Conservatieve behandeling lies, quadriceps kuit
Uitgangsvraag
Wat is de waarde van conservatieve behandeling bij patiënten met acute lies-, quadriceps- en kuitblessures?
Aanbeveling
Bespreek bij de start van het oefentherapeutisch traject de verwachtingen en mogelijke tijdsinvestering met de patiënt. Bespreek en bepaal de mate van supervisering en behandelfrequentie op basis van de ernst van het letsel, het beloop en het beoogde einddoel. Bespreek het gebrek aan bewijs en mogelijke risico’s op bijwerkingen met betrekking tot de passieve interventies.
Start zo snel mogelijk met actieve oefentherapie bij patiënten met acute spierblessures van lies, quadriceps of kuit indien de pijn het toelaat. Overweeg hierbij de volgende aspecten:
- Krachttraining in verleng(en)de positie (met een graduele opbouw in kracht, lengte en snelheid),
- Generieke oefeningen ten behoeve van grotere spiergroepen (anders dan de geblesseerde spier),
- Sport-specifieke oefenvormen gericht op stabiliteit, snelheid en wendbaarheid
- Een gradueel opbouwend hardloop-/sprintprogramma, en
- Klachtenvrije oefensessies waarin de belasting overeenkomt met de sport specifieke vereisten, voorafgaand aan volledige hervatting van sport.
Wees terughoudend met:
- Een rustperiode,
- Passieve interventies (zoals massages, shock-wave therapie, dry-needling, acupunctuur), en
- Anti-inflammatoire medicatie (NSAIDs).
Vermijd alle vormen van injectietherapie (zoals Platelet Rich Plasma).
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Er is literatuuronderzoek verricht naar de effectiviteit van conservatieve behandeling bij sporters met een acute lies-, quadriceps- of kuitblessure. In totaal zijn er drie RCTs gevonden die conservatieve therapieën (PRP injecties en vroege revalidatie) vergeleken met afwachtend beleid, geen behandeling of een andere conservatieve behandeling. In deze RCTs is sprake van een risico op bias, kleine onderzoekspopulaties, conflicterende resultaten, brede betrouwbaarheidsintervallen en er waren verschillen tussen de studie-interventies en controlegroepen. De bewijskracht voor de cruciale uitkomstmaten (sporthervatting, re-injury) was zeer laag, wat resulteert in een overall zeer lage bewijskracht. Het effect van conservatieve therapie op de uitkomstmaten blijft onzeker en het is aannemelijk dat toekomstige studies over dit onderwerp kunnen leiden tot nieuwe inzichten. Vooralsnog kunnen er op basis van de literatuur geen harde conclusies worden geformuleerd. Ondanks het risico op bias acht de werkgroep het waardevol om (in het kader van de transitie van evidentie naar aanbevelingen) de beschikbare evidentie van de gerandomiseerde studies gericht op sporthervatting nader te beschouwen. De studies met sporthervatting als primaire uitkomstmaat onderzochten de effecten van actieve oefentherapie, plaatjes-rijk-plasma (PRP) en overige behandelingen.
Actieve interventies
De bewijskracht voor een conservatieve benadering bij de behandeling van acute lies-, quadriceps- of kuitblessures is zeer laag. Patiënten geven vaak aan dat ze na een dergelijke blessure eerst rust nemen alvorens na een aantal weken weer hun oude sportbelasting te starten. Door zorgverleners in de sportzorg wordt na acuut spierletsel veelal actieve oefentherapie en een graduele opbouw aangeraden alvorens weer de sportbelasting van voor de blessure te hervatten. Actieve oefentherapie wordt belangrijk geacht om atrofie te voorkomen, het genezingsproces te bevorderen en de spierfunctie te herstellen (Bayer, 2017).
De werkgroep is dan ook van mening dat een actieve benadering middels oefentherapie en graduele opbouw van sport de behandeling van eerste keuze is.
De werkgroep is van mening dat al in een vroege fase (binnen enkele dagen na de blessure) gestart kan worden gestart met gecontroleerde oefeningen. Het starten met oefentherapie op twee dagen na de blessure in plaats van negen dagen wachten kan de duur van pijnvrij herstel met drie weken verkleinen (Bayer, 2018). In deze eerste fase richt oefentherapie zich op training van de gelaedeerde spier(groep) in verleng(en)de positie in de vorm van excentrische of isometrische krachtvormen. De specifieke opbouw daarna zal voor iedere individuele patiënt variëren, afhankelijk van de eigenschappen van de patiënt (bijvoorbeeld ervaring met oefentherapie, sportniveau, type sport, motivatie).
Oefeningen kunnen eerst worden opgebouwd qua bewegingsuitslagen, sets, herhalingen, frequenties en intensiteit en daarna snelheid mits een adequate uitoefening gewaarborgd blijft en “enige gevoeligheid” in de blessureregio (NRS<5) wel, maar pijn niet moet worden geaccepteerd. Pijn is dan beperkend en heeft als effect dat een oefenvorm niet op de juiste wijze kan worden uitgevoerd.
Actieve oefentherapeutische benaderingen kunnen positieve uitwerkingen hebben zoals (het in stand houden van) een verbeterde algehele conditie, en/of verbetering van de grond motorische eigenschappen coördinatie, kracht, lenigheid, snelheid en uithoudingsvermogen. Een bijkomend voordeel van een vroege start met revalidatie is daarbij, dat bij gecontroleerde en individueel progressieve belasting patiënten niet onnodig lang rust nemen. Hierdoor is ook de tijd tot terugkeer in sport korter. Het risico op relevante bijwerkingen en/of complicaties is daarbij zeer gering (denk aan spierpijn) (Bayer, 2017). Wanneer de patiënt spierpijn ervaart ten gevolge van (excentrische) oefentherapie, dient uitgelegd te worden dat dit normaal is en hoort bij de start c.q. opbouw van de oefentherapie. Normaal gesproken verdwijnt deze spierpijn na twee dagen.
Gezien de diversiteit in behandelprotocollen binnen de verschillende studies, is de werkgroep van mening dat er niet één specifiek trainingsprogramma geadviseerd kan worden. Naast de krachttraining dient een progressief hardloop- en sprintschema geïmplementeerd te worden.
Voorbeelden van oefenprogramma’s (inclusief hardloopbelasting) na een acute lies-, quadriceps- en kuitblessure zijn te vinden in Bijlage 1.
Criteria-gebaseerde voortgang en sporthervatting
Het terugkeren naar sporten is een continu proces waarin verschillende fasen worden doorlopen (Ardern, 2016):
- Eerst is er sprake van terugkeer naar participatie (wanneer de patiënt revalideert en fysiek actief is, maar zijn sport nog niet kan/mag uitvoeren);
- Vervolgens sporthervatting (wanneer de patiënt de sport wel kan beoefenen, maar nog niet op het niveau van voor de blessure zit), en
- Uiteindelijk terugkeer naar prestatie (wanneer de patiënt weer presteert op of boven het niveau van voor de blessure).
De werkgroep adviseert dat in iedere fase objectieve criteria gebruikt worden ten behoeve van de evaluatie en monitoring van de voortgang van het behandelproces. De eerste fase het behandelproces richt zich op pijnreductie en het herstel van spierkracht en -flexibiliteit. In de fase van sporthervatting is het belangrijk dat de patiënt adequaat scoort op functionele testen, bijvoorbeeld een gelijke score op de single en triple hop for distance test, een pijnvrije maximale sprint, pijnvrije sport specifieke acties, pijnvrij volledig kunnen trainen, en volledige mentale gereedheid. In de laatste fase keert de patiënt terug naar de individuele sport specifieke (top)prestatie. Dit kan 90 minuten voetballen op het gewenste niveau zijn, een (benadering van het) persoonlijk record op de 50 meter sprint, of een ander doel welke de individuele (top)prestatie of persoonlijke groei kwantificeert.
