Starten met parenterale voeding
Uitgangsvraag
Wanneer dient er gestart te worden met parenterale voeding bij patiënten op de Intensive Care met een contra-indicatie of intolerantie voor enterale voeding?
Aanbeveling
Wees terughoudend met het vroeg (vóór dag 3) starten van (supplementele) parenterale voeding bij patiënten op de intensive care.
Toediening van (supplementele) parenterale voeding tussen dag 3 en 7 op de intensive care wordt veilig geacht bij patiënten die een contra-indicatie of intolerantie hebben voor enterale voeding.
Na dag 7 is (supplementele) parenterale voeding geïndiceerd bij patiënten die een contra-indicatie of intolerantie hebben voor enterale voeding.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Er is een systematische literatuuranalyse uitgevoerd, waarbij vroeg en laat starten met parenterale voeding werd vergeleken bij patiënten op de IC met een contra-indicatie of intolerantie voor enterale voeding. Vier RCT’s zijn geïncludeerd: Casaer (2011), Doig (2013), Heidegger (2013) en Ridley (2018). De studies verschilden qua interventies, i.e. de timing van parenterale voeding varieerde, waardoor er verschillende definities waren voor ‘vroeg’ en ‘laat’ starten met parenterale voeding. In deze literatuuranalyse worden daarom de termen “vroeg” en “laat” losgelaten. Daar waar relevant wordt het startmoment voor voeding aangegeven in het aantal dagen vanaf opname op IC. Daarnaast kenden de studies een risico op bias o.a. vanwege matige blindering en waren de resultaten vaak tegenstrijdig. De cruciale uitkomstmaat mortaliteit had daarom een lage bewijskracht (zowel met korte als lange follow-up) en liet geen klinisch relevant verschil zien tussen vroege en late parenterale voeding. Op basis van de literatuur kan gesteld worden dat de timing van parenterale voeding mogelijk geen invloed heeft op mortaliteit. De bewijskracht voor alle belangrijke uitkomstmaten was zeer laag. Er is daarom een grote onzekerheid over het ware effect en er kunnen geen concrete conclusies worden getrokken op basis van de literatuur.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Het starten van parenterale voeding is één van de vele “supportive therapies” op de IC. Er is geen overtuigend bewijs dat de exacte timing van het starten ervan een belangrijke impact heeft op het uiteindelijke ziektebeloop. Vanwege de beperkte klinische impact, zeker in het licht van andere behandelingen en bedreigingen, lijkt het dan ook niet opportuun om de timing van het starten met parenterale voeding over te laten aan de patiënt of diens vertegenwoordiger.
Kosten (middelenbeslag)
Er is geen wetenschappelijk aangetoond voordeel noch schade in relatie tot de exacte timing van parenterale voeding. Het is veilig om te starten met parenterale voeding na de 3e dag, maar het is niet strikt noodzakelijk om te wachten tot de 7e dag. De toegevoegde waarde van parenterale voeding wordt waarschijnlijk mede bepaald door de hoeveelheid voeding die enteraal toegediend kan worden. Bij de overweging om tussen de 3e en 7e IC-ligdag al dan niet te starten met parenterale voeding kunnen de volgende factoren worden meegenomen: de voedingstoestand, de hoeveelheid voeding die de patiënt tekort is gekomen wegens inadequaat enteraal kunnen voeden, de te verwachten enterale voedingsinname in de volgende dagen en de meerprijs van vroeg starten met parenterale voeding.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Het starten van parenterale voeding bij patiënten op de IC is een relatief eenvoudige interventie, zeker als er al een centraal veneuze lijn aanwezig is, zoals in de meeste gevallen. Voor veel medische professionals is het voor de hand liggend om deze eenvoudige interventie te starten ter voorkoming dat een patiënt een voedingsachterstand oploopt. De meeste onderzoeken laten echter geen klinische voordelen zien van het vroeg starten (< 3-7 dagen) van parenterale voeding. Er is echter ook geen overtuigend bewijs dat het schadelijk zou zijn.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Er zijn verschillende gerandomiseerde onderzoeken verricht naar de klinische effectiviteit van het startmoment voor parenterale voeding bij patiënten op de IC die niet (volledig) enteraal gevoed kunnen worden. Deze studies, die wat betreft opzet verschillen van elkaar en van de huidige praktijk laten geen eenduidig beeld zien. Het lijkt in ieder geval veilig om te starten met parenterale voeding tussen dag 3 en dag 7 na IC-opname bij patiënten die niet volledig enteraal gevoed kunnen worden. Er is ruimte voor een individuele afweging, waarbij een verminderde voedingstoestand vóór IC-opname een argument kan zijn om minder terughoudend te zijn met het starten van (supplementele) parenterale voeding. Bij patiënten met een absolute contra-indicatie voor enterale voeding is het niet wenselijk om drie dagen te wachten met het starten van voeding en is het aangewezen om direct te starten met totale parenterale voeding in een progressieve dosering.
Onderbouwing
Achtergrond
Patiënten op de Intensive Care (IC) worden in principe enteraal gevoed. Er is consensus over dat dit de route van voorkeur is. Er zijn echter patiënten bij wie dit niet mogelijk is, omdat er contra-indicaties bestaan of intoleranties zijn. Als het gedurende enige tijd niet lukt om de voedingsdoelen volledig te behalen met enterale voeding, kan gestart worden met parenterale voeding. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen supplementele parenterale voeding, waarbij er nog een deel van de voedingsdoelen wordt behaald met enterale voeding, en totale parenterale voeding, waarbij enterale voeding volledig onmogelijk of gecontra-indiceerd is. De discussie over de timing van het starten van de parenterale voeding is met name 10 jaar geleden gevoerd. Een deel van de destijds gebruikte protocollen is niet meer in lijn met huidige richtlijnen voor calorische targets in de eerste dagen van een IC-opname. De discussie is uitgedoofd vanwege gebrek aan bewijs. De nieuwe ESPEN richtlijn geeft dan ook geen strikt advies over de timing van het starten van parenterale voeding. De ASPEN richtlijn adviseert 7 dagen te wachten bij niet-ondervoede patiënten op de IC en eerder te beginnen bij ondervoede patiënten op de IC. Hoeveel eerder wordt echter niet aangegeven.
