Zwangerschapscholestase

Initiatief: NVOG Aantal modules: 3

UDCA bij zwangerschapscholestase

Uitgangsvraag

Verbetert het geven van ursodeoxycholzuur (UDCA) bij zwangerschapscholestase de foetale en neonatale uitkomst?

Aanbeveling

Bespreek met de zwangere dat ursodeoxycholzuur wordt aanbevolen om maternale klachten te verlichten, maar dat er geen bewijs is dat het de foetale en neonatale uitkomsten verbetert.

Overwegingen

Ursodeoxycholzuur (UDCA) bevordert via een aantal mechanismen de uitscheiding van de galzure zouten. Het middel wordt al jaren gebruikt voor onder meer chronische cholestatische leverziekten en daarbij zijn geen klinisch relevante bijwerkingen geregistreerd. Ursodeoxycholzuur is niet geregistreerd voor gebruik bij zwangerschapscholestase, maar wordt daarvoor wel op grote schaal, ook internationaal, gebruikt en de veiligheid is in meerdere studies aangetoond (Marschall, 2015). Het Lareb geeft aan dat de beperkte ervaring met usodeoxycholzuur in de tweede helft van de zwangerschap geen nadelige effecten voor de foetus of de neonaat laat zien (Teratologie Informatie Service, 2018). Het is onbekend welke dosering hierbij optimaal is.

 

Al eerder, maar ook in de voor deze module geanalyseerde literatuur, wordt een positief effect gerapporteerd op de maternale jeuk (afname) en de biochemische parameters (afname). Echter, op de door ons onderzochte foetale en neonatale klinische uitkomstmaten is geen bewezen positief effect van het gebruik van ursodeoxycholzuur gevonden. Op theoretische gronden is een positief effect op de foetale en neonatale uitkomsten wel te verwachten. De galzure zouten bij de foetus van zwangeren met cholestase zijn door een aantal mechanismen verhoogd en er zijn toxische effecten van deze verhoogde galzuren beschreven op de foetale lever, myocard en op de placenta (vaatbed en morfologie) (Marschall, 2015). Behandeling met UDCA liet deze morfologische veranderingen weer verdwijnen (Geenes, 2011). In studies wordt bij met ursodeoxycholzuur behandelde vrouwen na de bevalling een lagere concentratie galzure zouten gemeten in het navelstrengbloed dan in het navelstrengbloed van onbehandelde vrouwen (Mazella, 2002).

De werkgroep adviseert bij zwangerschapscholestase ursodeoxycholzuur voor te schrijven om de maternale klachten te verlichten, maar te bespreken met de zwangere dat er geen bewijs is dat het de foetale en neonatale uitkomsten verbetert.

Bij de beantwoording van deze uitgangsvraag zijn de hoogte van galzure zouten en de invloed van andere zwangerschapscomplicaties niet meegenomen.

Onderbouwing

Zwangerschapscholestase treedt met name op in het 2e en 3e trimester. De diagnose wordt gesteld op basis van de kenmerken maternale jeuk en verhoogde totale serumgalzuurconcentratie. De jeuk kan ondraaglijk zijn, is vaak gegeneraliseerd maar prominenter aanwezig op handpalmen en voetzolen en met name in de nacht waarbij er behoudens krabeffecten geen huidafwijkingen zijn. Naast deze maternale klachten is het risico op perinatale problemen verhoogd (meconiumhoudend vruchtwater, vroeggeboorte, foetale nood durante partu, foetale sterfte (Burrows, 2001, Johnston. 1979). De pathofysiologie van de aandoening is niet goed opgehelderd en de toegepaste behandelingen zijn dan ook empirisch: iatrogene vroeggeboorte, lokale behandeling van de jeuk en systemische behandeling met als doel de excretie van galzuren te bevorderen. Voor dit laatste wordt ursodeoxycholzuur het meest gebruikt waarbij er een gunstig effect op de jeuk en de serumgalzuren is aangetoond (Marschall, 2015).