Passieve interventies
Koel-, compressie- en rektechnieken
Er is geen bewijs voor een positief behandeleffect van koelen en/of aanbrengen van compressie na een acute lies-, quadriceps- of kuitblessure. Er is tevens onvoldoende bewijs dat passief rekken een meerwaarde heeft binnen de behandeling. De werkgroep adviseert zodoende terughoudend te zijn met het toepassen van koel-, compressie of passieve rek-technieken.
Plaatjes-rijk-plasma (PRP)
Er is een toenemende belangstelling in de (sport)geneeskunde voor ‘regeneratieve geneeskunde’ om spiergenezing te bevorderen (O’Dowd, 2022). Hiervan is de injectie van plaatjes-rijk-plasma (PRP) de meest populaire behandelingsmethode voor spierblessures van de afgelopen jaren. Bloedplasma met een hoge bloedplaatjesconcentratie wordt verkregen door het centrifugeren van autoloog bloed. Er wordt verondersteld dat groeifactoren die vrijkomen bij activatie van bloedplaatjes de spierregeneratie bevorderen.
Ondanks de mogelijke veelbelovende regeneratieve voordelen, is er geen bewijs is dat PRP van toegevoegde waarde is na acuut lies-, quadriceps- of kuitspierletsel. Dit, samen met de ermee gepaard gaande kosten, maakt dat de werkgroep PRP behandelingen na een acute lies-, quadriceps- of kuitblessure afraadt.
Non-steroide anti-inflammatore medicatie (NSAID’s)
Behandeling met NSAID's is gericht op het remmen van de inflammatoire respons in de vroege fase na een spierblessure. Vooral orale NSAID's zijn historisch veel voorgeschreven c.q. gebruikt. De inflammatoire respons speelt echter een essentiële rol bij spierregeneratie na een blessure en er is toenemend bewijs dat farmacologische remming de spiergenezing belemmert door interferentie met de nauwkeurig afgestemde inflammatiecascade (Duchesne, 2017). Momenteel is er slechts één placebogecontroleerde, gerandomiseerde studie die NSAID's evalueert bij patiënten met spierblessures (Reynolds, 1995). Deze studie toonde geen voordeel op pijn- en krachtherstel. De afwezigheid van klinisch bewezen werkzaamheid en een potentieel nadelig effect op spierregeneratie, maken dat de werkgroep adviseert terughoudend te zijn met het gebruik van NSAID’s na een acute lies-, quadriceps- of kuitblessure.
Dry needling en acupunctuur
Er is geen bewijs omtrent de effectiviteit van behandelmodaliteiten anders dan hiervoor beschreven. Voor dry needling en acupunctuur zijn lichte bijwerkingen gerapporteerd als oppervlakkige bloedingen, verergering van klachten en ‘needling pain’ (Boyce 2020). De werkgroep adviseert daarom om terughoudend te zijn met het toepassen van dry needling en acupunctuur binnen de behandeling van acute lies, quadriceps of kuitblessures.
Overige
Voor behandeling middels overige passieve interventies (massage, cupping, shockwave, fysische therapie, supplementen, medical taping, braces) werd geen bewijs gevonden voor de effectiviteit, maar er kunnen mogelijk wel potentiële nadelige effecten en/of bijwerkingen optreden (Haake, 2002; Mohamed, 2023). De werkgroep adviseert daarom om terughoudend te zijn met het toepassen van deze interventies binnen de behandeling van acute lies-, quadriceps- of kuitblessures.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
De patiënten met acute lies-, quadriceps- of kuitblessures kunnen een voorkeur hebben voor een actieve dan wel passieve benadering van de behandeling. De waarde van passieve interventies, inclusief het ontbreken van bewijs voor hun effectiviteit, mogelijke risico’s op bijwerkingen en de eventuele kosten, dienen besproken te worden. De doelstelling van actieve oefentherapie is het terugkrijgen van de volledige (sport specifieke) functie. In het gesprek met de zorgverlener is het belangrijk dat er persoonlijke aandacht is, dat de patiënt zich gehoord voelt en de tijd krijgt om over de opties na te denken. Een vaste zorgverlener of vast aanspreekpunt maakt dit gemakkelijker. Angst voor een terugval, tijd tot sporthervatting, doelen of eerdere ervaringen met een behandeling zijn voorbeelden die kunnen meespelen in de keuze voor een behandeling. Het advies te starten met actieve revalidatie moet een keuzeoptie zijn en moet ook zo worden ervaren door de patiënt. Met voldoende informatie kan de patiënt een weloverwogen keuze maken welke behandeling het best bij zijn of haar situatie past.
Kosten (middelenbeslag)
De werkgroep is niet bekend met kosten-effectiviteitsstudies op dit gebied. De kosten blijven grotendeels beperkt tot de consultkosten van zorgverleners. Voor de oefentherapeutische behandeling van acute lies-, quadriceps- of kuitblessures kan specifieke apparatuur voor krachttraining gebruikt worden. Deze is vaak al beschikbaar in de klinische setting waar patiënten met spierblessures zich presenteren en/of revalideren (eerstelijns fysiotherapiepraktijk, faciliteiten sportclubs). Kosten voor consultatie zijn afhankelijk van de ernst, het beloop en het einddoel. Zo zal een minimaal letsel met gunstig beloop en recreatieve sport als einddoel kunnen volstaan met een diagnostisch consult, advies voor een thuis oefenprogramma en eventueel een follow-up met evaluatie en advies omtrent secundaire preventie. Voor een ernstiger letsel met als einddoel competitief sporten kunnen meerdere consulten ten behoeve van evaluatie, oefentherapeutische begeleiding en advies omtrent sporthervatting geïndiceerd zijn.
Het uitvoeren van de veldrevalidatie c.q. eindfase van het oefentherapeutisch traject kan in specifieke gevallen aanvullende zorgconsumptie vereisen. Hiervoor is een locatie nodig met de mogelijkheid om te sprinten en sport specifiek te belasten (bijvoorbeeld atletiekbaan, voetbalveld). Deze faciliteiten zijn niet altijd beschikbaar in/om de behandellocatie, hoewel samenwerkingsverbanden met sportverenigingen in dezen nuttig gebruikt kunnen worden.
De uitvoering van oefentherapie kan ook eventueel thuis of in een sportschool plaatsvinden (rekening houdend met voorkeuren van de patiënt).
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Er is in deze richtlijn geen literatuuronderzoek gedaan naar de aanvaardbaarheid en haalbaarheid van interventies bij de behandeling van acute lies-, quadriceps en kuitspierblessures. Op basis van de evenwel beperkte beschikbare literatuur maar zeker de praktijkervaring is de werkgroep van mening dat een actieve, oefentherapeutische benadering het fundament is van de behandeling van deze blessures. Diverse passieve therapieën omwille van kosten en een risico op bijwerkingen niet aangeraden dienen te worden.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
De werkgroep heeft de beschikbare evidentie geanalyseerd en gewogen. Vanuit fysiologisch, biomechanisch en toegepast onderzoek is er volgens de werkgroep voldoende onderbouwing voor het toepassen van een actieve oefentherapeutische benadering bij de behandeling van acute spierblessures van lies, quadriceps of kuit. Vanwege de overtuiging van de werkgroep ten aanzien van de meerwaarde van actieve oefentherapie dient de behandeling primair uit actieve oefentherapie te bestaan. Tevens brengt een actieve benadering positieve effecten gericht op de algehele fitheid, algehele en lokale belastbaarheid van weefsel en functie-georiënteerde hulpvraag (zoals weer kunnen functioneren in ADL en/of sport) van de patiënt. Ten behoeve van de progressie van de behandeling dient de zorgverlener volgens de werkgroep terughoudend te zijn m.b.t. uitspraken over de tijdslijn, maar de voortgang te baseren op functie- en pijngedreven (sub)uitkomstmaten.
