Oefentherapie versus oefentherapie en corticosteroïdinjectie
Uitgangsvraag
Wat is de waarde van een subacromiale corticosteroidinjectie als aanvulling op oefentherapie bij patiënten met subacromiale schouderklachten?
Aanbeveling
Overweeg samen met de patient (met voorlichting over werking en bijwerking) een subacromiale injectie met corticosteroïden met een lokaal anestheticum om de oefentherapie te vergemakkelijken als oefentherapie niet adequaat kan worden uitgevoerd in verband met pijnklachten. Na de injectie dient de (z.n. begeleide) oefentherapie (gegeven door een oefen- of fysiotherapeut) weer hervat te worden.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Er is systematisch literatuuronderzoek verricht naar het effect van oefentherapie versus oefentherapie in combinatie met een corticosteroïdeninjectie bij patiënten met SAPS. Deze literatuursamenvatting is aanvullend op de literatuursamenvatting van de NHG, die systematisch naar literatuur heeft gezocht tot en met 2017. In deze zoekstrategie is aanvullend gezocht van 2017 tot 2024. In de literatuursamenvatting van de NHG was één RCT geïncludeerd (Crawshaw, 2010). Deze studie is geïncludeerd in deze literatuursamenvatting. Aanvullend werden nog vier gerandomiseerde studies geïncludeerd. De cruciale uitkomstmaten voor besluitvorming waren pijn, functioneren, complicaties, en recidief. De belangrijke uitkomstmaten waren patiënttevredenheid en terugkeer naar werk.
Voor de uitkomstmaten pijn en functie zijn de resultaten niet gepoold vanwege de variatie in follow-up duur en meetmethode. In slechts één van de vijf onderzoeken werd een klinisch relevante verbetering gevonden in beide uitkomstmaten na oefentherapie ten opzichte van oefentherapie plus een corticosteroïdeninjectie. De overige studies vonden geen verschillen. De bewijskracht was laag door het risico op bias en het beperkte aantal geïncludeerde patiënten. Recidief werd slechts in een enkele studie (Hsieh, 2023) gerapporteerd. Na 24 weken leek recidief minder vaak voor te komen bij oefentherapie ten opzichte van oefentherapie plus corticosteroïdeninjectie (lage bewijskracht). Complicaties werden in geen enkele studie gerapporteerd en konden daarom geen richting geven voor de besluitvorming.
Slechts één publicatie rapporteerde patiënttevredenheid. Hsieh (2023) vond geen verschillen tussen de interventie- en controlegroep (lage bewijskracht). Terugkeer naar werk werd in geen studie gerapporteerd. De totale bewijskracht voor de cruciale en belangrijke uitkomsten is laag. Uit de literatuur blijkt geen overtuigend voordeel voor oefentherapie met of zonder corticosteroïdeninjectie. De aanbeveling is daarom gebaseerd op andere argumenten.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Voor patiënten is verlichting van pijn belangrijk. Een subacromiale injectie met corticosteroïden en lidocaïne is voor de patiënt een Quick-fix, met meestal snelle vermindering van pijn gedurende enkele weken. De injectie wordt gegeven in een erg gevoelig gebied, maar slechts zelden wordt de pijn door de patiënt als onaanvaardbaar gezien.
Bij pijn die ondraagbaar is werkt een injectie meestal afdoende. Bij draaglijke pijn moet een patiënt de keuze krijgen waarbij het belangrijkste bezwaar benoemd moet worden: schade door het onvoldoende alert zijn op overbelasting. Voor patiënten is het dan ook belangrijk dat met hen wordt besproken dat de prik dient ter vermindering van de pijn, maar dat de injectie geen verbetering op pathologisch niveau geeft. Daarvoor is herstel van de bewegingsketen en relatieve rust nodig. Daarom is het voor patiënten belangrijk dat met hen ook een oefenadvies besproken wordt met restricties voor langdurige schouderbelasting, zoals bij werk en sport, echter wel met zo mogelijk een opbouw daarin.
De belangrijkste subgroep waarbij voorzichtigheid geboden is, zijn de mensen met diabetes mellitus. Bloedglucosespiegels kunnen na een corticosteroïdeninjectie 3-10 dagen verhoogd zijn.
Kosten (middelenbeslag)
De kosten van lidocaine en triamcinolon zijn vrij beperkt. Natuurlijk is de setting wel medebepalend voor de totale prijs. Gezien het beperkte bewijs in de literatuur zou een injectie in ieder geval geen routinehandeling moeten zijn. Volgens expert opinie heeft de patiënt met bewegingsbeperkingen door pijn echter wel degelijk te winnen bij een injectie. Gezien het slechts tijdelijke effect van het corticosteroïd dient de injectie wel gepaard te gaan met oefentherapie en advies.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Het lege artis injecteren mag gezien worden als een basisvaardigheid van elke arts of PA die zich met de schouder bezighoudt. Het consult aan de schouderexpert, de injectie en het bijbehorende advies is een interventie uit het basispakket. De subacromiale injectie is een vaardigheid die redelijk eenvoudig te leren is, maar zeker wel bijgehouden moet worden in combinatie met het doen van echografisch onderzoek. Scholing daarvoor is voor iedereen toegankelijk, en er zijn ook veel online vraagbaken. Voorzichtigheid dient getracht te worden bij mensen met een degeneratieve cuff (vanwege een groter risico op rupturen) en mensen met diabetes mellitus (vanwege het voorkomen van tijdelijke hyperglycaemie). Een beweegadvies, een gebruiksadvies, en bij speciale groepen (zoals mensen met diabetes mellitus) extra aandacht door de arts, PA, verpleegkundig specialist of een duidelijke folder instructie, moet een routine zijn bij elke injectie. Gezien het effect van steroïden op vermindering van weefselregeneratie wordt in het algemeen, op basis van expert opinion, een frequentie van maximaal 4-6 maal per jaar per zijde aangehouden.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Het argument tegen een routinematige injectie gevolgd door oefentherapie is de gebrekkige bewijsvorming in de literatuur. Op basis van de literatuur weegt de geringe meerprijs van een injectie niet op tegen het voordeel in tijd en comfort. Expert opinion is echter sterk overtuigend richting een gerichte injectie bij mensen die anders niet zouden kunnen bewegen door de pijn.
Bij mensen die weliswaar pijn hebben, maar nog vrijwel ongestoord bewegen, kan de voorkeur van de patiënt bepalend zijn. Een injectie moet in dat geval gepaard gaan met een duidelijk beweeg- en handeladvies, waarbij overbelasting voorkomen moet worden.
Onderbouwing
Achtergrond
Exercise therapy (with training of scapular rhythm and cuff loading and coordination) is the therapy of choice in SAPS, without (impending) cuff ruptures. In practice, a subacromial injection of corticosteroids is often given during or prior to therapy. Sometimes this injection serves to enable exercise; sometimes it is done routinely. It is unclear whether injection combined with exercise therapy provides demonstrable gains over exercise therapy alone in terms of pain, function, complications, recurrence, patient satisfaction and return to work and sport.
Conclusies
Pain
Low GRADE |
Exercise therapy may result in little to no difference in pain when compared with corticosteroid injection + exercise therapy in patients with SAPS.
Source: Crashaw (2010), Hajivandi (2021), Hsieh (2023), Raeeshi (2022), ElGendy (2023) |
Function
Low GRADE |
Exercise therapy may result in little to no difference in function when compared with corticosteroid injection + exercise therapy in patients with SAPS.
Source: Crashaw (2010), Hajivandi (2021), Hsieh (2023), Raeeshi (2022) |
Complications
No GRADE |
No evidence was found regarding the effect of exercise therapy on complications when compared with corticosteroid injection + exercise therapy in patients with SAPS. |
Recurrence
Low GRADE |
Exercise therapy may reduce the risk of recurrence when compared with corticosteroid injection + exercise therapy in patients with SAPS.
Source: Hsieh (2023) |
Patient satisfaction
Low GRADE |
Exercise therapy may result in little to no difference in patient satisfaction when compared with corticosteroid injection + exercise therapy in patients with SAPS.
Source: Hsieh (2023) |
Return to work
no GRADE |
No evidence was found regarding the effect of exercise therapy on return to work when compared with corticosteroid injection + exercise therapy in patients with SAPS. |
Samenvatting literatuur
Results
Pain
Crashaw (2010) reported on pain using the SPADI Pain subscale (ranging from 0-100; the higher a patient scores on the SPADI, the greater the pain/limitation in activities) at respectively 6 weeks and 12 weeks. At 6 weeks, the mean difference in SPADI Pain score was 7.7 (95% CI 4.5 to 11.0) in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference is not considered clinically relevant. At 12 weeks, the mean difference in SPADI Pain score was 3.8 (95% CI -0.65 to 8.3) in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference is not considered clinically relevant.
Hajivandi (2021) reported pain scores using the VAS after the intervention (follow-up period was not specified). In the intervention group (exercise therapy) the mean VAS score was 4.00) (SD 0.91) and in the control group (exercise therapy + injection) the mean VAS score was 3.56 (SD 0.66). The MD was 0.44 (95% CI 0.05 to 0.83) in favor of the control group. This difference was not considered clinically relevant.
