Herziening richtlijn Radiotherapie bij patiënten met pacemaker, ICD en niet-cardiale actieve implantaten
Op basis van inzichten uit recente literatuur en de praktijk in Nederland is de richtlijn Radiotherapie bij patiënten met pacemaker, ICD en niet-cardiale actieve implantaten herzien. Er worden onder andere nieuwe aanbevelingen voor behandeling gedeeld.
Op basis van inzichten uit recente literatuur en de praktijk in Nederland is de richtlijn Radiotherapie bij patiënten met pacemaker, ICD en niet-cardiale actieve implantaten herzien. Er worden onder andere nieuwe aanbevelingen voor behandeling gedeeld.
De richtlijn Radiotherapie bij patiënten met actieve implantaten werd in 2011 voor het eerst gepubliceerd. In de afgelopen 12 jaar is er veel veranderd. Zo zijn er veel nieuwe studies gepubliceerd en hebben andere landen richtlijnen opgesteld. Maar er zijn ook MRI-versnellers op de markt gekomen en radiotherapie met protonen is in Nederland beschikbaar geworden. Om die reden was een herziening nodig. Via een enquête is de klinische praktijk van instituten en afdelingen in Nederland in kaart gebracht. De herziene richtlijn is gebaseerd op die inzichten en nieuwe literatuur.
Wat is herzien?
In de richtlijn zijn vier belangrijke onderwerpen herzien:
- Neutronendosis en CIED-verstoringen
De nadruk ligt nu op neutronendosis als belangrijkste factor voor CIED-verstoringen. Bij niet-neutronen producerende bundelenergieën is er volgens recente literatuur geen relatie gevonden tussen CIED-defecten en dosis tot minimaal 5 Gy. Daarom maakt de herziene richtlijn onderscheid tussen radiotherapie met niet of nauwelijks neutronen-producerende bundelenergieën (fotonen ≤ 10 MV en elektronen) en neutronen-producerende bundelenergieën (fotonen > 10 MV en protonen). - Antitachycardie therapie bij ICD’s
De aanbeveling om antitachycardie therapie van ICD’s te onderdrukken tijdens radiotherapie is herzien. Wereldwijd zijn er tijdens bestralingen van patiënten met een ICD in de literatuur nooit onterechte shocks gemeld. Bij fotonenergieën ≤ 10 MV of elektronen hoeft de programmering van de CIED daarom niet aangepast te worden. - CIED-controles
Extra CIED-controles zijn aangepast. Bij fotonen ≤ 10 MV of elektronen en een CIED-dosis < 10 Gy zijn extra controles niet nodig. Bij een CIED-dosis > 10 Gy of gebruik van neutronen-producerende energieën worden wel nog extra controles aanbevolen. Het gaat om één extra controle binnen een maand na radiotherapie en daarnaast bij fotonen > 10 MV en protonen een wekelijkse controle tijdens radiotherapie. - Niet-cardiaal actieve implantaten
Aanbevelingen zijn toegevoegd voor radiotherapie bij patiënten met niet-cardiaal actieve implantaten zoals intrathecale pompen, cochleaire implantaten, neurostimulatoren en insulinepompen, in lijn met recente literatuur.
Samenwerking
De richtlijn is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO) in samenwerking met de klinisch fysici (NVKF), cardiologen (NVVC) en hartstimulatiespecialisten (VITHaS). Het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten heeft het traject begeleid. Financiering is afkomstig van de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).