Onderbouwing
Achtergrond
Bij de diagnose van een acute lies-, quadriceps- en kuitblessure wordt normaal gesproken gestart met een conservatieve behandeling. Er zijn verschillen conservatieve behandelingen beschikbaar (bijvoorbeeld overwegend afwachtend beleid of oefentherapie, al dan niet gecombineerd met een andere interventie).
Momenteel is onduidelijk welke behandeling het meest effectief is in de praktijk, aangezien een uniforme aanpak ontbreekt. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er onvoldoende kennis is over de effectiviteit van de verschillende behandelingen ten opzichte van elkaar. Deze module evalueert de conservatieve behandeling bij sporters met acute lies-, quadriceps- en kuitblessures.
Conclusies
1. Return to sport (critical)
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of PRP injections on return to sport when compared with control treatment in athletes with an acute groin, quadriceps, or calf injury. Source: Rossi, 2017; Martinez-Zapata, 2016.
The evidence is very uncertain about the effect of early rehabilitation on return to sport when compared with delayed rehabilitation in athletes with an acute groin, quadriceps, or calf injury. Source: Bayer, 2018. |
2. Re-injury (critical)
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of PRP injections on re-injury when compared with control treatment in athletes with an acute groin, quadriceps, or calf injury. Source: Rossi, 2017; Martinez-Zapata, 2016.
The evidence is very uncertain about the effect of early rehabilitation on re-injury when compared with delayed rehabilitation in athletes with an acute groin, quadriceps, or calf injury. Source: Bayer, 2018. |
3. Pain (important)
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of PRP injections on pain when compared with control treatment in athletes with an acute groin, quadriceps, or calf injury. Source: Rossi, 2017; Martinez-Zapata, 2016.
The evidence is very uncertain about the effect of early rehabilitation on pain when compared with delayed rehabilitation in athletes with an acute groin, quadriceps, or calf injury. Source: Bayer, 2018. |
4. Adverse events (important)
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of PRP injections on adverse events when compared with control treatment in athletes with an acute groin, quadriceps, or calf injury. Source: Martinez-Zapata, 2016 |
5. Patient satisfaction (important), 6. Return to play (important), 7. Return to performance (important), 8. Quality of life (important), 9. Adherence to treatment (important), 10. Symptoms (important), 11. Activities in daily life (important)
no GRADE |
No evidence was found regarding the effect of conservative treatment on patient satisfaction, return to play, return to performance, quality of life, adherence to treatment, symptoms and activities in daily life, when compared with no treatment, wait-and-see or other conservative treatment in athletes with an acute groin, quadriceps, or calf injury. Source: - |
Samenvatting literatuur
Description of studies
1. Calf injuries population (n=1)
Martinez-Zapata (2016) conducted a multicentre, randomized, double-blind, placebo-controlled clinical trial to assess the efficacy of autologous PRP in healing muscle injuries. A total of 71 patients who had a leg muscle injury with hematoma were randomly assigned to the active treatment group (n=33, %male: 85%, mean age ± SD: 46 ± 10, %thigh trauma: 3%, %calf trauma: 97%), or the control group (n=38, %male: 79%, mean age ± SD: 45 ± 10, %thigh trauma: 5%, %calf trauma: 95%). The active treatment group received an injection of autologous PRP into the muscle wound after evacuation of the hematoma. The control group received sham treatment after evacuation of the hematoma. Subgroup analyses were not performed. The study reported the following outcome measures: return to sport, pain, re-injury, and adverse events.
2. Groin or quadriceps injuries population
No specific literature was found in a population with mostly acute groin or quadriceps injuries.
3. Mixed lower extremity injuries population (n=2)
Bayer (2018) performed a parallel design, two-arm RCT to investigate the effectiveness of early versus delayed rehabilitation on structural and functional recovery after acute muscle strain injury. A total of 50 recreational athletes with severe acute strain injury (grade 3 or 4) in their hamstring, thigh or calf muscles were included. Patients were randomly assigned to the early therapy group (n=20, %male: 85, mean age ± SD: 33 ± 9, %thigh trauma: 5%, %calf trauma: 40%, %hamstring trauma: 55%), or the delayed therapy group (n=22, %male: 86, mean age ± SD: 35 ± 11, %thigh trauma: 4%, %calf trauma: 41%, %hamstring trauma: 55%). The rehabilitation protocols were identical for both groups and consisted of exercises with a gradual increase in load over time focusing on the injured leg, for a period of 12 weeks. For the early therapy group, the onset of rehabilitation was two days after injury while for the delayed therapy group the onset of rehabilitation was nine days after injury. Subgroup analyses were not performed. The study reported the following outcome measures: time to return to sport, re-injury, and pain.
Rossi (2017) performed a randomized, single-blind, controlled trial to examine the effectiveness of autologous PRP injections in recreational and competitive athletes with acute grade 2 muscle injuries. A total of 72 participants with acute muscle injury in their hamstring, thigh or calf muscles were randomized to the PRP group (n=35, %male: 77%, mean age ± SD: 23 ± 4, %thigh trauma: 20%, %calf trauma: 34%, %hamstring trauma: 46%) or the control group (n=37, %male: 78%, mean age ± SD: 21.8 ± 3.2, %thigh trauma: 21%, %calf trauma: 30%, %hamstring trauma: 49%). The PRP group received a single intralesional injection of autologous PRP in combination with a rehabilitation program, consisting of progressive agility and trunk stabilization exercises. The control group followed the same rehabilitation program only. Subgroup analyses were not performed. The study reported the following outcome measures: return to sport, pain, and re-injury.
Both studies (Bayer, 2018; Rossi, 2017) are both also found in the Module ‘Conservatieve behandeling hamstring’.
Results
1. Return to sport
Three studies (Bayer, 2018; Rossi, 2017; Martinez-Zapata, 2016) reported on return to sport. Due to the diversity in type of values and various interventions reported, data could not be pooled.
Bayer (2018) reported on time to return to sport, which was defined as the time from injury until full, pain-free, and confident participation in all sports activities on the pre-injury level. The median (IQR) time to return to sport in the early therapy group and delayed therapy group was 63 (49-78) days and 83 (65-97) days, respectively.
Rossi (2017) reported on time to return to play, which was defined as the time from the injury onset until unrestricted sporting activities once full range of motion, strength, and functional abilities can be performed without complaints of pain or stiffness. In the PRP group, the mean (±SD) time to return to play was 21 ± 3 days, and for the control group 25 ± 3 days. The mean difference was -3.9 (95%CI -5.24 to -2.56) days in favour of PRP injections, which was not considered clinically relevant.
Martinez-Zapata (2016) reported on time to healing, which was defined as the time to return to usual pre-injury activities with absence of pain when walking, jumping, or practicing sports. The mean (±SD) time to healing was 32 ± 3 days in the PRP group, and 38 ± 3 days in the control group. The mean difference was -6.8 (95%CI -8.27 to -5.33) days in favour of PRP injections, which was not considered clinically relevant.
2. Re-injury
Three studies (Bayer, 2018; Rossi, 2017; Martinez-Zapata, 2016) reported on re-injury. Due to the diversity in type of values and various interventions reported, data could not be pooled.
Bayer (2018) reported re-injury in 5% of patients (1/20) in the early therapy group and 0% of patients (0/20) in the delayed therapy group. The risk ratio was 3.29 (95%CI 0.14 to 76.33) in favour of delayed therapy, which was clinically relevant.
Rossi (2017) reported on the recurrence rate, in which recurrence was defined as injury likely leading to strain with clinical symptoms in a previous injured muscle. Recurrent muscle strain was reported in 6% of patients (2/35) in the PRP group and 10% of patients (4/40) in the control group. The risk ratio was 0.57 (95%CI 0.11 to 2.93) in favour of PRP treatment, which was considered clinically relevant.