Hsieh (2023) reported on pain using the SPADI 8 weeks post intervention. The mean SPADI scores in the intervention group (exercise therapy) and control group (exercise therapy + injection) were respectively 32.7 (22.4) and 37.5 (26.6) (MD: -4.80, 95% CI -17.20 to 7.60) in favour of the intervention group (exercise therapy only). This difference was not considered clinically relevant. Additionally, the VAS at rest (0-100) was measured 8 weeks post intervention and these scores were respectively 13.1 (18.4) and 14.1 (21.5) in the intervention and control group (MD: -1.00, 95% CI -11.10 to 9.10) in favor of the intervention group (exercise only). This difference was not considered clinically relevant.
Raeeshi (2022) reported on pain using the VAS scale (range 0-10) at three and six months follow-up. At three months follow-up, the mean VAS score in the intervention group was 3.05 (SD: 2.17) and in the control group 1.19 (SD: 1.36). The mean difference was 1.86 (95% CI 0.78 to 2.94) in favor of the control group (exercise therapy plus injection). This difference was considered clinically relevant. At six months follow-up, the mean VAS score in the intervention group was 2.23 (SD: 1.99) and in the control group 0.62 (SD 0.59). The mean difference was 1.61 (95% CI 0.74 to 2.48) in favor of the control group (exercise therapy plus injection). This difference was considered clinically relevant.
ElGendy (2023) reported on pain using the SPADI score at 4 weeks post intervention and at 12 weeks post intervention.
At 4 weeks, the mean SPADI score in respectively the intervention and control group were 30.09 ± 19.61 and 23.28 ± 11.86 (MD: 6.81, 95% CI -3.23 to 16.85 in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference was not considered clinically relevant.
At 12 weeks, the mean SPADI score in respectively the intervention and control group were 32.23 ± 19.88 and 22.39 ± 11.08 (MD: 9.84, 95% CI -0.13 to 19.81 in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference was not considered clinically relevant.
Function
Crawshaw (2010) reported on function using the SPADI subscale disability (ranging from 0-100; the higher a patient scores on the SPADI, the greater the pain/limitation in activities) at respectively 6 and 12 weeks. At 6 weeks, the mean difference in SPADI score was 7.1 (95% CI 4.0 to 10.1) in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference was not considered clinically relevant. At 12 weeks, the mean difference in SPADI score was 2.9 (95% CI -1.1 to 6.9) in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference was not considered clinically relevant.
Hajivandi (2021) reported on function using the DASH after the intervention (follow-up period was not specified). In the intervention group (exercise therapy) the mean DASH score was 48.77 (SD 4.0) after the intervention, and in the control group (exercise therapy + injection) the mean DASH score was 45.91 (SD 4.12) after the intervention. The MD was 2.86 (95% CI 0.87 to 4.85). This difference was not considered clinically relevant.
Hsieh (2023) reported on function using the using SPADI 8 weeks post intervention. In the intervention group, the mean SPADI score was 24.8 (SD: 21.7) and in the control group, the mean SPADI score was 28 (SD: 23.8). The mean difference was -3.20 (95% CI -14.72 to 8.32) in favor of the intervention group (exercise therapy only). This difference was not considered clinically relevant. Additionally, Hsieh (2023) used the Western Ontario Rotator Cuff (WORC) in which a higher score indicates worse functioning. The WORC score was 592.3 (SD 485.7) in the intervention group and 647.4 (SD: 547.5) in the control group 8 weeks post intervention. The mean difference was -55.10 (95% CI -316.54 to 206.34) in favor of the intervention group (exercise therapy only). This difference was not considered clinically relevant.
Raeeshi (2022) reported on function at three and six months follow-up.
At three months follow-up, Raeeshi reported on function using the SPADI, the DASH score, and the WORC score.
With regards to the SPADI score, at three months follow up the mean SPADI score in the intervention and control groups was respectively 21.79 (13.11) and 10.04 (10.49). The mean difference was 11.75 (95% CI 4.67 to18.83) in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference was not considered clinically relevant.
With regards to the DASH score, at three months follow up the mean DASH score in the intervention and control groups was respectively 23.33 (16.42) and 8.70 (9.55). The mean difference was 14.52 (95% CI 6.53 to 22.51) in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference was not considered clinically relevant.
With regards to the WORC score, at three months follow up the mean WORC score in the intervention and control groups was respectively 19.24 (12.99) and 12.41 (12.01). The mean difference was 6.83 (95% CI -0.64 to 14.30) in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference was not considered clinically relevant.
At six months follow-up, Raeeshi reported on function using the SPADI, the DASH score, and the WORC score.
With regards to the SPADI score, at six months follow up the mean SPADI score in the intervention and control groups was respectively 18.18 (16.93) and 6.87 (6.97). The mean difference was 11.31 (95% CI 3.63 to 18.99) in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference was not considered clinically relevant.
With regards to the DASH score, at six months follow up the mean DASH score in the intervention and control groups was respectively 19.09 (18.90) and 4.26 (5.08). The mean difference was 14.83 (95% CI 6.64 to 23.02) in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference was considered clinically relevant.
With regards to the WORC score, at six months follow up the mean WORC score in the intervention and control groups was respectively 18.45 (15.70) and 6.57 (7.56). The mean difference was 11.88 (95% CI 4.57 to 19.19) in favor of the control group (exercise therapy + injection). This difference was not considered clinically relevant.
ElGendy (2023) did not report on function.
Complications
No study reported on complications
Recurrence
Hsieh (2023) reported the recurrence of symptoms until 24 weeks post interventions. Recurrence was defined as a new episode of moderate shoulder pain lasting more than 1 day following a period of at least 1 week pain free (pain intensity 0 or 1) or as an episode of care seeking for the same problem. In the intervention group, 3 patients (7%) indicated having recurrence of symptoms. In the control group, 6 patients (17%) indicated having recurrence of symptoms. The RR was 0.57 (95% CI 0.16 to 2.08) in favor of the intervention group. This difference was considered clinically relevant.
Crashaw (2010), Hajivandi (2021) , Raeeshi (2022), and ElGendy (2023) did not report recurrence.
Patient satisfaction
Hsieh (2023) evaluated patient’s evaluation of the treatment effect which was assessed by the answer to one question: ‘Is the treatment effective?’ scored on a Likert scale (very effective =1, effective=2, no change=3, worse =4, much worse=5). In the intervention group, the mean score was 3.1 (SD 1.7) and in the control group the mean score was 3.7 (SD: 1.1). The MD was -0.60 (95% CI -1.34, 0.14) in favor of the intervention group (exercise only). This difference was not considered clinically relevant.
Crashaw (2010), Hajivandi (2021), Raeeshi (2022), and ElGendy (2023) did not report patient satisfaction.
Return to work
No study reported return to work.
Level of evidence of the literature
The level of evidence for all outcome measures was based on randomized trials and therefore started at high.
Pain
The level of evidence regarding the outcome measure pain was downgraded by two levels to LOW because of study limitations (risk of bias; -1); and small samples within the studied populations (imprecision; -1).
Function
The level of evidence regarding the outcome measure function was downgraded by two levels to LOW because of study limitations (risk of bias; -1); and small samples within the studied populations (imprecision; -1).
Complications
The level of evidence regarding the outcome measure complications could not be determined due to a lack of data.
Recurrence
The level of evidence regarding the outcome measure recurrence was downgraded by two levels to LOW because of number of studied and included patients (imprecision; -2).
Patient satisfaction
The level of evidence regarding the outcome measure patient satisfaction was downgraded by two levels to LOW because of number of studied and included patients (imprecision; -2).
Return to work
The level of evidence regarding the outcome measure return to work could not be determined due to a lack of data.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
What are the benefits and harms of subacromial corticosteroid injection in addition to exercise in patients with subacromial shoulder complaints?
Patients |
patients with SAPS |
Intervention |
exercise therapy |
Control |
corticosteroid injection + exercise therapy |
Outcomes |
pain, function, complications, recurrence, patient satisfaction, return to work |
Relevant outcome measures
The guideline development group considered pain, function, complications, and recurrence as a critical outcome measure for decision making; and patient satisfaction and return to work as an important outcome measure for decision making.
