beoordeeld als “een beetje beter” was de gemiddelde verandering in score van de ADHD-RS 10.2 (= within-treatment MCID).

Het minimaal klinisch relevant verschil is tevens berekend. Hiervoor is de gemiddelde verandering in de ADHD-RS berekend in de groep kinderen met een verandering van CGI-ADHD-S met 1

 

Kwaliteit van leven meetinstrumenten

In de studie van Bouwman (2014) reageerde volgens 59% van de ouders hun kind goed op behandeling (de voorgeschreven medicatie) (responsive) en volgens 25% van de ouders reageerde hun kind niet goed (non-responsive). Dertien procent stopte met medicatie en 3 % had nooit medicatie gebruikt. De gemiddelde score voor de KIDSCREEN was iets hoger bij de kinderen die goed reageerden, dan de kinderen die niet goed reageerden op de behandeling (gemiddelde scores 47.45 (sd 8.8) en 42.6 (sd 7.9) respectievelijk; Cohen’s effect size 0.58). Hierbij is sprake van een matig effect (effect size > 0.5). De gemiddelde score voor de EQ-5D was ook iets hoger bij de kinderen die goed reageerden, dan de kinderen die niet goed reageerden op de behandeling (gemiddelde score 0.84 (sd 0.15) en 0.75 (sd 0.18) respectievelijk; Cohen’s effect size 0.52).

Rentz (2005) rapporteert een grotere verandering in de CHQ subschaal psychosociaal functioneren bij kinderen die volgens de ADHD-RS een respons vertoonden (+12) in vergelijking met kinderen die geen respons vertoonden (+3.1). De verandering in de totaal score voor fysiek functioneren was klein en vergelijkbaar bij de responders en de niet responders (-0.9 in de groep responders, +0.1 voor de groep non-responders )

Gajria (2015) werd een hogere afname gevonden in de WFIRS totaalscore bij kinderen die waren gedefinieerd als responder dan in de groep kinderen die waren gedefinieerd als non responder (populatie 1: -responders: veranderscore -0.42(sd -0.4), non-responders: veranderscore -0.17 (-0.3); populatie 2: veranderscore -0.42(sd -0.4), -non-responders: veranderscore -0.15 (-0.3)). Ook voor de diverse domeinen van de WFIRS waren de gemiddelde afname in scores hoger in de groep responders dan in de groep non-responders.

Saylor (2007) effect size voor de life participation scale for ADHD was matig (ES=0.44) en vergelijkbaar met effect size voor de ADHD-RTS (ES=0.64) en voor de CGi (ES=0.50)

 

Executieve functietesten

De resultaten van de functietoetsen kwamen niet altijd overeen met de uitkomsten van de ADHD rating scale (Fernández-Jaén 2009). Bij mensen met een respons volgens de ADHD rating scale, werd bij 7 kinderen (8.8%) geen betere score gevonden op de CPT-Om en de CPT-Com. Bij kinderen met geen respons volgens de ADHD rating scale (n=15), vertoonde 5 kinderen (33%) wel een verbetering op CPT-Com en CPT-Om), 8 kinderen (53%) had een betere score op de CPT-Om en 6 kinderen (40%) een verbetering op de CPT-Com. Bij kinderen met een respons volgens de ADHD rating scale werd een afname gevonden op de CPT Com (verandering z-waarde: -0.8), terwijl de score vergelijkbaar bleef bij non-responders (-0.2). Voor de twee andere onderdelen (CPT-Om en CPT-Hit) waren de verschillen tussen responders en non-responders minder groot.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de diagnostische eigenschappen van de WFIRS is met één niveau verlaagd gezien enige beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias).

De bewijskracht voor de diagnostische eigenschappen van de ADHD-RS is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias) en imprecisie.

De bewijskracht voor de diagnostische eigenschappen van de Continuous Performance Test is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias) en imprecisie.

