Subacromiaal Pijnsyndroom van de Schouder (SAPS)

Initiatief: NOV Aantal modules: 14

Nervus suprascapularis blokkade

Uitgangsvraag

Wat is de waarde van nervus suprascapularis blokkade bij patienten met SAPS?

Aanbeveling

Overweeg samen met de patient (met voorlichting over werking en bijwerking) om nervus suprascapularis blokkade toe te passen bij patiënten met therapieresistente SAPS met als doel om pijnverlichting te bewerkstelligen indien eerdere adequate conservatieve therapie onvoldoende effectief is gebleken.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er is een systematisch literatuuronderzoek verricht naar de impact van een nervus suprascapularis blokkade bij SAPS patiënten (met intacte rotator cuff) vergeleken met het effect van een subacromiale corticosteroïdinjectie. Er werd geen literatuur gevonden waarin het effect van een suprascapularis blokkade werd vergeleken met een injectie met corticosteroïden bij SAPS. Op basis van de literatuur kan er nog geen conclusie getrokken worden over de impact van een suprascapularis blokkade in vergelijking met de veel vaker gebruikte subacromiale corticosteroïd injectie bij SAPS-patiënten. Er bestaat hier een evidente kennisvraag. Aanbevelingen op basis van de literatuur kunnen dan ook niet worden gegeven.

 

In de literatuur is gekeken naar de effectiviteit van een nervus suprascapularis blokkade bij mensen met pijnklachten bij SAPS. Uit de volledige literatuur search kwam slechts één studie naar voren die iets zou kunnen zeggen over een supraclaviculaire blokkade in vergelijking met huidige conservatieve therapie. Chang (2016) publiceerde een systematische review waarin elf studies zijn vergeleken. Na individuele analyse van de RCTs voldeden vier van de elf betrokken RCTs aan de I(nterventie) van de tevoren bepaalde PICO voor dit onderdeel van deze richtlijn. De vier RCTs werden separaat geïncludeerd (Jones and Chattopadhyay, 1999); Taskaynatan, 2005; Adbelshafi, 2011; Eyigor, 2010). Na het lezen van de complete tekst bleek dat deze RCTs allen geëxcludeerd dienden te worden (zie hiervoor de tabel met redenen voor exclusie onder de tab methods). De bewijskracht voor de cruciale uitkomstmaten pijn, patiënttevredenheid en complicaties en de overall bewijskracht komt daarmee op niet aanwezig. Nieuwe studies zijn noodzakelijk om te komen tot nieuwe inzichten met betrekking tot de uitgangsvraag.

 

Met het vaststellen van geen bewijskracht is niet gezegd dat er geen effect is van een nervus suprascapularis blokkade behandeling bij therapieresistente SAPS. Hierbij neemt de werkgroep het volgende in overweging.

 

De positieve studieresultaten van nervus suprascapularis blokkade bij cuff rupturen in vergelijking met een subacromiale injectie (Hussain, 2017; Coory, 2019). In de randomized controlled trial van Coory (2019) werd het effect van de nervus suprascapularis blokkade vergeleken met subacromiale injectie voor pijn bij cuff rupturen. Bij een follow-up duur van twaalf weken werd een significant betere functie volgens de Constant-Murley score gezien en significant minder pijn bij de groep met een nervus suprascapularis blokkade. Op eerdere tijdspunten in de follow-up werd dit effect nog niet gevonden. In een systematische review en meta-analyse van Hussain (2017) werd het pijnstillende effect van een nervus suprascapularis blokkade vergeleken met een interscaleen blok voor schouder chirurgie. In vergelijking met het interscaleen blok is de nervus suprascapularis blokkade niet inferieur voor de pijnstilling en heeft het minder complicatie risico’s.

 

De nervus suprascapularis blokkade behandeling wordt in Nederland steeds vaker toegepast bij therapieresistente patiënten waar geen andere behandelopties voor zijn. De kosten van de behandeling zijn laag en er zijn weinig complicaties.

 

Er is een grote behoefte aan gerichte studies die kunnen zorgen voor vergroten van de bewijslast van deze behandeling en advies is de behandeling vooral in studieverband aan te bieden. De aanbeveling is daarom om de onderzoeksvraag op te nemen als kennisvraag op de wetenschapsagenda van de wetenschappelijke beroepsvereniging.

