Voorlichting bij actinische keratose
Uitgangsvraag
Welke informatie dient een zorgverlener minimaal te verstrekken over actinische keratosen, behandeling en preventie?
Aanbeveling
Informeer patiënt over het natuurlijk beloop van actinische keratosen.
- Benoem de kans op het ontstaan van nieuwe laesies of een recidief.
- Benoem dat er een zeer geringe kans bestaat op maligne ontaarding van de individuele laesie, maar dat een veld vol actinische keratosen dat risico wel verhoogt.
- Benoem dat er ook afwijkingen kunnen bestaan in het veld, die nog niet met het oog zichtbaar zijn. Deze plekken reageren mogelijk wel mee in de behandeling, waardoor de reactie van de behandeling mogelijk groter is dan verwacht.
- Benoem de belangrijke rol die chronische blootstelling aan de zon heeft bij het ontstaan van actinische keratosen en huidkanker.
Bespreek de wens tot of noodzaak voor behandeling.
Informeer de patiënt over de voor- en nadelen van de behandelingsopties (zie Tabel 1).
Indien een crème wordt geadviseerd:
- Geef de patiënt gedetailleerde instructies over het gebruik van de crème: hoe vaak, welke hoeveelheid en waar de crème gesmeerd moet worden (alleen de laesies of het veld), en wanneer zij met de behandeling moet stoppen.
- Bespreek met de patiënt dat de crème zorgt voor (forse) huidirritatie, maar dat dit juist onderdeel van de werking van de crème is.
- Bespreek met de patiënt dat de laesie of het veld niet bedekt dient te worden. Denk met de patiënt mee over de mogelijkheden indien de laesie of het veld zich onder de kleding bevindt.
Informeer de patiënt over de kans op een recidief en leg uit hoe hij of zij de huid moet inspecteren om nieuwe plekken of een recidief te herkennen.
Adviseer een patiënt blootstelling aan de zon te beperken gedurende de behandeling en in de toekomst. Bij blootstelling dient adequate zonprotectie gebruikt te worden.
Attendeer de patiënt op de informatie over actinische keratosen op www.thuisarts.nl en www.NVDV.nl.
Overwegingen
Patiënten hebben behoefte aan duidelijke informatie over een diagnose en de behandeling. Naast het feit dat zij dit prettig vinden, is het ook relevant voor de behandeling en preventie.
Indien een patiënt een crème gaat gebruiken, is het van belang daarbij precieze instructies gegeven te worden hoe vaak, waar en met welke hoeveelheid te smeren, als ook wanneer te stoppen. Het is belangrijk om de gehele laesie met de crème te behandelen.
In principe wordt de crème gebruikt volgens voorschrift, maar er zijn situaties waarin eerder gestopt moet worden. Wanneer de behandeling voortijdig gestopt kan worden of wanneer de patiënt zich moet melden, is voor de patiënt lastig te bepalen. Duidelijke informatie, eventueel ondersteund met foto’s, helpt de patiënt om dit beter in te kunnen schatten.
Zoals met elke behandeling, dient de patiënt geïnformeerd te worden over de voor- en nadelen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van Tabel 1. Ook staan hier adviezen in over de toepassing van behandeling. Bespreek met de patiënt of en op welk moment controle plaats vindt. Dit is bij een veldverandering meestal na drie tot zes maanden.