Martinez-Zapata (2016) also reported on the recurrence rate, and defined recurrence as a relapse of symptoms and a confirmation of a change in the previously injured area by ultrasound. Recurrence was reported in 3% of patients (1/33) in the PRP group, and 18% of patients (7/38) in the control group. The risk ratio was 0.16 (95%CI 0.02 to 1.27) in favour of PRP treatment, which was considered clinically relevant.
3. Pain
Three studies (Bayer, 2018; Rossi, 2017; Martinez-Zapata, 2016) reported on pain. Results could not be pooled due to the unavailability of absolute values, various interventions, and the diversity in assessment of pain.
Bayer (2018) reported on pain, as assessed by the Hamstring Outcome Score (HaOS) questionnaire. No absolute values were reported, but a graph shows that there is a trend towards reduced pain for participants in the early therapy group compared to the delayed therapy group 3 months post injury. This trend was no longer observed 6 months post injury.
Rossi (2017) reported on changes in pain, which was assessed using the VAS. Authors reported that the PRP group had significantly lower pain severity scores when compared to the control group at rest (b = -0.198, 95%CI -0.406 to 0.010) and with resisted motion (b = -0.272, 95%CI -0.500 to 0.045).
Martinez-Zapata (2016) reported on pain intensity during sports activities, daily activities and when walking. This was assessed by using the VAS. No absolute values were reported. Based on a graph, it can be concluded that pain differences compared to baseline improved over time in both groups during sports activities, daily activities and when walking.
4. Adverse events
One study (Martinez-Zapata, 2016) reported on adverse events. Martinez-Zapata (2016) reported adverse events in 11 out of 33 patients (33%) in the PRP group and 13 out of 38 patients (34%) in the control group. Adverse events included unspecific discomfort at the healed lesion site, recurrent hematoma, deep venous thromboses, Achilles’ tendon rupture, cellulitis, fracture of calf bone. The risk ratio was 0.97 (95%CI 0.51 to 1.87) in favour of control treatment, which was not considered clinically relevant.
5. Patient satisfaction, 6. Return to play, 7. Return to performance, 8. Quality of life, 9. Adherence to treatment, 10. Symptoms, 11. Activities in daily life
None of the studies reported on these outcome measures.
Level of evidence of the literature
The level of evidence regarding the four outcome measures was based on RCTs and therefore starts at high.
1. Return to sport
The level of evidence regarding return to sport was downgraded by three levels to very low, because of study limitations (risk of bias: -1), because the confidence interval crosses the border of clinical relevance and the very low number of patients (imprecision: -1), and because of a heterogenous population with various injuries and different interventions (indirectness: -1).
2. Re-injury
The level of evidence regarding re-injury was downgraded by three levels to very low because of conflicting results (inconsistency: -1), because the confidence interval crosses the border of clinical relevance (imprecision: -1), and because of a heterogenous population with various injuries and different interventions (indirectness: -1).
3. Pain
The level of evidence regarding pain was downgraded by three levels to very low because of study limitations (risk of bias: -1), because the very low number of patients (imprecision: -1), and because of a heterogenous population with various injuries and different interventions (indirectness: -1).
4. Adverse events
The level of evidence regarding adverse events was downgraded by three levels to very low because of study limitations (risk of bias: -1), and because the low number of patients and events from only one study (imprecision: -2).
5. Patient satisfaction, 6. Return to play, 7. Return to performance, 8. Quality of life, 9. Adherence to treatment, 10. Symptoms, 11. Activities in daily life
None of the studies reported on these outcome measures and could therefore not be graded.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question: What is the efficacy of conservative treatment compared with no treatment, wait-and-see strategy, or other conservative treatment in athletes with an acute groin, quadriceps, or calf injury?
P: | Athletes with an acute groin, quadriceps, or calf injury |
I: | Conservative treatment (non-surgical) |
C: | No treatment, wait-and-see, or other conservative treatment |
O: | Return to sport, return to play, return to performance, pain, patient satisfaction, quality of life, adverse events, re-injury, adherence to treatment, symptoms, activities in daily life. |
Relevant outcome measures
The guideline development group considered return to sport and re-injury as critical outcome measures for decision making, and return to play, return to performance, pain, patient satisfaction, quality of life, adverse events, adherence to treatment, symptoms, and activities in daily life as important outcome measures for decision making.
Per outcome, the working group defined the following differences as a minimally clinically (patient) important difference:
Dichotomous outcomes (relative risk; yes/no):
- Re-injury: >15%
- Adverse events:
Minor adverse events: >5%
Major adverse events: >2.5%
Continuous outcomes:
- Return to sport: 7 days or RR>5%
- Return to play: 7 days or RR>5%
- Return to performance: 7 days or RR>5%
- Pain: VAS 20mm, NRS 2 points
For the outcome measures patient satisfaction, quality of life, adherence to treatment, symptoms, and activities in daily life the working group did not define a minimum clinically important patient difference.
A priori, the working group did not define the outcome measures but used the definitions used in the studies. Patient satisfaction and quality of life had to be assessed using validated instruments.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 6 October 2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 542 hits. Studies were selected based on the following criteria:
- Systematic reviews (searched in at least two databases, and detailed search strategy, risk of bias assessment and results of individual studies available) or randomized controlled trials;
- Adolescents aged >14 years;
- Studies including ≥ 20 (ten in each study arm) patients;
- Full-text English language publication; and
- Studies according to the PICO.
Initially, 31 studies were selected based on title and abstract screening. After reading full text, 29 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods) and two studies (were included. By using snowballing/reference screening (in the excluded articles), one additional RCT was found (Martinez-Zapata, 2016 from Grassi, 2018) and included. This RCT (Martinez-Zapata, 2016) was not found in our search, because the title did not include the term ‘acute’.
Results
Three studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Referenties
- Bayer ML, Hoegberget-Kalisz M, Jensen MH, Olesen JL, Svensson RB, Couppé C, Boesen M, Nybing JD, Kurt EY, Magnusson SP, Kjaer M. Role of tissue perfusion, muscle strength recovery, and pain in rehabilitation after acute muscle strain injury: A randomized controlled trial comparing early and delayed rehabilitation. Scand J Med Sci Sports. 2018 Dec;28(12):2579-2591. doi: 10.1111/sms.13269. Epub 2018 Aug 16. PMID: 30043997.
- Bayer ML, Magnusson SP, Kjaer M; Tendon Research Group Bispebjerg. Early versus Delayed Rehabilitation after Acute Muscle Injury. N Engl J Med. 2017 Sep 28;377(13):1300-1301. doi: 10.1056/NEJMc1708134. PMID: 28953439.
- Boyce D, Wempe H, Campbell C, Fuehne S, Zylstra E, Smith G, Wingard C, Jones R. Adverse events associated with therapeutic dry needling. Int J Sports Phys Ther. 2020 Feb;15(1):103-113. PMID: 32089962; PMCID: PMC7015026.
- Bubnov R, Yevseenko V, Semeniv I. Ultrasound guided injections of platelets rich plasma for muscle injury in professional athletes. Comparative study. Med Ultrason. 2013 Jun;15(2):101-5. doi: 10.11152/mu.2013.2066.152.rb1vy2. PMID: 23702498.
- Haake M, Böddeker IR, Decker T, Buch M, Vogel M, Labek G, Maier M, Loew M, Maier-Boerries O, Fischer J, Betthäuser A, Rehack HC, Kanovsky W, Müller I, Gerdesmeyer L, Rompe JD. Side-effects of extracorporeal shock wave therapy (ESWT) in the treatment of tennis elbow. Arch Orthop Trauma Surg. 2002 May;122(4):222-8. doi: 10.1007/s00402-001-0362-7. Epub 2002 Jan 12. PMID: 12029512.