 

De nervus suprascapularis blokkade kan relatief makkelijk middels een naald met lokaal analgeticum of pulsed radiofrequency worden verkregen. Aangeraden wordt de blokkade echogeleid te plaatsten waarbij een anesthesie succes van 99,8% wordt beschreven met lage complicatierisico’s (Bergamaschi, 2024 ; Kalthoff, 2022).

 

De nervus suprascapularis blokkade kan tot 70% van de schoudersensibiliteit verminderen. Deze zenuw is namelijk de belangrijkste sensorische zenuw naar het bovenste deel van de schouder. Het bevat de sensorische takken naar het acromioclaviculaire gewricht, de subacromiale ruimte, de rotator cuff, de regio rondom het coracoïd en een deel van het superieure labrumcomplex (Coory, 2019).

 

In de literatuur worden tegenstrijdige uitkomsten beschreven over effectiviteit van de  nervus suprascapularis blokkade. De pijn verbetert het meest in combinatie met andere blokkades op het gebied van VAS score en PROMS, maar de suprascapularis blokkade op zichzelf zorgt ook voor minder pijn en analgetica gebruik naast de blokkade (Kalthoff, 2022; Lee, 2017). De pulsed radiofrequency blokkade heeft mogelijk een beter pijnstillend effect tot twaalf weken na interventie in vergelijking met lokale anesthesie, wat acht tot twaalf weken een pijnstillend effect kan hebben (Bergamaschi, 2024; Kalthoff, 2022; Coory, 2019).

 

Risico’s zijn zenuwtrauma of -beschadiging, infectie, hematoom, pijn door de interventie en eventuele toxiciteit van het anestheticum. De nervus suprascapularis blokkade heeft een verminderd risico op complicaties in vergelijking met andere blokkades (Kalthoff, 2022; white 2022; Hussain, 2017).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

De meeste SAPS patiënten die voor een nervus suprascapularis blokkade in aanmerking komen, hebben al alle andere opties binnen het conservatieve behandeltraject doorlopen met onvoldoende tot geen resultaat. De werkgroep geeft de voorkeur aan een beslissing in samenspraak met de patiënt, waarbij de voor- en nadelen worden afgewogen.

 

Kosten (middelenbeslag)

De werkgroep verwacht dat een nervus suprascapularis blokkade behandeling als interventie bescheiden kosten met zich meebrengt. Echter vraagt de behandeling om aanvullende diagnostiek middels echografie en is andere expertise noodzakelijk voor een nervus suprascapularis blokkade wanneer je dit vergelijkt met een subacromiale injectie met corticosteroïd. Deze poliklinische behandeling zal naar verwachting rond de €250 aan anesthesiologische consultkosten en materiaalkosten in beslag nemen.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Op het gebied van aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie voorziet de werkgroep geen grote uitdagingen. De behandeling wordt op diverse plekken in Nederland reeds uitgevoerd. De werkgroep voorziet geen grote haalbaarheid en implementatie barrières.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Hoewel de bewijskracht er niet is, acht de werkgroep op basis van praktijkervaring, expert opinion en overige literatuur dat een nervus suprascapularis blokkade te overwegen is bij patiënten met therapieresistente SAPS waarbij andere behandelopties geen keuze meer zijn, na samen beslissen met de patiënt. Daarnaast is de aanbeveling aan de wetenschappelijke beroepsvereniging de kennisvraag toe te voegen aan de wetenschapsagenda voor verder onderzoek.

Onderbouwing

Conservative therapy with physical therapy, oral medication and subacromial corticosteroid injections is the standard in the treatment of SAPS. The effectiveness of these therapies can be disappointing in terms of pain reduction and function improvement and therefore suprascapular nerve blocks are increasingly used. Suprascapular nerve blocks may be more effective in reducing symptoms in SAPS patients, also for a longer period of time.

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection on pain reduction in SAPS patients.

 

Source: -

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection on function (constant murley score) in SAPS patients.

 

Source: -

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection on quality of life in SAPS patients.

 

Source: -

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection on rehabilitation time in SAPS patients.

 

Source: -

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection on return to work or leisure in SAPS patients.

 

Source: -

Description of studies

No studies reported on the impact of suprascapularis nerve block compared with corticosteroid injection in SAPS patients.