Conclusies
Low GRADE |
Early initiation of parenteral nutrition may not decrease short-term and long-term mortality when compared to late initiation of parenteral nutrition in ICU patients with an intolerance or contraindication to enteral nutrition.
Source: Casaer, 2011; Doig, 2013; Heidegger, 2013; Ridley, 2018. |
Very low GRADE |
It is unclear whether there is a difference in functional recovery, new infections and days on mechanical ventilation between early and late initiation of parenteral nutrition in ICU patients with an intolerance or contraindication to enteral nutrition.
Source: Casaer, 2011; Doig, 2013; Heidegger, 2013; Ridley, 2018. |
Samenvatting literatuur
Description of studies
As shown in table 1, four randomized controlled trials (RCTs) were included with various ICU populations, interventions and comparators.
Table 1. Characteristics of included studies
Author, year |
Patients |
Intervention |
Comparator |
N |
Casaer, 2011 |
ICU patients (approx. 90% surgical) at nutritional risk (NRS ≥3) |
Early SPN <48 h of admission |
Late SPN ≥8 days of admission |
I: 2,312 C: 2,328 |
Doig, 2013 |
(Mixed) ICU patients with a contraindication to EN |
Early PN <24 h of admission |
Pragmatic standard care: unfed for 2 to 5 days |
I: 686 C: 686 |
Heidegger, 20131 |
Medical and surgical ICU patients receiving less than 60% of their energy target from EN on day 3 |
EN at day 1 + late supplemental PN >3 days of admission |
EN at day 1 |
I: 153 C: 152 |
Ridley, 2018 |
ICU patients on MV with one or more organ system failure, receiving <80% of estimated nutrition requirements from EN in the 24hrs prior to randomization |
Early (<72 h) SPN for 7 days |
Standard Care (EN/PN); PN was provided when EN was insufficient |
I: 51 C: 49 |
1In the original publication, the intervention was EN and the comparator EN+PN
EN: enteral nutrition; ICU: intensive care unit; MV: mechanical ventilation; NRS: nutrition risk screening; (S)PN: (supplemental) parenteral nutrition
Results
Because the interventions vary considerably, the results could not be pooled. Instead, the results will be presented in overview tables per outcome measure.
- Mortality
1.1 Short-term mortality
All four studies reported mortality before ICU and/or hospital discharge. The results are summarized in table 2.
Table 2. The effect of timing of parenteral nutrition on short-term mortality.
Author, year |
ICU mortality, n (%) or RR [95% CI] |
Hospital mortality, n (%) or RR [95% CI] |
||||
|
I |
C |
RR |
I |
C |
RR |
Casaer, 2011 |
146/2312 (6.3%) |
141/2328 (6.1%) |
1.04 [0.83, 1.30] |
251/2312 (10.9%) |
242/2328 (10.4%) |
1.04 [0.88, 1.23] |
Doig, 2013 |
- |
- |
- |
140/681 (20.6%) |
151/682 (22.1%) |
0.93 [0.76, 1.14] |
Heidegger, 2013 |
8/153 (5%) |
12/152 (7%) |
0.66 [0.28, 1.57] |
- |
- |
- |
Ridley, 2018 |
15/51 (19%) |
11/48 (23%) |
1.28 [0.66, 2.51] |
16/51 (31%) |
11/48 (23%) |
1.37 [0.71, 2.65] |
CI: confidence interval; ICU: intensive care unit; RR: risk ratio
1.2 Long-term mortality
All of the included studies reported long-term mortality, varying from 28 to 180 days. The results are summarized in table 3.
Table 3. The effect of timing of parenteral nutrition on long-term mortality.
Author, year |
28-day mortality, n (%) or RR (95% CI) |
60-day mortality, n (%) or RR [95% CI] |
90-day mortality, n (%) or RR [95% CI] |
180-day mortality, n (%) or RR [95% CI] |
||||||||
|
I |
C |
RR |
I |
C |
RR |
I |
C |
RR |
I |
C |
RR |
Casaer, 2011 |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
255/2312 (11.2%) |
257/2328 (11.2%) |
1.00 [0.85, 1.18] |
- |
- |
- |
Doig, 2013 |
- |
- |
- |
146/678 (21.5%) |
155/680 (22.8%) |
0.94 [0.77, 1.15] |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
Heidegger, 2013 |
20/153 (13%) |
28/152 (18%) |
0.71 [0.42, 1.20] |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
Ridley, 2018 |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
19/51 (37%) |
13/48 (27%) |
1.38 [0.77, 2.47] |
19/51 (37%) |
13/48 (27%) |
1.38 [0.77, 2.47] |
CI: confidence interval; RR: risk ratio
2. Functional recovery
Three studies (Casaer, 2011; Doig, 2013; Ridley, 2018) reported functional recovery, all using different measures. Overall, functional recovery in both groups was similar. The results are summarized in table 4.
Table 4. The effect of timing of parenteral nutrition on days on functional recovery.
Author, year |
Independence in daily activities |
RAND-36 physical function¹ |
ICU mobility scale² |
ECOG performance status³ |
|||||||
|
N (%) |
mean ± SD |
median (IQR) |
mean ± SD |
|||||||
I |
C |
RR [95% CI] |
I |
C |
SMD [95% CI] |
I |
C |
I
|
C |
SMD [95% CI] |
|
Casaer, 2011 |
752/2312 (75.5%) |
779/2328 (73.5%) |
0.97 [0.90, 1.06] |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
Doig, 2013 |
- |
- |
- |
42.5 ± 30.8 |
40.7 ± 29.6 |
0.06 [-0.06, 0.18] |
- |
- |
1.51 ± 1.1 |
1.53 ± 1.1 |
-0.02 [-0.14, 0.10] |
Ridley, 2018 |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
9 (5-10) |
8 (4-10) |
- |
- |
- |
¹ Scored on a scale from 0 to 100, with higher scores indicating better physical function.
² The highest level of function scale ranges from 0 to 10 with 0 being ‘no mobility’ (lying in bed) and 10 being ‘Walking independently without a gait aid’.
