Overige vormen van (individuele) gedragsmatige ondersteuning
Aanbeveling
De werkgroep stelt dat het van belang is om ondersteuning op maat aan de patiënt te bieden. Om dit te kunnen doen moet de zorgverlener kennis hebben van de voorkeuren van de patiënt en het aanbod van stoppen met roken ondersteuning.
Een overzicht van aanbieders van stoppen met roken zorg is te vinden via de websites www.ikstopnu.nl en www.kwaliteitsregisterstopmetroken.nl of via de regionale zorggroep.
Aangezien er individuele variatie gevonden werd in de mate waarin groepstherapie werd geaccepteerd, adviseren wij afhankelijk van de wensen van de patiënt, intensieve individuele ondersteuning dan wel intensieve groepstherapie te starten en als zorgverlener op de hoogte te zijn van de groepstherapie/ondersteuningsmogelijkheden in de regio.
Naast groepsprogramma’s georganiseerd vanuit de AGZ heeft de (specialistische) GGZ reeds grote expertise opgebouwd bij het bieden van behandelprogramma’s in groepsverband bij de behandeling van verslavingen. Zo kunnen groepstherapieprogramma’s aangeboden door GGZ- aanbieders zich meer richten op patiënten met multiple drugs of psychiatrische problematiek en AGZ-aanbieders op de populatie met lagere complexe problematiek. Bij verwijzen van patiënten naar dergelijke programma’s moet de verwijzer hier kennis van genomen hebben.
Het verdient een voorzichtige aanbeveling om fysieke training in de gedragsmatige interventie in te bouwen om de onthoudingsverschijnselen te verminderen, risico op terugval in rookgedrag te verlagen en gewichtsreductie te managen. Er is mogelijk plaats voor beweegprogramma’s als onderdeel van de interventie om stoppen met roken te bevorderen. Nader onderzoek is noodzakelijk naar de lange termijneffecten van beweegprogramma’s.
Overwegingen
Aanvullend op de conclusies in het voorgaande hoofdstuk geeft de werkgroep de volgende overwegingen voor de praktijk.
Kwaliteit van het bewijs
De uitgevoerde review levert voldoende bewijs op dat groepstherapieprogramma’s effectiever zijn dan zelfhulpmaterialen en een gelijkwaardige effectiviteit hebben als individuele ondersteuning van eenzelfde intensiteit. De effectiviteit in vergelijking tot e-health interventies zal zich moeten aantonen in de aankomende jaren. Hierover meer in het Hoofdstuk e-health interventies in deze richtlijn.
Balans tussen gewenste en ongewenste effecten
Om groepstherapieprogramma’s aan te bieden is specifieke training vereist. Groepstherapieprogramma’s zijn intensieve interventies, het vraagt relatief veel tijd van de aanbieder ten aanzien van werving, selectie, planning en voorbereiding.
Patiëntenperspectief
Groepstherapieprogramma’s bieden de patiënt de mogelijkheid om op basis van persoonlijke voorkeur een effectief behandelprogramma te volgen. Patiënten kunnen de sociale ondersteuning gedurende het groepstherapieprogramma als meerwaarde en extra motivatie ervaren. Veelal biedt het groepstherapieprogramma mogelijkheid om buiten de bijeenkomsten om contact te hebben met groepsgenoten. Ook terugkommomenten in het kader van terugvalpreventie worden als motiverend ervaren door patiënten.
Professioneel perspectief
Niet iedere patiënt is geschikt voor een groepstherapieprogramma, dit is afhankelijk van verschillende patiënt karakteristieken zoals comorbiditeiten en persoonlijke voorkeuren van de patiënt. Hier dient de verwijzer naar de groepstherapie zich bewust van te zijn.
Middelenbeslag
Groepstherapie programma’s kunnen doelmatiger zijn dan intensieve individuele interventies vanwege de mogelijkheid om meerdere patiënten tijdens een bijeenkomst te behandelen.