De NVOG-richtlijn ‘Zwangerschapscholestase’ uit 2011, concludeert dat het aannemelijk is dat bij ernstige jeuk ursodeoxycholzuur de voorkeur heeft voor behandeling van de moeder (bewijskracht B) en dat er aanwijzingen zijn dat deze medicatie ook een gunstig effect heeft op de foetale prognose (bewijskracht C).

In de voorliggende module is een actuele literatuursearch gedaan om het effect van ursodeoxycholzuur op de foetale en neonatale uitkomst te onderzoeken.

 

laag GRADE

De behandeling met ursodeoxycholzuur lijkt ten opzichte van placebo- of geen behandeling geen effect te hebben op het aantal kinderen dat wordt opgenomen op de NICU.

 

PITCH (2012), Joetsiniemi (2014)

 

 

geen GRADE

Vanwege de schaarsheid van data (te weinig casus) is het niet mogelijk een conclusie te trekken over het effect van ursodeoxycholzuur vergeleken met geen

medicatie of een placebobehandeling, op de foetale mortaliteit en de duur van de NICU-opname bij zwangeren met zwangerschapscholestase.

Gurung (2013) heeft in een systematische review diverse behandelingen van zwangerschapscholestase vergeleken. De search van deze review werd uitgevoerd op 20-02- 2013 en er is gezocht in de volgende databases: Cochrane Pregnancy and Childbirth Group’s Trials Register (bevat trials geïdentificeerd uit: CENTRAL, MEDLINE, EMBASE, handmatige search uit 30 tijdschriften en wekelijkse alerts van 44 andere tijdschriften en maandelijks BioMed Central e-mail alerts). In totaal konden er 21 trials worden geïncludeerd. Gezien de PICO en inclusiecriteria, zijn in deze literatuursamenvatting alleen de vijf studies geïncludeerd waarin een vergelijking is gemaakt tussen UDCA en placebo of geen behandeling, en waarbij in Gurung (2013) of in het individuele artikel gegevens over het aantal gevallen van mortaliteit, het aantal NICU-opnames en/of de duur van de NICU-opname waren gerapporteerd (Glantz, 2005; Liu, 2006; Diaferia, 1996; Palma, 1997 en PITCH, 2012).

Naast Gurung (2013) is er nog een publicatie gevonden die de PICO beantwoordt, namelijk:

Joutsiniemi (2014). Hier volgt een korte beschrijving van de zes studies.

In totaal hebben 324 zwangeren (range in studiepopulaties: 15-130 vrouwen) met zwangerschapscholestase deelgenomen aan de zes geïncludeerde studies. Het belangrijkste inclusiecriterium was de diagnose ‘zwangerschapscholestase’. Hierbij waren verhoogde leverfunctie enzymen en maternale jeuk de belangrijkste criteria. Daarbij keken vier studies ook naar de zwangerschapsduur. Zwangeren werden geëxcludeerd wanneer andere oorzaken ten grondslag lagen aan de jeuk, of wanneer andere medicatie reeds werd toegediend.

 

Zwangeren die waren geloot naar de interventiegroep ontvingen ursodeoxycholzuur, waarbij de doseringen sterk varieerden tussen de studies: van 450 mg/dag (Joutsiniemi, 2014) tot 1000- 2000 mg/dag (PITCH, 2012 Glantz, 2005, Palma, 1997). In vijf van de zes studies werd het effect van ursodeoxycholzuur vergeleken met een placebo (Glantz, 2005; Diaferia, 1996; Palma, 1997; PITCH 2012 en Joutsiniemi, 2014). In Liu (2006) bestond de controleconditie uit “geen behandeling waarbij bedrust werd voorgeschreven in combinatie met een low-fat dieet plus een combinatie van 10% glucose, vitamine C en Inosine”. De duur van de interventie was onbekend in één van de studies (PITCH, 2012), in één van de studies ontvingen de patiënten UDCA tot aan de bevalling (Palma, 1997), en varieerde van 14 dagen in Joutsiniemi (2014) en Liu (2006) tot 21 dagen in Diaferia (1996) en Glantz (2005). In de studie van Joetsiniemi (2014) was er een duidelijk verschil in de pruritisscores zoals bepaald met een VAS-schaal tussen de twee groepen (controleconditie: 73 mm, interventie 10 mm).

