Aanvullende diagnostiek bij acute buikpijn
Een accurate diagnose bij patiënten met acute buikpijn voorkomt onnodige vertraging in behandeling van urgente aandoeningen en draagt bij aan snelle doorstroom van patiënten op de SEH. Verscheidene studies hebben aangetoond dat alleen anamnese, lichamelijk onderzoek en laboratoriumonderzoek onvoldoende betrouwbaar zijn voor het stellen van de definitieve diagnose. Wel kan onderscheid worden gemaakt tussen de urgente en niet-urgente onderliggende aandoeningen (zie vorige modules).
Om tot een definitieve diagnose te komen bij urgente aandoeningen kan aanvullende beeldvormende diagnostiek worden gebruikt. Door de jaren heen zijn verschillende diagnostische modaliteiten toegenomen in kwaliteit en door stijging in beschikbaarheid in toenemende mate gebruikt in de diagnostiek van patiënten met acute buikpijn. Sinds enkele decennia is er een toenemend gebruik van andere beeldvormende technieken; was dit eerst conventionele beeldvormend onderzoek (X-BOZ, X-thorax), later in toenemende mate echografie gevolgd door computer tomografie (CT) en recent Magnetic Resonance Imaging (MRI). Voor echografie en CT is aangetoond dat deze technieken bijdragen aan de diagnostische accuratesse (Lameris et al., 2009). Het gebruik van echografie en CT in een vroeg stadium van het diagnostische traject bij verdenking op acute pathologie kan een vermindering geven in het aantal gemiste urgente diagnosen en verhoogt de sensitiviteit en specificiteit.
Nadeel van het toegenomen gebruik van diagnostische modaliteiten is de toegenomen stralenbelasting of blootstelling aan contrastmiddel (CT), een mogelijke stijging in ziekenhuiskosten en grote gevolgen voor de logistieke stromen van patiënten op de SEH. Per patiënt zal een afweging moeten worden gemaakt van de voordelen van tijdige definitieve diagnose versus de nadelen.
Idealiter zou een efficiënt diagnostisch traject bijdragen aan snelle identificatie van urgente aandoeningen zonder patiënten bloot te stellen aan onnodige neveneffecten van beeldvormende diagnostiek.
De accuratesse wordt bepaald door de diagnose op basis van de diagnostische test te vergelijken met de definitieve diagnose. De werkgroep heeft bepaald dat alleen follow-up, chirurgische en/of pathologische bevindingen of expert panel (op basis van alle diagnostiek inclusief beeldvorming) in aanmerking komt als definitieve diagnose.
Het onderwerp “Aanvullende diagnostiek” wordt uitgewerkt in verschillende modules. Specifieke aanbevelingen en onderbouwingen kunt u vinden in deze submodules.
Onderbouwing
Referenties
- Baumann, B.M., Chen, E.H., Mills, A.M., Glaspey, L., Thompson, N.M., Jones, M.K., & Farner, M.C. (2011). Patient perceptions of computed tomographic imaging and their understanding of radiation risk and exposure. Ann Emerg Med., 58 (1), 17.e2.
- Lameris, W., van Randen, A., van Es, H.W., van Heesewijk, J.P.M., van Ramshorst, B., Bouma, W.H, ten Hove, W., van Leeuwen, M., van Keulen, E.M., Dijkgraaf, M.G.W., Bossuyt, P.M.M., Boermeester, M.A., Stoker, J., on behalf of the OPTIMA study group. (2009). Imaging strategies for detection of urgent conditions in patients with acute abdominal pain: diagnostic accuracy study. BMJ, 26, 338, b2431b2431.
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-09-2013
Uiterlijk in 2018 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
Met ondersteuning van
Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Financiering
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en werd gefinancieerd met ZonMW doelmatigheidsonderzoek VIMP-subsidie, projectnummer 945043081
Doel en doelgroep
Doel van de richtlijn
Doordat acute buikpijnklachten kunnen worden veroorzaakt door een breed scala aan onderliggende pathologie zijn er veel verschillende specialismen bij de diagnostiek en behandeling betrokken. Dit draagt bij aan de grote variatie in diagnostiek en behandeling. Daarnaast heeft ieder ziekenhuis zijn eigen voorkeur en mogelijkheden ten aanzien van de diagnostiek bij patiënten met acute buikpijnklachten.
In deze richtlijn worden alle beschikbare studies rondom diagnostiek bij patiënten met acute buikpijn samengevat en geclassificeerd naar bewijsniveau. Het doel van deze richtlijn is om daarmee het diagnostisch traject van patiënten met acute buikpijn te stroomlijnen en de lokale variatie per ziekenhuis en specialisme te minimaliseren. Deze richtlijn dient ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. In de conclusies wordt aangegeven wat de wetenschappelijke stand van zaken is. De aanbevelingen zijn gericht op het expliciteren van optimaal medisch handelen en zijn gebaseerd op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en overwegingen van de werkgroep.