Organisatie van zorg
De toegankelijkheid van groepstherapieprogramma’s is sterk afhankelijk van de aanbieders in de regio. Veel aanbieders werken met geplande startdata waardoor het niet altijd aansluit op het plan van de patiënt om te stoppen met roken.
Maatschappelijk perspectief
De vergoeding van groepstherapieprogramma’s zijn verschillend per zorgverzekeraar. Veel zorgverzekeraars vergoeden minimaal 75% van de kosten van het groepstherapieprogramma, afhankelijk van contractering met de aanbieder. De aanbieder van het groepstherapieprogramma moet ingeschreven zijn in het Kwaliteitsregister stoppen met roken of aangesloten zijn bij een ketenzorgprogramma.
Onderbouwing
Achtergrond
Gedrukte zelfhulpmaterialen
Gedrukte zelfhulpmaterialen kunnen op zichzelf staand als interventies worden aangeboden en op eigen initiatief van de patiënt toegepast worden. Deze zelfhulpmaterialen kunnen onderdelen bevatten die de patiënt zelf kan invullen met als doel persoonlijk inzicht te verwerven in het rookgedrag en een stoppen met roken plan op te stellen. Het is ook mogelijk om gedrukte zelfhulpmaterialen te gebruiken na het geven van een stoppen met roken advies of aanvullend op een andere (gedragsmatige) interventie.
Telefonische ondersteuning
Telefonische ondersteuning is door een patiënt op eigen initiatief te verkrijgen en op verwijzing van een zorgverlener. Deze interventie wordt in Nederland door verschillende partijen aangeboden en omvat meerdere motiverende gesprekken. Telefonische ondersteuning kan desgewenst gecombineerd worden met andere interventies zoals e-health of nicotine vervangende middelen.
Groepstherapieprogramma’s
Groepstherapieprogramma’s zijn een voorbeeld van overige vormen van gedragsmatige ondersteuning. Aanbieders van groepstherapieprogramma’s organiseren deze op verschillende plaatsen in het land, al dan niet in ketenzorg verband. De patiënt wordt hierover geïnformeerd door zorgverleners of via de (regionale) media. Groepstherapieprogramma’s bieden rokers de gelegenheid om gedragstechnieken voor stoppen met roken te leren en elkaar te ondersteunen. De inhoud van groepstherapieprogramma’s kan onderling verschillen, het betreft veelal een intensieve interventie van minimaal zes bijeenkomsten. Sommige aanbieders van groepstherapieprogramma’s hebben de mogelijkheid om het programma te combineren met farmacotherapeutische ondersteuning.
Beweegprogramma’s
Beweegprogramma’s, veelal onder begeleiding van een fysiotherapeut, zijn enerzijds gericht op het verbeteren van kracht en uithoudingsvermogen van de deelnemers, maar ook op het leren omgaan met klachten gerelateerd aan het roken en het vinden van een balans tussen inspanning en ontspanning.
Conclusies
Gedrukte zelfhulpmaterialen
Redelijk GRADE |
Stoppen met roken Het is aannemelijk dat standaard gedrukte zelfhulpmaterialen, in vergelijking met geen interventie of andere geschreven informatie, weinig effect hebben op het percentage rokers dat stopt.
Hartmann-Boyce e.a. 2014 |
Redelijk GRADE |
Stoppen met roken Het is aannemelijk dat aangepaste stage-based zelfhulpmaterialen, in vergelijking met geen interventie of niet aangepaste materialen, leidt tot een groter percentage rokers dat stopt.