The guideline development group defined the outcome measures as follows:
- Patient reported outcomes measures for function: CMS, DASH, WORC, ASES, DSST, OSS
- Pain: VAS-scale (0-10 points or 0-100mm scale)
- Complications/adverse events: re-rupture, frozen shoulder and infection
- Patient satisfaction: self-reported satisfaction with treatment and/or function
The guideline development group defined the minimal clinically (patient) important differences as follows:
- Patient reported outcome measures:
- CMS: 15 points on a 100-point scale (Holmgren, 2014)
- DASH: 13 on a 100 point scale (Koorevaar, 2018)
- WORC: -282.6 on a 2100 point scale (Gagnier, 2018)
- ASES: 9 on a 100 point scale (Gagnier, 2018)
- DSST: 2.8 on a 12 point scale (Van Kampen, 2013)
- OSS: 5 points on a 48-point scale (Nyring, 2021)
- SPADI: 14 on a 100 point scale (Dabija, 2019)
- Pain
- 1/10 points or 10/100 points on a VAS scale
- Complications/adverse events:
- Recurrence: : 25% (RR ≤ 0.80 and ≥ 1.25)
- Frozen shoulder: 25% (RR ≤ 0.80 and ≥ 1.25)
- Infection: 25% (RR ≤ 0.80 and ≥ 1.25)
- Patient satisfaction: difference of 25% (RR ≤ 0.80 and ≥ 1.25) or 1/10 points or 10/100 points on a VAS scale.
- Return to work: difference of 25% (RR ≤ 0.80 and ≥ 1.25)
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms from 2017 until 08-03-2024. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 264 hits. Studies were selected based on the following criteria:
- Study design: randomized controlled trial or systematic review
- Patients with SAPS in adulthood
- Comparing exercise therapy versus exercise therapy and subacromial corticosteroid injection.
- Describing at least one of the relevant outcomes specified in the PICO.
- Published from 2017 onwards (search date NHG standard) (see: Schouderklachten - totstandkoming versie 4.1.pdf (nhg.org) Uitgangsvraag 6.4 blz. 28 en search p. 56).
- Follow-up duration: ½ year / 6 months
22 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 17 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and 5 studies were included.
Results
A total of 5 studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Referenties
- Dabija DI, Jain NB. Minimal Clinically Important Difference of Shoulder Outcome Measures and Diagnoses: A Systematic Review. Am J Phys Med Rehabil. 2019 Aug;98(8):671-676. doi: 10.1097/PHM.0000000000001169. PMID: 31318747; PMCID: PMC6649681.
- Gagnier JJ, Robbins C, Bedi A, Carpenter JE, Miller BS. Establishing minimally important differences for the American Shoulder and Elbow Surgeons score and the Western Ontario Rotator Cuff Index in patients with full-thickness rotator cuff tears. J Shoulder Elbow Surg. 2018 May;27(5):e160-e166. doi: 10.1016/j.jse.2017.10.042. Epub 2018 Jan 4. PMID: 29307675.
- Holmgren T, Oberg B, Adolfsson L, Björnsson Hallgren H, Johansson K. Minimal important changes in the Constant-Murley score in patients with subacromial pain. J Shoulder Elbow Surg. 2014 Aug;23(8):1083-90. doi: 10.1016/j.jse.2014.01.014. Epub 2014 Apr 13. PMID: 24726486.
- Koorevaar RCT, Kleinlugtenbelt YV, Landman EBM, van 't Riet E, Bulstra SK. Psychological symptoms and the MCID of the DASH score in shoulder surgery. J Orthop Surg Res. 2018 Oct 4;13(1):246. doi: 10.1186/s13018-018-0949-0. PMID: 30286775; PMCID: PMC6172756.
- Nyring MRK, Olsen BS, Amundsen A, Rasmussen JV. Minimal Clinically Important Differences (MCID) for the Western Ontario Osteoarthritis of the Shoulder Index (WOOS) and the Oxford Shoulder Score (OSS). Patient Relat Outcome Meas. 2021 Sep 22;12:299-306. doi: 10.2147/PROM.S316920. PMID: 34588833; PMCID: PMC8473013.
- van Kampen DA, Willems WJ, van Beers LW, Castelein RM, Scholtes VA, Terwee CB. Determination and comparison of the smallest detectable change (SDC) and the minimal important change (MIC) of four-shoulder patient-reported outcome measures (PROMs). J Orthop Surg Res. 2013 Nov 14;8:40. doi: 10.1186/1749-799X-8-40. PMID: 24225254; PMCID: PMC3842665.
Evidence tabellen
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention |
Control
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Crashaw (2010) |
Study design: Pragmatic randomised clinical trial simple block randomisation was performed for seven sites based on a computer generated randomisation list.
Setting and Country: Leeds, London, UK
Source of funding and conflicts of interest: The study was funded by a project grant 17236 from Arthritis Research UK. No competing interests declared by all authors. |
Inclusion criteria Adults aged 40 or over with subacromial impingement syndrome who reported moderate or severe shoulder pain and were referred from primary care.
Exclusion criteria: Not reported
N total at baseline: 232 Intervention: 117 Control: 115
Important prognostic factors2:
Mean age (year) total study population: 56 (range 40-78 years). Over half were woman. All had shoulder pain for a median of 16 weeks (IQR 12-28 weeks)
Groups comparable at baseline? Unknown |
Describe intervention (treatment/procedure/test):
The group (n = 117; average duration of complaints 17 weeks, range 12-28 weeks) only received the combination of exercise therapy and manual therapy. The physiotherapist determined the duration of the treatment treatment and chose which exercises or mobilization technique(s) were applied (from a list of 23 exercises/mobilization techniques). |
Describe control (treatment/procedure/test):
The group (n = 115) received a corticosteroid injection (20 mg triamcinolone acetonide + 4.5 ml 1% lidocaine) and a combination of exercise therapy and manual therapy (n = 115; average duration of complaints 14 weeks, range 10-26 weeks). The injection could be repeated after 6 weeks for moderate or severe pain. |
Length of follow-up: 24 weeks
Loss-to-follow-up: not reported Intervention: N (%): 1 Reasons (describe)
Control: N (%): 20 Reasons (describe)
Incomplete outcome data: not reported Intervention: N (%) Reasons (describe)
Control: N (%) Reasons (describe)
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
6 weeks
Pain
Using the SPADI Pain subscale (0-100) Mean: I: 44.7 C: mean shoulder pain was 7.7. points less MD: 7.7, 95% CI 4.5 to 11.0
Function
Using the SPADI subscale disability (0-100) Mean I: 36.1 points C: 7.1 points more compared to the intervention group MD: 7.1, 95% CI 4.0 to 10.1
Complications No adverse events were reported in either group.
Risk of recurrence Not reported
patient satisfaction not reported
Return to work / active participation Not reported
12 weeks
Pain
Using the SPADI Pain subscale (0-100) Mean: I: 38.7 C: mean shoulder pain was 3.8 points less MD: 3.8, 95% CI -0.65 to 8.3
Function Using the SPADI subscale disability (0-100) Mean I: 29.7 points C: 2.9 points more compared to the I MD: 2.9 (95% CI -1.1 to 6.9)
Complications No adverse events were reported in either group.
Risk of recurrence Not reported
patient satisfaction not reported
Return to work / active participation Not reported
|
Comments:
A corticosteroid injection prior to exercise therapy probably has a small, but insignificant effect on shoulder pain and function after 6 weeks and no effect on pain and shoulder function after 12 weeks compared to exercise therapy without corticosteroid injection.
Trial registration number ISRCTN 25817033; |
Hajivandi (2021) |
Study design: Randomized clinical trial study
Setting and Country: patients who had complete rotator cuff rupture in the period of February 2017 to November 2016 were identified and enrolled in the study. Patients were referred to the orthopedic clinic and assessed after signing the informed consent. University of Iran
Source of funding and conflicts of interest: Funding:
Conflict:
|
Inclusion criteria patients with an age range of 30 to 70 years who were diagnosed with complete rotator cuff degenerative rupture with MRI and clinical examination and were consciously and cooperatively willing to participate in the study.
Exclusion criteria: any concomitant shoulder disease such as infection, fracture, and tumor as well as trauma during treatment and therapeutic intervention by other people
N total at baseline: 96 patients Intervention: 32 Control: 32
Another group is not included in this summery, in this group patients were solely provided steroids.
Important prognostic factors2: For example Mean age (year):
Gender More than 80% of patients in each group were female.
I: 84.4% female C: 81.3% female
Mean age I: 51.78 ± 7.37 C: 50.87 ± 5.65
Groups comparable at baseline? Yes |
Describe intervention (treatment/procedure/test):
The first group underwent 12 sessions of physiotherapy in the form of massage, rotator cuff and scapular muscle stretching exercises, strengthening exercises and modalities including laser, transcutaneous electrical nerve stimulation (TENS), and ultrasound (US) twice a week for 6 weeks with a duration of 45 minutes per session including 30 minutes of electrotherapy and 15 minutes of manual therapy training.
|
Describe control (treatment/procedure/test):
The group was injected with 8 mg of methylprednisolone and 1 ml of lidocaine 2% and, two days later, underwent 6 sessions of physiotherapy by a rehabilitation specialist twice a week for 3 weeks. The duration of each session was 45 minutes, including 30 minutes of electrotherapy and 15 minutes of manual therapy training; after 6 sessions of physiotherapy at the end of the third week, the injection was performed, and the other 6 sessions of physiotherapy twice a week for 2 weeks were performed with a duration of 45 minutes per session.