 

Resultaten

1. Foetale en neonatale mortaliteit

Gurung (2013) rapporteerde dat er in de geïncludeerde studies twee keer sprake was geweest van foetale en/of neonatale mortaliteit, in beide cases was de moeder geloot naar de placeboconditie. In twee studies (Diaferia, 1996 en Liu, 2006) was mortaliteit geen uitkomstmaat, maar gezien de tekst in de artikelen (Diaferia, 1996: “all infants were thriving normally at 5 months follow up” en Liu, 2006: all newborns were thriving normally during a follow up period of 5 months after delivery”) mogen we er vanuit gaan dat er geen sprake was van mortaliteit.

Gezien het kleine aantal cases, is er geen statistische analyse uitgevoerd.

 

2. Opname op de neonatale intensive care unit

Eén studie geïncludeerd in Gurung (2013) heeft ook gekeken naar het aantal opnames op de NICU (PITCH, 2012). Chappell et al. (2012) rapporteerden dat vijf kinderen in de interventiegroep (N=60) en 11 kinderen in de controlegroep (N=64) opgenomen moesten worden, het verschil tussen de groepen was niet significant (RR= 0,48, 95%BI=0,18 tot 1,31).

Joutsiniemi (2014) rapporteerde vier opnames in de interventiegroep (n=10) en vier opnames in de controlegroep (n=8). Er zijn geen statistische analyses uitgevoerd.

 

3. Duur van opname op de neonatale intensive care unit

Eén van de studies, geïncludeerd in Gurung (2013), rapporteerde de duur van opname op de NICU (PITCH, 2012): in de interventiegroep besloeg de duur van de opname op de NICU 19,7 (22,4) dagen en in de controlegroep was dat 16,3 (20,7) dagen. Er zijn geen statistische analyses uitgevoerd.

De vijf andere studies hebben geen data gerapporteerd over de duur van de opname op de NICU.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaten mortaliteit en de duur van de NICU-opname kan niet worden gegradeerd vanwege schaarsheid van data.

 

RCT’s beginnen hoog. De bewijskracht voor de uitkomstmaat aantal NICU-opnamen is met twee niveaus verlaagd gezien de inclusie van twee kleine studies met een gering aantal patiënten en brede betrouwbaarheidsintervallen (imprecisie). De uiteindelijke bewijskracht is laag.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden, is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag:

 

Wat zijn de effecten van medicatie (ursodeoxycholzuur) ten opzichte van geen medicatie op de foetale morbiditeit en mortaliteit bij zwangeren met zwangerschapscholestase?

P: Vrouwen met zwangerschapscholestase I: Ursodeoxycholzuur

C: Geen medicatie/placebo

O: Foetale en neonatale mortaliteit, opname op de NICU en duur van opname op de NICU

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep achtte foetale en neonatale mortaliteit en opname op de Neonatale Intensive Care Unit (NICU) voor de besluitvorming kritieke uitkomstmaten; en duur van opname op de NICU een voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaat.

 

Indien van toepassing

De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities.