Tabel 1. Praktische informatie over verschillende behandelopties
Behandelingen |
Hoe werkt het? |
Hoe lang duurt het? |
Wat zijn de bijwerkingen tijdens behandeling? |
Wat zijn de bijwerkingen na behandeling? |
Wat is de hersteltijd? |
Opmerking |
Stikstof |
Bevriezen van de cellen |
kortdurend tijdens het consult |
Pijnlijk, maar trekt snel weg |
Soms een blaartje, soms ontkleuring van de huid of een litteken |
1 week |
Voorkeursbehandeling bij 1 tot enkele afwijkingen |
Curettage en |
Verdoven, verwijdering met scherpe lepel, |
10 minuten |
Prik van de verdoving wordt gevoeld |
Herstellende wond, soms een litteken |
2 weken |
Bij dikkere afwijkingen |
5-Fluorouracil (Efudix) crème |
De crème bevat een stof die celgroei afremt |
4 weken 2 keer per dag smeren op de plekken |
Forse roodheid, nattende plekken, korsten op de behandelde huid Huidirritatie, maar dat betekent een goede werking van de crème |
Herstellende wond, zelden littekens |
2 weken, soms langer |
Bij meerdere afwijkingen, pakt ook nog niet zichtbare afwijkingen aan |
Imiquimod (Aldara) crème |
De crème bevat een stof die het immuunsysteem activeert |
4 weken, 3 keer per week smeren op de plekken |
Huidirritatie, maar dat betekent een goede werking van de crème, daarbij kans op grieperig gevoel |
Herstellende wond, zelden littekens |
2 weken, soms langer |
Bij meerdere afwijkingen, pakt ook nog niet zichtbare afwijkingen aan |
Conventionele fotodynamische therapie (PDT) |
Er wordt crème gesmeerd op de plekken waarna een lamp de stof in de crème activeert waarna afwijkingen cellen kapot gaan. |
3,5 uur |
Kan pijnlijk zijn tijdens de belichting (8 minuten), dit heeft te maken met de vernietiging van de cellen en verdwijnt snel na de behandeling |
Herstellende wond, zelden littekens |
2 weken, soms langer |
Bij meerdere plekken, pakt ook nog niet zichtbare afwijkingen aan |
Daglicht fotodynamische therapie (PDT) |
Hetzelfde als de conventionele PDT, maar dan met daglicht i.p.v. een lamp. Dit gebeurt thuis. |
2 uur |
Nauwelijks tot geen pijn |
Herstellende wond, zelden littekens |
2 weken, soms langer |
Bij meerder afwijkingen, pakt ook nog niet zichtbare plekken aan. Het weer moet goed genoeg zijn (maart-oktober) |
Laser |
Verdampt cellen met een laserlicht |
20 min |
Prik van de verdoving wordt gevoeld |
Herstellende wond, zelden littekens |
2 weken |
Bij dikkere afwijkingen |
Chemische peeling |
Afschillen van de opperhuid met een chemische stof |
30 minuten |
Kan tijdens de behandeling kortdurend pijnlijk zijn |
Herstellende wond, zelden littekens |
2 weken |
Bij uitgebreide afwijkingen |
Om een reële verwachting te scheppen over het behandelen van actinische keratosen, dient de patiënt geïnformeerd te worden over het natuurlijke beloop en wat een behandeling hieraan verandert. Een belangrijk aspect is om de patiënt te informeren dat het hebben van actinische keratosen inhoudt dat het veelal gaat om een chronische huidaandoening, waarbij er nieuwe laesies kunnen ontstaan en dat er bij behandeling een kans bestaat op een recidief. Daarnaast dient de patiënt geïnformeerd te worden op de lage kans dat de AK zich ontwikkeld tot een huidkanker.
De patiënt dient geïnformeerd te worden over de rol van chronische blootstelling aan de zon bij het ontstaan van actinische keratosen en advies te krijgen over verantwoord zongedrag, met als doel het ontstaan van nieuwe laesies in de toekomst zoveel mogelijk te beperken.
Daarnaast dient de patiënt adequate instructie te krijgen om zelf zijn of haar huid periodiek te inspecteren op het ontstaan van nieuwe laesies zodat de patiënt deze in een vroeg stadium herkent.
Gezien het verhoogd risico op huidmaligniteiten bij immuungecompromitteerde patiënten, is het met name voor deze patiëntengroep essentieel dat zij goede voorlichting en instructies krijgen voor zelfinspectie van de huid en weten wanneer zij moeten alarmeren.
Het informeren van de patiënt is onderdeel van elke klinische zorg en is aanvaardbaar en toepasbaar. Op dit moment worden ook al instructies gegeven. Een consult zal naar alle waarschijnlijkheid niet langer duren wanneer de aanbevelingen uit deze module worden opgevolgd.
Onderbouwing
Achtergrond
Wanneer een patiënt AK’s heeft en daarvoor in de eerste of tweede lijn behandeld wordt, is het van belang om de patiënt te informeren over de diagnose en de behandeling. Patiënten krijgen op dit moment al veel uitleg, maar uit ervaringen van patiënten blijkt dat dit nog beter kan. Het doel van deze module is om een overzicht te geven van de (mondelinge en schriftelijke) voorlichting die gegeven moet worden aan patiënten die behandeld worden voor AK’s.