³ Scores range from 0 to 4, with lower scores indicating fewer physical limitations.
CI: confidence interval; ECOG: Eastern Cooperative Oncology Group; ICU: intensive care unit; IQR: interquartile range; RAND-36: research and development-36; RR: risk ratio; SD: standard deviation; SMD: standardized mean difference.
3. New infections
Three studies (Casaer, 2011; Doig, 2013; Heidegger, 2013) reported the proportion of patients with new infections. The results are summarized in table 5.
Table 5. The effect of timing of parenteral nutrition on days on new infections.
Author, year |
Airway or lung |
Bloodstream |
Wound |
Urogenital |
Abdominal |
Other |
Any infection¹ |
||||||||||||||
|
N, (%) |
N, (%) |
N, (%) |
N, (%) |
N, (%) |
N, (%) |
N, (%) |
||||||||||||||
I |
C |
RR |
I |
C |
RR |
I |
C |
RR |
I |
C |
RR |
I |
C |
RR |
I |
C |
RR |
I |
C |
RR |
|
Casaer, 2011 |
447/2312 (19.3%) |
381/2328 (16.4%) |
1.18 [1.04, 1.34] |
174/2312 (7.5%) |
142/2328 (6.1%) |
1.23 [1.00, 1.53] |
98/2312 (4.2%) |
64/2328 (2.7%) |
1.54 [1.13, 2.10] |
72/2312 (3.1%) |
64/2328 (2.7%) |
1.13 [0.81, 1.58] |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
605/2312 (26.2%) |
531/2328 (22.8%) |
1.15 [1.04, 1.27] |
Doig, 2013 |
101/681 (14.8%) |
123/682 (18%) |
0.82 [0.65, 1.05] |
39/681 (5.73%) |
33/682 (4.84%) |
1.18 [0.75, 1.86] |
27/682 (3.96%) |
22/681 (3.23%) |
1.23 [0.71, 2.13] |
2/681 (0.29%) |
1/682 (0.15%) |
2.00 [0.18, 22.04] |
6/681 (0.88%) |
3/682 (0.44%) |
2.00 [0.50, 7.98] |
- |
- |
- |
74/681 (10.9%) |
78/682 (11.4%) |
0.95 [0.70, 1.28] |
Heidegger, 2013 |
35/153 (22.9%) |
28/152 (18.4%)
|
1.24 [0.80, 1.93] |
10/153 (6.5%) |
6 /152 (3.9%) |
1.66 [0.62, 4.44] |
- |
- |
- |
4/153 (2.6%) |
2 /152 (1.3%) |
1.99 [0.37, 10.69] |
1/153 (0.7%) |
4 /152 (2.6%) |
0.25 [0.03, 2.20] |
2/153 (1.3%) |
3 /152 (2.0%) |
0.66 [0.11, 3.91] |
- |
- |
- |
¹Doig (2013) defined this outcome as ‘any major infection’.
RR: risk ratio
4. Days on mechanical ventilation
All of the included studies reported days on mechanical ventilation. The results are summarized in table 6.
Table 6. The effect of timing of parenteral nutrition on days on mechanical ventilation.
Author, year |
Days on mechanical ventilation |
||||
Mean ± SD or (95% CI) |
Median (IQR) |
||||
I |
C |
MD (95%CI) |
I |
C |
|
Casaer, 2011 |
- |
- |
- |
2 (1-5) |
2 (1-5) |
Doig, 2013 |
7.26 (7.09, 7.44) |
7.73 (7.55, 7.92) |
-0.47 (-0.82, -0.11) |
- |
- |
Heidegger, 2013¹ |
6.38 ± 6.796 |
0.92 ± 6.67 |
-0.54 (-2.05, 0.97) |
- |
- |
Ridley, 2018 |
- |
- |
- |
10 (6-15) |
8 (5-18) |
¹Originally reported as hours on mechanical ventilation
CI: confidence interval; IQR: interquartile range; MD: mean difference; SD: standard deviation
Level of evidence of the literature
The level of evidence regarding the outcome measure mortality (short-term and long-term) started as high, because the included studies were RCTs. The level of evidence was downgraded by 2 levels because of conflicting results (inconsistency,-1); and imprecision (-1). The level of evidence for mortality is low.
The level of evidence regarding the outcome measure functional recovery started as high, because the included studies were RCTs. The level of evidence was downgraded by 3 levels because of study limitations (risk of bias risk of bias due to lack of blinding, -1); conflicting results (inconsistency,-1); and imprecision (-1). The level of evidence for functional recovery is very low.
The level of evidence regarding the outcome measure new infections started as high, because the included studies were RCTs. The level of evidence was downgraded by 3 levels because of study limitations (risk of bias risk of bias due to lack of blinding, -1); conflicting results (inconsistency,-1); and imprecision (-1). The level of evidence for new infections is very low.
The level of evidence regarding the outcome measure days on mechanical ventilation started as high, because the included studies were RCTs. The level of evidence was downgraded by 3 levels because of study limitations (risk of bias risk of bias due to lack of blinding, -1); conflicting results (inconsistency,-1); and imprecision (-1). The level of evidence for days on mechanical ventilation is very low.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
What are the (un)favorable effects of early vs. late initiation of parenteral nutrition in ICU patients with an intolerance or contraindication to enteral nutrition?
P: patients | ICU patients with an intolerance or contraindication to enteral nutrition |
I: intervention | Early initiation of parenteral nutrition |
C: control | Late initiation of parenteral nutrition |
O: outcome measure | Mortality (short-term and long-term), functional recovery, new infections, days on mechanical ventilation. |
Relevant outcome measures
The guideline development group considered mortality (short-term and long-term) as a critical outcome measure for decision making; and functional recovery, new infections and days on mechanical ventilation as important outcome measures for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.
The guideline development group defined the following as a minimal clinically (patient) important difference:
Mortality: a 5% difference relative risk: 0.95≤RR≥1.05
Functional recovery: a 10% difference in relative risk: 0.91≤RR≥1.10 or -0.1≤SMD≥0.1.
