Addendum bij ESC-richtlijn Cardiac Pacing and cardiac resynchronization therapy

Initiatief: NVVC Aantal modules: 12

Aangepaste adviezen

Aanbevelingen met level of evidence A of B

Deze module beschrijft de aanpassingen van aanbevelingen met ‘level of evidence A of B’. Het merendeel van de aanbevelingen uit de ESC-richtlijn Cardiac pacing and cardiac resynchronization therapy is overgenomen voor de Nederlandse praktijk. In bijlage I staat het volledige overzicht weergegeven van alle aanbevelingen. 

 

Upgrade from right ventricular pacing to cardiac resynchronization therapy (Chapter 6.4 ESC guideline)

Bij de volgende aanbeveling wil de werkgroep benadrukken dat inmiddels de aanbeveling bevestigd is door de resultaten uit de Budapest CRT-trial (Merkely, 2023). Dit is het eerste gerandomiseerde gecontroleerde onderzoek dat aantoonde dat harde eindpunten, zoals mortaliteit, ziekenhuisopname vanwege hartfalen en reverse remodelling, kunnen worden verminderd door overstap van conventionele ICD naar CRT-D bij patiënten met significante RV-pacing. De aanbeveling is niet aangepast. 

Patients who have received a conventional pacemaker or an ICD and who subsequently develop symptomatic HF with LVEF ≤35% despite OMT, and who have a significant proportion of RV pacing, should be considered for upgrade to CRT. 

Vertaald naar het Nederlands:

Patiënten die een conventionele pacemaker of een ICD hebben gekregen en die vervolgens symptomatisch HF ontwikkelen met LVEF ≤35% ondanks OMT, en die een aanzienlijk deel van de RV-pacing hebben, dienen te worden overwogen voor een upgrade naar CRT.

 

Benefit of adding implantable cardioverter defibrillator in patients with indication for cardiac resynchronization therapy (Chapter 6.6 ESC guideline)

Voor de primaire preventie bij ICD-plaatsing bij NICM is een aparte Nederlandse indicatierichtlijn gepubliceerd. Een verwijzing naar deze richtlijn is toegevoegd aan de aanbeveling. Samenvattend is er weinig bewijs voor het toevoegen van defibrillatortherapie aan CRT bij patiënten met niet-ischemische etiologie van hartfalen. Dit is ook aangetoond in een recente meta-analyse (Theuns, 2023). 

In patients who are candidates for CRT, implantation of a CRT-D should be considered after individual risk assessment and using shared decision-making. 

Hierbij dient de Indicatierichtlijn primaire preventie ICD plaatsing bij NICM te worden gevolgd. 

 

Leadless pacing (Chapter 7.4 ESC guideline)

De aanbevelingen uit hoofdstuk 7.4 worden door de werkgroep onderschreven. Opgemerkt moet worden dat de NHRA in 2016 een introductierichtlijn heeft gepubliceerd die voorwaarden biedt voor implanteurs en het implantatiecentrum waaronder deze techniek veilig kan worden gebruikt (Richtlijn Intracardiale pacemaker). Het formuleert aanbevelingen over training en minimaal aantal procedures per operator en center, maar beveelt ook de aanwezigheid van cardiothoracale chirurgische back-up op locatie aan.

Leadless pacemakers should be considered as an alternative to transvenous pacemakers when no upper extremity venous access exists or when risk of device pocket infection is particularly high, such as previous infection and patients on haemodialysis.

 

Leadless pacemakers may be considered as an alternative to standard single-lead ventricular pacing, taking into consideration life expectancy and using shared decision-making.

 

De NHRA-richtlijn uit 2016 (Richtlijn Intracardiale pacemaker) bevat voorwaarden voor implanteurs en implantatiecentra, zoals een minimaal aantal procedures en de aanwezigheid van cardiothoracale chirurgische back-up op locatie. Deze voorwaarden moeten in acht worden genomen bij het opvolgen van deze aanbevelingen.