Hartmann-Boyce e.a. 2014 |
Telefonische ondersteuning
Redelijk GRADE |
Stoppen met roken Het is aannemelijk dat meerdere pro-actieve telefoongesprekken onder mensen die zelf contact zochten met de hulplijn, in vergelijking met zelfhulpmaterialen of kort advies tijdens een eenmalig telefoongesprek, leidt tot een groter percentage rokers dat stopt
Stead e.a. 2013b |
Redelijk GRADE |
Stoppen met roken Het is aannemelijk dat meerdere pro-actieve telefoongesprekken (o.a. als aanvulling op individuele ondersteuning en/of farmacotherapie) onder mensen die niet zelf contact zochten met de hulplijn, in vergelijking met zelfhulpmaterialen of kort advies, leidt tot een groter percentage rokers dat stopt
Stead e.a. 2013b |
Groepstherapieprogramma's
Redelijk GRADE |
Stoppen met roken Het is aannemelijk dat groepstherapieprogramma’s leiden, in vergelijking met geen interventie of alleen het verstrekken van zelfhulpmaterialen, tot een aanzienlijk groter percentage rokers dat stopt. Er werd geen verschil in effectiviteit gevonden tussen groepsinterventies en individuele interventies met dezelfde intensiteit.
Stead e.a. 2013b |
Beweeginterventies
Zeer laag GRADE |
Stoppen met roken Er zijn voorzichtige aanwijzingen dat een beweegprogramma een positief effect heeft op stoppen met roken tot 3 maanden follow-up na de interventie. Voor een effect van 12 maanden of langer is zeer beperkt bewijs aanwezig.
Ussher e.a 2014 |
Samenvatting literatuur
Gedrukte zelfhulpmaterialen
De gepoolde RR van 11 RCT’s (n=13.241) waarin standaard zelfhulpmateriaal werd vergeleken met geen interventie was 1,19 (95% BI 1,04 tot 1,37; Hartmann-Boyce, 2014). In zes RCT’s waarin standaard zelfhulpmateriaal werd vergeleken met andere geschreven informatie (bijvoorbeeld een folder), was de RR 0,88 (95% BI 0,74 tot 1,04). Poolen van deze twee subgroepen leidde tot een RR van 1,06 (95% BI 0,95 tot 1,18). 31 RCTs (n=40.890) boden zelfhulpmaterialen aan die aangepast waren aan de karakteristieken van de rokers. De gepoolde RR voor deze aangepaste zelfhulpmaterialen vergeleken met geen materialen of niet-aangepaste materialen was 1,28 (95% BI 1,18 tot 1,37). Gedrukte zelfhulpmaterialen hadden geen toegevoegde waarde als ze werden toegevoegd aan andere interventies, zoals nicotinevervangende middelen of advies van een arts.
Telefonische ondersteuning
12 RCT’s (n=30.182) werden uitgevoerd onder rokers die contact zochten met een hulplijn. Stoppercentages waren hoger voor groepen die gerandomiseerd waren naar meerdere proactieve telefoongesprekken dan voor groepen die alleen zelfhulpmaterialen ontvingen of een kort advies kregen tijdens een eenmalig telefoongesprek (RR 1,38, 95% BI 1,28 tot 1,49). 51 RCTs (n=30.246) werden uitgevoerd onder rokers die niet zelf een hulplijn hadden gebeld. Telefonische ondersteuning werd in deze trials vergeleken met een zelfhulpinterventie of een kort gesprek, toegevoegd aan individuele ondersteuning, of toegevoegd aan farmacotherapeutische interventie. De RR was 1,27 (95% BI 1,20 tot 1,36; Stead, 2013b).
Groepstherapieprogramma’s
13 RCTs (n=4375) vergeleken een groepsprogramma met een zelfhulpprogramma. De RR voor stoppen met roken was 1,98 (95% BI 1,60 tot 2,46; Stead 2005). RCT’s waarin groepsprogramma’s werden vergeleken met geen interventie konden niet gepoold worden vanwege heterogeniteit. Er was geen verschil in effectiviteit tussen een groepsprogramma en individuele ondersteuning van dezelfde intensiteit, en slechts zeer beperkt bewijs dat het toevoegen van groepstherapie aan een andere interventie, zoals nicotinevervangende middelen of advies van een arts, een toegevoegde waarde had. Groepsprogramma’s met elementen gericht op het vergroten van cognitieve en gedragsmatige vaardigheden hadden geen betere effectiviteit dan groepsprogramma’s die deze elementen niet bevatten. Er was variatie in de mate waarin groepstherapie door een individu werd geaccepteerd.