All groups were instructed not to use NSAIDs or herbal and home remedies either orally or systemically or topically during the study. |
Length of follow-up: Not reported
Loss-to-follow-up: not reported Intervention: N (%): Reasons (describe)
Control: N (%): Reasons (describe)
Incomplete outcome data: Intervention: N (%) Reasons (describe)
Control: N (%) Reasons (describe)
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Pain Using the VAS:
Before intervention: I: 5.53 ± 0.62 C: 5.59 ± 0.66
After intervention: I: 4.00 ± 0.91 C: 3.56 ± 0.66
Function Using the DASH:
Before intervention: I: 57.21 ± 4.15 C: 56.77 ± 3.65
After intervention: I: 48.77 ± 4.0 C: 45.91 ± 4.12
Complications Not reported
Risk of recurrence Not reported
Patient satisfaction not reported
Return to work / active participation Not reported |
Comments:
This trial is registered with IRCT20200102045987N1.
Conclusion: In the present study, despite the significant decrease in VAS and DASH scores in all three groups, no significant differences were observed between the two physiotherapy treatment approaches and CSI in the VAS and DASH scores. Instead, people who received both treatments showed significantly lower VAS as well as DASH scores than the other two groups. |
Hsieh (2023)
|
Study design: Prospective, three-arm randomised controlled trial
Setting and Country: Patients with chronic subacromial bursitis were recruited from the department of Physical Medicine and Rehabilitation of the Shin Kong Wu Ho-Su Memorial Hospital. Trial was conducted from 1 August 2018 through 31 July 2020.
Source of funding and conflicts of interest: The study was financially supported by the National Science and Technology Council of Taiwan (no. NSTC 107-2314-B-341-002 and NSTC 108-2314-B-341-002).
Conflict: The author(s) declared no potential conflicts of interest with respect to the research, authorship, and/or publication of this article. |
Inclusion criteria Patients with chronic subacromial bursitis. (1) shoulder pain for more than 3 months, (2) age ≥20 years old, (3) pain on shoulder abduction or internal rotation with a pain visual analogue scale (VAS) score ≥4, (4) a painful arc of motion or pain on range of motion of shoulder (particularly abduction or internal rotation) with an empty or soft end feel, (5) positive shoulder impingement test (Neer’s test and/or Hawkin’s test) and (6) pain reduction ≥40% on active shoulder abduction or internal rotation at the terminal range after a diagnostic block (ultrasound-guided injection of 3 mL of 1% lidocaine into the subacromial subdeltoid bursa).
Exclusion criteria: (1) a history of Uncontrolled systemic diseases, for example, blood dyscrasia, malignant neoplasms, and serious infection; (2) previous fracture, dislocation or surgery of the affected shoulder; (3) evidence of a rotator cuff tear or tendinopathy, demonstrated by positive resistive tests and/or ultrasonographic findings; (4) calcification of the rotator cuff, demonstrated by X-ray or ultrasonographic findings; (5) the presence of arthritis (or >30% limitation of passive range of motion on shoulder abduction or external rotation) or instability of the affected shoulder; (6) the presence of cervical radiculopathy or myelopathy; and (7) having received a corticosteroid subacromial or shoulder joint injection in the past 3 months.
N total at baseline:
Patients were divided into corticosteroid injection (N=36), physiotherapy (N=40) and combined (N=35) groups. Two corticosteroid subdeltoid injections in corticosteroid group, 8-week phys ical therapy emphasising on therapeutic exercise in physiotherapy group, and combined both treatments in combined group
total: 96 patients Intervention: 28 Control: 32
Important prognostic factors2: For example Mean age (year): I: 56.9 years C: 54.2 years
Gender, Female I: 25 (62%) C: 23 (66%)
Groups comparable at baseline? Yes |
Describe intervention (treatment/procedure/test):
physical therapy (physiotherapy group); received 8-week physical therapy programme.
The physiotherapy programme consisted of hot pack, interferential therapy, and exercise programme, which includes stretch exercise, mobilisation of the glenohumeral joint, manual pressure to the possible trigger points, scapular stabilisation exercise, and strengthening exercise of the rotator cuff, trapezius, and serratus anterior muscles. Regarding scapular stabilisation exercise, the first step was guiding patients to find the scapular neutral position. It was the mid-position between their available range of scapular upward and down ward rotation, protraction and retraction, posterior and anterior tilt. Patients were instructed to maintain the neutral position by visual, auditory or kinaesthetic cues, and were consequently be taught to find the neutral position themselves. Patients were then asked to maintain scapular neutral position when doing shoulder flexion, abduction, internal and external rotation to the full range. Once scapular control was improved, resistance exercises of the rotator cuff and muscles related to scapular control (serratus anterior, middle and lower trapezius muscles, etc.) were added to the programme. The physiotherapy programme was supervised by a senior physical therapist and was conducted 3 times/week, for 8 weeks. |
Describe control (treatment/procedure/test):
corticosteroid injection and physiotherapy (combined group): received 8-week physical therapy programme and received 8-week physical therapy programme. I If symptoms completely subsided after the first injection, the second injection was held.
2 mL triamcinolone (1 mL/10 mg) and 3 mL 1%xylocaine were injected into the affected subacromial-subdeltoid bursa under ultrasound guidance. The injection was administered with a 22-gauze, 1.5-inch needle via a lateral approach with the patient sitting up. Injections were repeated after 2 weeks. Two injections with this interinjection interval were selected due to the size of the bursa and possibility of adhesions, requiring multiple injections. If patients were symptom-free after the first injection, no more injections would be given. All of the injections were administered by a senior physician who was a board-qualified physiatrist and ultrasonographer in musculoskeletal medicine.
|
Length of follow-up: 8 weeks
Loss-to-follow-up: Intervention: N (%): 1 Reasons (describe)
Control: N (%): 20 Reasons (describe)
Incomplete outcome data: Intervention: N (%) Reasons (describe)
Control: N (%) Reasons (describe)
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
8 weeks postop
Pain using SPADI I: 32.7 (22.4) C: 37.5 (26.6)
VAS at rest I: 13.1 (18.4) C: 14.1 (21.5)
Function
using SPADI I: 24.8 (21.7) C: 28 (23.8)
Using WORC I: 592.3 (485.7) C: 647.4 (547.5)
Complications
Risk of recurrence Recurrence of symptoms in 24 weeks, Yes I: 3 (7%) C: 6 (17%)
Patient satisfaction Patients evaluation I: 3.1 (1.7) C: 3.7 (1.1)
Return to work / active participation Not reported
|
Comments:
The study was registered on ClinicalTrials. gov (no. NCT03871465)
Conclusion: Corticosteroid subdeltoid injection, or combined with physiotherapy, was superior to physiotherapy alone, but the recurrence rate was least in the physiotherapy group.
The pain VAS score, one of the commonly used measures of pain intensity, was obtained using a 100-mm-long horizontal line, with 0 mm on the left indicating no pain and 100 mm on the right indicating most imaginable pain.
The SPADI, a self-administered questionnaire used to assess the pain and disability associated with shoulder diseases, consists of 13 items that are divided into 2 subclasses, with 5 items for pain and 8 items for disabilities. The total SPADI score ranges between 0 and 100, with a higher score indicating a worse condition.
The SDQ is a symptoms-related questionnaire containing 16 items describing common situations that may induce symptoms in patients with shoulder disorders. The final score ranges between 0 (no disability) and 100 (the worst situation). The minimal clinical important difference of SDQ is unknown.
Patient’s evaluation of the treatment effect included the answer to one question: ‘Is the treatment effective?’ scored on a Likert scale (very effective =1, effective=2, no change=3, worse =4, much worse=5).
Recurrence was defined as a new episode of moderate shoulder pain lasting more than 1 day following a period of at least 1 week pain free (pain intensity 0 or 1) or as an episode of care seeking for the same problem. |
Raeeshi (2022) |
Study design: Double-blind, parallel Randomized Controlled Trial (RCT)
Setting and Country: The trial was carried out in a primary care-based physiotherapy service run by specialist practitioners that treat patients with a range of musculoskeletal conditions – a physiotherapist specializing in shoulder conditions for more than five years. An orthopaedist undertook clinical assessments of recruited patients according to eligibility criteria. Patients with SAPS symptoms, recruited from various sources, were referred to an orthopaedic shoulder specialist to be identified whether they had the criteria to enter the study.
Source of funding and conflicts of interest: Funding: AcknowledgementThis study is part of MSc thesis of Mr. Javad Raeesi. Special thanks to Mashhad University of Medical Sciences (MUMS) for the support [Master thesis grant no: 981570]. Also, we acknowledge the staff of the Rehabilitation section of the Ghem Hospital, MUMS, IR; especially Mr Zarandi, who provided valuable assistance in sample collection. This work was supported by a MSc thesis grant from Mashhad University of Medical Sciences (MUMS), Mashhad, Iran [Master thesis grant no: 981570].