 

Per uitkomstmaat

Als grens voor de klinisch relevante verschillen werden door de werkgroep voor de dichotome uitkomstmaten de default-grenzen van GRADE gehanteerd (een verschil van 25% in het relatief risico (RR=0,75 en RR=1,25; Schünemann, 2013)). Voor de continue uitkomstmaten werd een grens van 0,5 standaarddeviatie aangehouden en voor mortaliteit en blijvend letsel definieerde de werkgroep ieder statistisch significant verschil als klinisch relevant.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (Ovid) en Embase (Ovid) is op 18-02-2016 met relevante zoektermen gezocht naar populatie (P) en interventie (I). De zoekverantwoording is op te vragen bij de richtlijnendatabase, zie tabblad Verantwoording voor de contactgegevens. De literatuurzoekactie leverde 215 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: systematische reviews (gezocht in ten minste twee databases, gedetailleerde zoekstrategie beschikbaar en risk-of-biasbeoordeling) of gerandomiseerde trials waarbinnen een vergelijking wordt gemaakt tussen behandeling met ursodeoxycholzuur en geen medicatie of placebobehandeling met betrekking tot ten minste één van de boven beschreven uitkomstmaten bij zwangeren met zwangerschapscholestase. Studies waarvan alleen een abstract beschikbaar was werden geëxcludeerd. De werkgroep beoordeelde de in de studies gebruikte definitie van zwangerschapscholestase, de hoogte van de galzure zouten was hierbij geen in- of exclusiecriteria. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 40 publicaties voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 38 publicaties geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en twee artikelen definitief geselecteerd. Hiervan beschreef één artikel de resultaten van een RCT en één artikel was een systematische review waarin vijf voor de uitgangsvraag bruikbare studies waren geïncludeerd.

 

Er zijn dus in totaal zes RCT’s beschreven in de twee opgenomen artikelen in deze literatuuranalyse. De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk-of-biastabellen.

  1. Burrows RF, Clavisi O, Burrows E. Interventions for treating cholestasis in pregnancy. Cochrane Database Syst Rev. 2001;(4):CD000493. Review. Update in: Cochrane Database Syst Rev. 2013;6:CD000493. PubMed PMID: 11687082.
  2. Diaferia A, Nicastri PL, Tartagni M, Loizzi P, Iacovizzi C, Di Leo A. Ursodeoxycholic acid therapy in pregnant women with cholestasis. Int J Gynaecol Obstet. 1996 Feb;52(2):133-40.
  3. Geenes VL, Lim YH, Bowman N, Tailor H, Dixon PH, Chambers J, Brown L, Wyatt-Ashmead J, Bhakoo K, Williamson C. A placental phenotype for intrahepatic cholestasis of pregnancy. Placenta. 2011 Dec;32(12):1026-32. doi:10.1016/j.placenta.2011.09.006. Epub 2011 Oct 20. PubMed PMID: 22015023.
  4. Gurung V, Middleton P, Milan SJ, Hague W, Thornton JG. Interventions for treating cholestasis in pregnancy. Cochrane Database of Systematic Reviews. 2013;6:CD000493.
  5. Johnston WG, Baskett TF. Obstetric cholestasis. A 14 year review. Am J Obstet Gynecol. 1979 Feb 1;133(3):299-301. PubMed PMID: 312017.
  6. Joutsiniemi T, Timonen S, Leino R, Palo P, Ekblad U. Ursodeoxycholic acid in the treatment of intrahepatic cholestasis of pregnancy: a randomized controlled trial. Archives of Gynecology & Obstetrics. 2014;289(3):541-7.
  7. Liu Y, Qiao F, Liu H, Liu D. Ursodeoxycholic acid in the treatment of intraheptic cholestasis of pregnancy. J Huazhong Univ Sci Technolog Med Sci. 2006;26(3):350-2.
  8. Marschall HU . Management of intrahepatic cholestasis of pregnancy. Expert Rev Gaseroenetrol Hepatolol 2015; 9(10):1273-1279
  9. Mazella G, Nicola R, Francesco A, Patrizia S Luciano B et al Ursodeoxycholic acid administration in patients with cholestasis of pregnancy. Effects on primary bile acids in babies and mothers Hepatology 2001; 33(3):504-508
  10. Schünemann H, Brozek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
  11. Teratologie Informatie Service. Available from: https://www.lareb.nl/teratologie- nl/zwangerschap/#TOC_Overige_maag_darmmiddelen