New infections: a 10% difference in relative risk: 0.91≤RR≥1.10
Days on mechanical ventilation: >1 day
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 17-01-2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 343 hits. Studies were selected based on the following criteria:
- Systematic review or randomized controlled trial (RCT)
- Publication year 2010 or later
- Patients ≥ 16 years
- Conform PICO
Twelve studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, eight studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and four studies were included.
Results
Four studies were included in the analysis of the literature: Caesar (2011), Doig (2013), Heidegger (2013) and Ridley (2018). Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Referenties
- Casaer MP, Mesotten D, Hermans G, Wouters PJ, Schetz M, Meyfroidt G, Van Cromphaut S, Ingels C, Meersseman P, Muller J, Vlasselaers D, Debaveye Y, Desmet L, Dubois J, Van Assche A, Vanderheyden S, Wilmer A, Van den Berghe G. Early versus late parenteral nutrition in critically ill adults. N Engl J Med. 2011 Aug 11;365(6):506-17. doi: 10.1056/NEJMoa1102662. Epub 2011 Jun 29. PMID: 21714640.
- Doig GS, Simpson F, Sweetman EA, Finfer SR, Cooper DJ, Heighes PT, Davies AR, O'Leary M, Solano T, Peake S; Early PN Investigators of the ANZICS Clinical Trials Group. Early parenteral nutrition in critically ill patients with short-term relative contraindications to early enteral nutrition: a randomized controlled trial. JAMA. 2013 May 22;309(20):2130-8. doi: 10.1001/jama.2013.5124. PMID: 23689848.
- Heidegger CP, Berger MM, Graf S, Zingg W, Darmon P, Costanza MC, Thibault R, Pichard C. Optimisation of energy provision with supplemental parenteral nutrition in critically ill patients: a randomised controlled clinical trial. Lancet. 2013 Feb 2;381(9864):385-93. doi: 10.1016/S0140-6736(12)61351-8. Epub 2012 Dec 3. PMID: 23218813.
- Ridley EJ, Davies AR, Parke R, Bailey M, McArthur C, Gillanders L, Cooper DJ, McGuinness S; Supplemental Parenteral Nutrition Clinical Investigators. Supplemental parenteral nutrition versus usual care in critically ill adults: a pilot randomized controlled study. Crit Care. 2018 Jan 23;22(1):12. doi: 10.1186/s13054-018-1939-7. PMID: 29361959; PMCID: PMC5781264.
- Singer P, Blaser AR, Berger MM, Alhazzani W, Calder PC, Casaer MP, et al. ESPEN guideline on clinical nutrition in the intensive care unit. Clin Nutr. 2019;38(1):48-79.
Evidence tabellen
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics 2 |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) 3
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size 4 |
Comments |
Casaer, 2011 |
Type of study: prospective, randomized, controlled, parallel-group, multicenter trial
Setting and country: ICUs of 7 hospitals in Belgium
Funding and conflicts of interest: Funded by the Methusalem program of the Flemish government and others |
Inclusion criteria: a score of ≥3 on nutritional risk screening (NRS) (on a scale of 1 to 7, with a score ≥3 indicating that the patient was nutritionally at risk
Exclusion criteria: - <18 yr of age, DNR - Had short-bowel Syndrome - Had home ventilation - Was in a diabetic coma - Were referred with nutritional regimen - pregnant or lactating - no central catheter - taking oral nutrition - Were readmitted to ICU - BMI <17 - NRS score <3
N total at baseline: Intervention: 2312 Control: 2328
Important prognostic factors2: For example age ± SD: I: 64±14 C: 64±15
Sex: I: 1486 (64.3%) M C: 1486 (63.8%) M
APACHE II score: C: 23±10
Groups comparable at baseline? Yes |
Describe intervention (treatment/procedure/test):
early initiation of parenteral nutrition (European guidelines)
day 1 and 2: intravenous 20% glucose solution.
day 3: parenteral nutrition (OliClinomel or Clinimix, Baxter) was initiated, with the dose targeted to 100% of the caloric goal through combined EN and PN (except when clinicians predicted that the patient would tolerate sufficient EN or oral feeding on day 3).
Maximum caloric goal: 2880 kcal per day. When EN covered 80% of the calculated caloric goal or when the patient was judged to be able to resume oral nutrition, PN was reduced and eventually stopped. PN was restarted whenever enteral or oral intake fell to less than 50% of the calculated caloric needs |
Describe control (treatment/procedure/test):
late initiation (American and Canadian guidelines)
5% glucose solution in a volume equal to that of the PN administered in the early-initiation group in order to provide adequate hydration, with the delivered volume of EN taken into account. If EN was insufficient after 7 days in the ICU, PN was initiated on day 8 to reach the caloric goal.
|
Length of follow-up: 90 days
Loss-to-follow-up: Intervention: N (%) 0 Reason: -
Control: N (%): 15 (0.65%) Reason: Discontinued intervention owing to protocol violation
Incomplete outcome data: Intervention: N (%): 44 (1.9%) Reasons ?
Control: N (%): 24 (1.0%) Reasons ?