 

Performing magnetic resonance imaging in pacemaker patients (Chapter 11.1 ESC guideline)

De aanbevelingen uit dit hoofdstuk komen te vervallen. We verwijzen naar de Nederlandse richtlijnmodule op dit gebied (geautoriseerd door NVVC in 2024): MRI bij elektronisch cardiaal implantaat. Deze richtlijn bevat nieuwe literatuur en geeft meer gedetailleerd praktisch advies dan de huidige ESC-richtlijn. Er lijken weinig contra-indicaties te zijn voor MRI als de juiste voorzorgsmaatregelen worden genomen. Zelfs patiënten met verlaten leads of epicardiale leads lopen weinig risico bij het ondergaan van MRI (Meier, 2024). De aanbevelingen uit de ESC-richtlijn zijn daarom niet van toepassing op de Nederlandse praktijk.

 

 

Aanbevelingen met level of evidence C

Deze module beschrijft de aanpassingen van aanbevelingen met ‘level of evidence C’. Het merendeel van de aanbevelingen uit de ESC-richtlijn Cardiac pacing and cardiac resynchronization therapy is overgenomen voor de Nederlandse praktijk als expertadviezen

Onder expertadviezen wordt verstaan, adviezen voor de praktijk die richting geven maar niet dwingend zijn. Afwijken mag dus, maar dit hoeft niet te worden gedocumenteerd in het patiëntendossier, zoals bij richtlijnen of protocollen.

In bijlage II staat het volledige overzicht weergegeven van alle expertadviezen.

 

Cardiac resynchronization therapy in patients with persistent or permanent atrial fibrillation (chapter 6.3 ESC guideline)

De volgende aanbeveling uit Cardiac resynchronization therapy in patients with persistent or permanent atrial fibrillation is verduidelijkt met de onderstaande toevoeging in rood:

2) In patients with symptomatic AF and an uncontrolled heart rate who are candidates for AVJ ablation (irrespective of QRS duration):

CRT may be considered in patients with HFpEF.

Het plaatsen van een CRT-device kent complicaties (de kans op complicaties is hoger dan bij een 1-kamer of 2-kamerdevice). Het is belangrijk de beslissing rondom het plaatsen van een CRT-device te nemen in gezamenlijke besluitvorming (shared decision making).

 

Bij patiënten met permanente AF die langer dan 6 maanden aanhoudt en die eerder in het ziekenhuis zijn opgenomen vanwege hartfalen, dient CRT in combinatie met AV-knoopablatie te worden overwogen in plaats van medicamenteuze therapie.

Er is aangetoond dat het complicatiepercentage hoger is bij CRT dan bij conventionele pacing (Kirkfeldt, 2014) en de levensduur van de batterij is aanzienlijk korter (Boriani, 2018). Dit moet worden afgewogen tegen het potentiële voordeel van CRT en met de patiënt worden besproken. Er zijn geen prospectieve studies beschikbaar over CRT of CSP bij patiënten met HFpEF. Er is echter aangetoond dat patiënten met een ejectiefractie >35% baat kunnen hebben bij CRT uit een subgroepanalyse van de prospectieve PROSPECT-trial (Chung, 2010). Bovendien includeerde de APAF-CRT-trial patiënten met ernstig symptomatische permanente AF > 6 maanden, smalle QRS (≤ 110 ms) en ten minste één HF-hospitalisatie in het voorgaande jaar. Ablatie van de atrioventriculaire junctie (AVJ) plus CRT was beter dan medicamenteuze therapie bij het verminderen van zowel de totale mortaliteit als het secundaire gecombineerde eindpunt van overlijden door welke oorzaak dan ook of HF-hospitalisatie. Een voordeel in totale mortaliteit werd waargenomen bij patiënten met behouden EF zonder interactie tussen patiënten met EF > 35% en die ≤ 35%. Hoewel dit geen vergelijking was met RV-pacing, heeft geen eerdere trial of meta-analyse van AVJ-ablatie en RV-pacing een mortaliteitsvoordeel aangetoond. Gebaseerd op de APAF-CRT-trial lijkt het erop dat patiënten die voldoen aan de inclusiecriteria van APAF-CRT-trial, in aanmerking moeten komen voor CRT, ongeacht LVEF.

 

His bundle pacing (Chapter 7.2 ESC guideline) 

Aan de huidige aanbevelingen worden de onderstaande twee aanbevelingen toegevoegd.