Afbakening van de richtlijn
Deze richtlijn vat de belangrijkste literatuur over diagnostiek bij volwassen patiënten met acute buikpijn op de SEH samen, resulterend in een stroomdiagram met daarin een advies omtrent de meest (kosten)effectieve combinatie van beeldvormende technieken. De richtlijn vormt hiermee een leidraad voor de dagelijkse praktijk en is specifiek bedoeld voor de tweedelijnszorg.
De aanbevelingen zijn van toepassing op volwassen patiënten (≥18 jaar) met nieuw ontstane acute buikpijn op de spoedeisende hulp.
De richtlijn heeft geen betrekking op:
- buikpijn van traumatische origine;
- bekende intra-uteriene zwangerschap;
- manifeste gastro-intestinale bloedingen;
- hemorrhagische shock;
- chronische aandoeningen;
- recidiverende buikpijn;
- buikpijn binnen 30 dagen na abdominale chirurgie.
Beoogde gebruikers van de richtlijn
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met acute buikpijn. Deze aanbevelingen zijn geschreven voor de tweedelijnszorg en kunnen niet direct worden overgenomen in de eerstelijnszorg. Deze richtlijn kan wel dienen als informatiebron voor gebruikers uit de eerste lijn.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2010 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met acute buikpijn (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep).
De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende twee jaar aan de totstandkoming van de richtlijn.
De gehele werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
- Prof. Dr. M.A. Boermeester, chirurg, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam
- Drs. F.W.J. Bollen, huisarts, Almere
- Drs. S.C. Donkervoort, chirurg, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam
- Dr. M.H. van der Gaast, gynaecoloog, Sint Elisabeth Ziekenhuis, Tilburg
- Drs. S.L. Gans, arts-onderzoeker, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam
- Prof. Dr. R.W. ten Kate, internist, Kennemer Gasthuis, Haarlem
- Dr. J.B.C.M. Puylaert, radioloog, Medisch Centrum Haaglanden, Den Haag
- Drs. P. Plantinga, spoedeisende-hulparts, Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem
- Prof. Dr. J. Stoker, radioloog, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam
Met ondersteuning van
- Dr. M.A. Pols, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De werkgroepleden is gevraagd of zij in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp.
Werkgroeplid |
Belangen afgelopen vijf jaar en/of gedurende looptijd van het project? ja /nee |
Zo ja, welke |
Boermeester, M.A. |
Nee |
|
Bollen, F.W.J. |
Nee |
|
Donkervoort, S. |
Nee |
|
Gaast, M.H. van der |
Nee |
|
Gans, S.L. |
Nee |
|
Kate ten, R.W. |
Nee |
|
Plantinga, |
Nee |
|
Puylaert, J.B.C.M. |
Nee |
|
Stoker, J. |
Nee |
|
Inbreng patiëntenperspectief
In de studie van Baumann et al., (2011) werd het patiëntenperspectief beschreven van 1168 patiënten die zich met acute buikpijn op de SEH presenteerden. Deze patiënten kregen een vragenlijst voorgelegd waarbij patiënten hun vertrouwen in de accuratesse van de medische evaluatie werd gevraagd voor verscheidene situaties. De volgende scenario’s werden voorgelegd:
- Alleen anamnese en lichamelijk onderzoek;
- anamnese, lichamelijk onderzoek en laboratoriumonderzoek;
- anamnese, lichamelijk en laboratoriumonderzoek gecombineerd met echografie;
- anamnese, lichamelijk en laboratoriumonderzoek gecombineerd met CT abdomen/pelvis.
Patiënten gaven hun vertrouwen in de accuratesse van deze evaluaties aan de hand van een VAS-score, waarbij 0= geen vertrouwen en 100= volledig vertrouwen. Scenario 1 werd beoordeeld met een mediane VAS-score van 20 (IQ range 1, 72), scenario 2 met een mediane VAS-score van 84 (IQ range 50, 100), scenario 3 mediane VAS-score van 85 (IQ range 55, 100) en scenario 4 met een mediane VAS-score van 90 (IQ range 60, 100) (Baumann et al., 2011).
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Indicatorontwikkeling
Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn werden er interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken (onderstaand). Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Indicatoren
Uitkomst:
- % patiënten geopereerd binnen 48 uur na presentatie op de SEH met acute buikpijn bij wie de diagnose na anamnese, lich ond, lab en beeldvorming overeenkomt met diagnose na operatie (steekproef)
Teller: alle patiënten met acute buikpijn die via de SEH opgenomen zijn en binnen 48 uur geopereerd zijn bij wie de diagnose na anamnese, lich ond, lab en beeldvorming overeenkomt met diagnose na operatie.