Beweegprogramma’s
Ussher (2014) hebben in een Cochrane review (20 studies) de effecten van beweeg/ trainingsprogramma’s op het stoppen met roken onderzocht (Ussher, 2014). Ze onderzochten of trainingsprogramma’s, in combinatie met een stoppen met roken programma, effectiever waren dan alleen een stoppen met roken programma. Vier studies lieten een significante afname van roken zien bij een trainingsgroep versus controlegroep aan het einde van de behandeling. Bij twee studies was
het effect ook significant na 3 maanden follow-up en bij één studie ook na 12 maanden follow-up. Veel studies waren erg klein van omvang (8 studies hadden een omvang van <30 personen per arm), hadden methodologische beperkingen of ontbeerden een voldoende intensief trainingsprogramma.
Zoeken en selecteren
Gedrukte zelfhulpmaterialen
Zoekstrategie
Een aanvullende zoekstrategie werd uitgevoerd naar systematische reviews en meta-analyses naar het effect van zelfhulpmaterialen op stoppen met roken.
Resultaten
In een Cochrane review werden 74 stop-met-roken RCTs geïncludeerd met een follow-up van ten minste zes maanden, waarin in ten minste één arm gedrukte zelfhulpmaterialen werden getest (Hartmann-Boyce, 2014). Zelfhulp werd hierbij gedefinieerd als een gestructureerd programma voor rokers die proberen te stoppen zonder intensief contact met een therapeut (Tabel 1).
Tabel 1. Selectiecriteria gebruikt in de Cochrane review (Hartmann-Boyce, 2014).
Onderzoeken |
- RCTs |
Patiënten |
- Rokers (met uitzondering van zwangere vrouwen en adolescenten) |
Interventies |
- Zelfhulpmaterialen zijn gedefinieerd als handleidingen of programma’s die gebruikt worden door individuen om hen te ondersteunen bij stoppogingen waarbij men niet geholpen wordt door zorgverleners, counsellors en/of ondersteuning vanuit een groep. In deze review gaat voornamelijk over geschreven materiaal, maar informatie kan eventueel ook verstrekt worden via audio of |
Vergelijkingen |
- Geen interventie of minimale strategieën |
Uitkomstmaten |
- Stoppen met roken |
Telefonische ondersteuning
Zoekstrategie
Een aanvullende zoekstrategie werd uitgevoerd naar systematische reviews en meta-analyses naar het effect van telefonische ondersteuning op stoppen met roken.
Resultaten
In een Cochrane review werden 77 RCTs geïncludeerd met een follow-up van ten minste 6 maanden, waarin proactieve of reactieve telefonische ondersteuning werd aangeboden aan rokers of mensen die recent gestopt zijn met roken ter ondersteuning van het stoppen (Stead, 2013b) (Tabel 2).
Tabel 2. Selectiecriteria gebruikt in de Cochrane review (Stead, 2013b).
Onderzoeken |
- RCTs of quasi-RCTs |
Patiënten |
- Rokers en recente stoppers |
Interventies |
- Aanbieden van proactieve of reactieve telefonische ondersteuning om stoppen met roken te ondersteunen. Studies waarbij de telefonische component niet onafhankelijk van face-to-face ondersteuning kon worden geëvalueerd werden geëxcludeerd. Studies die telefonische ondersteuning combineerde met zelfhulp materialen werden wel meegenomen. |
Vergelijkingen |
- Zelfhulp, minimale interventie, farmacotherapie |
Uitkomstmaten |
- Stoppen met roken op het langste follow-up moment |
Groepstherapieprogramma’s
Zoekstrategie
Een aanvullende zoekstrategie werd uitgevoerd naar systematische reviews en meta-analyses naar het effect van groepstherapieprogramma’s op stoppen met roken.