 

Results

Pain reduction

No results could be reported as no studies report the impact of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection in SAPS patients.

 

Function (constant Murley score)

No results could be reported as no studies report the impact of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection in SAPS patients.

 

Quality of life

No results could be reported as no studies report the impact of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection in SAPS patients.

 

Rehabilitation time

No results could be reported as no studies report the impact of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection in SAPS patients.

 

Return to work or leisure

No results could be reported as no studies report the impact of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection in SAPS patients.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure pain reduction could not be graded as no studies report the impact of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection in SAPS patients.

 

The level of evidence regarding the outcome measure function (constant murley score) could not be graded as no studies report the impact of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection in SAPS patients.

 

The level of evidence regarding the outcome measure quality of life could not be graded as no studies report the impact of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection in SAPS patients.

 

The level of evidence regarding the outcome measure rehabilitation time could not be graded as no studies report the impact of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection in SAPS patients.

 

The level of evidence regarding the outcome measure return to work or leisure could not be graded as no studies report the impact of suprascapularis nerve block compared to subacromial corticosteroid injection in SAPS patients.

 

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

What is the effectiveness of suprascapularis blokkade vs. corticosteroid injection in SAPS patients on patient-reported outcome measures?

 

Patients

patients with SAPS

Intervention

suprascapular nerve block (SSNB)

Control

subacromial infiltration with corticosteroid

Outcomes

pain reduction, function (constant Murley score), quality of life, rehabilitation time, return to work or leisure

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered pain and function (Constant Murley Score) as a critical outcome measure for decision making; and quality of life, rehabilitation time, and return to work or leisure as important outcome measures for decision making.

 

The guideline development group defined the outcome measures as follows:

  • Patient reported outcomes measures for function: Constant Murley Score (CMS)
  • Pain: VAS-scale (0-10 points or 0-100mm scale)
  • Quality of life: the working group did not define this outcome measure but used the definitions used in the studies.
  • Rehabilitation time: the guideline development group did not define this outcome measure but used the definitions used in the studies.
  • Return to work or leisure: definitions used in the studies

The guideline development group defined the minimal clinically (patient) important differences as follows:

  • Patient reported outcome measures:
    • CMS: 15 points on a 100-point scale (Holmgren, 2014; Louwerens, 2020)
  • Pain
    • 1/10 points or 10/100 points on a VAS scale
  • Quality of life:
    • The guideline development group used the GRADE standard limit of 25% as a minimal clinically (patient) important difference for dichotomous outcomes and 10% for continuous variables.
  • Rehabilitation time:
    • The guideline development group used the GRADE standard limit of 25% as a minimal clinically (patient) important difference for dichotomous outcomes and 10% for continuous variables.
  • Return to work or leisure: difference of 25% (RR ≤ 0.80 and ≥ 1.25)

Search and select (Methods)

The databases Embase.com, Ovid/Medline were searched with relevant search terms until 16-10-2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 269 hits. Studies were selected based on the following criteria:

  • Study design: randomized controlled trial or systematic review
  • Patients with SAPS
  • Comparing intervening with a suprascapular nerve block (SSNB) versus subacromial infiltration with corticosteroid in order to reduce symptoms and to rehabilitate/recover from SAPS
  • Describing at least one of the relevant outcomes specified in the PICO
  • Published from 2013
  • Follow-up duration: at least 3 months

Two studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 1 study was included. Chang (2016) conducted a systematic review which included 11 RCTs. The I and C specified in our PICO was met in 4/11 of these RCTs. These 4 RCTs were included separately (Jones and Chattopadhyay (1999); Taskaynatan et al., 2005; Adbelshafi et al., 2011; Eyigor et al., 2010). However, after reading the full-text, these four RCTs were also excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods).