Conflict: None of the authors has any financial or other interests relating to the manuscript to be submitted for publication in the Journal of Disability and Rehabilitation. |
Inclusion criteria (1) were Persian native speakers; (2) were aged 18–70; (3) Confirmed to have SAPS using the clinical cluster testing (more than three positive tests out of five): painful-arc motion during flexion or abduction, Hawkins-Kennedy test (shoulder elevation to 90 degrees, elbow flexed to 90 degrees, then passively internally rotate the humerus) , pain or weakness on resisted lateral rotation or abduction, Neer impingement test, and Empty can (Jobe) test, (4) have shoulder pain for more than 4 weeks, with the severity of more than three points (moderate or severe) based on the Visual Analog Scale (VAS). (corticosteroid injection is not routinely used for mild pain).
Exclusion criteria: (1) Red flags as stated in the BESS guideline; (2) Previous shoulder surgery, dislocation, or fracture; (3) Bilateral shoulder pain, concomitant cervical radicular pain, or shoulder pain referred from the cervical spine that can be provoked by active neck movement; (4) Clinical signs of full-thickness rotator cuff tear; (5) Other shoulder disorders (e.g., frozen shoulder and/or severe degenerative joint disease); (6) Systematic pathologies including arthritis or neurological disease affecting the shoulder; (7) History of receiving corticosteroid injections or any physiotherapy intervention for shoulder pain within the last 6 months; (8) Contraindications to corticosteroid injection including pregnancy.
N total at baseline: Intervention: 22 Control: 21
Important prognostic factors2: For example Mean age (SD): I: 45.27 (13.09) C: 50.62 (12.49)
Gender, Female (n, %) I: 9 (41%) C: 13 (62%)
Groups comparable at baseline? Yes |
Describe intervention (treatment/procedure/test):
Physiotherapy group with a program including an individually tailored exercise and manual therapy program prescribed and supervised by a physiotherapist, involving up to 12 face-to-face sessions over 4 weeks (n=25);
patients in the physiotherapy group started their program immediately after randomization. Both groups received a handout pamphlet about managing their symptomatic shoulder and were discouraged, but not prohibited, from seeking additional care during the study period.
|
Describe control (treatment/procedure/test):
Combined group with the same treatment program, preceded by corticosteroid injection (n=25). The corticosteroid, composed of 1cc triamhexal mixed with 2cc lidocaine, was injected using an anterolateral approach with a 20mm needle (Sterican, B. Braun Melsungen AG) and a 5cc syringe.
Patients in the combined group received one landmark-guided injection in the shoulder subacromial bursa by an orthopedic surgeon. Patients were advised to take care of their shoulders and avoid heavy lifting for 48 hours post-injection. Patients in the combined group started their physiotherapy program between 4 and 7days after the injection. Both groups received a handout pamphlet about managing their symptomatic shoulder and were discouraged, but not prohibited, from seeking additional care during the study period. |
Length of follow-up: 6 months
Loss-to-follow-up: Intervention: N (%): 1 Reasons (describe)
Control: N (%): 20 Reasons (describe)
Incomplete outcome data: Intervention: N (%) Reasons (describe)
Control: N (%) Reasons (describe)
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
3 months follow-up
Pain Using the VAS (Mean, SD) I: 3.05 (2.17) C: 1.19 (1.36) Cohen’s d: 1.02, 99% CI 0.35 to 3.35
Function
Using the SPADI I: 21.79 (13.11) C: 10.04 (10.49) Cohen’s d: 0.98, 99% CI 1.92 to 21.55
Using the DASH I: 23.33 (16.42) C: 8.70 (9.55) Cohen’s d: 1.08, 99% CI 3.48 to 25.76
Using the WORC I: 19.24 (12.99) C: 12.41 (12.01) Cohen’s d: 0.54, 99% CI -3.48 to 17.15
6 months follow-up
Pain Using the VAS (Mean, SD) I: 2.23 (1.99) C: 0.62 (0.59) Cohen’s d: 1.08, 99% CI 0.35 to 3.35.
Function Using the SPADI I: 18.18 (16.93) C: 6.87 (6.97) Cohen’s d: 0,86, 99% CI 0.54 to 22.07
Using the DASH I: 19.09 (18.90) C: 4.26 (5.08) Cohen’s d: 1.05, 99% CI 3.30 to 26.35
Using the WORC I: 18.45 (15.70) C: 6.57 (7.56) Cohen’s d : 0.95, 99% CI 1.64 to 22.11.
Complications Not reported
Risk of recurrence Not reported
Patient satisfaction not reported Not reported
Return to work / active participation Not reported Not reported
|
Comments:
Trial registration number: IRCT20201010048980N1
Conclusion: In conclusion, evidence obtained from this study indicates that the effects of physiotherapy plus corticosteroid injection could be more clinically effective and long-lasting than physiotherapy alone in improving pain intensity, disability, quality of life, and treatment effectiveness in patients with SAPS in the medium-term.
The pain intensity was assessed using a Visual Analog Scale (VAS). Patients were asked to determine their pain intensity on a 0–10 points scale in which 0 indicates no pain and 10 indicates the most severe pain experienced.
Disability was assessed using two self-reported questionnaires: The Shortened Disability of the Arm, Shoulder, and Hand (Quick- DASH) questionnaire and the Shoulder Pain and Disability Index (SPADI). The Quick-DASH, which its Persian version has been validated to use in Iran (with a 0.89 ICC score), comprises 11 items that measure upper limb physical disabilities and symptoms. Final scores range from 0 to 100 (“no disability” to “completely disabled”). The SPADI is a 0 to 100-point, 13-item, self-administered questionnaire (lesser scores express poor outcomes) divided into two subscales: a 5-item pain subscale and an 8-item disability subscale. The Persian version of SPADI has been validated to use in Iran and has adequate responsiveness to clinical changes in shoulder disorders [33]. Our primary outcome was SPADI due to prior sample sizing calculation on disability.
Cohen's d of 0.2, 0.5, 0.8 are considered small, medium and large effect sizes respectively |
ElGendy (2023) |
Study design: This study was a three-arm parallel-group, assessor, and patient-blinded, randomized controlled trial.
Setting and Country: This study was performed at the physical therapy outpatient clinic of El-Safa General Hospital, Damietta, Egypt, between September 2019 and October 2021.
Source of funding and conflicts of interest: Funding: Conflict: Financial disclosure statements have been obtained, and no conflicts of interest have been reported by the authors or by any individuals in control of the content of this article. |
Inclusion criteria To be eligible, the individual should present SIS for more than 3 mos without signs of chronic inflammation or shoulder degeneration. The included patients were diagnosed by an orthopedist with a stage II Neer classification of unilateral SIS. Two or more of the following provocative tests for SIS were positive in the patients: Neer test, painful arc test, Hawkins-Kennedy test, and external rotation test.
Exclusion criteria: Patients were excluded from the study if they had a body mass index >30 kg/m2, frozen shoulders, rheumatoid arthritis, arthritis of the shoulder, shoulder instability, previous shoulder surgery or trauma, history of dislocation/subluxation of the shoulder, fracture of the shoulder girdle, congenital anomalies or internal metallic fixation of the shoulder, gout, cervical radiculopathy, full-thickness tear of the rotator cuff, neurologic or systemic diseases (as diabetes mellitus), previous LCI or ESWT of the shoulder, systemic lupus erythematosus, radiotherapy to shoulder, tumor of the shoulder, pacemaker, and physiotherapeutic shoulder treatment within the last 3 mos.
N total at baseline: 60 Intervention: 20 Control: 20
Important prognostic factors2: For example Mean age (year): I: 32.72 ± 4.38 C: 30.47 ± 3.69
Groups comparable at baseline? Yes |
Describe intervention (treatment/procedure/test):
Participants in group B received CPT programs only
|
Describe control (treatment/procedure/test):
Participants allocated to group A received a CPT program for SIS three times per week for 4 wks, plus a dose of LCI applied in the first week of the exercise program. A trained orthopedist applied 40 mg triamcinolone acetonide plus 1% xylocaine to the subacromial space using the posterior approach. The physiotherapy program included shoulder mobilizations, scapular muscle exercises, and rotator cuff strengthening exercises |
Length of follow-up: Up to 12 weeks
Loss-to-follow-up: Not reported, solely that ‘’63 were randomized to receive the interventions and 60 completed both follow-ups at 4 and 12 wks’’ Intervention: N (%): 1 Reasons (describe)
Control: N (%): 20 Reasons (describe)
Incomplete outcome data: Intervention: N (%) Reasons (describe)
Control: N (%) Reasons (describe)
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
4 weeks
Pain SPADI (0-100), mean ± SD I: 30.09 ± 19.61 C: 23.28 ± 11.86
Function Not reported
Complications Not reported
Risk of recurrence Not reported
Patient satisfaction Not reported
Return to work / active participation Not reported
12 weeks
Pain SPADI (0-100), mean ± SD I: 32.23 ± 19.88 C: 22.39 ± 11.08
Function Not reported
Complications Not reported
Risk of recurrence Not reported
Patient satisfaction Not reported
Return to work / active participation Not reported
|
Comments:
The protocol of this study was prospectively registered at Pan African Clinical Trial Registry (PACTR201910650013453).