Evidence table for systematic review of RCTs and observational studies (intervention studies)

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Gurung, 2013

 

PS., study characteristics and results are extracted from the SR (unless stated otherwise)

SR of RCT’s

 

Literature search up to February 2013

 

A: PITCH, 2012

B: Diaferia, 1996

C: Glantz, 2005

D: Liu, 2006

E: Palma, 1997

 

Setting and Country: A: Multicentre, UK B: Bari, Italy

C: multicentre, Sweden

D: Wuhan, China

E: Santiago, Chile

 

 

Source of funding: SR: Non-commercial

Inclusion criteria SR:

  • RCT or quasi-randomised controlled trials
  • Women stated to have a diagnosis of intrahepatic cholestasis of pregnancy
  • Interventions used to treat obstetric cholestasis and its symptoms, compared with placebo, no treatment or another intervention

 

21 studies included. Here only the studies that made a comparison between UDCA and placebo were included.

 

 

Important patient characteristics at baseline: N

A: 111, there were 13 twin pregnancies.

B: 16

C: 130 of which n=47 receiving UDCA, n=47 placebo and n=36 dexamethasone. The latter group is excluded here.

D: 68

E: 15. N=24 randomized

UDCA treatment

 

 

A: 500 mg twice a day, which could be increased up to 2000 mg/day

B: 20 days, 600 mg/day in 2 oral doses. Given from week 30.

C: 3 weeks, single oral dose of 1000 mg/day

D:2 weeks, 3x 300 mg daily

 

 

E: until birth, 1000 mg/day as 3 oral doses

Placebo or ‘no treatment’

 

A: Placebo capsules, the dose could be increased according to the same regimen

B: 20 days, 2 oral doses.

 

 

C: 3 weeks, daily oral dose

 

D: 2 weeks, combination of 10% glucose, vitamin C and inosine, and low-fat diet and bed rest

E: until birth, , orally

End-point of intervention/ follow-up:

See description of intervention

 

For how many participants were no complete outcome data available? Unknown: A, B, C, D

E: n=9

1. Fetal and neonatal mortality, n

 

A:

UDCA: 0/60

Placebo: 0/64

B: probably no cases: all infants were thriving normally at 5 months f.u”

C:

UDCA: 0/47

Placebo: 1/47

D:

probably no cases: all newborns were thriving normally during a

f.u. period of 5 months after

delivery”

E:

UDCA: 0/8

Placebo: 1/7

 

  1. NICU admission, n

A:

UDCA: 5/60

Placebo: 11/64

RR: 0.48, 95%CI: 0.18;1.31

Not reported: B, C, D, E

 

  1. Duration NICU admission Data extracted from individual articles.

A:

UDCA: 19,7 days (22,4)

Placebo: 16,3 days (20,7) No statistical analyses were performed.

Not reported: B, C, D, E

Risk of bias:

Random sequence generation: Low ROB: A, C, E

Unclear: B, D

 

Allocation concealment: Low ROB: A, C, E

Unclear: B, D

 

Blinding

Low ROB: A, B, C, E

Unclear: D

 

Incomplete outcome data: Low ROB: A, B, C,

Unclear: D

High ROB: E

 

Selective reporting: Low ROB: A

Unclear: B, C, E

High ROB: D

 

Other bias:

Low ROB: B, C, D, E

Unclear: A

 

Evidence table for intervention studies (randomized controlled trials and non-randomized observational studies [cohort studies, case-control studies, case series])1

This table is also suitable for diagnostic studies (screening studies) that compare the effectiveness of two or more tests. This only applies if the test is included as part of a test-and-treat strategy – otherwise the evidence table for studies of diagnostic test accuracy should be used.

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I)

Comparison / control

(C) 3

Follow-up

Outcome measures and effect size 4

Comments

Joutsiniemi, 2014

Type of study: RCT

 

Setting:

In the antenatal ward of Turku University Central Hospital

 

Country: Finland

 

Source of funding: no conflict of interest.