De bewijskracht voor de diagnostische eigenschappen van de eigenschappen van de kwaliteit van leven instrumenten (EQ-5D en KIDSPROOF -10) is met drie niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias) en tegenstrijdige resultaten (inconsistentie). De studie (Bouwmans 2014) was cross-sectioneel en dus niet geschikt voor het analyseleren van de responsiviteit. Tevens zijn kanttekeningen te plaatsen bij de vergelijkende test aangezien in deze studie de ouders schriftelijk is gevraagd hoe hun kind functioneerde in relatie tot medicamenteuze behandeling.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag: welke vragenlijsten zijn geschikt om veranderingen in ADHD symptomen, functioneren en/of kwaliteit van leven te meten bij kinderen en jongeren met ADHD die al dan niet behandeld worden?

 

P: kinderen of jongeren (< 18 jaar) met aandacht en concentratieproblematiek en/of hyperactiviteit /impulsiviteit

I: AVL, ADHD Rating scale, SDQ en de kids-screen, Qbtest, Connors, CGI, TRF (leerkracht), Dundee, zelfredzaamheid matrix

C: - (niet nader gespecificeerd)

O: responsiviteit, mogelijkheid om veranderingen te meten

 

Zoeken en selecteren (Methode)

Voor deze richtlijnmodule is gezocht naar studies sinds 2003 in de databases Medline (via OVID) en PsycInfo (via OVID). Op 29 september 2016 is met relevante zoektermen gezocht naar vragenlijsten gericht op het monitoren bij de kinderen en jongeren met ADHD. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording.

De literatuurzoekactie leverde 876 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: relevante vragenlijst (Nederlandse versie beschikbaar en gevalideerd), populatie bestaat uit kinderen of jongeren met (verdenking op) ADHD en relevante uitkomstmaten (responsiviteit). Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie elf studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens vijf studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording).

Uiteindelijk zijn zes studies geïncludeerd. De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidence tabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk of bias tabellen.

  1. Aebi M, Winkler Metzke C, Steinhausen HC. Accuracy of the DSM-oriented attention problem scale of the child behavior checklist in diagnosing attention-deficit hyperactivity disorder. J Atten Disord. 2010;13(5):454-63.
  2. Bunte TL, Schoemaker K, Hessen DJ, et al. Clinical usefulness of the Kiddie-Disruptive Behavior Disorder Schedule in the diagnosis of DBD and ADHD in preschool children. J Abnorm Child Psychol. 2013;41(5):681-90.
  3. Bussing R, Fernandez M, Harwood M, et al. Parent and teacher SNAP-IV ratings of attention deficit hyperactivity disorder symptoms: psychometric properties and normative ratings from a school district sample. Assessment. 2008;15(3):317-28.
  4. Chang LY, Wang MY, Tsai PS. Diagnostic Accuracy of Rating Scales for Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder: A Meta-analysis. Pediatrics. 2016;137(3):e20152749 .
  5. Green JG, Avenevoli S, Finkelman M, Gruber MJ, Kessler RC, Merikangas KR, et al. Attention deficit hyperactivity disorder: Concordance of the adolescent version of the Composite International Diagnostic Interview Version 3.0 (GDI) with the K-SADS in the US National Comorbidity Survey Replication Adolescent (NCS-A) supplement. Int J Methods Psychiatr Res. 2010;19(1):34-49
  6. Mueller AK, Fuermaier AB, Koerts J, Tucha L. Stigma in attention deficit hyperactivity disorder. Atten Defic Hyperact Disord. 2012;4(3):101-14. doi:10.1007/s12402-012-0085-3.
  7. Ohan JL, Visser TA, Strain MC, Allen L. Teachers' and education students' perceptions of and reactions to children with and without the diagnostic label "ADHD". J Sch Psychol. 2011;49(1):81-105. doi: 10.1016/j.jsp.2010.10.001.
  8. Parker A, Corkum P. ADHD Diagnosis: As Simple As Administering a Questionnaire or a Complex Diagnostic Process? J Atten Disord. 2016;20(6):478-86. doi: 10.1177/1087054713495736.
  9. Posserud MB, Ullebø AK, Plessen KJ, et al. Influence of assessment instrument on ADHD diagnosis. Eur Child Adolesc Psychiatry. 2014;23(4):197-205. doi: 10.1007/s00787-013-0442-6.
  10. Sjölander L, Vadlin S, Olofsdotter S, Sonnby K. Validation of the parent version of the World Health Organization Adult ADHD Self-Report Scale for adolescents. Nord J Psychiatry. 2016;70(4):255-61. doi: 10.3109/08039488.2015.1085092.
  11. Bouwmans C, van der Kolk A, Oppe M, Schawo S, et al. Validity and responsiveness of the EQ-5D and the KIDSCREEN-10 in children with ADHD. Eur J Health Econ. 2014;15(9):967-77.
  12. Fernández-Jaén A, Fernández-Mayoralas DM, Pardos A, Calleja-Pérez B, et al. Clinical and cognitive response to extended-release methylphenidate (Medikinet) in attention deficit/hyperactivity disorder: efficacy evaluation. Adv Ther. 2009;26(12):1097-110. doi: 10.1007/s12325-009-0083-9.
  13. Gajria K, Kosinski M, Sikirica V, et al. Psychometric validation of the Weiss Functional Impairment Rating Scale-Parent Report Form in children and adolescents with attention-deficit/hyperactivity disorder. Health Qual Life Outcomes. 2015;13:184. doi: 10.1186/s12955-015-0379-1.
  14. Rentz AM, Matza LS, Secnik K, et al. Psychometric validation of the child health questionnaire (CHQ) in a sample of children and adolescents with attention-deficit/hyperactivity disorder. Qual Life Res. 2005;14(3):719-34.
  15. Saylor K, Buermeyer C, Sutton V, et al. The Life Participation Scale for Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder--Child Version: psychometric properties of an adaptive change instrument. J Child Adolesc Psychopharmacol. 2007;17(6):831-42. doi: 10.1089/cap.2007.0030.
  16. Zhang S, Faries DE, Vowles M, Michelson D. ADHD Rating Scale IV: psychometric properties from a multinational study as a clinician-administered instrument. Int J Methods Psychiatr Res. 2005;14(4):186-201.

Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel

Auteur en jaartal

Redenen van exclusie

Piper 2014

niet relevante uitkomstmaten

Riley 2006

niet relevante uitkomstmaten

Pelham 2005

narrative review

Szomlaiski 2009

niet relevante uitkomstmaten

Volpe 2010

niet relevante uitkomstmaten

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-06-2018

Laatst geautoriseerd  : 01-06-2018

Geplande herbeoordeling  :

Module[1]

Regiehouder(s)[2]

Jaar van autorisatie

Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn[3]

Frequentie van beoordeling op actualiteit[4]

Wie houdt er toezicht op actualiteit[5]

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling[6]

vragenlijsten monitoring ADHD

NVvP

2018

2023

eens per 5 jaar

NVvP

-

 

De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz  zijn regiehouder van deze richtlijnmodules en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijnmodules. De andere deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijnmodules is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2023 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie of de modules nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijnmodules heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijnmodules komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.


[1] Naam van de module

[2] Regiehouder van de module (deze kan verschillen per module en kan ook verdeeld zijn over meerdere regiehouders)

[3] Maximaal na vijf jaar

[4] (half)Jaarlijks, eens in twee jaar, eens in vijf jaar

[5] regievoerende vereniging, gedeelde regievoerende verenigingen, of (multidisciplinaire) werkgroep die in stand blijft

[6] Lopend onderzoek, wijzigingen in vergoeding/organisatie, beschikbaarheid nieuwe middelen

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie

Algemene gegevens

De ontwikkeling van de modules screening, diagnostiek, monitoring en medicamenteuze behandeling bij kinderen en jongeren met ADHD werd ondersteund door het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De ontwikkeling van de modules niet-farmacologische behandeling en combinatiebehandeling voor kinderen, jongeren en volwassenen, werd ondersteund door het Trimbosinstituut en gefinancierd vanuit Het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz.

Doel en doelgroep

Doel

Aanbevelingen formuleren voor de diagnostiek en behandeling bij kinderen, jongeren en volwassenen met ADHD.

 

Doelgroep

Psychiaters, kinder- en jeugdartsen, psychologen, huisartsen, vaktherapeuten, verpleegkundigen en verzorgenden.