Conclusion: The addition of extracorporeal shock wave therapy to CPT (conventional physiotherapy) induced more noticeable intermediate-term effects than CPT plus local corticosteroid injection or CPT alone.
The SPADI is a self-reported, planned, reliable, and valid questionnaire, which contains 13 questions assigned to a five-item pain domain and an eight-item disability domain. Each item was scored on a visual analog scale from 0 (no problem) to 10 (worst difficulty or pain). The total sum score varies from 0 to 100 (with a higher score indicating greater glenohumeral joint pain and disability).
The physiotherapist responsible for the CPT program asked the participants about the presence of undesired effects such as transient pain, swelling and bruising at the site of application, and surface skin redness. |
Risk of bias Tables
Crawshaw (2011); GRADE is already performed in the NHG search. Some concerns of bias (Bias, confounding, and other reasons for caution. There are certain limitations to this study. Because of the pragmatic design, participants were not blinded to their interventions and there might have been a placebo or non-specific effect caused by the injection. The total treatment response probably includes both the treatment and associated placebo effects, as is the case in routine clinical practice).
Study reference
(first author, publication year) |
Was the allocation sequence adequately generated?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was the allocation adequately concealed?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Blinding: Was knowledge of the allocated interventions adequately prevented?
Were patients blinded?
Were healthcare providers blinded?
Were data collectors blinded?
Were outcome assessors blinded?
Were data analysts blinded? Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was loss to follow-up (missing outcome data) infrequent?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Are reports of the study free of selective outcome reporting?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was the study apparently free of other problems that could put it at a risk of bias?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Overall risk of bias If applicable/necessary, per outcome measure
LOW Some concerns HIGH
|
Hajivandi, 2021 |
Probably yes
Reason: Reported in text: ‘’A total of 96 patients were randomly assigned to the study and divided into 3 groups of 32 patients’’ |
Probably no
Reason: Concealment of allocation not reported. |
Probably no
Reason: Blinding not reported. |
Probably yes
Reason: Loss to follow-up not reported |
Definitely yes
Reason: All outcome measures reported |
Probably yes
Reason: No other problems noted |
Some concerns of bias |
Hsieh (2023) |
Definitely yes
Reason: Groups were composed after randomization; The assignment scheme was generated using a table of computer-generated random numbers, which was placed into opaque, sealed envelopes. Each patient was allocated to one of the treatment groups according to the randomisation sequence.
|
Definitely yes
Reason: Groups were composed after randomization; The assignment scheme was generated using a table of computer-generated random numbers, which was placed into opaque, sealed envelopes. Each patient was allocated to one of the treatment groups according to the randomisation sequence.
|
Probably yes
Reason: Solely reported that the outcome assessor was blind to the treatment assignment. |
Probably yes;
Reason: Loss to follow up was not reported overall, however numbers were presented regarding loss to follow up at 28 weeks post intervention when measuring recurrence. In text referred as ‘’Third, a high percentage of loss to follow up in the physiotherapy group might inter fere with data analysis.’’ |
Definitely yes
Reason: All outcome measures reported |
Probably yes
Reason: No other problems noted |
Low concerns of bias |
Raeesi (2022)
|
Definitely yes
Reason: patients’ baseline assessment (pre-test outcome) was gathered, and then they were randomly allocated (1:1) to either the combined (physiotherapy plus corticosteroid injection) group or the physiotherapy group to start their intervention protocol.
An independent practitioner randomized patients with a simple, balanced process into two intervention groups using sequentially numbered cards (a computer software program generated sequential numbers) sealed in opaque envelopes to ensure concealed allocation.
|
Definitely yes
Reason: An independent practitioner randomized patients with a simple, balanced process into two intervention groups using sequentially numbered cards (a computer software program generated sequential numbers) sealed in opaque envelopes to ensure concealed allocation.
|
Probably yes
Reason: Since both intervention programs are prescribed routinely in SAPS’s treatment protocol, patients’ blinding would not violate ethics. However, although each group received intervention on different days (a group on odd days and another on even days) to reduce the biased effect of being acknowledged about having corticosteroid injection or not, the study’s patients were not assessed regarding their blinding, and we cannot completely support our patients’ blinding. The physiotherapist delivering the intervention was not blind to the treatment allocation due to the different treatment methods (Corticosteroid injection in the combined group), but the trial assessor and statistician were blinded to the treatment allocation throughout the study period. Therefore, this study can be considered a double-blind clinical trial with the trial assessor and statistician blinding. |
Probably yes
Reason: Loss to follow up not reported |
Definitely yes
Reason: All outcome measures reported |
Probably yes
Reason: No other problems noted |
Some concerns of bias |
ElGendy (2023) |
Definitely yes
Reason; An independent physiotherapist (not involved in the trial application and not informed of the study protocol) built a computer list that was used for the randomly allocated sequence in a 1:1 ratio. The physiotherapist placed the names of the patients in closed envelopes to confirm allocation concealment. Each envelope was opened by a nurse before the first treatment session. Patients were randomly assigned to receive conventional physiotherapy plus LCI (group A, n = 20), conventional physiotherapy alone (group B, n = 20), or conventional physiotherapy plus ESWT (group C, n = 20). |
Definitely yes
Reason; An independent physiotherapist (not involved in the trial application and not informed of the study protocol) built a computer list that was used for the randomly allocated sequence in a 1:1 ratio. The physiotherapist placed the names of the patients in closed envelopes to confirm allocation concealment. Each envelope was opened by a nurse before the first treatment session. Patients were randomly assigned to receive conventional physiotherapy plus LCI (group A, n = 20), conventional physiotherapy alone (group B, n = 20), or conventional physiotherapy plus ESWT (group C, n = 20). |
Probably yes
Reason: Patients were blinded before assignment to their corresponding groups (i.e., the patients were not aware of the interventional procedures of all groups). The assessor responsible for evaluating the participants’ outcomes was also unaware of the participants’ group allocation. |
Probably yes
Reason: Loss to follow-up occurred minimally |
Definitely yes
Reason: All outcome measures reported |
Probably yes
Reason: No other problems noted |
Low concerns of bias |
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Daghiani M, Negahban H, Ebrahimzadeh MH, Moradi A, Kachooei AR, Raeesi J, Divandari A. The effectiveness of comprehensive physiotherapy compared with corticosteroid injection on pain, disability, treatment effectiveness, and quality of life in patients with subacromial pain syndrome: a parallel, single-blind, randomized controlled trial. Physiother Theory Pract. 2023 Aug 3;39(8):1591-1605. doi: 10.1080/09593985.2022.2044421. Epub 2022 Mar 5. PMID: 35253581. |
Wrong comparison |
Comparison of subacromial corticosteroid injection and physical therapy in patients with subacromial impingement syndrome: A prospective, randomized trial |
Wrong comparison |
Hopewell S, Keene DJ, Heine P, Marian IR, Dritsaki M, Cureton L, Dutton SJ, Dakin H, Carr A, Hamilton W, Hansen Z, Jaggi A, Littlewood C, Barker K, Gray A, Lamb SE. Progressive exercise compared with best-practice advice, with or without corticosteroid injection, for rotator cuff disorders: the GRASP factorial RCT. Health Technol Assess. 2021 Aug;25(48):1-158. doi: 10.3310/hta25480. Erratum in: Health Technol Assess. 2022 Aug;25(48):159-160. PMID: 34382931; PMCID: PMC9421560. |
Findings for comparison in our PICO are not presented. The results here are incorrect.
Overarching (see numbers per group in e.g. table 15) targets everyone with progressive exercise and not the subgroup (so 2 groups)
Same when comparing injection vs non-injection Displays the SPADI scores for e.g. the injection group which includes the following two subgroups: -corticosteroid injection then progressive exercise (n = 182) (six or fewer physiotherapy sessions) or -corticosteroid injection then best-practice advice (n = 178) (one physiotherapy session). |
Hopewell S, Keene DJ, Marian IR, Dritsaki M, Heine P, Cureton L, Dutton SJ, Dakin H, Carr A, Hamilton W, Hansen Z, Jaggi A, Littlewood C, Barker KL, Gray A, Lamb SE; GRASP Trial Group. Progressive exercise compared with best practice advice, with or without corticosteroid injection, for the treatment of patients with rotator cuff disorders (GRASP): a multicentre, pragmatic, 2 × 2 factorial, randomised controlled trial. Lancet. 2021 Jul 31;398(10298):416-428. doi: 10.1016/S0140-6736(21)00846-1. Epub 2021 Jul 12. PMID: 34265255; PMCID: PMC8343092. |
The GRASP trial is a 2×2 factorial trial, which was used to test the following four physiotherapy-led interventions: 1. Progressive exercise programme (i.e. an individually tailored, progressive, home exercise programme prescribed and supervised by a physiotherapist, involving up to six face-to-face sessions over 16 weeks). 2. best-practice advice (i.e. one face-to-face session with a physiotherapist and a home exercise programme supported by high-quality self-management materials). 3. Progressive exercise programme (as described above) preceded by a subacromial corticosteroid injection. 4. best-practice advice session (as described above) preceded by a subacromial corticosteroid injection.