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

  1. Bergamaschi ECQA, Sakata RK, Giraldes ALA, Ferraro LHC. Comparative Randomized Study Between Pulsed Radiofrequency and Suprascapular Nerve Block for the Treatment of Chronic Shoulder Pain. Clin J Pain. 2024 Mar 1;40(3):182-186. doi: 10.1097/AJP.0000000000001184. PMID: 38050367.
  2. Coory JA, Parr AF, Wilkinson MP, Gupta A. Efficacy of suprascapular nerve block compared with subacromial injection: a randomized controlled trial in patients with rotator cuff tears. J Shoulder Elbow Surg. 2019 Mar;28(3):430-436. doi: 10.1016/j.jse.2018.11.051. Epub 2019 Jan 14. PMID: 30651194.
  3. Holmgren T, Hallgren HB, Oberg B, Adolfsson L, Johansson K. Effect of specific exercise strategy on need for surgery in patients with subacromial impingement syndrome: randomised controlled study. Br J Sports Med. 2014 Oct;48(19):1456-7. doi: 10.1136/bjsports-2014-e787rep. PMID: 25213604.
  4. Hussain N, Goldar G, Ragina N, Banfield L, Laffey JG, Abdallah FW. Suprascapular and Interscalene Nerve Block for Shoulder Surgery: A Systematic Review and Meta-analysis. Anesthesiology. 2017 Dec;127(6):998-1013. doi: 10.1097/ALN.0000000000001894. PMID: 28968280.
  5. Louwerens, J. K., van den Bekerom, M. P., van Royen, B. J., Eygendaal, D., van Noort, A., & Sierevelt, I. N. (2020). Quantifying the minimal and substantial clinical benefit of the Constant-Murley score and the Disabilities of the Arm, Shoulder and Hand score in patients with calcific tendinitis of the rotator cuff. JSES international, 4(3), 606-611.
  6. Pushparaj, H., Hoydonckx, Y., Mittal, N., Peng, P., Cohen, S. P., Cao, X., & Bhatia, A. (2021). A systematic review and meta?analysis of radiofrequency procedures on innervation to the shoulder joint for relieving chronic pain. European Journal of Pain, 25(5), 986-1011.
  7. Kalthoff A, Sanda M, Tate P, Evanson K, Pederson JM, Paranjape GS, Patel PD, Sheffels E, Miller R, Gupta A. Peripheral Nerve Blocks Outperform General Anesthesia for Pain Control in Arthroscopic Rotator Cuff Repair: A Systematic Review and Meta-analysis. Arthroscopy. 2022 May;38(5):1627-1641. doi: 10.1016/j.arthro.2021.11.054. Epub 2021 Dec 21. PMID: 34952185.
  8. Lee JJ, Hwang JT, Kim DY, Lee SS, Hwang SM, Lee NR, Kwak BC. Effects of arthroscopy-guided suprascapular nerve block combined with ultrasound-guided interscalene brachial plexus block for arthroscopic rotator cuff repair: a randomized controlled trial. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc. 2017 Jul;25(7):2121-2128. doi: 10.1007/s00167-016-4198-7. Epub 2016 Jun 16. PMID: 27311449.
  9. White L, Reardon D, Davis K, Velli G, Bright M. Anterior suprascapular nerve block versus interscalene brachial plexus block for arthroscopic shoulder surgery: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. J Anesth. 2022 Feb;36(1):17-25. doi: 10.1007/s00540-021-03000-z. Epub 2021 Sep 17. PMID: 34533639.

Table of excluded studies

Reference

Reason for exclusion

Chang KV, Hung CY, Wu WT, Han DS, Yang RS, Lin CP. Comparison of the Effectiveness of Suprascapular Nerve Block With Physical Therapy, Placebo, and Intra-Articular Injection in Management of Chronic Shoulder Pain: A Meta-Analysis of Randomized Controlled Trials. Arch Phys Med Rehabil. 2016 Aug;97(8):1366-80. doi: 10.1016/j.apmr.2015.11.009. Epub 2015 Dec 14. PMID: 26701762.

Additionally checked the validity of this article/search method of this meta-analysis by the literature specialist. The literature specialist states that the search is not valid, due to various reasons, a.o.: the search strategy is not clearly formulated; do not report which medical subject heading and text words were used; do not specify separate search terms; do not use Embase despite Embase being the most extensive database in the field of medication.

Reference included from Chang (2016):

Jones DS, Chattopadhyay C. Suprascapular nerve block for the treatment of frozen shoulder in primary care: a randomized trial. Br J Gen Pract. 1999 Jan;49(438):39-41. PMID: 10622015; PMCID: PMC1313316

Patients in this study had frozen shoulder. Frozen shoulder does not correspond with the definition in the SAPS guidelines and the P in our PICO.