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Mortality: ICU I: 146/2312 (6.3%) C: 141/2328 (6.1%) P = 0.76
Hospital I: 251/2312 (10.9%) C: 242/2328 (10.4%) P=0.63
90 days I: 255/2312 (11.2%) C: 257/2328 (11.2%) P=1.00
MV duration (median, IQR) I: 2 (1-5) C: 2 (1-5) P=0.02
Functional status Distance 6 min walk test I: 283 (205–336) C: 277 (210–345) 283 P=0.57
Independent in all activities I: 752/2312 (75.5%) C: 779/2328 (73.5%) P=0.31
New infection Any I: 605/2312 (26.2%) C: 531/2328 (22.8%) P=0.008
Airway or lung I: 447/2312 (19.3%) C: 381/2328 (16.4%) P=0.009
Bloodstream I: 174/2312 (7.5%) C: 142/2328 (6.1%) P=0.05
Wound I: 98/2312 (4.2%) C: 64/2328 (2.7%) P=0.006
UTI I: 72/2312 (3.1%) C: 60/2328 (2.6%) P=0.28 |
Author’s conclusion:
“We found that there was no significant difference in mortality between late initiation and early initiation of parenteral nutrition among patients in the ICU who were at risk for malnutrition, despite the use of early enteral feeding plus micronutrients in a protocol that prevented hyperglycemia. However, withholding of parenteral nutrition until day 8 was associated with fewer ICU infections but a higher degree of acute inflammation. Late initiation of parenteral nutrition was also associated with a shorter duration of mechanical ventilation and a shorter course of renal-replacement therapy, a shorter ICU stay despite a slight increase in hypoglycemic episodes, a shorter hospital stay without a decrease in functional status, and reduced health care costs.” |
Doig, 2013 |
Type of study: Multicenter, randomized, single-blind clinical trial
Setting and country: 31 ICUs in Australia and New-Zealand
Funding and conflicts of interest: academic grant from the Australian National Health and Medical Research Council (NH&MRC) and unrestricted academic grants from Fresenius Kabi Deutschland and Baxter Healthcare. Fresenius Kabi Australia supplied the study parenteral nutrition. |
Inclusion criteria: within 24 hours of ICU admission, were expected to remain in the ICU on the calendar day after enrollment, were considered ineligible for enteral nutrition by the attending clinician due to a short-term relative contraindication and were not expected to receive parenteral or oral nutrition on the day of enrollment or the day after enrollment, and had a central venous line through which parenteral nutrition could be delivered
Exclusion criteria: moribund and not expected to survive 24 hours, who were to receive palliative care only, or who had a licensing/ labeling contraindication to the study PN (eg, known pregnancy, documented allergy, etc.)
N total at baseline: Intervention: 681 Control: 682
Important prognostic factors2: For example age ± SD: I: 68.4 (15.1) C: 68.6 (14.3)
Sex: I: 281 (41.3%) F C: 262 (38.4%) F
APACHE II, mean (SD) I: 20.5 (7.4) C: 21.5 (7.8)
Groups comparable at baseline? Yes |
Describe intervention (treatment/procedure/test):
Standard parenteral nutrition from a readyto- mix 3-chamber bag containing amino acids, glucose, lipids, and electrolytes (Kabiven G19%, Fresenius Kabi Australia), with starting rates and rate increases defined by study protocol and trace elements, minerals, and vitamins added as clinically appropriate. Targets were to be achieved by study day 3.
|
Describe control (treatment/procedure/test):
“Standard care was defined pragmatically and was not via protocol. The attending clinician selected the route, starting rate, metabolic targets, and composition of nutrition to be provided to patients receiving standard care based on current practice in their ICU.” |
Length of follow-up: 60 days
Loss-to-follow-up: Intervention: N (%): 8 (1.2%) Reasons: withdrew consent (5), could not be contacted on day 60 (3)
Control: N (%) 6 (0.9%) Reasons: withdrew consent (4), could not be contacted on day 60 (2)
Incomplete outcome data: Intervention: N (%) - Reasons
Control: N (%) - Reasons
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Death before hospital discharge I: 140/681 (20.6%) C: 151/682 (22.1%) P=0.51
Day-60 mortality I: 146/678 (21.5%) C: 155/680 (22.8%) P=0.60
New infections Surgical wound: I: 27/682 (3.96%) C: 22/681 (3.23%) P=0.56 Bloodstream I: 39/681 (5.73%) C: 33/682 (4.84%) P=0.47
Abdominal I: 6/681 (0.88%) C: 3/682 (0.44%) P=0.34
UTI I: 2/681 (0.29%) C: 1/682 (0.15%) P=0.62
Airway or lung I: 101/681 (14.83%) C: 123/682 (18%) P= 0.12
Any major infection I: 74/681 (10.9%) C: 78/682 (11.4%) P=0.80
Quality of life and physical function, mean (SD) RAND-36 general health status I: 49.8 (27.6) (n = 525) C: 45.5 (26.8) (n = 516) P= 0.01
ECOG performance status I: 1.51 (1.1) (n = 525) C: 1.53 (1.1) (n = 516) P=0.70
RAND-36 physical function I: 42.5 (30.8) (n = 524) C: 40.7 (29.6) (n = 513) P=0.33
Days per 10 patient X ICU days, Mean (95% CI) I: 7.26 (7.09 to 7.44) C: 7.73 (7.55 to 7.92) MD: -0.47 (-0.82 to -0.11) P=0.01
ICU stay, mean days (95% CI) I: 8.6 (8.2 to 9.0) C: 9.3 (8.9 to 9.7) MD: -0.75 (-1.47 to 0.04) P=0.06 |
Author’s conclusion:
“The use of early parenteral nutrition did not result in significant differences in day-60 mortality or infection rates. Early parenteral nutrition resulted in a significant reduction in days of invasive mechanical ventilation, but this did not result in a significant shortening of ICU or hospital length of stay.” |
Heidegger, 2013 |
Type of study: RCT
Setting and country: mixed medical and surgical ICUs of two tertiary care hospitals in Switzerland
Funding and conflicts of interest: Funding by Foundation Nutrition 2000Plus, ICU Quality Funds, Baxter, and Fresenius Kabi. writing of the report. |
Inclusion criteria: received less than 60% of their energy target from EN at day 3 after admission to the ICU, were expected to stay for more than 5 days, expected to survive for more than 7 days, and had a functional gastrointestinal tract.
Exclusion criteria: receiving PN, had persistent gastrointestinal dysfunction and ileus, were pregnant, refused to consent, or had been readmitted to the ICU after previous randomisation
N total at baseline: Intervention: 152 Control: 153
Important prognostic factors2: For example age ± SD: I: 60 (16) C: 61 (16)
Sex: I: 105 (69%) M C: 110 (72%) M
APACHE II: I: 23(7) C: 22(7)
Groups comparable at baseline? Yes |
Describe intervention (treatment/procedure/test):
Day 1 onwards: all patients in the ICU who were unable to eat orally were given EN (20–30 mL/h up to a maximum of 150 mL/h). EN was administered continuously by the primary care team according to routine protocols, in cluding the following items: semi-recumbent positioning, preferred use of nasogastric tubes, and the use of prokinetic agents if necessary (gastric residual volume ≥300 mL). EN products consisted of polymeric, fibre-enriched formulas, routinely prescribed in both hospitals, containing 1·05–1·62 kcal/mL of energy (18% proteins, 29% lipids [8% medium-chain triglycerides], 53% carbohydrates).