Samenstelling werkgroep

Deze richtlijnmodules zijn ontwikkeld als onderdeel van een project voor het ontwikkelen van de zorgstandaard ADHD. Dit project waarin de zorgstandaard is ontwikkeld is begeleid door het Trimbos instituut. Voor het ontwikkelen van de zorgstandaard is in 2016 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met ADHD te maken hebben. Deze werkgroep heeft parallel aan de zorgstandaard ook de richtlijnmodules ontwikkeld.

 

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname.

  • prof. dr. W.A. Nolen, psychiater, NVvP (voorzitter)
  • P.J. Carpentier, psychiater, NVvP
  • B. Levelink, kinderarts, NVK
  • R. R. Pereira, kinderarts, Impuls en woordblindheid
  • S.J.M. Schrevel, patiëntvertegenwoordiger, Impuls en woordblindheid
  • L. Singor, oudervertegenwoordiger, Balans
  • S. van Manen, huisarts, NHG
  • W. Göttgens-Jansen, apotheker, KNMP
  • B.J. van den Hoofdakker, klinisch psycholoog, NIP
  • G. van de Loo-Neus, kinder- en jeugdpsychiater, NVvP
  • G. Jol-Rikkers, jeugdarts, AJN
  • M. Broekhuizen, LVVP
  • A. Driessen, V&VN
  • I. de Noord, VVGN

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling” is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met evt. belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Driessen

 

 

Jeugdverpleegkundige

V&VN - vakgroep Jeugd

 

geen

Levelink

 

Kinderarts sociale pediatrie, GGZ De Mutsaersstichting en   Kinderrevalidatiecentrum Adelante;  promotieonderzoek mbt ADHD bij vakgroep kindergeneeskunde van het UMC Maastricht.

geen

Zitting in de werkgroep gepaste zorg van het Ministerie van Volksgezondheid icm onderwijs

geen

van den Hoofdakker

Klinisch psycholoog/ gedragstherapeut polikliniek kinder- en jeugdpsychiatrie, Accare Universitair Centrum Groningen (25%)
Senior onderzoeker -Accare Universitair Centrum Groningen (45%)

geen

-Research grants: ZonMw, NWO, UMCG. Participatie in onderzoeksgroepen met subsidies van ZonMw, NWO, Accare, gemeentes, Shire
Projectleider Consortium ADHD en druk gedrag (subsidie ZonMw) Hoofdaanvrager Academische Werkplaats ADHD en druk gedrag (subsidie ZonMw)

-(Mede) ontwikkelaar van oudertrainingsprogramma voor ouders van kinderen met ADHD en gedragsproblemen (BPTG), zonder financiële belangen.

-(Mede) redacteur van het boekje "Sociaal onhandig. Over de  opvoeding  van kinderen met ADHD en PDDNOS",

geen

Visser

 

Balans academy, patiëntenvereniging, NVA/Balans, trainer, Ouderpower, vrijwilligersvergoeding

 

-Mijn gezin en ik hebben ADHD. -lid van een werkgroep van Impuls en Woortblind en contactpersoon passend onderwijs, vrijwilliger European Brains@Work: ambassadeur op gebied van bewustwording neurodiversiteit bij werknemers, Vrijwilliger bij Loesje.nl, vrijwillgersvergoeding

-Expertise op gebied van theoretische onderbouwing van de MatriXmethode: MatriXmethode Instituut Docent Masterclass Onder de Loep, betaald

-Eigenaar praktijk Veelkant, BATC natuurgericht vakspecialist zingeving

geen

Rikkers

 

Jeugdarts Kinderpraktijk Zoetermeer

Bestuurslid AJN, Jeugdartsen GGZ
Lid commissie VergaderVoorbereidingscommissie WC AJN
alles onbezoldigd

zelf diagnose ADHD/ dochter met ADHD

geen

van de Loo-Neus

 

Kinder- en Jeugdpsychiater 28 uur;
Manager behandelzaken ADHD zorglijn 8 uur

Expert Kenniscentrum Kinder- en jeugdpsychiatrie ADHD, onbetaald

-man en kinderen hebben ADHD

-Aan de zijlijn betrokken bij MASK onderzoek, discontinuation trial van methylfenidaat (farmaceutische industrie betrokken bij de levering van medicatie). ZonMw heeft deel gefinancierd.