Een voorgenomen behandeling met CSP versus conventionele RV of CRT pacing, dient met de patiënt te worden besproken, waarbij voordelen en nadelen worden afgewogen inclusief potentiële andere korte- en langetermijncomplicaties (zie hiervoor “Table 5 Advantages and limitations of HBP and of LBBAP” uit het EHRA Consensus document (Burri, 2023)). Het uiteindelijke besluit dient te worden genomen in samenspraak met de patiënt.

De adviezen van de praktische toepassing van CSP zoals vermeld in het hoofdstuk Table of advice uit het EHRA Consensus document (Burri, 2023) worden overgenomen door de werkgroep.

In de huidige ESC-richtlijn “Cardiac pacing and cardiac resynchronization therapy” (Glikson, 2021) worden beperkte aanbevelingen gedaan over His bundle pacing (HBP) en geen aanbevelingen gegeven over left bundle branch area pacing (LBBAP) gezien het ontbreken van voldoende data over deze modaliteit destijds. Sinds 2021 zijn er echter overwegend observationele studies over deze vormen van conduction system pacing (CSP) gepubliceerd. In 2023 verschenen 1) een EHRA clinical consensus statement over CSP-implantatie (Burri, 2023) en 2) een document opgesteld door niet-Europese internationale “Heart Rhythm Societies” met aanbevelingen over CSP gebaseerd op deze recente literatuur: Cardiac physiologic pacing for the avoidance and mitigation of heart failure (Chung, 2023). Naar verwachting verschijnt er in 2025 een consensusdocument van EHRA-experts over wanneer CSP moet worden gebruikt. Dit document zal aanbevelingen voor het gebruik van deze opkomende techniek bevatten.

 

In Nederland wordt de laatste jaren in toenemende mate CSP (en met name LBBAP) in de klinische praktijk toegepast ondanks nog ontbrekende resultaten van lopende grote gerandomiseerde onderzoeken (RCT’s). Het veld heeft daarmee behoefte aan adviezen voor het toepassen van LBBAP in afwachting van deze resultaten (en een update in de ESC-richtlijn). Gezien de planning zoals gepubliceerd op de website van de ESC is een update van de huidige richtlijn uit 2021 niet te verwachten voor 2027.

 

Tezamen nemend heeft de werkgroep besloten de huidige aanbevelingen uit de ESC-richtlijn (daar waar mogelijk) uit te breiden voor de Nederlandse praktijk. De werkgroep wil hiermee ruimte bieden voor het toepassen van LBBAP. Er is overwogen een literatuuranalyse uit te voeren. Echter, het huidige bewijs komt voornamelijk uit observationele studies. Om met enige zekerheid aanbevelingen over LBBAP te kunnen opstellen zijn de resultaten uit de lopende RCT’s nodig.

 

Pacing after cardiac surgery and heart transplantation (Chapter 8.2 ESC guideline)

De volgende aanbeveling uit Pacing after cardiac surgery and heart transplantation is verduidelijkt met de onderstaande toevoeging in rood:

6) Patients requiring pacing after biological tricuspid valve replacement/tricuspid valve ring repair

When ventricular pacing is indicated, transvenous implantation of a coronary sinus lead or minimally invasive placement of an epicardial ventricular lead should be considered and preferred over a transvenous transvalvular approach. RV pacing is not necessarily the preferred option for permanent epicardial lead. 

Epicardiale pacing leads zijn uitgebreid gebruikt voor CRT, hebben een goede levensduur en zouden in de posterolaterale regio geplaatst moeten worden (de Maat, 2023). Daarnaast is aangetoond dat pacing vanuit een epicardiale positie beter uitgevoerd kan worden vanuit de LV-apex bij kinderen en gezien de betere synchroniciteit kan worden verondersteld dat dit ook geldt voor volwassenen (Janousek, 2013).

 

Sarcoidosis (Chapter 8.6.6.1 ESC guideline) 

De volgende aanbeveling uit Sarcoidosis is aangepast naar:

In patients with cardiac sarcoidosis who have transient AVB, implantation of a

device capable of cardiac pacing should be considered.