Noemer: alle patiënten met acute buikpijn die via de SEH opgenomen zijn en binnen 48 uur zijn geopereerd.
Streefnorm: >90%
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.
De richtlijn wordt digitaal verspreid onder alle relevante beroepsgroepen. Daarnaast wordt er een samenvatting van de richtlijn voor publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en in tijdschriften van de deelnemende wetenschappelijke verenigingen. Ook is de richtlijn te downloaden vanaf de website van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (www.heelkunde.nl) en via de website van de Kwaliteitskoepel: www.kwaliteitskoepel.nl.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen in het rapport ‘Richtlijnen 2.0’ van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad WOK. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en werkgroepleden in overleg met de senior adviseur van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten de knelpunten waaruit uitgangsvragen zijn opgesteld. Een samenvatting van deze uitgangsvragen kunt u vinden in bijlage II.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
In de voorbereidende fase zijn door de voorzitter, de adviseur en drs. S.L. Gans, concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Drs. S.L. Gans werd gedurende een jaar aangesteld om de literatuursearches te verrichten, literatuur te selecteren en te beoordelen en concept teksten te schrijven.
Beoordeling van de kwaliteit van studies
Na selectie op relevantie door de werkgroepleden bleven de artikelen over die als onderbouwing bij de verschillende conclusies staan vermeld. De geselecteerde artikelen zijn vervolgens door de werkgroepleden beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs. Hierbij is de indeling gebruikt, zoals weergegeven in tabel 1.
Het wetenschappelijk bewijs is vervolgens kort samengevat in een ‘conclusie’. De belangrijkste literatuur waarop deze conclusie is gebaseerd staat bij de conclusie vermeld, inclusief de mate van bewijs (zie tabel 2).
Tabel 1 Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies
Bewijs niveau |
Interventie onderzoek |
Diagnostisch accuratesse onderzoek |
Schade of bijwerkingen, etiologie, prognose |
A1 |
Systematische review / meta-analyse van tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau |
||
A2 |
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang |
Onderzoek tov een referentietest (‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van resultaten, met voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad |
Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B |
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (ook patiënt-controle onderzoek, cohort-onderzoek) |
Onderzoek tov een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd |
Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controle onderzoek |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
||
D |
Mening van deskundigen |
Tabel 2 Niveau van bewijskracht van de conclusie op basis van het aan de conclusie ten grondslag liggend bewijs
Niveau |
Conclusie gebaseerd op |
1 |
Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
2 |
1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 |
1 onderzoek van niveau B of C |
4 |
Mening van deskundigen |
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De bewijskracht van de conclusie is bepaald volgens de EBRO-methode (van Everdingen et al., 2004).
Formuleren van de conclusies
Voor iedere uitgangsvraag is het wetenschappelijke bewijs samengevat in een of meerdere conclusies, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven.
Overwegingen
Voor een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijke bewijs nog andere aspecten van belang, zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen of organisatorische facetten. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op zowel het beschikbare wetenschappelijke bewijs als op de belangrijkste overwegingen.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.
Zoekverantwoording
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
De literatuursearch werd in samenwerking met de literatuurspecialist van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten verricht. Er is één overkoepelende search gedaan waarbij alleen naar de populatie van patiënten met acute buikpijn is gezocht. Eerst werd er oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen op Sum Search, National Guideline Clearinghouse, het CBO en naar systematische reviews in Embase (1980-heden), Medline (1980-heden) en de Cochrane database. Vervolgens werd gericht gezocht in elektronische databases (Embase (1980-heden), Medline (1980-heden) en Cochrane database) naar gepubliceerde wetenschappelijke studies met betrekking tot acute buikpijn. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. De literatuur werd vervolgens ingedeeld naar de verschillende uitgangsvragen en beoordeeld op basis van op voorhand opgestelde selectiecriteria per uitgangsvraag. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in bijlage III.
Bij het zoeken naar relevante literatuur voor deze richtlijn is exclusief gezocht naar studies waarin patiënten met ‘acute buikpijn’ worden beschreven. Deze richtlijn is ontwikkeld ter ondersteuning en onderbouwing van het diagnostisch traject bij patiënten met acute buikpijn op basis van elke mogelijke onderliggende pathologie. Studies waarbij een subpopulatie of specifieke aandoening worden beschreven worden al in de desbetreffende richtlijnen van die aandoening genoemd en zijn voor deze richtlijn geëxcludeerd. Onderstaand overzicht geeft de inclusie- en exclusiecriteria van de zoekstrategie weer. De volledige zoekstrategie is te vinden in bijlage III.