-Aanvraag voor TOPGGz van de ADHD zorglijn Karakter UC.

geen

de Noord

 

Verslavingsarts KNMG werkzaam bij Bouwman GGZ/Antes

Bestuurslid VVGN

geen

 

Singor

 

ervaringsdeskundige ouder namens de oudervereniging Balans

Advies en informatielijn medewerkster bij de oudervereniging Balans (onbetaald);
Namens Balans deelname aan academische werkplaats ADHD en druk gedrag (subsidieaanvraag bij ZonMW). (onbetaald)
Pedagodogisch medewerkster in de kinderopvang. (betaald)

nvt

 

Broekhuizen-Holtes

 

Klinisch psycholoog/ gedragstherapeut polikliniek kinder- en jeugdpsychiatrie, Accare Universitair Centrum Groningen (25%);
Klinisch psycholoog in Eigen praktijk VRIJ en Praktijk Mieke Broekhuizen
Klinisch psycholoog bij GGZ MTSR Geleen

-

geen

 

 

Carpentier

Psychiater, Ambulante Specialistische Behandeling, Reinier van Arkel, den Bosch

Lid Commissie van Toezicht, PI Vught (onbezoldigd)
 Voorzitter Bestuur ADHD Netwerk, den Haag (onbezoldigd)

geen

geen

Pereira

Kinderarts, 20 uur/week, MC kinderplein Rotterdam, betaald
Voorzitter Impuls & Woortblind

Bestuurslid ADHD netwerk (onbetaald)
Editorial chief ADHD Practice (onkostenvergoeding)

Deelname onderzoek over invloed van microbiosen op ADHD (gefinancierd door particulier fonds)

geen

Schrevel

Docent HBO-V Haagse Hogeschool; Neemt deel als lid van Impuls

 

geen

geen

Van Manen

Huisarts, kaderarts GGZ

Medisch directeur van Stichting Haspel, een zorggroep die POH GGZ plaatst en schoolt in de regio Noord Brabant Noord Oost; Lid van opleidingscommissie POH GGZ van RINOZuid ; docent aan de opleiding POH GGZ RINOZuid. (betaald)

Lid van Psyhag, de expertgroep GGZ, welke onder de paraplu van het NHG valt

geen

Gottgens

Openbaar apotheker/ opleider Apotheek Blanckenburgh 0,6 fte; Docent vervolgopleiding specialisme openbaar apotheker 0,1 fte; Junior onderzoeker 0,2 fte

Columnist Pharmaceutisch Weekblad- vergoeding per column 6-7x per jaar

geen

geen

Nolen

Emeritus Hoogleraar Psychiatrie, UMC Groningen

Adviseur Specialistisch Centrum Bipolaire Stoornissen (SCBS), Dimence, Deventer
- Betaald op basis van declaraties

2011-2016:

- onderzoekssubsidies op gebied bipolaire stoornissen van ZonMw en Europese Unie

- lid van adviesraad Daleco Pharma t.a.v. registratie van antidepressivum Tracydal (tranylcypromine) voor indicatie medicatie-resistente depressie

-gesproken op symposia over bipolaire stoornissen en depressie, gesponsored door Astra Zeneca en Lundbeck

geen

Inbreng patiëntenperspectief

Een afgevaardigde van de patiëntenvereniging Implus en woordblindheid en een afgevaardigde van de oudervereniging Balans waren lid de werkgroep. Deze afgevaardigden hebben tijdens de ontwikkeling van de zorgstandaard en richtlijnmodules een enquête gehouden onder hun achterban. Een verslag hiervan is besproken in de werkgroep en verwerkt in de zorgstandaard ADHD.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijnmodules en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De zorgstandaard ADHD wordt als een belangrijk product voor de implementatie gezien.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodules zijn opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten en het Procedureboek Richtlijnontwikkeling (Handleiding voor GGZ-richtlijnen) van het Trimbos-instituut.

 

Knelpuntenanalyse en gebruik internationale richtlijn

Deze richtlijnmodules zijn ontwikkeld als onderdeel van een project voor het ontwikkelen van de zorgstandaard ADHD. Bij aanvang van het schrijven van de zorgstandaard ADHD inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten rond ADHD. De zorgstandaard beoogt het gehele zorgtraject voor mensen (kinderen én volwassenen) met ADHD te beschrijven. Deze zorgstandaard is waar mogelijk en van toepassing gebaseerd op bestaande richtlijnen.