- Martinez-Zapata MJ, Orozco L, Balius R, Soler R, Bosch A, Rodas G, Til L, Peirau X, Urrútia G, Gich I, Bonfill X; PRP-RICE group. Efficacy of autologous platelet-rich plasma for the treatment of muscle rupture with haematoma: a multicentre, randomised, double-blind, placebo-controlled clinical trial. Blood Transfus. 2016 May;14(2):245-54. doi: 10.2450/2015.0099-15. Epub 2015 Sep 21. PMID: 26509827; PMCID: PMC4918556.
- Mohamed AA, Zhang X, Jan YK. Evidence-based and adverse-effects analyses of cupping therapy in musculoskeletal and sports rehabilitation: A systematic and evidence-based review. J Back Musculoskelet Rehabil. 2023;36(1):3-19. doi: 10.3233/BMR-210242. PMID: 35848010.
- Rossi LA, Molina Rómoli AR, Bertona Altieri BA, Burgos Flor JA, Scordo WE, Elizondo CM. Does platelet-rich plasma decrease time to return to sports in acute muscle tear? A randomized controlled trial. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc. 2017 Oct;25(10):3319-3325. doi: 10.1007/s00167-016-4129-7. Epub 2016 Apr 16. PMID: 27085364.
Evidence tabellen
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C)
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Bayer, 2018 |
Type of study: RCT
Setting and country: Copenhagen, Denmark.
Funding and conflicts of interest: Not reported.
|
Inclusion criteria: - Minimum 18 years of age. - Acute onset of pain during forceful movements involving the calf or thigh. - Contact/examination within 48 hours. - Positive ultrasound scan with visible tissue damage. - Willingness to return to sports on the same level as prior to the injury. - Willingness to comply with the rehabilitation regime and follow-up.
Exclusion criteria: - Unclear ultrasound scan. - Chronic diseases such as diabetes, arthritis or renal disease, any disease comprising the immune state. - Daily intake of non-steroidal anti-inflammatory drugs within three months prior to the injury. - Any observed organ dysfunctions or contraindication to MRI including eGFR < 65. - Smoking.
N total at baseline: I: 20 C: 22
Important prognostic factors: Age ± SD: I: 32.6 ± 9 C: 34.6 ± 11
Sex (%male): I: 17 (85%) C: 19 (86.4%)
Groups comparable at baseline? Yes. |
An early rehabilitation protocol lasting for 12 weeks with a gradual increase in load over time focusing on the injured leg. Patients were instructed not to exceed the pain level of >5 on the NRS pain scoring scale for all exercises. The onset of rehabilitation was two days after injury. |
A delayed rehabilitation protocol lasting for 12 weeks with a gradual increase in load over time focusing on the injured leg. Patients were instructed not to exceed the pain level of >5 on the NRS pain scoring scale for all exercises. The onset of rehabilitation was nine days after injury. |
Length of follow-up: 6 months
Loss-to-follow-up: Intervention: 5 (20%) Reasons: unwilling to RTS, treatment other injury, personal reasons, unknown reason.
Control: 3 (12%) Reasons: unwilling to RTS, personal reasons.
Incomplete outcome data: Intervention DCE-MRI: 4 (20%) Reasons: personal reason, technical issues. Questionnaire: 2 (10%) Reason: not returned questionnaire.
Control DCE-MRI: 5 (22.7%) Reasons: personal reasons, technical issues. Questionnaire: 2 (9.1%) Reason: not returned questionnaire. |
Time to return to sport Median days [interquartile range] Intervention: 62.5 [48.8-77.8] Control: 83.0 [64.5-97.3]
Re-injury Intervention: 1/20 (5%) Control: 0/22 |
Authors conclusion: this study showed that amateur athletes returned to sports faster after early rehabilitation onset. But the mechanisms behind this remain elusive.
Limitation: 1) The time course and process involved in the connective tissue repair remain speculative because no direct measurements of connective tissue synthesis were performed. |
Rossi, 2017 |
Type of study: RCT
Setting and country: Italian hospital from Buenos Aires, Argentina.
Funding and conflicts of interest: Not reported.
|
Inclusion criteria: - Age between 18-40 years - Acute muscle injury (7 days since injury onset) including hamstrings, gastrocnemius and quadriceps - All muscle injuries involved in the study were classified by ultrasound examination as grade 2. - Competitive or recreational athletes
Exclusion criteria: - Patients who had received any form of injection therapy for the current injury - Patients who had used NSAIDs within 1 week before randomization - Patients who were unable to comply with the rehabilitation programme - Patients who had previous surgeries or pathologies of the involved muscle
N total at baseline: I: 35 C: 40
Important prognostic factors: Age ± SD: I: 22.9 ± 3.5 C: 21.8 ± 3.2
Sex (%male): I: 77.1 C: 77.5
Groups comparable at baseline? Yes. |
Single intralesion injection of autologous PRP with a PRP volume proportional to injury. The injection was given immediately after randomization under US guidance. Additionally, a rehabilitation programme was followed similar to the control group. |
Rehabilitation programme (progressive agility and trunk stabilization exercises) only. |
Length of follow-up: 24 months
Loss-to-follow-up: Intervention: 1 Reasons: interrupted rehabilitation program
Control: 2 Reasons: interrupted rehabilitation program
Incomplete outcome data: Not reported, except loss of follow-up as above.
|
Mean time to return to play Intervention: 21.1 ± 3.1 Control: 25 ± 2.8 p-value: 0.001
Recurrence rate Intervention: 2/35 (5.7%) Control: 4/40 (10%) |
Authors conclusion: a single autologous PRP injection combined with a rehabilitation program significantly shortened time to return to sports compared with a control group after an acute grade 2 muscle injury.
Limitations: 1) Lack of randomization, 2) Limited number of patients included in this study. |
Martinez-Zapata, 2016 |
Type of study: RCT
Setting and country: Ten Spanish centers participated.
Funding and conflicts of interest: The research project was funded by a grant from the Institutio de Salud Carlos III, Fondo de Investigacion Sanitaria, 2008-2012, Spain. No conflicts of interest to declare.
|
Inclusion criteria: - Age 18 or older - An evacuable haematoma at the gastrocnemius muscle or the lower portion of the rectus femoral muscle - Surgery not recommended - Consent to participation in the study
Exclusion criteria: - History of bleeding disorders - Unable to attend follow-ups - Received corticosteroids, acetylsalicylic acid, or steroidal anti-inflammatory drugs within a week prior to their proposed inclusion in the study.
N total at baseline: I: 33 C: 38
Important prognostic factors: Age ± SD: I: 45.9 ± 10.3 C: 45.3 ± 9.8
Sex (%male): I: 84.8 C: 78.9
Groups comparable at baseline? No. More patients with muscle lesion were included in the PRP group. Control group had a longer time interval between lesion occurrence and intervention. |
Injection of autologous PRP into the muscle wound after evacuation of the haematoma. |
Evacuation of the haematoma and a sham injection. |
Length of follow-up: 12 months
Loss-to-follow-up: Intervention: 6 Reasons: consent withdrawn, non-evacuable hematoma, lost to follow-up.
Control: 8 Reasons: consent withdrawn, non-evacuable hematoma, protocol violation, lost to follow-up.
Incomplete outcome data: Not reported, except loss of follow-up as above.
|
Time to healing Mean (SE) Intervention: 4.51 (0.42) weeks Control: 5.49 (0.48) weeks
Adverse events Intervention: 8 (24.2%) Control: 9 (23.7%) |
Authors conclusion: this study demonstrated that there are no differences in time to healing between the control group and patients treated with PRP.