A parallel within-trial health economic analysis was also conducted. The factorial design allowed two primary comparisons, based on the assumption that there was no interaction effect: (1) progressive exercise programme compared with best-practice advice session and (2) subacromial corticosteroid injection compared with no injection |
Ramírez-Ortiz J, Mendoza-Eufracio JD, García-Viveros MR, Márquez-Celedonio FG. Costo-efectividad de esteroides locales combinados con ejercicio terapéutico en síndrome de pinzamiento subacromial [Cost-effectiveness of local steroid combined with therapeutic exercise in subacromial impingement syndrome]. Rev Med Inst Mex Seguro Soc. 2017 Sep-Oct;55(5):608-614. Spanish. PMID: 29193943. |
not equal to exercise therapy by physiotherapist or exercise therapist: ''HOME REHABILITATION: GUIDE TO CLINICAL PRACTICE is the first clinical reference for therapists practicing in the home care setting'' |
Roddy E, Ogollah RO, Oppong R, Zwierska I, Datta P, Hall A, Hay E, Jackson S, Jowett S, Lewis M, Shufflebotham J, Stevenson K, van der Windt DA, Young J, Foster NE. Optimising outcomes of exercise and corticosteroid injection in patients with subacromial pain (impingement) syndrome: a factorial randomised trial. Br J Sports Med. 2021 Mar;55(5):262-271. doi: 10.1136/bjsports-2019-101268. Epub 2020 Aug 19. PMID: 32816787; PMCID: PMC7907566. |
No group with solely exercise therapy |
Babatunde OO, Ensor J, Littlewood C, Chesterton L, Jordan JL, Corp N, Wynne-Jones G, Roddy E, Foster NE, van der Windt DA. Comparative effectiveness of treatment options for subacromial shoulder conditions: a systematic review and network meta-analysis. Ther Adv Musculoskelet Dis. 2021 Sep 9;13:1759720X211037530. doi: 10.1177/1759720X211037530. PMID: 34527083; PMCID: PMC8435933. |
wrong design: netwerk meta-analysis. A systematic search of databases, MEDLINE, Embase, PEDro, AMED, CINAHL, Web of Science and the Cochrane Central Register of Controlled Trials from their inceptions to November 2017, was conducted. This search was updated in April 2020 to include newly published, eligible studies. Total of: ''Summary estimates (based on 99 trials providing suitable data, 6764 patients, 20 treatment options''. study published in 2020: then, 4 of the included studies were > 10 years old. |
Babatunde OO, Jordan JL, Van der Windt DA, Hill JC, Foster NE, Protheroe J. Effective treatment options for musculoskeletal pain in primary care: A systematic overview of current evidence. PLoS One. 2017 Jun 22;12(6):e0178621. doi: 10.1371/journal.pone.0178621. PMID: 28640822; PMCID: PMC5480856. |
Different P: patients with one of the five most common musculoskeletal pain presentations (back, neck, shoulder, knee and multi-site pain) |
Gelber JD. CORR Insights®: Corticosteroid Injections Give Small and Transient Pain Relief in Rotator Cuff Tendinosis: A Meta-analysis. Clin Orthop Relat Res. 2017 Jan;475(1):244-246. doi: 10.1007/s11999-016-5044-4. Epub 2016 Aug 29. PMID: 27572298; PMCID: PMC5174046. |
Wrong comparison |
Lavoie-Gagne O, Farah G, Lu Y, Mehta N, Parvaresh KC, Forsythe B. Physical Therapy Combined With Subacromial Cortisone Injection Is a First-Line Treatment Whereas Acromioplasty With Physical Therapy Is Best if Nonoperative Interventions Fail for the Management of Subacromial Impingement: A Systematic Review and Network Meta-Analysis. Arthroscopy. 2022 Aug;38(8):2511-2524. doi: 10.1016/j.arthro.2022.02.008. Epub 2022 Feb 19. PMID: 35189304. |
CSI vs. CSI + PT vs. PT (zie afbeelding). Arthroscopic decompression with acromioplasty and PT demonstrated superior outcomes whereas CSI demonstrated poor outcomes in all 3 domains (pain, PROMs, and ROM). For patients with significant symptoms, the authors recommend PT with CSI as a first-line treatment, followed by acromioplasty and PT if conservative treatment fails. |
Buyuksireci DE, Turk AC. Evaluation of the effectiveness of dexamethasone iontophoresis in patients with subacromial impingement syndrome. J Orthop Sci. 2021 Sep;26(5):786-791. doi: 10.1016/j.jos.2020.09.007. Epub 2020 Oct 27. PMID: 33127212. |
wrong comparison: ''Forty-six patients with subacromial impingement syndrome were recruited to the study and divided randomly into two groups (21 patients in iontophoresis group and 25 patients in control group)'' |
Göksu H, Tuncay F, Borman P. The comparative efficacy of kinesio taping and local injection therapy in patients with subacromial impingement syndrome. Acta Orthop Traumatol Turc. 2016 Oct;50(5):483-488. doi: 10.1016/j.aott.2016.08.015. Epub 2016 Sep 23. PMID: 27670388; PMCID: PMC6197412. |
Wrong comparison |
Marian IR, Hopewell S, Keene DJ, Cureton L, Lamb SE, Dutton SJ. Progressive exercise compared with best practice advice, with or without corticosteroid injection, for the treatment of rotator cuff disorders: statistical analysis plan for the Getting it Right: Addressing Shoulder Pain (GRASP) 2 × 2 factorial multicentre randomised controlled trial. Trials. 2020 Sep 7;21(1):767. doi: 10.1186/s13063-020-04704-5. PMID: 32894159; PMCID: PMC7487843. |
The main analysis will be conducted as for two separate comparisons: (i) participants who receive progressive ex ercise compared to those who receive best practice ad vice, to determine the effectiveness of progressive exercise and (ii) participants who receive subacromial corticosteroid injection compared to those who do not, to determine the effectiveness of subacromial cortico steroid injection. |
Oppong R, Jowett S, Lewis M, Roddy E, Ogollah RO, Zwierska I, Datta P, Hall A, Hay E, Shufflebotham J, Stevenson K, van der Windt DA, Young J, Foster NE. The cost-effectiveness of different approaches to exercise and corticosteroid injection for subacromial pain (impingement) syndrome. Rheumatology (Oxford). 2021 Sep 1;60(9):4175-4184. doi: 10.1093/rheumatology/keaa903. PMID: 33410493. |
cost-effectiveness study; no clinical outcomes assessed |
Benjamin-Damons N, Hussein El Kout NAR, van Bever Donker R, Edwards T, Ferguson G. Corticosteroid therapy versus physiotherapy on pain, mobility and function in shoulder impingement: A short note. S Afr J Physiother. 2022 Dec 12;78(1):1794. doi: 10.4102/sajp.v78i1.1794. PMID: 36569457; PMCID: PMC9772720. |
included rcts in this TiAb more recent (2017 onwards). The three studies included here are; This evidence statement is based on a systematic review and meta-analysis of three randomised controlled trials (RCTs), namely, Rhon et al. (2014) (n = 136), Hay et al. (2003) (n = 207) and Van der Windt et al. (1998) (n = 109), with a total of 452 participants (more dated studies). |
Benjamin-Damons N, Hussein El Kout NAR, van Bever Donker R, Edwards T, Ferguson G. Corticosteroid therapy versus physiotherapy on pain, mobility and function in shoulder impingement: A short note. S Afr J Physiother. 2022 Dec 12;78(1):1794. doi: 10.4102/sajp.v78i1.1794. PMID: 36569457; PMCID: PMC9772720. |
we incuded more recent RCTs in this tiAb compared to the article (respectively 1998, 2003 and 2014); in the article stated that ''Only randomised controlled trials (RCTs) published in English from inception of the databases until February 2016 were eligible for inclusion in this review'' |
Pasin T, Ataoğlu S, Pasin Ö, Ankarali H. Comparison of the Effectiveness of Platelet-Rich Plasma, Corticosteroid, and Physical Therapy in Subacromial Impingement Syndrome. Arch Rheumatol. 2019 Mar 28;34(3):308-316. doi: 10.5606/ArchRheumatol.2019.7225. PMID: 31598597; PMCID: PMC6768781. |
group 1 = reference groep. Comparison is compared to subacrominal joint space: and PRP compared to. physical therapy |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 03-02-2025
Laatst geautoriseerd : 03-02-2025
Geplande herbeoordeling : 03-02-2028
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het herzien van de richtlijnmodules is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met Subacromiaal Pijnsyndroom van de Schouder (SAPS).