On day 3 randomisation took place. The intervention group continued with EN alone |
Describe control (treatment/procedure/test):
The control group received EN for the entire intervention period plus Supplemental PN from day 4 onwards. This was administered by central or peripheral catheter for 5 days. PN formulas consisted of 0·62–1·37 kcal/mL of energy (20% proteins, 29% lipids [15% medium-chain triglycerides], and 51% carbo hydrates). |
Length of follow-up: 28 days
Loss-to-follow-up: Intervention: N (%) 10 Reasons: protocol violation (10)
Control: N (%) 20 Reasons: protocol violation (16), consent withdrawal (2), therapeutic withdrawal (2)
Incomplete outcome data: Intervention: N (%) - Reasons
Control: N (%) - Reasons
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Infections during intervention period Pneumonia I: 28/152 (18.4%) C:35/153 (22.9%)
Bloodstream I: 6 /152 (3.9%) C: 10/153 (6.5%)
Urogenital I: 2 /152 (1.3%) C: 4/153 (2.6%)
Abdominal I: 4 /152 (2.6%) C: 1/153 (0.7%)
Other I: 3 /152 (2.0%) C: 2/153 (1.3%)
ICU stay, mean (SD) days C: 13 (10), 95% CI 11-14
ICU mortality I: 12/152 (7%) C: 8/153 (5%)
28 day mortality I: 28/152 (18%) C: 20/153 (13%)
Hours on MV (day 1 to 28) I: 166 (SD 160) C: 153 (SD 163) P=0.2912 |
Author’s conclusions
“Findings from this trial suggest the clinical usefulness of complementing the energy delivery of insufficient EN with a parenteral booster between day 4 and day 8 after ICU admission. The provision of close to 100% of energy requirements reduced the risk of development of nosocomial infections, the number of antibiotic days, and the duration of mechanical ventilation in patients without nosocomial infections up to day 28.” |
Ridley, 2018 |
Type of study: prospective, unblinded, parallel group, block randomized phase II pilot trial
Setting and country: Six ICUs in Australia and New Zealand
Funding and conflicts of interest: unrestricted research grant from Baxter Healthcare Corporation. The interventional PN was manufactured by Baxter Healthcare Corporation and provided at no charge. Baxter Healthcare Corporation was not involved in the original development of the trial concept, trial management, data collection, analysis or interpretation of the data |
Inclusion criteria: Patients aged ≥ 16 years, admitted to ICU in the previous 48–72 hours, who were receiving MV and expected to continue until the day after randomization, with central venous access and one or more defined organ system failure
Exclusion criteria: could not receive EN and/or PN at the time of randomization, were already receiving PN, had a requirement for a specific PN solution (e.g. glutamine containing), had received more than 80% of their estimated nutrition requirements from EN in the 24 hours prior to randomization, seemed not likely to survive the subsequent 96 hours, had a treatment limitation in place or a high likelihood of terminal illness, were pregnant or the treating clinician denied
N total at baseline: Intervention: 51 Control: 49
Important prognostic factors2: For example age ± SD: I: 59 (17) C: 60 (17)
Sex: I: 35 (69%) M C: 35 (73%) M
APACHE II I: 18(7) C: 19 (7)
Groups comparable at baseline? Yes |
Describe intervention (treatment/procedure/test):
The intervention group received a supplemental PN strategy, delivered for up to 7 days after randomization, using Olimel N9-840/Triomel with added multi-trace elements and multi-vitamins (manufactured and supplied by Baxter Healthcare Corporation, Sydney, Australia) The intervention strategy was designed to increase average delivery towards 100% of the estimated energy requirement but avoid overfeeding by (1) using ideal body weight in those who were overweight or obese, (2) having variable PN rates which were individually titrated, reviewed daily and based on the percentage estimated energy requirement delivered, (3) accounting for additional energy from EN, iv glucose solutions ≥ 25% and propofol and (4) never providing more than 80% of the estimated energy requirement by the intervention PN. |
Describe control (treatment/procedure/test):
Nutrition therapy in the usual care group followed clinical practice at the participating ICU. PN was only used when EN delivery remained insufficient despite attempts to improve it with strategies recommended in best practice guidelines. If PN was required during the first 7 days of the study in the usual care group, the same PN formulation used in the intervention group was provided. If PN was required in usual care after the first 7 days the usual hospital PN formulation was used. |
Length of follow-up: 7 days or until ICU discharge or switch to oral nutrition
Loss-to-follow-up: Intervention: N (%) Reasons (describe)
Control: N (%) 1 Reasons: withdrew consent (1)
Incomplete outcome data: Intervention: N (%) Reasons
Control: N (%) Reasons
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Duration of ICU stay, days, median [IQR] I: 11 [5-17] C: 11 [6-17] P=0.83
ICU mobility scale at hospital D/C, median [IQR] I: 9 [5-10] C: 8 [4-10] P= 0.58
Duration of mechanical ventilation, days, median [IQR] I: 10 [6-15] C: 8 [5-18] P=0.68
Mortality ICU I: 15/51 (19%) C: 11/48 (23%)
Mortality hospital I: 16/51 (31%) C: 11/48 (23%)
Mortality 90 days I: 19/51 (37%) C: 13/48 (27%) Mortality 180 days I: 19/51 (37%) C: 13/48 (27%) |
Author’s conclusions
“Our multicentre, pilot, randomized trial in 100 critically ill adults receiving EN, found that an individually titrated supplemental PN strategy was feasible and effective in delivering increased energy, closer to estimated requirements than usual care. There were no differences between our two groups in any clinical outcomes.” |
Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials; based on Cochrane risk of bias tool and suggestions by the CLARITY Group at McMaster University)
Study reference
(first author, publication year) |
Was the allocation sequence adequately generated?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was the allocation adequately concealed?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Blinding: Was knowledge of the allocated interventions adequately prevented?