Limitations: 1) Small study population, 2) Prolongation of period of inclusion and expanded inclusion criteria, 3) Statistically different baseline features between groups, 4) Unblinded researchers. |
Risk of bias tables
Study reference
|
Was the allocation sequence adequately generated? |
Was the allocation adequately concealed? |
Blinding: Was knowledge of the allocated interventions adequately prevented? Were patients/ healthcare providers/ data collectors/ outcome assessors/ data analysts blinded? |
Was loss to follow-up (missing outcome data) infrequent? |
Are reports of the study free of selective outcome reporting? |
Was the study apparently free of other problems that could put it at a risk of bias? |
Overall risk of bias
|
Bayer, 2018 |
Definitely yes
Reason: computer-generated minimization randomization procedure. |
Definitely yes
Reason: minimization was based on muscle group and gender and was performed by the principal investigator. |
Probably no
Reason: some outcome assessors were blinded (radiologist interpreting the images, investigator quantifying muscle volume), blinding of patients, health care providers, data analysts not reported. |
Definitely yes
Reason: 8 patients (5 in intervention group, 3 in control group) dropped out of the study due to reasons unrelated to the study (unwilling to return to sports, personal reasons, treatment of other injury). |
Probably yes
Reason: registered at ClinicalTrials.gov, but the NCT code cannot be retrieved. No reason to doubt that the study is free of selective outcome reporting. |
Probably yes
Reason: a priori sample size calculation of n=21 was not met in the intervention group (n=20). |
Some concerns (not blinded) |
Rossi, 2017 |
Probably no
Reason: not specifically reported, but there is reason to doubt that the allocation sequence was not adequately generated (lack of randomization is reported as an important study limitation). |
Probably yes
Reason: patients could choose between two sealed and opaque envelopes, each of which held the allocation to one of the two treatment groups. |
Definitely no
Reason: single-blind (evaluator; physical therapist) trial. Participants and personnel were not blinded. |
Definitely yes
Reason: 3 patients (1 in intervention group, 2 in control group) dropped out of the study due to an interrupted rehabilitation program (n=2) and lost to follow-up (n=1). |
Probably yes
Reason: no registration in register of clinical trials known. Study protocol has been published but is not available. |
Probably yes
Reason: limited number of patients included. |
HIGH (not blinded, and randomization was not adequately performed) |
Martinez-Zapata, 2016 |
Definitely yes
Reason: the random sequence was generated by computer software, using a block randomisation process of ten patients stratified by type of lesion. |
Definitely yes
Reason: treatment allocation was centralised from the coordinating centre.
|
Probably no
Reason: double-blind design. Participants and outcome assessors were blinded. Researchers who administered the intervention were unblinded. |
Probably no
Reason: 14 of 71 patients (almost 20%) were lost to follow-up. |
Probably yes
Reason: no registration in register of clinical trials known. Study protocol has been mentioned but seems not available. |
Definitely no
Reason: small study population, adjusted inclusion period and criteria, baseline differences between groups. |
HIGH (underpowered, baseline differences, unblinded researchers)
|
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Morelli KM, Brown LB, Warren GL. Effect of NSAIDs on Recovery From Acute Skeletal Muscle Injury: A Systematic Review and Meta-analysis. Am J Sports Med. 2018 Jan;46(1):224-233. doi: 10.1177/0363546517697957. Epub 2017 Mar 29. PMID: 28355084. |
Wrong population (animals), wrong outcomes |
Bayer ML, Magnusson SP, Kjaer M; Tendon Research Group Bispebjerg. Early versus Delayed Rehabilitation after Acute Muscle Injury. N Engl J Med. 2017 Sep 28;377(13):1300-1301. doi: 10.1056/NEJMc1708134. PMID: 28953439. |
Wrong publication type (letter to the editor) |
Sheth U, Dwyer T, Smith I, Wasserstein D, Theodoropoulos J, Takhar S, Chahal J. Does Platelet-Rich Plasma Lead to Earlier Return to Sport When Compared With Conservative Treatment in Acute Muscle Injuries? A Systematic Review and Meta-analysis. Arthroscopy. 2018 Jan;34(1):281-288.e1. doi: 10.1016/j.arthro.2017.06.039. Epub 2017 Aug 8. PMID: 28800920. |
Less complete compared to Grassi (2018) |
Forlizzi JM, Ward MB, Whalen J, Wuerz TH, Gill TJ 4th. Core Muscle Injury: Evaluation and Treatment in the Athlete. Am J Sports Med. 2022 Mar 2:3635465211063890. doi: 10.1177/03635465211063890. Epub ahead of print. PMID: 35234538. |
Wrong population (no acute injury) and wrong publication type (narrative review) |
Duncan JJ, Farr JE. Comparison of diclofenac sodium and aspirin in the treatment of acute sports injuries. Am J Sports Med. 1988 Nov-Dec;16(6):656-9. doi: 10.1177/036354658801600618. PMID: 3149152. |
Wrong population (mix of sprains and strains) |
Prins JC, Stubbe JH, van Meeteren NL, Scheffers FA, van Dongen MC. Feasibility and preliminary effectiveness of ice therapy in patients with an acute tear in the gastrocnemius muscle: a pilot randomized controlled trial. Clin Rehabil. 2011 May;25(5):433-41. doi: 10.1177/0269215510388312. Epub 2010 Nov 8. PMID: 21059665. |
Wrong publication type (pilot study n < 20) |
King E, Ward J, Small L, Falvey E, Franklyn-Miller A. Athletic groin pain: a systematic review and meta-analysis of surgical versus physical therapy rehabilitation outcomes. Br J Sports Med. 2015 Nov;49(22):1447-51. doi: 10.1136/bjsports-2014-093715. Epub 2015 Jun 30. PMID: 26130700. |
Wrong population (mix of injuries) |
Ganzit, G.P., Gribaudo, C.G., Verzini, F., Preti, P.A., & Oliani, C. (1989). Piroxicam-beta-cyclodextrin in acute sports injuries: controlled study versus naproxen sodium. Current Therapeutic Research-clinical and Experimental, 46, 452-461. |
Wrong population (mix of injuries) |
Lereim P, Gabor I. Piroxicam and naproxen in acute sports injuries. Am J Med. 1988 May 20;84(5A):45-9. doi: 10.1016/0002-9343(88)90477-9. PMID: 3287911. |
Wrong population (mix of injuries) |
McIlwain HH, Platt RD. Piroxicam versus naproxen in the treatment of acute musculoskeletal disorders in athletes. Am J Med. 1988 May 20;84(5A):56-60. doi: 10.1016/0002-9343(88)90479-2. PMID: 2454027. |
Wrong population (mix of injuries) |
Migliorini F, Maffulli N, Eschweiler J, Tingart M, Baroncini A. Surgical versus conservative management of traumatic proximal adductor longus avulsion injuries: A systematic review. Surgeon. 2022 Apr;20(2):123-128. doi: 10.1016/j.surge.2021.01.015. Epub 2021 Mar 7. PMID: 33692004. |
Wrong comparison (surgical treatment) |
Salazar E, Kollmorgen RC. Arthroscopic and Endoscopic Treatment of Proximal Rectus Femoris Avulsion. Orthopedics. 2022 Jan-Feb;45(1):e1-e6. doi: 10.3928/01477447-20211101-03. Epub 2021 Nov 8. PMID: 34734771. |
Wrong publication type (case report) |
Cruciani M, Franchini M, Mengoli C, Marano G, Pati I, Masiello F, Profili S, Veropalumbo E, Pupella S, Vaglio S, Liumbruno GM. Platelet-rich plasma for sports-related muscle, tendon and ligament injuries: an umbrella review. Blood Transfus. 2019 Nov;17(6):465-478. doi: 10.2450/2019.0274-19. Epub 2019 Dec 11. PMID: 31846610; PMCID: PMC6917536. |
Wrong publication type (umbrella review) |