Werkgroep
dr. J.J.A.M (Jos) van Raaij, orthopedisch chirurg Martiniziekenhuis Groningen, NOV (voorzitter)
dr. C.P.J. (Cornelis) Visser, orthopedisch chirurg Alrijne en Eisenhower Kliniek, NOV
dr. F.O. (Okke) Lambers Heerspink, orthopedisch chirurg VieCuri Medisch Centrum, NOV
dr. E.J.D. (Bart Jan) Veen, orthopedisch chirurg Medisch Spectrum Twente, NOV
dr. O. (Oscar) Dorrestijn, orthopedisch Chirurg Sint Maartenskliniek, NOV
dr. M.J.C. Maarten Leijs, orthopedisch chirurg Reinier Haga Orthopedisch Centrum , NOV
dr. D. (Dennis) van Poppel, manueel therapeut, sportfysiotherapeut PECE Zorg, Fontys Paramedisch, KNGF
drs. P.A. (Peter) Stroomberg, radioloog, Isala, NVvR
dr. R.P.G. (Ramon) Ottenheijm, huisarts, vakgroep huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht, NHG
dr. J.W. (Jan Willem) Kallewaard, anesthesioloog Rijnstate, NVA
drs. T.J.W. (Tjerk) de Ruiter, revalidatiearts De Ruiter Revalidatie, VRA
dr. H.A. (Henk) Martens, reumatoloog Sint Maartenskliniek, NVR
Klankbordgroep
drs. R.J. (René) Naber, Bedrijfsarts arbodienst Amsterdam UMC, NVAB
drs. Y.B. (Yvonne) Suijkerbuijk, Arts-onderzoeker Amsterdam UMC en verzekeringsarts UWV, NVVG
Met ondersteuning van
dr. J.G.M. (Jacqueline) Jennen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (oktober 2023 tot mei 2024)
drs. T. (Tessa) Geltink, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot mei 2024)
drs. F.M. (Femke) Janssen, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot oktober 2023, vanaf mei 2024)
dr. M.S. (Matthijs) Ruiter, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf mei 2024)
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroep
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Van Raaij (voorzitter) |
Voorzitter werkgroep |
Orthopedisch chirurg, wetenschappelijk medewerker (stichting orthoresearch noord) Martiniziekenhuis Groningen (onbezoldigd). Bestuurslid werkgroep schouder/elleboog NOV (onbezoldigd) Lid registratie adviesraad (RAR) LROI (Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten) (onbezoldigd). Lid LEARN, (Rijksuniversiteit Groningen) (onderzoek naar opleiding/onderwijs) (onbezoldigd). Cursusleider vaardigheidstraining voor aios orthopedie (Techmed Centre, University of Twente) (onbezoldigd). Voorzitter werkgroep herziening richtlijn SAPS (FMS, kennisinstituut).
Lid werkgroep richtlijn chronische instabiliteit schouder (FMS, kennisinstituut)
Voorzitter cluster richtlijnen bovenste extremiteit (FMS,kennisinstituut)
Lid werkgroep ontwikkeling richtlijn schouderklachten, KNGF (fysiotherapie)
|
Geen |
Geen restricties
|
Visser
|
Orthopedisch chirurg Alrijne |
Orthopedisch chirurg Eisenhowerkliniek; Lid wetenschappelijke adviesraad (WAR) LROI (Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten) (onbezoldigd); Lid kascommissie van de NOV (onbezoldigd) |
Geen |
Geen restricties
|
|
Orthopedisch chirurg VieCuri Medisch Centrum
|
Commissie van onderzoek VieCuri (onbetaald) ] Lid wetenschapscommissie VieCuri (onbetaald) Voorzitter BELG (Bovenste Extremiteit Limburgs genootschap) (onbetaald)
|
Presentatie orthopedische firma (Arthrex) betreffende proximale humerusfracuur (betaald)
Extern gefinancieerd onderzoek (Financier, (inhoud)): Arthrex en Fons Wetenschap Innovatie Viecuri (optimale positionering glenoid bij revers schouderprothese), Fons wetenschap innovatie Viecuri (Nabehandeling schouderprothese middels app), Fonds Wetenschap Innovatie Viecuri (Voorkomen van cristallopathie bij patienten met een degeneratieve rotator cuff ruptuur). |
Geen restricties, onderwerp van extern gefinancierd onderzoek valt buiten het bestek van de richtlijn
|
Veen
|
Orthopedisch chirurg, Medisch Spectrum Twente |
Geen |
Geen |
Geen restricties
|
Dorrestijn
|
Orthopedisch chirurg |
Dienstverband Sint Maartenskliniek - echter geen direct financieel voordeel |
Geen |
Geen restricties
|
Leijs
|
Clubarts Excelsior en orthopedisch chirurg |
Geen |
Geen |
Geen restricties
|
Van Poppel
|
Manueel therapeut, sportfysiotherapeut, bewegingswetenschapper, docent, onderzoeker bij PECE Zorg, Schouder Expertise Centrum en Fontys Hogescholen. |
Zelfstandig docent, auteur, onderzoeker, betaald.
Docent Master Opleiding Sportfysiotherapie Hogeschool Rotterdam, betaald.
Lid werkgroep ontwikkeling richtlijn schouderklachten, KNGF (fysiotherapie).
Auditeur Health Care Auditing, betaald.
Lid Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg, betaald. |
Geen |
Geen restricties
|
Deelname vanaf 09-10-2023 |
Tot 31-10-2024: Fellow Radioloog, Rijnstate Ziekenhuis
Vanaf 01-11-2024: Radioloog Isala
|
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Koen
Deelname t/m 09-10-2023 |
Radioloog bij het Meander Medisch Centrum, Screeningsradioloog bevolkingsonderzoek borstkanker. |
Geen |
Geen |
Geen restricties
|
Ottenheijm
|
Universitair docent; Vakgroep Huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht; Kaderhuisartsbewegingsapparaat: werkzaam als ZZPer voor MCC Omnes, Pluspunt MC en ZBC Optimus Orthopedie |
Voorzitter Stichting Optimus Klinieken (ZBC) (onbetaald) Medisch Directeur van Optimus Orthopedie BV (onbetaald) Bestuurder van de NHG-expertgroep Het Beweegkader (vereniging van kaderhuisartsen bewegingsapparaat) t/m juni 2022.
|
Werkzaam als ZZP kaderhuisarts op 1,5 lijnspoli's en in een ZBC orthopedie, waar zorg voor schouderpatienten wordt geleverd. Mede-aandeelhouder Optimus Orthopedie BV
Mede-aanvrager van een door ZonMW gefinanceerd doelmatigheidsonderzoek schouderklachten in de huisartspraktijk (Hoofdaanvrager werkzaam bij Erasmus MC) |
Geen restricties
|
Kallewaard
|
Anesthesioloog, Rijnstate Ziekenhuis |
Betrokken bij andere richtlijnen: bbc nva sectie pijn nva hoofd clusterpijn deelnemer |
Extern gefinancierd onderzoek (Financier, inhoud): Boston Scientific (Neuromodulatie en endometriose), Saluda (neuromodulatie psps2), Dtm (neuromodulatie virgin back). |
Geen restricties, onderwerp van extern gefinancierd onderzoek valt buiten het bestek van de richtlijn
|
De Ruiter
|
Revalidatiearts bij De Ruiter Revalidatie |
Rotterdam Knowledge Ambassador, Onbetaald.
Adviseur Stichting Mobiliteit voor Gehandicapten, Onbetaald.
Oprichter Perpetual Prosthetics, Onbetaald.
Lid Membership Committee, International Society on Prosthetics and Orthotics, onbetaald. |
Geen |
Geen restricties
|
Martens
|
Reumatoloog bij de Sint Maartenskliniek |
Geen |
Geen |
Geen restricties
|
Klankbordgroep
Klankbordgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Naber |
Bedrijfsarts AUMC
|
Secretaris NVAB werkgroep Bedrijfsartsen in de Zorg (onbetaald)
|
Geen |
Geen restricties
|
Suijkerbuijk |
Arts-onderzoeker (promovenda) Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde, Amsterdam UMC, locatie AMC (betaald)
|
-Lid commissie wetenschap NVVG: beoordelen en deelname aan ontwikkeling van richtlijnen. Momenteel deelname aan ontwikkeling multidisciplinaire richtlijn Depressie (Trimbos) (onbetaald)
|
promotieonderzoek gefinancierd door UWV
|
Geen restricties
|
Met ondersteuning van
Janssen |
Junior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Geen |
Geen |
Geen acties |
Ruiter |
Senior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Geen |
Geen |
Geen acties |
Geltink |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Geen |
Geen |
Geen acties |
Jennen |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Geen |
Geen |
Geen acties |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntperspectief door het uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland voor de invitational conference (knelpuntenanalyse). Het verslag hiervan is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Oefentherapie versus oefentherapie en corticosteroïdinjectie |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn, volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van het zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met SAPS. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de IGJ, NFU, NHG, NVZ, PF NL, STZ, V&VN, NAPA, ZiNL, ZKN, ZN, VIG, NOV, KNGF, NVvR, NHG, NVA, PFNL, VRA, NVR, NVAB, en Verzekeringsgeneeskundigen, via een knelpuntenanalyse (invitational conference). Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een [random-effects model]. [Review Manager 5.4] werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zou de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.