Resultaten
In een Cochrane review werden 53 RCTs geïncludeerd met een follow-up van ten minste 6 maanden die groepsprogramma’s om te stoppen met roken vergeleken met geen interventie of een andere interventie (Stead, 2005; datum literatuursearch juli 2008).
Beweegprogramma’s
Zoekstrategie
Een aanvullende zoekstrategie werd uitgevoerd naar systematische reviews en meta-analyses naar het effect van beweegprogramma’s op stoppen met roken.
Resultaten
Er was 1 Cochrane review geïncludeerd in de analyse van de literatuur (Ussher, 2014).
Referenties
- Hartmann-Boyce J, Lancaster T, Stead LF. Print-based self-help interventions for smoking cessation. Cochrane Database Syst Rev 2014;6:CD001118.
- Stead LF, Hartmann-Boyce J, Perera R, Lancaster T. Telephone counselling for smoking cessation.
Cochrane Database Syst Rev 2013b;8:CD002850. - Stead LF, Lancaster T. Group behaviour therapy programmes for smoking cessation. Cochrane Database Syst Rev 2005;2:CD001007.
- Ussher MH, Taylor AH, Faulkner GEJ. Exercise interventions for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews 2014, Issue 8. Art. No.: CD002295. DOI: 10.1002/14651858.CD002295.pub5.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-01-2017
Laatst geautoriseerd : 01-01-2017
Geplande herbeoordeling :
Algemene gegevens
Op initiatief van Stichting Partnership Stop met roken, Ministerie van VWS en het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG) is door de richtlijnwerkgroep de multidisciplinaire richtlijn Behandeling van tabaksverslaving geactualiseerd. De ontwikkeling werd methodologisch en organisatorisch ondersteund door het Trimbos-instituut en het NHG.
Doel en doelgroep
De richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving en Stoppen met Roken ondersteuning geeft aanbevelingen voor de behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken. De richtlijn geeft aanbevelingen ter ondersteuning van de praktijkvoering van alle professionals die betrokken zijn bij de zorgverlening aan deze groep mensen. Op basis van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en overige overwegingen geeft de richtlijn een overzicht van goed ('optimaal') handelen als waarborg voor kwalitatief hoogwaardige zorg. De richtlijn kan tevens richting geven aan een onderzoeksagenda voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken.
Afbakening
De richtlijn betreft de behandeling van patiënten van alle leeftijden, die al of niet gemotiveerd zijn om hun rookgedrag te veranderen. De kennis omtrent de volgende thema's is daarbij geactualiseerd:
- Gedragsmatige stoppen met roken ondersteuning;
- Farmacotherapie;
- E-health;
- E-sigaret.
De behandeling van tabaksverslaving en stoppen met roken bij speciale subgroepen zoals zwangere vrouwen, jongeren of personen met comorbide psychiatrische stoornissen worden niet specifiek belicht.
Samenstelling werkgroep
De richtlijnwerkgroep, onder voorzitterschap van Mw. Joke Lanphen, bestond uit: huisartsen, kinderartsen, verslavingsartsen, verpleegkundigen en longartsen, welke door de beroepsverenigingen werden afgevaardigd. Naast de richtlijnwerkgroep is een klankbordgroep samengesteld, welke werd gevraagd voorafgaand aan de commentaarfase schriftelijk te reageren op de conceptteksten. Leden van de klankbordgroep konden tevens worden gevraagd om tijdens een werkgroep-bijeenkomst mee te denken over een specifiek onderwerp. De richtlijnwerkgroep werd methodologisch en organisatorisch ondersteund door het technisch team van het Trimbos-instituut en het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG). Dit technisch team bestond uit een projectleider, richtlijnadviseur, informatiespecialist, literatuur reviewers, en een projectassistente. Onderstaande schema's geven een overzicht van de samenstelling van de richtlijnwerkgroep, de klankbordgroep en het ondersteunend technisch team.