Inclusion criteria:

ICP (diagnostic criteria: maternal itching and elevation in liver function tests; ALT and/or TBA)

 

Exclusion criteria: Other causes of itching

 

N total at baseline: UDCA: 10

Placebo: 10

 

Important prognostic factors2:

For example age:

I: 27.3

C:30.8

 

Gestational age, start intervention (weeks) ± SD: I: 32.6 ± 3.6

C: 33.8 ± 3.6

 

Pruritus score (mm on VAS 0-100):

I: 73

C: 10

 

Groups comparable at baseline? Unclear

UDCA; 450 mg/day (14 days)

Placebo tablets prepared by hospital pharmacy (14 days)

Length of follow-up: Timing intervention: from week 24.

Follow-up: until delivery

 

Loss-to-follow-up: Not mentioned

 

Incomplete outcome data:

Placebo: n=2

Data had to be excluded from analysis, mothers had received dexamethasone for fetal lung maturation.

  1. Fetal and neonatal mortality, n (%)

UDCA: 0 (0)

Placebo: 0 (0)

 

  1. NICU admission, n (%) UDCA: 4 (40)

Placebo: 4 (50)

 

  1. Duration NICU admission

“a few days”

Randomization: no details

Blinding: double Placebo-controlled: yes Multi-centered: no Study duration: 2 years

Notes:

    1. Prognostic balance between treatment groups is usually guaranteed in randomized studies, but non-randomized (observational) studies require matching of patients between treatment groups (case- control studies) or multivariate adjustment for prognostic factors (confounders) (cohort studies); the evidence table should contain sufficient details on these procedures
    2. Provide data per treatment group on the most important prognostic factors [(potential) confounders]
    3. For case-control studies, provide sufficient detail on the procedure used to match cases and controls
    4. For cohort studies, provide sufficient detail on the (multivariate) analyses used to adjust for (potential) confounders

 

Table of quality assessment for systematic reviews of RCTs and observational studies

Based on AMSTAR checklist (Shea et al.; 2007, BMC Methodol 7: 10; doi:10.1186/1471-2288-7-10) and PRISMA checklist (Moher et al 2009, PLoS Med 6: e1000097; doi:10.1371/journal.pmed1000097)

Study

 

 

 

 

First author, year

Appropriate and clearly focused question?1

 

 

 

Yes/no/unclear

Comprehensive and systematic literature search?2

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of included and excluded studies?3

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of relevant characteristics of included studies?4

 

 

Yes/no/unclear

Appropriate adjustment for potential confounders in observational studies?5

 

 

Yes/no/unclear/notapplicable

Assessment of scientific quality of included studies?6

 

 

Yes/no/unclear

Enough similarities between studies to make combining them reasonable?7

 

Yes/no/unclear

Potential risk of publication bias taken into account?8

 

 

Yes/no/unclear

Potential conflicts of interest reported?9

 

 

 

Yes/no/unclear

Gurung, 2013

Yes

Yes

Yes

Yes

n.a.

Yes

Not applicable

Yes

Unclear

  1. Research question (PICO) and inclusion criteria should be appropriate and predefined
  2. Search period and strategy should be described; at least Medline searched; for pharmacological questions at least Medline + EMBASE searched
  3. Potentially relevant studies that are excluded at final selection (after reading the full text) should be referenced with reasons
  4. Characteristics of individual studies relevant to research question (PICO), including potential confounders, should be reported
  5. Results should be adequately controlled for potential confounders by multivariate analysis (not applicable for RCTs)
  6. Quality of individual studies should be assessed using a quality scoring tool or checklist (Jadad score, Newcastle-Ottawa scale, risk of bias table etc.)
  7. Clinical and statistical heterogeneity should be assessed; clinical: enough similarities in patient characteristics, intervention and definition of outcome measure to allow pooling? For pooled data: assessment of statistical heterogeneity using appropriate statistical tests (e.g. Chi-square, I2)?
  8. An assessment of publication bias should include a combination of graphical aids (e.g., funnel plot, other available tests) and/or statistical tests (e.g., Egger regression test, Hedges-Olken). Note: If no test values or funnel plot included, score “no”. Score “yes” if mentions that publication bias could not be assessed because there were fewer than 10 included studies.
  9. Sources of support (including commercial co-authorship) should be reported in both the systematic review and the included studies. Note: To get a “yes,” source of funding or support must be indicated for the systematic review AND for each of the included studies.