In patients with cardiac sarcoidosis who have permanent AVB, implantation of a

device capable of cardiac pacing is recommended.

Ondanks de onderliggende ziekte sarcoïdose is de indicatie voor een device bij permanente AVB wel aanwezig.

 

Patient-centred care and shared decision-making in cardiac pacing and cardiac resynchronization therapy (chapter 12 ESC guideline)

De werkgroep wil graag de onderstaande aanbeveling benadrukken. Voor dit addendum zijn interviews met patiënten gehouden. Uit deze raadpleging kwam nadrukkelijk naar voren dat patiënten behoefte hebben aan shared decision making en dat dit nog te weinig plaatsvindt bij deze groep (zie ook bijlage III). In dit verslag wordt ook aangegeven aan welke informatie een patiënt behoefte heeft. Hierbij moet worden opgemerkt dat de geïnterviewde patiënten deels overlappen met de populatie uit de ESC-richtlijn.

In patients considered for pacemaker or CRT, the decision should be based on the best available evidence with consideration of individual risk-benefits of each option, the patient’s preferences, and goals of care, and it is recommended to follow an integrated care approach and use the principles of patient-centred care and shared decision-making in the consultation.

De Hartstichting heeft een brochure ontwikkeld ter voorbereiding op het samen beslisgesprek met betrekking tot de overweging van pacemakerimplantatie. Deze, en andere brochures met patiëntinformatie zijn vindbaar op de website van de Nederlandse Hartstichting. Daarnaast adviseert de werkgroep zorgprofessionals om de bijbehorende vragenlijst met patiënten te delen en deze actief te gebruiken tijdens het proces van samen beslissen.

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 17-02-2025

De NVVC is regiehouder van dit addendum en bijbehorende implementatieproducten en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van het addendum en bijbehorende producten. De andere aan dit addendum deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied. 

Het addendum zal herzien worden bij het verschijnen van een nieuwe ESC-richtlijn Cardiac Pacing and cardiac resynchronization therapy. 

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie
  • Vereniging van Invasief Technische Hartstimulatie Specialisten
  • Harteraad

Algemene gegevens

De ontwikkeling van het addendum werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van het addendum. 

Doel en doelgroep

Doel 

Het bevorderen van de implementatie van de ESC-richtlijn ‘Cardiac Pacing and cardiac resynchronization therapy’ in de Nederlandse praktijk. 

 

Doelgroep 

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen van cardiologen, cardio-thoracale chirurgen en klinisch geriaters die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met een indicatie voor cardiac pacing. Daarnaast is deze richtlijn bedoeld om zorgverleners die anderzijds betrokken zijn bij deze patiënten te informeren. 

Samenstelling werkgroep

Werkgroep 

  • Dr. A.H. (Alexander) Maass, cardioloog, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen te Groningen [NVVC] (voorzitter) 
  • Dr. J.G.L.M. (Justin) Luermans, cardioloog, werkzaam in het Maastricht Universitair Medisch Centrum te Maastricht [NVVC] 
  • Dr. A.E. (Anton) Tuinenburg, cardioloog, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Utrecht te Utrecht [NVVC] 
  • Drs. G. (Gideon) Mairuhu, cardioloog, werkzaam in het Flevoziekenhuis te Almere [NVVC] 
  • Dr. T.J. (Theo) Klinkenberg, cardiothoracaal chirurg, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen te Groningen [NVT] 
  • dr. M. (Miriam) Faes, klinisch geriater, werkzaam in het Amphia Ziekenhuis te Breda [NVKG] 
  • M. (Marjolein) Koster, Hartstimulatiespecialist/ablatie technicus, werkzaam in het Amsterdam Universitair Medisch Centrum te Amsterdam [VITHaS] 
  • I. (Ilse) Raats, beleidsadviseur, werkzaam bij Harteraad te Den Haag [Harteraad] (tot december 2023
  • L.A.C. (Sanne) Ruigrok, beleidsadviseur, werkzaam bij Harteraad te Den Haag [Harteraad] (vanaf januari 2024
  • H. (Henk) Nijhof, ervaringsdeskundige, namens Harteraad [Harteraad] 

 

Met ondersteuning van 

  • Dr. B.H. (Bernardine) Stegeman, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten 

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid 

Functie 

Nevenfuncties 

Gemelde belangen 

Ondernomen actie 

Maass (voorzitter) 

Cardioloog 

Voorzitter NHR-registratie commissie devices, betaald. 