Zoeken en selecteren
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 10-06-2021
Laatst geautoriseerd : 10-06-2021
Geplande herbeoordeling : 01-01-2027
Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep grotendeels in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).
De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn actinische keratose en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door arts-onderzoekers van de NVDV en gefinancierd vanuit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.
Doel en doelgroep
Doel
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen.
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep. Daartoe behoren onder andere: dermatologen, huisartsen, verpleegkundig specialisten, physician assistants en dermatologie verpleegkundigen. Voor patiënten werd een patiëntenfolder ontwikkeld en is een keuzetabel voor de behandelingen toegevoegd. NHG hanteert de eigen NHG standaard verdachte huidafwijkingen (2017) die aansluit op de huidige herziening van de richtlijn Actinische Keratose (2021).
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntenvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn. Via Huid Nederland (HN) is de Huidkanker Stichting (HUKAs) benaderd en werd een huidpatiënt afgevaardigd die betrokken geweest bij het ontwikkelproces. Voor een volledig overzicht van voorgaande werkgroepen en alle betrokken partijen wordt verwezen naar de belangenverklaringen.
Werkgroepleden - modulaire herziening 2020 |
Vereniging |
Dr. R.C. Beljaards (voorzitter) |
NVDV |
Dr. J.J.E. van Everdingen |
NVDV |
Dr. V. Sigurdsson |
NVDV |
Dr. K. Mosterd |
NVDV |
Drs. Z. Damen-van Beek |
NHG |
Mr. E. Schilt |
HUKAs |
Mw. C.B. den Hartog-Jorissen M-ANP |
V&VN |
Drs. M.H.E. Vos |
Arts-onderzoeker NVDV |
Dr. W.A. van Enst |
Klinisch epidemioloog NVDV |
Werkgroepleden - modulaire herziening 2017 |
Vereniging |
Dr. R.C. Beljaards (voorzitter) |
NVDV |
Dr. J.J.E. van Everdingen |
NVDV |
Dr. A.M.W. van Marion |
NVVP |
Dr. S. van der Geer-Rutten |
NVDV |
Dr. V. Sigurdsson |
NVDV |
Dr. R.J.T. van der Leest |
NVDV |
Dr. P.A.J. Buis |
NHG |
Mw. M. van Bekkum |
HPN |
Drs. S.A.T. Karsch |
Arts-onderzoeker NVDV |
Drs. A. Lamberts |
Arts-onderzoeker NVDV |
Drs. A.A.J. van der Sande |
Arts-onderzoeker NVDV |
Werkgroepleden - versie 2010 |
Vereniging |
Dr. R.C. Beljaards (voorzitter) |
NVDV |
Drs. R.J. Borgonjen |
Arts-onderzoeker NVDV |
Drs. J.W.M. Engelen |
NVDV |
Dr. J.J.E. van Everdingen |
NVDV |
Dr. A.M.W. van Marion |
NVVP |
Dr. K. Munte |
NVDV |
Dr. P.J.F. Quaedvlieg |
NVDV |
Dr. M.E.J.M. Verhaegh |
NVDV |
Overzicht betrokken partijen modulaire herziening 2021
Overzicht betrokken partijen modulaire herziening 2021* |
Zitting neming in werkgroep |
Knelpunten analyse |
Commentaarfase |
Autorisatie |
Opmerkingen |
Wetenschappelijke verenigingen |
|||||
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
X |
X |
X |
X |
Autorisatie 10-06-2021 |
Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) |
X |
X |
X |
X |
Autorisatie 22-07-2021 |
Overige organisaties |
|
|
|
|
|
Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) |
X |
X |
X |
X |
Autorisatie 17-06-2021 |
Patiëntenverenigingen |
|||||
Huid Nederland (HN) |
X |
X |
X |
X |
Autorisatie 28-07-2021 |
Stakeholders |
|||||
Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) |
|
X |
X |
|
|
Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) |
|
|
|
|
|
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) |
|
|
|
|
|
Zorginstituut Nederland (ZiN) |
|
|
X |
|
|
Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ) |
|
|
X |
|
|
Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuis Apothekers (NVZA) |
|
X |
X |
|
|
*alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.
Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.
Belangenverklaringen
De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.