 

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials)

Study reference

 

(first author, publication year)

Describe method of randomisation1

Bias due to inadequate concealment of allocation?2

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?5

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of intention to treat analysis?6

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Joutsiniemi,

2014

No details

Unclear

Unclear

Unclear

Unclear

Low risk

Likely

Unlikely

  1. Randomisation: generation of allocation sequences have to be unpredictable, for example computer generated random-numbers or drawing lots or envelopes. Examples of inadequate procedures are generation of allocation sequences by alternation, according to case record number, date of birth or date of admission.
  2. Allocation concealment: refers to the protection (blinding) of the randomisation process. Concealment of allocation sequences is adequate if patients and enrolling investigators cannot foresee assignment, for example central randomisation (performed at a site remote from trial location) or sequentially numbered, sealed, opaque envelopes. Inadequate procedures are all procedures based on inadequate randomisation procedures or open allocation schedules..
  3. Blinding: neither the patient nor the care provider (attending physician) knows which patient is getting the special treatment. Blinding is sometimes impossible, for example when comparing surgical with non-surgical treatments. The outcome assessor records the study results. Blinding of those assessing outcomes prevents that the knowledge of patient assignement influences the proces of outcome assessment (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.
  4. Results of all predefined outcome measures should be reported; if the protocol is available, then outcomes in the protocol and published report can be compared; if not, then outcomes listed in the methods section of an article can be compared with those whose results are reported.
  5. If the percentage of patients lost to follow-up is large, or differs between treatment groups, or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups, bias is likely. If the number of patients lost to follow-up, or the reasons why, are not reported, the risk of bias is unclear
  6. Participants included in the analysis are exactly those who were randomized into the trial. If the numbers randomized into each intervention group are not clearly reported, the risk of bias is unclear; an ITT analysis implies that (a) participants are kept in the intervention groups to which they were randomized, regardless of the intervention they actually received, (b) outcome data are measured on all participants, and (c) all randomized participants are included in the analysis.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-08-2018

Laatst geautoriseerd  : 01-08-2018

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen

Samenstelling werkgroep

  • Dr. D.E. Wijnberger, gynaecoloog-perinatoloog, Rijnstate, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie
  • Dr. I.M. Evers, gynaecoloog-perinatoloog, Meander MC, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie
  • Dr. A.C.B. Coumans, gynaecoloog-perinatoloog, MUMC+, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie

 

Meelezers:

  • Leden van de Otterlo werkgroep (2016-2018)

 

Met ondersteuning van:

  • A. Rozeboom, junior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot november 2017)
  • Dr. S. Persoon, adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. E.M.E. den Breejen, senior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

 

Met dank aan:

  • C. Mesman, student A-KO, Universiteit Maastricht

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen. (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij de NVOG.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen

actie

Dr. D.E.

Wijnberger

gynaecoloog-

perinatoloog

Lid       Otterlo

werkgroep

geen

geen

Dr. I.M. Evers

gynaecoloog-

perinatoloog

Lid       Otterlo

werkgroep

geen

Geen

Dr. A.C.B.

Coumans

gynaecoloog-

perinatoloog

Lid       Otterlo

werkgroep

geen

geen

Inbreng patiëntenperspectief

Met de Patiëntenfederatie Nederland heeft gedurende het ontwikkelproces contact plaatsgevonden over het patiëntenperspectief. De conceptmodule is voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Zwangerschapscholestase