Were patients blinded?
Were healthcare providers blinded?
Were data collectors blinded?
Were outcome assessors blinded?
Were data analysts blinded?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was loss to follow-up (missing outcome data) infrequent?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Are reports of the study free of selective outcome reporting?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was the study apparently free of other problems that could put it at a risk of bias?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Overall risk of bias If applicable/necessary, per outcome measure
LOW Some concerns HIGH
|
Casaer, 2011 |
Probably yes
Reason: stratified according to 16 diagnostic categories, randomization tool is not defined |
Definitely yes
Reason: Opaque, sealed envelopes were used |
Probably no
Reason: investigators were blinded, patients and their ICU providers were not |
Probably no
Reason: loss to follow up was infrequent and only appeared in the control group (<1%), however missing data was frequent and no reason was provided. |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported; |
Probably yes
Reason: less than one third was funded by industry, but the company was not involved in any other part |
Some concerns (all outcomes except mortality)
Reason: lack of blinding, incomplete data |
Doig, 2013 |
Probably yes
Reason: central randomization web server |
Probably yes
Reason: the web server maintained allocation concealment |
Probably no
Reason: only the data monitoring was blinded, the site investigators, healthcare providers and outcome assessors were not |
Definitely yes
Reason: loss to follow-up was infrequent in both groups (1.2 and 0.9%) and reasons were provided |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported; |
Probably yes
Reason: the company that partially funded the study was not involved in any other part |
Some concerns (all outcomes except mortality)
Reason: lack of blinding |
Heidegger, 2013 |
Probably yes
Reason: computer-generated randomization sequence |
Definitely yes
Reason: Allocation concealment was achieved with sequentially numbered, sealed, opaque envelopes |
Probably no
Reason: data collectors and analysts were blinded, patients and care providers were not |
Probably no
Reason: loss to follow-up was somewhat frequent in the intervention (>5%) and the control (>10%) group. |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported; |
Probably yes
Reason: the company that partially funded the study was not involved in any other part |
Some concerns (all outcomes except mortality)
Reason: lack of blinding, |
Ridley, 2018 |
Probably yes
Reason: a web-based randomization system was used |
Probably yes
Reason: a web-based randomization system was used, but details on allocation concealment lack |
Definitely no
Reason: Open-label trial (patients and health care providers not blinded), |
Definitely yes
Reason: no loss to follow-up |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported; |
Probably yes
Reason: the company that partially funded the study was not involved in any other part |
Some concerns (all outcomes except mortality)
Reason: lack of blinding |
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Allingstrup MJ, Kondrup J, Wiis J, Claudius C, Pedersen UG, Hein-Rasmussen R, Bjerregaard MR, Steensen M, Jensen TH, Lange T, Madsen MB, Møller MH, Perner A. Early goal-directed nutrition versus standard of care in adult intensive care patients: the single-centre, randomised, outcome assessor-blinded EAT-ICU trial. Intensive Care Med. 2017 Nov;43(11):1637-1647. doi: 10.1007/s00134-017-4880-3. Epub 2017 Sep 22. PMID: 28936712. |
Not conform PICO (I,C) |
Bost RB, Tjan DH, van Zanten AR. Timing of (supplemental) parenteral nutrition in critically ill patients: a systematic review. Ann Intensive Care. 2014 Oct 2;4:31. doi: 10.1186/s13613-014-0031-y. PMID: 25593747; PMCID: PMC4273685. |
Overlaps with included literature |
Kerrie JP, Bagshaw SM, Brindley PG. Best evidence in critical care medicine. Early versus late parenteral nutrition in the adult ICU: feeding the patient or our conscience? Can J Anaesth. 2012 May;59(5):494-8. doi: 10.1007/s12630-012-9674-z. PMID: 22302305. |
Wrong publication type (comment) |
Patkova A, Joskova V, Havel E, Kovarik M, Kucharova M, Zadak Z, Hronek M. Energy, Protein, Carbohydrate, and Lipid Intakes and Their Effects on Morbidity and Mortality in Critically Ill Adult Patients: A Systematic Review. Adv Nutr. 2017 Jul 14;8(4):624-634. doi: 10.3945/an.117.015172. PMID: 28710148; PMCID: PMC5502871. |
Wrong publication type (narrative review) |
Ren G. Application of Early Nutrition Support in Neurosurgical Coma Patients. Indian J Surg. 2015 Dec;77(Suppl 3):1205-8. doi: 10.1007/s12262-015-1250-7. Epub 2015 Mar 17. PMID: 27011537; PMCID: PMC4775635. |
Not conform PICO (I,C) |
Sharma SK, Rani R, Thakur K. Effect of Early Versus Delayed Parenteral Nutrition on the Health Outcomes of Critically Ill Adults: A Systematic Review. J Crit Care Med (Targu Mures). 2021 Aug 5;7(3):160-169. doi: 10.2478/jccm-2021-0011. PMID: 34722919; PMCID: PMC8519384. |
Overlaps with included literature
|
Wan X, Gao X, Tian F, Wu C, Wang X. Early parenteral nutrition alone or accompanying enteral nutrition in critically ill patients: a systematic review and meta-analysis. Asia Pac J Clin Nutr. 2015;24(2):227-33. doi: 10.6133/apjcn.2015.24.2.07. PMID: 26078239. |
Overlaps with included literature
|
Wang X, Dong Y, Han X, Qi XQ, Huang CG, Hou LJ. Nutritional support for patients sustaining traumatic brain injury: a systematic review and meta-analysis of prospective studies. PLoS One. 2013;8(3):e58838. doi: 10.1371/journal.pone.0058838. Epub 2013 Mar 19. PMID: 23527035; PMCID: PMC3602547. |
Not conform PICO (I,C) |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 05-03-2024
Laatst geautoriseerd : 05-03-2024
Geplande herbeoordeling :
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de
samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten die gevoed worden op de intensive care.