Reference included from Chang (2016):

Taskaynatan MA, Yilmaz B, Ozgul A, Yazicioglu K, Kalyon TA. Suprascapular nerve block versus steroid injection for non-specific shoulder pain. Tohoku J Exp Med. 2005 Jan;205(1):19-25. doi: 10.1620/tjem.205.19. PMID: 15635270.

Follow-up does not correspond with the duration defined in our PICO. In this article, the measurements occurred respectively 1 week and 1 month after the intervention(s).

Reference included from Chang (2016):

Abdelshafi ME, Yosry M, Elmulla AF, Al-Shahawy EA, Adou Aly M, Eliewa EA. Relief of chronic shoulder pain: a comparative study of three approaches. Middle East J Anaesthesiol. 2011 Feb;21(1):83-92. PMID: 21991738

C differs from the C in our comparison

Reference included from Chang (2016):

Eyigor C, Eyigor S, Korkmaz OK, Uyar M. Intra-articular corticosteroid injections versus pulsed radiofrequency in painful shoulder: a prospective, randomized, single-blinded study. Clin J Pain. 2010 Jun;26(5):386-92. doi: 10.1097/AJP.0b013e3181cf5981. PMID: 20473045.

Wrong comparison

Yilmaz, E. A prospective, comparative study of subacromial corticosteroid injection and subacromial corticosteroid injection plus suprascapular nerve block in patients with shoulder impingement syndrome. Archives of Orthopaedic and Trauma Surgery. 2021; 141 (5) :733-741

wrong comparison: studied the combination effect of the I and C in our PICO [subacromial corticosteroid injection (SCI) vs. SCI plus suprascapular nerve block (SSNB)'']

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 03-02-2025

Laatst geautoriseerd  : 03-02-2025

Geplande herbeoordeling  : 03-02-2028

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het herzien van de richtlijnmodules is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met Subacromiaal Pijnsyndroom van de Schouder (SAPS).

 

Werkgroep

dr. J.J.A.M (Jos) van Raaij, orthopedisch chirurg Martiniziekenhuis Groningen, NOV (voorzitter)

dr. C.P.J. (Cornelis) Visser, orthopedisch chirurg Alrijne en Eisenhower Kliniek, NOV

dr. F.O. (Okke) Lambers Heerspink, orthopedisch chirurg VieCuri Medisch Centrum, NOV

dr. E.J.D. (Bart Jan) Veen, orthopedisch chirurg Medisch Spectrum Twente, NOV

dr. O. (Oscar) Dorrestijn, orthopedisch Chirurg Sint Maartenskliniek, NOV

dr. M.J.C. Maarten Leijs, orthopedisch chirurg Reinier Haga Orthopedisch Centrum , NOV

dr. D. (Dennis) van Poppel, manueel therapeut, sportfysiotherapeut PECE Zorg, Fontys Paramedisch, KNGF

drs. P.A. (Peter) Stroomberg, radioloog, Isala, NVvR

dr. R.P.G. (Ramon) Ottenheijm, huisarts, vakgroep huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht, NHG

dr. J.W. (Jan Willem) Kallewaard, anesthesioloog Rijnstate, NVA

drs. T.J.W. (Tjerk) de Ruiter, revalidatiearts De Ruiter Revalidatie, VRA

dr. H.A. (Henk) Martens, reumatoloog Sint Maartenskliniek, NVR

 

Klankbordgroep

drs. R.J. (René) Naber, Bedrijfsarts arbodienst Amsterdam UMC, NVAB

drs. Y.B. (Yvonne) Suijkerbuijk, Arts-onderzoeker Amsterdam UMC en verzekeringsarts UWV, NVVG

 

Met ondersteuning van

dr. J.G.M. (Jacqueline) Jennen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (oktober 2023 tot mei 2024)

drs. T. (Tessa) Geltink, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot mei 2024)

drs. F.M. (Femke) Janssen, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot oktober 2023, vanaf mei 2024)

dr. M.S. (Matthijs) Ruiter, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf mei 2024)

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroep

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Van Raaij (voorzitter)

Voorzitter werkgroep

Orthopedisch chirurg, wetenschappelijk medewerker (stichting orthoresearch noord) Martiniziekenhuis Groningen (onbezoldigd).