Leden werkgroep
Naam |
Organisatie |
Beroep |
Mw. Joke Lanphen (Voorzitter) |
NHG |
Huisarts |
Mw. Linda Brandjes |
V&VN Longverpleegkundigen |
Verpleegkundig specialist |
Dhr. Niels Chavannes |
NHG |
Hoogleraar Huisartsgeneeskunde (LUMC) |
Mw. Esther Croes |
Trimbos-instituut |
Arts-epidemioloog |
Dhr. Ton Drenthen |
NHG |
Teamleider preventie & patiëntenvoorlichting |
Dhr. Robert van de Graaf |
VVGN |
Verslavingsarts |
Dhr. Roderik Kraaijenhagen |
NVVC |
Cardioloog |
Mw. Clara Mulder |
V&VN Praktijkverpleegkundigen & Praktijkondersteuners |
Praktijkverpleegkundige POH |
Dhr. Paul van Spiegel |
NVALT |
Longarts |
Mw. Monique Trijbels – Smeulders |
NVK |
Kinderarts |
Mw. Lidewij Wind |
NHG |
Huisarts |
Leden klankbordgroep
Hoofdstuk |
Naam |
Organisatie |
Beroep |
Farmacotherapie |
Dhr. Jasper Been |
NVK |
Kinderarts |
|
Mw. Yvonne Buunk – Werkhoven |
NVM- Mondhygiënisten |
Bestuurslid Onderwijs, Scholing & Wetenschap |
Gedragsmatige interventies |
Mw. Matty Crone |
LUMC |
Associate Professor prevention & community care |
E-health |
Mw. Dewi Segaar |
Alliantie Nederland Rookvrij |
Manager samenwerkingen |
|
Dhr. Sicco Scherjon |
NVOG |
Hoogleraar verloskunde & gynaecologie |
Methodologische ondersteuning
Naam |
Ondersteuning |
Dhr. Rogier van Rijn / Mw. C. Rietbergen |
Projectleider, Trimbos-instituut |
Mw. Danielle van Duin |
Richtlijnadviseur, Trimbos-instituut |
Mw. Jolanda Meeuwissen |
Richtlijnadviseur, Trimbos-instituut |
Dhr. Tjerk Wiersma |
Sr. wetenschappelijk medewerker, NHG |
Mw. Marleen Hermsen |
Reviewer, Trimbos-instituut |
Mw. Maureen van den Donk |
Reviewer, NHG |
Mw. Nelleke van Zon |
Projectassistent, Trimbos-instituut |
Mw. Angita Peterse |
Informatiespecialist, Trimbos-instituut |
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
In totaal kwam de werkgroep voorafgaand aan de commentaarfase 4 keer bijeen in een periode van 10 maanden (september 2015 – juni 2016). In deze periode werden de stappen van de methodiek voor evidence-based richtlijnontwikkeling (EBRO) doorlopen. De informatiespecialist verrichtte op systematische wijze literatuuronderzoek en de reviewers maakten een selectie in de gevonden onderzoeken. De reviewers beoordeelden de kwaliteit en inhoud van de aldus verkregen literatuur en verwerkten deze in evidence tabellen, beschrijvingen van de wetenschappelijke onderbouwing en wetenschappelijke (gewogen) conclusies. In de startbijeenkomst werden de resultaten van de search, selectie en de wetenschappelijke conclusies aan de werkgroep voorgelegd. Leden van de richtlijnwerkgroep gingen op basis van de gevonden literatuur met elkaar in discussie over praktijkoverwegingen (beschreven in de sectie “van bewijs naar aanbeveling”) en aanbevelingen. De werkgroepleden schreven samen met het technisch team van het Trimbos-instituut de concept richtlijntekst, welke ter becommentariëring openbaar is gemaakt.
Methode wetenschappelijke onderbouwing
De richtlijn is ontwikkeld volgens de methodiek van de evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO).