Inclusie:
- volwassen patiënten (≥18 jaar) met nieuw ontstane acute buikpijn op de spoedeisende hulp.
Exclusie:
- buikpijn van traumatische origine;
- bekende intra-uteriene zwangerschap;
- manifeste gastro-intestinale bloedingen;
- hemorrhagische shock;
- chronische aandoeningen;
- recidiverende buikpijn;
- buikpijn binnen 30 dagen na abdominale chirurgie.
Databases gebruikt:
– Embase 1980-heden
– Medline 1980-heden
– Cochrane
Richtlijnen gezocht op:
– National guideline clearinghouse
– CBO
– Sum search
Exclusie:
Studies niet relevant op basis van titel/abstract indien:
– Dierstudie
– Brief/commentaar/quiz/editorial/round table/congres
– Case reports
– Case letters
– Case series <50 patienten
– Taal
– Leeftijd: < 18
– Traumatische buikpijn
– Bekende zwangerschap
– Post operatief
– Ziektebeelden
– Behandeling
Inclusie:
- Algemeen
1.1. Incidentie AAP
- Klinische diagnostiek
2.1. Anamnese+LO
2.2. Pijnstilling
- Lab+beeldvorming
3.1. Laboratorium waarden
3.2. Radiologie
- Invasieve diagnostiek
4.1. laparotomie/laparoscopie
- Overig
5.1. Herbeoordeling
5.2. AB
Search
Database |
Search |
Hits |
Pubmed/embase:
Limit: geen Methodologische filter: geen
|
|
9388 |
Cochrane
Limit: geen Methodologische filter: geen
|
|
380 |
Medline
Limit: geen Methodologische filter: geen
|
|
12266 |
Populatie
Search term |
Hits |
Totaal resterend |
Acute abdominal pain |
22034 |
22034 |
Exclusie
Not eligible |
|
|
Duplicate |
6708 |
15326 |
Case report Totaal |
5131 |
10189 |
Case series < 50 patienten |
326 |
9863 |
Animal |
155 |
9708 |
Russisch Chinees Arabisch Japans Bulgaars Noors Polish Czech Deens Turks Taal totaal |
726 81 4 214 79 70 105 140 39 19 1477 (1588) |
8231 |
Comments Letters Quiz Totaal |
63 418+31+1 17 530 (18+517) |
7701 |
Child Paediatric Infant Totaal |
926 48 71 1045 |
6656 |
Trauma |
137 |
6519 |
|
||
Ziektebeelden |
2114 (2090) |
4405 |
Appendicitis acuta |
379 |
7997 |
Diverticulitis |
76 |
7868 |
Aneurysma/dissectie |
83 |
7785 |
Cholecystitis |
53 |
7944 |
Crohn/colitis ulcerosa |
128 |
6957 |
Peritonitis |
82 |
6875 |
Cholecystolithiasis |
0 |
- |
Coprostase/ileus/obstructie |
47 |
6828 |
Perforatie |
183 |
6645 |
Gastritis/gastro enteritis/ peptisch ulcera |
22 |
6538 |
Adnexitis |
5 |
6533 |
AIDS/HIV |
25 |
6438 |
Renal colic |
153 |
7632 |
Pancreatitis |
273 |
7359 |
Zwangerschap |
274 |
7085 |
Ischemie |
64 |
6373 |
Malignititeit/tumor/cancer |
59+61 |
6212 |
Ureteral pathology |
32 |
6101 |
Abdominale infectie |
91 |
6010 |
|
||
Behandeling |
128 |
4277 |
Cholecystectomie |
44 |
|
Appendectomie |
41 |
|
Post operatief |
43 |
|
Totaal na exclusie |
|
4277 |
Niet relevant <1980 Embase |
2511 540 3051 |
1766
1226 |
Inclusie op titel/abstract
Database |
Hits |
1226 |
Algemeen Incidentie AAP |
|
347 |
Klinische diagnostiek Anamnese+LO Pijnstilling |
|
124 54 |
Laboratorium+beeldvorming Laboratorium waarden Radiologie |
|
47 522 |
Invasieve diagnostiek Laparotomie/laparoscopie |
|
178 |
Overig Herbeoordeling Antibiotica |
|
3 2 |
Nadere analyse (abstract opvragen) |
|
26 |
Inclusie Hoofdstuk 2 op basis van Full text
2.1 |
Lameris et all Laurel et all Kraemer et all Hancock et all |
2.2 |
Geen evidence |
2.3 |
Pines et all Bjerregaard et all |
2.4 |
Manterola et allà Cochrane review Attard et all Gallagher et all Lee et all LoVecchio et all Mahadevan et all Pace et all Thomas et all |
2.5 |
Geen evidence |