Reurink G, Goudswaard GJ, Moen MH, Weir A, Verhaar JA, Bierma-Zeinstra SM, Maas M, Tol JL; Dutch Hamstring Injection Therapy (HIT) Study Investigators. Platelet-rich plasma injections in acute muscle injury. N Engl J Med. 2014 Jun 26;370(26):2546-7. doi: 10.1056/NEJMc1402340. PMID: 24963588. |
Wrong population (hamstrings) |
Jenoure, P. and Gorschewsky, O. and Ryf, C. and Steigbugel, M. and Wetzel, C. and Frey, W. and Voisin, D. Randomised, double-blind, multicentre study of nimesulide vs. diclofenac in adults with acute sport injuries. Journal of Clinical Research. 1998 |
Wrong population (mix of injuries) |
Reurink G, Goudswaard GJ, Moen MH, Weir A, Verhaar JA, Tol JL. Myotoxicity of injections for acute muscle injuries: a systematic review. Sports Med. 2014 Jul;44(7):943-56. doi: 10.1007/s40279-014-0186-6. PMID: 24723211. |
Wrong population (hamstrings) |
Bali, S. and Guru, K. Comparative effect of static stretching and mulligan stretching on hip adductor flexibility in footballers-a two group trial. JK Science. 2020:22(2):96-100. |
Wrong population (healthy footballers) |
Charlton PC, Drew MK, Mentiplay BF, Grimaldi A, Clark RA. Exercise Interventions for the Prevention and Treatment of Groin Pain and Injury in Athletes: A Critical and Systematic Review. Sports Med. 2017 Oct;47(10):2011-2026. doi: 10.1007/s40279-017-0742-y. PMID: 28497284. |
Wrong population (not only acute injuries) |
Mącznik AK, Schneiders AG, Athens J, Sullivan SJ. Does Acupressure Hit the Mark? A Three-Arm Randomized Placebo-Controlled Trial of Acupressure for Pain and Anxiety Relief in Athletes With Acute Musculoskeletal Sports Injuries. Clin J Sport Med. 2017 Jul;27(4):338-343. doi: 10.1097/JSM.0000000000000378. PMID: 28653963. |
Wrong population (mix of injuries) |
Predel HG, Connolly MP, Bhatt A, Giannetti B. Efficacy and safety assessment of acute sports-related traumatic soft tissue injuries using a new ibuprofen medicated plaster: results from a randomized controlled clinical trial. Phys Sportsmed. 2017 Nov;45(4):418-425. doi: 10.1080/00913847.2017.1382305. Epub 2017 Sep 25. PMID: 28926295. |
Wrong population (mix of injuries) |
Serner A, van Eijck CH, Beumer BR, Hölmich P, Weir A, de Vos RJ. Study quality on groin injury management remains low: a systematic review on treatment of groin pain in athletes. Br J Sports Med. 2015 Jun;49(12):813. doi: 10.1136/bjsports-2014-094256. Epub 2015 Jan 29. PMID: 25633830; PMCID: PMC4484372. |
Wrong population (chronic groin pain) |
Almeida MO, Silva BN, Andriolo RB, Atallah AN, Peccin MS. Conservative interventions for treating exercise-related musculotendinous, ligamentous and osseous groin pain. Cochrane Database Syst Rev. 2013 Jun 6;2013(6):CD009565. doi: 10.1002/14651858.CD009565.pub2. PMID: 23740671; PMCID: PMC9719104. |
Wrong population (chronic groin pain) |
Mueller EA, Kirch W, Reiter S. Extent and time course of pain intensity upon treatment with a topical diclofenac sodium patch versus placebo in acute traumatic injury based on a validated end point: post hoc analysis of a randomized placebo-controlled trial. Expert Opin Pharmacother. 2010 Mar;11(4):493-8. doi: 10.1517/14656560903535898. PMID: 20163263. |
Wrong population (mix of injuries) |
Bleakley C, McDonough S, MacAuley D. The use of ice in the treatment of acute soft-tissue injury: a systematic review of randomized controlled trials. Am J Sports Med. 2004 Jan-Feb;32(1):251-61. doi: 10.1177/0363546503260757. PMID: 14754753. |
Wrong population (mix of injuries) |
Colombo G, Giombini A, Pamich T, Peruzzi E, Pisati R. Diclofenac dispersible provides superior analgesia with faster onset of action compared to naproxen granular in patients with acute, painful, minor sports injuries. J Sports Med Phys Fitness. 1997 Sep;37(3):228-33. PMID: 9407756. |
Wrong population (mix of injuries) |
D'Hooghe M. Double-blind, parallel-group evaluation of etodolac and naproxen in patients with acute sports injuries. Clin Ther. 1992 Jul-Aug;14(4):507-16. PMID: 1388091. |
Wrong population (mix of injuries) |
Edwards V, Wilson AA, Harwood HF, Manning SI, Brabbin W, Walker JW, Jones DG, Thomas DV, Rimmer R, Berry WH, et al. A multicentre comparison of piroxicam and indomethacin in acute soft tissue sports injuries. J Int Med Res. 1984;12(1):46-50. doi: 10.1177/030006058401200108. PMID: 6363156. |
Wrong population (mix of injuries) |
Andersen LA, Gøtzsche PC. Naproxen and aspirin in acute musculoskeletal disorders: a double-blind, parallel study in patients with sports injuries. Pharmatherapeutica. 1984;3(8):531-7. PMID: 6366809. |
Wrong population (mix of injuries) |
Grassi A, Napoli F, Romandini I, Samuelsson K, Zaffagnini S, Candrian C, Filardo G. Is Platelet-Rich Plasma (PRP) Effective in the Treatment of Acute Muscle Injuries? A Systematic Review and Meta-Analysis. Sports Med. 2018 Apr;48(4):971-989. doi: 10.1007/s40279-018-0860-1. PMID: 29363053. |
Included three RCTs investigating hamstring injuries |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 12-06-2024
Laatst geautoriseerd : 12-06-2024
Geplande herbeoordeling : 01-09-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). Patiëntenparticipatie bij deze richtlijn werd medegefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten (SKPC) binnen het programma KIDZ.
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met acute spierblessures van de onderste ledematen.
Werkgroep
- dr. G. (Guus) Reurink (voorzitter), sportarts, VSG
- drs. H.E. (Nadine) Bruineberg, AIOS spoedeisende geneeskunde, NVSHA
- drs. P. (Petra) Groenenboom, sportarts, VSG
- dr. N. (Nick) van der Horst, sportfysiotherapeut, KNGF
- prof. dr. G.M.M.J. (Gino) Kerkhoffs, hoogleraar/orthopedisch chirurg, NOV
- drs. A.D. (Anne) van der Made, AIOS orthopedie, NOV
- drs. M.E.F. (Mariëlle) Olsthoorn, radioloog, NVvR
- dr. K.W. (Kostan) Reisinger, traumachirurg, NVvH
- dr. I.J.R. (Igor) Tak, sportfysiotherapeut, KNGF
- drs. A. (Adam) Weir, sportarts, VSG
- dr. M. (Marinus) Winters, sportfysiotherapeut, KNGF
- T. (Thomas) Jonkergouw, junior adviseur patiëntbelang, PFNL (t/m april 2023)
- M. (Maike) Broere, adviseur patiëntbelang, PFNL (vanaf april 2023)
Meelezer:
- Drs. R.J.E. (Rob) Riksen, revalidatiearts, VRA
Klankbordgroep patiënten:
- L. (Luxman) Logathasan
- B. (Bart) Deprez
- E. (Eline) van Oord – Jansen Venneboer
- W. (Wim) van Tongeren
Met ondersteuning van
- dr. C.T.J. (Charlotte) Michels, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- drs. F. (Florien) Ham, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Lid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Werkgroep |
||||
dr. G. (Guus) Reurink (vz.) |
Sportarts (medisch specialist) |
*Lid werkgroep richtlijnen van de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) (onbetaald) |
* Betrokken bij wetenschappelijk onderzoek naar blessurepreventie in judo, gefinancierd door ZonMw. * Betrokken bij wetenschappelijk onderzoek naar Plaatjes-Rijk-Plasma injecties bij enkel arthrose, gefinancierd door Reuma fonds Nederland. * Betrokken bij wetenschappelijk onderzoek naar effect van preventieve hamstringoefeningen op hamstrings spier karakteristieken verkregen met DTI MRI, National Basketball Association grant gefinancierd door GE Healthcare. * Positieve bijdrage aan mijn reputatie als sportarts en (wetenschappelijk) expert op het gebied van acute spierblessures bij sporters. |
Geen restricties. |
drs. H.E. (Nadine) Bruineberg |
* Militair AIOS Spoedeisende geneeskunde, * Opleidingsregio NWN - OLVG |
Geen. |
Geen. |
Geen restricties. |
drs. P. (Petra) Groenenboom |
Sportarts, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede |
TeamNL Papendal (vanuit Gelderse Vallei) |
Geen.