 

Gelijktijdig met het ontwikkelen van de zorgstandaard is door NICE in het Verenigd Koninkrijk hun richtlijn ADHD herzien (https://www.nice.org.uk/guidance/cg72). In overleg met opdrachtgever NVvP, is besloten zoveel mogelijk aan te sluiten bij de herziening van de NICE richtlijn. Waar mogelijk is gebruik gemaakt van het literatuuronderzoek uitgevoerd door NICE. Voor een aantal onderwerpen werd door het Trimbos instituut samengewerkt met NICE bij het uitvoeren van het literatuuronderzoek. In de herziening van de NICE richtlijn zou het onderwerp met betrekking tot het gebruik van instrumenten voor de screening, de diagnostiek en het monitoren van het beloop bij kinderen met ADHD niet meegenomen worden (NICE 2016). Vanuit de werkgroep werd aangegeven dat deze vraag naar de waarde van vragenlijsten bij de screening, diagnostiek en monitoring belangrijk is voor de praktijk. Vervolgens is binnen de werkgroep besloten drie richtlijnmodules zelf te ontwikkelen met betrekking tot vragenlijsten voor screening, diagnostiek en monitoring bij kinderen met ADHD. Het betreft een gedeeltelijke herziening van de multidisciplinaire richtlijn ADHD bij kinderen (Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ 2005), maar aangezien deze richtlijn niet voldoet aan de eisen zoals beschreven in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0, is besloten deze modules geheel opnieuw te ontwikkelen.

 

Voor de richtlijnmodules met betrekking tot behandeling bij kinderen met ADHD is gebruik gemaakt van het systematisch literatuuronderzoek dat is uitgevoerd als onderdeel van de herziene NICE richtlijn. De resultaten van het literatuuronderzoek werden in september 2017 beschikbaar gesteld bij het publiceren van de conceptrichtlijn van NICE. Bij de uitgangvraag die is gebaseerd op een internationale richtlijn, is alleen gebruik gemaakt van het literatuuronderzoek tot en met de conclusies. Vervolgens zijn door de Nederlandse werkgroep de eigen overwegingen en aanbevelingen geformuleerd, waarbij is uitgegaan van de Nederlandse context (zie hieronder).

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen op het gebied van screening, diagnose en monitoring is aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag.

 

Kwaliteitsbeoordeling

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidence tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrument is de QUADAS II voor diagnostisch onderzoek. Voor de uitgangsvraag over instrumenten voor monitoring is de COSMIN checklist gebruikt gericht op studies naar de responsiviteit van vragenlijsten (Terwee 2012).

 

De sterkte van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode  voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008). GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, matig, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013). 

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er  resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Matig

  • er is matige zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE methodiek. Bij de modules over behandeling zijn de conclusies bij het literatuuronderzoek van NICE overgenomen. NICE heeft hierbij tevens de GRADE methodiek toegepast. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ (Van bewijs naar aanbeveling).  

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

Bij de zorgstandaard ADHD is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Bij deze richtlijnmodules is geen aparte module hierover geschreven.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijnmodules is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodules werden aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren zijn de richtlijnmodules aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodules zijn aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

Kennisinstituut van de Federatie voor Medisch Specialisten (2016). Adapteren van internationale richtlijnen naar de Nederlandse praktijk. Adviesrapport

Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ. Multidisciplinaire Richtlijn voor diagnostiek en behandeling van ADHD bij kinderen en jeugdigen (2005). Trimbos-instituut, Utrecht (art.no.: AF0635)

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

NICE 2016. National institute for health and care excellence. Guideline scope. Attention deficit hyperactivity disorder: diagnosis and management.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Terwee CB, Mokkink LB, Knol DL, Ostelo RWJG, Bouter LM, de Vet HCW. Rating the methodological quality in systematic reviews of studies on measurement properties: a scoring system for the COSMIN checklist. Qual Life Res (2012) 21:651–7.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Niet-medicamenteuze behandeling ADHD bij kind