Lid EU expert panel devices, betaald. 

NVVC-commissie ICD-verbetertraject ism ZIN, onbetaald. 

Consultancy voor Medtronic en Boston Scientific, niet actueel (tot 2022) en gestopt, betaald (naar researchafdeling). 

Geen 

Geen restricties

Faes 

Klinisch geriater 

Lid SIG geriatrische cardiologie NVKG, onbetaald. Lid werkgroep geriatrische cardiologie NVVC, onbetaald. 

Geen 

Geen restricties

Klinkenburg 

Cardiothoracaal chirurg 

Geen 

Geen restricties

Koster 

Hartstimulatiespecialist/ablatie technicus 

Geen 

Geen restricties

Luermans 

Cardioloog 

Consultancy contract voor Medtronic, betaald aan MUMC (dit betreft onderwijs geven in Nederland over conduction system pacing) 

PI Onderzoek 1: Financier: ZonMW & Medtronic Inhoud: Leap trial NCT04595487 

Geen; 

Onderwijs is geaccrediteerd; LEAP-trial wordt pas in 2025 afgerond 

Mairuhu 

Cardioloog 

Commissie kwaliteit NVVC, onbetaald. 

Subcommissie samen beslissen, onbetaald. 

Geen 

Geen restricties

Ruigrok 

Beleidsadviseur 

Geen 

Geen restricties

Tuinenburg 

Cardioloog 

Bestuurslid organisatie regionale refereeravonden (Stichting CGM-N), met sponsoring door de medische industrie, met toestemming van het MT DH&L / RvB UMC Utrecht, onbetaald. Arts-lid en plaatsvervangend voorzitter kamer G van de METC NedMeC, onbetaald. Afgevaardigde namens mijn afdeling / MT DH&L voor de werkgroep gezamenlijke NFU aanbesteding van CIED (regie ligt bij afdeling inkoop AUMC), onbetaald. 

Geen 

Geen restricties

Ondersteuning

 

 

 

 

Stegeman

Senior adviseur

-

Geen

Geen restricties

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door interviews met patiënten te houden en deelname van, afgevaardigde patiëntenvereniging in de werkgroep (zie Bijlage Perspectief van patiënten met een pacemaker of CRT op behandeling en kwaliteit van leven voor het verslag van de interviews). Het conceptaddendum is tevens voor commentaar voorgelegd aan Harteraad en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt. 

Implementatie

ESC guideline & Addendum 

Op basis van de beschikbare evidentie en ervaring uit de praktijk kon er onvoldoende richting aan de besluitvorming worden gegeven. Om die reden is er geen beschrijving van belemmeringen en kansen voor implementatie van de aanbeveling toegevoegd. Disseminatie van de kennis in deze module verloopt via de standaard route. 

Er zal aandacht worden besteed aan het addendum door publicatie van het addendum op de website van de NVVC, door een artikel over het addendum in het NHJ en een bericht in de Nieuwsbrief van de NVVC. 

Werkwijze

Opstellen addendum 

De werkgroep heeft de aanbevelingen beoordeeld op toepasbaarheid in Nederland. Mogelijke aanpassingen zijn tijdens een vergadering met elkaar besproken, als ook de onderbouwing voor de aanpassing. 

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz 

Bij het addendum is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is het addendum op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase). 

 

Richtlijn & addendum 

Uitkomst raming 

Toelichting 

ESC guidelines Cardiac Pacing and cardiac resynchronization therapy 

Geen financiële gevolgen 

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet OF het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. 

Addendum bij ESC-richtlijn 

Geen financiële gevolgen 

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet OF het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. 

 

Commentaar- en autorisatiefase

Het conceptaddendum is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en Harteraad voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd het conceptaddendum aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. Het definitieve addendum werd aan de initiërende en deelnemende wetenschappelijke vereniging en Harteraad voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd. 

Volgende:
ESC-richtlijn Cardiac pacing