|
Geen restricties. |
dr. N. (Nick) van der Horst |
Sportfysiotherapeut PSV Eindhoven 1 |
*SoccerDoc scholingsinstituut CEO (geaccrediteerde scholing voor fysiotherapeuten; cursus over hamstringblessures met werkgroepleden). |
Geen.
|
Geen restricties. |
prof. dr. G.M.M.J. (Gino) Kerkhoffs |
Hoogleraar en afdelingshoofd Orthopedische chirurgie Amsterdam UMC |
* Consultant fa. Arthrex (www.arthrex.nl) (betaald wereldwijd bedrijf in medische apparatuur en leider in de ontwikkeling van nieuwe producten en het medisch onderwijs in de orthopedie. Gino is betaald consultant, in het kader van onderwijs en onderzoek). |
* Geen, behoudens het algemene gezondheidsbelang van preventieve maatregelen ter voorkoming van acute spierletsels en revalidatie van opgelopen spierletsels. * Aantal projecten, zie o.a. onderstaand: Rol als PI bij contractonderzoeken, deze onderzoeken zijn ook gericht op de enkel en artroscopie. Geen externe subsidies. * Opinieleider op het gebied van acute spierblessures. |
Geen restricties. |
drs. A.D. (Anne) van der Made |
Amsterdam UMC - AIOS Orthopedie |
Amsterdam UMC – Onderzoeker (onbetaald) |
* PhD-traject wordt betaald vanuit een PhD-beurs van het Amsterdam UMC.
|
Geen restricties. |
drs. M.E.F. (Mariëlle) Olsthoorn |
Radioloog, Erasmus MC, Rotterdam |
Geen. |
Geen. |
Geen restricties. |
dr. K.W. (Kostan) Reisinger |
Chirurg, Zuyderland MC, Heerlen |
Dienstverband bij Zuyderland, wij voeren dergelijke operaties uit. |
Geen.
|
Geen restricties. |
dr. I.J.R. (Igor) Tak |
Sportfysiotherapeut en mede-eigenaar |
* Post-doc onderzoeker Amsterdam * Lid congrescommissie Sportmedisch * Docent (para-)medisch Beroepsonderwijs (betaald en onbetaald) |
Geen.
|
Geen restricties. |
dr. A. (Adam) Weir |
* Sportarts - Afdeling orthopedie en sportgeneeskunde, ErasmusMC, Rotterdam (0.4fte) |
* Lid congrescommissie Sportmedisch Wetenschappelijk Jaarcongres VSG (onbetaald) * Spreker op congressen (veelal onbetaald soms wel tegen een vergoeding). |
Geen.
|
Geen restricties. |
dr. M. (Marinus) Winters |
Sportfysio- en manueel therapeut en eigenaar Onder de Knie Sportfysiotherapie en Manuele Therapie, Haarlem |
* Spreker op congressen (veelal onbetaald/tegen een minimale vergoeding). |
* Eigenaar 'Onder de Knie' een gespecialiseerde sportfysiotherapie praktijk voor mensen met klachten in het onderbeen. Dit betreft een net opgestarte praktijk in Haarlem. De richtlijn zouden mij een financieel voordeel kunnen opleveren als er meer dan al gangbaar is bij acute spierblessures - wordt geadviseerd een gespecialiseerde sportfysiotherapeut te raadplegen. * Anders dan bovengenoemde belang, heb ik geen betaald adviseurschap, of andere financiële belangen. * Er zijn geen familie, partner, vrienden en naaste collega's die opereren in dit specifieke aandachtsgebied in de gezondheidszorg. * Als sportfysiotherapeut, incidenteel spreker en onderzoeker zou het meewerken aan de richtlijn mijn reputatie op het gebied blessures in de onderste extremiteiten kunnen versterken. |
Geen restricties. |
T. (Thomas) Jonkergouw |
Adviseur Patiëntbelang Patiëntenfederatie Nederland |
*Thoracale letsels na trauma |
Geen. |
Geen restricties. |
M. (Maike) Broere |
Adviseur patiëntenbelang - Patiëntenfederatie Nederland |
Geen. |
Geen. |
Geen restricties. |
Meelezer |
||||
R.J.E. (Rob) Riksen |
Deelname als afgevaardigde van VRA, lid van werkgroep Bewegen en Sport. |
Geen. |
Geen. |
Geen restricties. |
Klankbordgroep patiënten |
||||
L. (Luxman) Logathasan |
N.v.t. |
Onbetaald, ervaringen delen als sporter/cricket |
Vrienden die ook sporten |
Geen restricties. |
B. (Bart) Deprez |
Finance Manager Eveon Containers - 100% |
(ex) voetballer (betaald) |
Geen. |
Geen restricties. |
E. (Eline) van Oord – Jansen Venneboer |
Communicatieadviseur bij Stichting Taal aan Zee in Den Haag. |
Lid College van Bestuur van Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte (onbetaald). |
Geen. |
Geen restricties. |
W. (Wim) van Tongeren |
*Fysiotherapeut OREC |
Geen. |
Geen. |
Geen restricties. |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief middels het instellen van een patiënten-klankbordgroep, in samenwerking met de Nederlandse Patiëntenfederatie . Vier patienten zijn hiervoor uitgenodigd binnen hetnetwerk van de werkgroep. Er zijn vier bijeenkomsten georganiseerd met de patiënten klankbordgroep gedurende de richtlijnontwikkeling. Hierbij is specifiek vanuit patiënten perspectief input gevraagd bij de keuze en prioritering van uitkomstmaten, het formuleren van waarden en voorkeuren voor patiënten per module, het implementatieplan per module en de ontwikkeling van patiënten informatie op https://www.thuisarts.nl/. Resultaten van deze bijeenkomsten (zie aanverwante producten: Verslagen klankbordgroep bijeenkomsten) zijn besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij de keuze voor de uitkomstmaten, het opstellen van de overwegingen (zie kop Waarden en voorkeuren van patiënten en verzorgers) en het schrijven van de module over preventie. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de deelnemers van de klankbordgroep en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Conservatieve behandeling lies, quadriceps, kuit |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn, volgt uit de toetsing dat [het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiele financiële gevolgen verwacht wegens deze modules. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met acute spierblessures van de onderste ledematen. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door Ergotherapie Nederland, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, Patiëntenfederatie Nederland, Revalidatie Nederland, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen, Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck, Zorginstituut Nederland, Zelfstandige Klinieken Nederland en Zorgverzekeraars Nederland via een schriftelijke knelpuntenanalyse. Op basis van de uitkomsten van de schriftelijke knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.