Werkgroeplid |
Hoofdfunctie(s) |
Nevenfunctie(s) |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Getekend op |
Acties (voorstel) |
Dhr. Dr. R.C. Beljaards (voorzitter) |
Dermatoloog Centrum Oosterwal, 0,6 FTE |
- Mede eigenaar Sandstep Healthcare Invest (onbezoldigd) - Hoofdredacteur Ned. Tijdschrift Dermatologie en Venereologie NTvDV (bezoldigd) - Penningmeester dermatologie immunologie stichting (onbezoldigd) - Mede eigenaar Immunotherapy Today (onbezoldigd) |
- Adviesraad HEDA Pharma (reiskosten en diner vergoeding) - Adviesraad Galderma (reiskosten en diner vergoeding) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
21-01-2020 |
Geen |
Mw. Dr. K. Mosterd |
Dermatoloog Maastricht Universitair Medisch Centrum |
- Op ad hoc basis advisory boards voor diverse farmaceutische industrieën, waaronder Roche (advanced BCC), Novartis (advanced BCC) en Leopharma (basaalcel nevus syndroom) |
Geen |
Geen |
Geen |
- Hoofd onderzoeker bij onderzoek naar behandeling van actinische keratosen. Het bewijs uit dit onderzoek is een belangrijke reden voor de aanpassing van de richtlijn. Er is reeds veel aandacht voor dit onderzoek |
Geen |
19-11-2020 |
Geen |
Dhr. Dr. V. Sigurdsson |
Dermatoloog UMC Utrecht |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
22-01-2020 |
Geen |
Mw. Drs. Z. Damen-van Beek |
- Huisarts n.p. - Wetenschappelijk medewerker, afdeling richtlijn-ontwikkeling & wetenschap |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
23-01-2020 |
Geen |
Mw. C.B. den Hartog-Jorissen M-ANP |
- Verpleegkundig specialist Erasmus MC, afdeling dermatologie |
- Voorzitter vakgroep dermatologie verpleegkundig specialisten (Nederland) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
22-01-2020 |
Geen |
Mw. mr. E. Schilt |
- Hoofd Personeel en organisatie Stichting NWO-I |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
22-01-2020 |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de zitting neming van een patiënt in de werkgroep en de opname van een module over patiëntenvoorlichting. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenvereniging Huid Nederland.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. Het volledige implementatieplan is opgenomen in de bijlagen.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.
Knelpuntenanalyse
In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden; NVDV, NHG, V&VN en HPN. Tevens werden uitgenodigd Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ), Zorginstituut Nederland (ZiNL), Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de samenstelling van de werkgroep.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de zoekverantwoording.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE
|
Definitie
|
Hoog
|
|
Redelijk
|
|
Laag
|
|
Zeer laag
|
|
B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).
C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)
Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).
Beoordelen van het niveau van het wetenschappelijke bewijs (oude modules)
Bij de EBRO-methode (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling) wordt een andere classificatie voor de beoordeling van de kwaliteit van studies aangehouden (van Everdingen 2004). Hierbij ligt de belangrijkheid van de uitkomstmaten niet van tevoren vast en is er geen vastgelegde procedure voor upgraden en downgraden van bewijs, zoals die bij GRADE geldt.
Kwaliteit |
Interventie |
Diagnostisch accuratesse-onderzoek |
Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose |
A1 |
Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau |
||
A2 |
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad |
Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B |
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controleonderzoek, cohortonderzoek) |
|
|
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
||
D |
Mening van deskundigen |
* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.
Bij het werken volgens de EBRO-methode zijn op basis van de beschikbare literatuur een of meerdere conclusies geformuleerd. Afhankelijk van het aantal onderzoeken en de mate van bewijs is een niveau van bewijskracht toegekend aan de conclusie (van Everdingen 2004).
Niveau |
Conclusie gebaseerd op |
1 |
Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
2 |
1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 |
1 onderzoek van niveau B of C |
4 |
Mening van deskundigen |
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Indicatorontwikkeling
Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is in de bijlage Kennislacunes beschreven.
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar. De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Referenties
- Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G.,.. & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.
- Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten. Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Utrecht, 2015
- Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://www.demedischspecialist.nl/publicaties/medisch-specialistische-richtlijnen-20-rapport
- Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html
- Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E.,... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.
- Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 32
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.