Werkgroep
dr. R. (Robert) Tepaske, intensivist, (voorzitter) NVIC
Prof. dr. A.R.H. (Arthur) van Zanten, intensivist, NVIC
dr. M.C.G. (Marcel) van de Poll, intensivist, NVIC
drs. B. (Ben) van der Hoven, internist, NIV
drs. E.J. (Lisa) Mijzen, anesthesioloog-intensivist, NVA
dr. F.J. (Jeannette) Schoonderbeek, chirurg-intensivist, NVvH
L. (Lea) van Duijvenbode - den Dekker, MSc, intensive care verpleegkundige, V&VN Intensive Care
M. (Manon) Mensink, diëtist, NVD
Ir. S. (Suzanne) ten Dam, diëtist, NVD
I. (Idske) Dotinga, ervaringsdeskundige, FCIC/IC Connect
Klankbordgroep
Mevr. E.R. (Elske) van Liere, logopedist, NVLF
Met ondersteuning van
Dr. F. Willeboordse, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
I. van Dijk, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Achternaam werkgroeplid |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Actie |
* Voorzitter werkgroep Tepaske |
Anesthesioloog-Intensivist Begeleider Nurse practitioners profielen circulation & ventilation apotheek |
Allen onbezoldigd:
|
geen |
geen |
geen |
geen |
Eenmalig vergoeding voor deelname aan masterclass 'meten van metabolisme' van Hamilton, Zwitserland |
Geen actie vereist. |
Van Zanten |
lnternist-intensivist |
Onbetaald: |
Geen aandelen, opties, patenten of producten |
Echtgenote leidt Congres- en Organisatiebureau Interactie dat voor vele wetenschappelijke |
Precise trial (MUMC+), MC RCT, ZonMW/KCE NL/Belgie. studie naar hoog-eiwit vs. normaal eiwit voor |
richtlijnmaker van ESPEN richtlijn |
geen |
Besproken tijdens werkgroepvergadering. We verwachten geen adviezen te geven over individuele producten (en mogelijk dus bepaalde fabrikanten). Zodra er wel modules worden uitgewerkt waarin specifieke aanbevelingen en / of adviezen worden gegeven t.a.v. bepaalde producten zal dit worden gedaan door andere werkgroepleden. Dhr. van Zanten zal dan niet participeren als trekker en bij het opstellen van aanbevelingen. |
Mensink |
Diëtist Rijnstate Arnhem |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Geen actie vereist. |
Schoonderbeek |
Chirurg-intensivist staflid Intensive Care |
medisch adviseur, freelance |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
Mevr. Schoonderbeek werkt als freelance medisch adviseur voor Veduma in Zaltbommel. Ze adviseert voornamelijk in letselschade zaken (na aanrijdingen e.d.). Dit heeft nooit iets met voeding te maken. Waardoor geen restricties hoeven worden opgelegd. |
Van Duijvenbode-Den Dekker |
Intensive care verpleegkundige - Amphia ziekenhuis Breda |
Visitatie commissie NVIC via V&VN IC |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
Geen actie vereist. |
Mijzen |
Anesthesioloog- Intensivist Beatrix ziekenhuis Gorinchem |
FCCS- instructeur, betaald Bestuurslid sectie IC-NVA, onbetaald. |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
Geen actie vereist. |
Dotinga |
Functienaam: Trainee beleid en management in zorg en welzijn |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
nvt |
|
Geen actie vereist. |
van de Poll |
Chirurg-intensivist, Staflid Maastricht UMC |
geen |
geen |
geen |
Contractant:ZONMW (Doelmatigheid): INCEPTION trial (multicenter RCT naar ECPR bij OHCA), ZONMW/KCE (BeNeFIT) PRECISe trial (multicenter RCT naar hoog vs normaal eiwit in enterale voeding bij IC patienten), Fresenius-kabi: traceronderzoek naar glutaminemetabolisme in sepsis, Cytosorb CYTATION trial (single center RCT naar gebruik van cytosorb bij vasoplegie), Getinge: co-financiering INCEPTION trial, Nutricia:co-financiering (in-kind) PRECISe trial, NUTRICIA research foundation/Nestle ESICM research grant: single center RCT naar elementaire voeding bij diarree. Consultancy Bayer R&D (data based algorithm development in ARDS) |
geen |
geen |
Besproken tijdens werkgroepvergadering. We verwachten geen adviezen te geven over individuele producten (en mogelijk dus bepaalde fabrikanten). Zodra er wel modules worden uitgewerkt waarin specifieke aanbevelingen en / of adviezen worden gegeven t.a.v. bepaalde producten zal dit worden gedaan door andere werkgroepleden. Dhr. van der Poll zal dan niet participeren als trekker en bij het opstellen van aanbevelingen. |
van der Hoven |
Internist-intensivist, staflid IC Volwassenen, Erasmus MC te Rotterdam |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Geen actie vereist. |
ten Dam |
Diëtist-onderzoeker OPRAH studie, Amsterdam UMC |
Bestuurslid NVO (Nederlandse Voedingsteam Overleg), onbetaald. Docent Focus op Voeding, VBNU, betaald, Docent Master Health Sciences, VU, onbetaald.
|
geen |
geen |
OPRAH_CT studie; RCT effect sarcopenie op fysiek functioneren. Subsidie AMS. OPRAH_PRO studie; haalbaarheidsstudie OPRAH RCT. Subsidie CCA. |
geen |
geen |
Geen actie vereist. |
van Liere |
Logopedist, Adrz |
nvt |
Logopedist in dienst van ziekenhuis, o.a. ICU |
nvt |
nvt |
Nvt |
nvt |
Geen actie vereist. |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van FCIC/IC Connect voor de schriftelijke knelpunteninventarisatie, en afvaardiging van FCIC/IC Connect in de werkgroep. Het verslag van de schriftelijke knelpunteninventarisatie [zie aanverwante producten] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan FCIC/IC Connect en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Starten met parenterale voeding |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten die voeding op de intensive care krijgen. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door relevante partijen via een schriftelijke knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en deze worden daarom meegewogen. Voorbeelden zijn: Aanvullende argumenten uit de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’. Deze overwegingen kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag. Zij zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt van toepassing zijn.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: Alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur) zijn in de overwegingen meegenomen. Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.