Zoekstrategie
Uitgangspunt is de CBO-richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving uit 2009. Om de uitgangsvragen te beantwoorden is door de informatiespecialist op systematische wijze gezocht naar richtlijnen en systematische reviews. In de literatuursearches is gezocht naar literatuur in de Engelse, Nederlandse, en Duitse taalgebieden. Voor het zoeken naar publicaties is gebruik gemaakt van de volgende informatiebronnen:
- Nederlandstalige richtlijnen via de website Artsenapotheker.nl
- Richtlijnen in de databank van National Guideline Clearinghouse via guideline.gov
- Internationale richtlijnen via het Guidelines international Network, afkomstig van GIN-leden (g-i-n.net)
- De databank van de National Health Service in Groot-Brittanië (evidence.nhs.uk)
- De Duitse databank voor richtlijnen, de Arbeitsgemeinschaft der Wissenschaftlichen Medizinischen Fachgesellschaften (AWMF), via de website leitlinien.net
- Cochrane database of Systematic Reviews
Voor Nederlandse richtlijnen is gezocht op de woorden roken, tabak, tabaksverslaving, nicotine, nicotineverslaving, sigaretten en e-sigaretten. In de Engelse bronnen is gezocht op de woorden: tobacco OR smoking OR nicotine OR e-cigarette* OR cigarette*. In de Duitste databank is gezocht op: Rauchen, Tabakrauchen, Tabakentwöhnung, Nikotinabhängigkeit, Zigaretten, e-Zigaretten. Na een eerste selectie kwamen hieruit 8 mogelijk relevante richtlijnen naar voren.
In de Cochrane Database of Systematic Reviews is gezocht op de volgende MESH termen: Smoking Cessation OR Tobacco Use OR Tobacco Use Disorder OR Tobacco Use Cessation Products OR Smoking. Hierbij zijn alle onderliggende termen meegenomen, behalve de termen onder Smoking. Aanvullend is in titel, abstract en keyword gezocht op: tobacco OR nicotine OR smoking OR e- cigarette* OR cigarette*. Er is gezocht naar systematische reviews vanaf 2008. De zoekstrategie leverde 151 artikelen op.
Waar mogelijk werd dit aangevuld met recente literatuur en onderzoeken die specifiek in Nederland uitgevoerd zijn. Deze documenten werden voornamelijk door experts of werkgroepleden aangeleverd.
Beoordeling van de kwaliteit van het bewijs
Voor het bewijs rondom interventies is het bewijs van de onderzoeken per uitkomstmaat gegradeerd met behulp van GRADE (Grading of Recommendations Assessment, Development and Evaluation). De kwaliteit van het bewijs kent daarbij vier niveaus, te weten; zeer laag, laag, matig en hoog.
Het studiedesign bepaalt de uitgangspositie van de kwaliteit van bewijs. Gerandomiseerde, gecontroleerde studies (RCT's) hebben over het algemeen meer bewijskracht dan observationele studies. Daarom is hun uitgangspositie hoog, terwijl de uitgangspositie van observationele studies laag is. De kwaliteit van het bewijs per uitkomstmaat wordt, behalve door de methodologische kwaliteit van de individuele onderzoeken, ook bepaald door andere factoren, zoals de mate van consistentie van de gevonden resultaten uit de verschillende onderzoeken en de precisie van de gevonden uitkomst.
Samenvatten van resultaten en conclusies
Van elk artikel is een samenvatting gemaakt in een zogenaamde 'evidence tabel', waarin de belangrijkste kenmerken van de onderzoeken zijn opgenomen. De formulering van de conclusies, gebaseerd op de studies uit de systematische literatuur search, is afgestemd op het GRADE niveau (zie tabel onder). Deze formulering sluit ook aan bij de ‘levels of evidence’ die is toegepast in de CBO-richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving uit 2009.
Formulering conclusies n.a.v. GRADE niveau
GRADE |
Formulering conclusies |
Hoog |
“Het is aangetoond dat…” |
Redelijk |
“Het is aannemelijk dat…” |
Laag |
“Er zijn aanwijzingen dat…” |
Zeer laag |
“Er zijn voorzichtige aanwijzingen dat…” |