Bestuurslid werkgroep schouder/elleboog NOV (onbezoldigd)

Lid registratie adviesraad (RAR) LROI (Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten) (onbezoldigd).

Lid LEARN, (Rijksuniversiteit Groningen) (onderzoek naar opleiding/onderwijs) (onbezoldigd).

Cursusleider vaardigheidstraining voor aios orthopedie (Techmed Centre, University of Twente) (onbezoldigd).

Voorzitter werkgroep herziening richtlijn SAPS (FMS, kennisinstituut).

 

Lid werkgroep richtlijn chronische instabiliteit schouder (FMS, kennisinstituut)

 

Voorzitter cluster richtlijnen bovenste extremiteit (FMS,kennisinstituut)

 

Lid werkgroep ontwikkeling richtlijn schouderklachten, KNGF (fysiotherapie)

 

Geen

Geen restricties

 

Visser

 

Orthopedisch chirurg Alrijne

Orthopedisch chirurg Eisenhowerkliniek;

Lid wetenschappelijke adviesraad (WAR) LROI (Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten) (onbezoldigd);

Lid kascommissie van de NOV (onbezoldigd)

Geen

Geen restricties

 

Lambers Heerspink

 

 

Orthopedisch chirurg VieCuri Medisch Centrum

 

Commissie van onderzoek VieCuri (onbetaald) ]

Lid wetenschapscommissie VieCuri (onbetaald)

Voorzitter BELG (Bovenste Extremiteit Limburgs genootschap) (onbetaald)

 

Presentatie orthopedische firma (Arthrex) betreffende proximale humerusfracuur (betaald)

 

Extern gefinancieerd onderzoek (Financier, (inhoud)):

Arthrex en Fons Wetenschap Innovatie Viecuri (optimale positionering glenoid bij revers schouderprothese), Fons wetenschap innovatie Viecuri (Nabehandeling schouderprothese middels app), Fonds Wetenschap Innovatie Viecuri (Voorkomen van cristallopathie bij

patienten met een

degeneratieve rotator

cuff ruptuur).

Geen restricties, onderwerp van extern gefinancierd onderzoek valt buiten het bestek van de richtlijn

 

Veen

 

Orthopedisch chirurg, Medisch Spectrum Twente

Geen

Geen

Geen restricties

 

Dorrestijn

 

Orthopedisch chirurg

Dienstverband Sint Maartenskliniek - echter geen direct financieel voordeel

Geen

Geen restricties

 

Leijs

 

Clubarts Excelsior en orthopedisch chirurg

Geen

Geen

Geen restricties

 

Van Poppel

 

Manueel therapeut, sportfysiotherapeut, bewegingswetenschapper, docent, onderzoeker bij PECE Zorg, Schouder Expertise Centrum en Fontys Hogescholen.

Zelfstandig docent, auteur, onderzoeker, betaald.

 

Docent Master Opleiding Sportfysiotherapie Hogeschool Rotterdam, betaald.

 

Lid werkgroep ontwikkeling richtlijn schouderklachten, KNGF (fysiotherapie).

 

Auditeur Health Care Auditing, betaald.

 

Lid Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg, betaald.

Geen

Geen restricties

 

Stroomberg

 

Deelname vanaf 09-10-2023

Tot 31-10-2024: Fellow Radioloog, Rijnstate Ziekenhuis

 

Vanaf 01-11-2024: Radioloog Isala

 

Geen

Geen

Geen restricties

Koen

 

Deelname t/m 09-10-2023

Radioloog bij het Meander Medisch Centrum, Screeningsradioloog bevolkingsonderzoek borstkanker.

Geen

Geen

Geen restricties

 

Ottenheijm

 

Universitair docent; Vakgroep Huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht; Kaderhuisartsbewegingsapparaat: werkzaam als ZZPer voor MCC Omnes, Pluspunt MC en ZBC Optimus Orthopedie

Voorzitter Stichting Optimus Klinieken (ZBC) (onbetaald)

Medisch Directeur van Optimus Orthopedie BV (onbetaald)

Bestuurder van de NHG-expertgroep Het Beweegkader (vereniging van kaderhuisartsen bewegingsapparaat) t/m juni 2022.

 

 

Werkzaam als ZZP kaderhuisarts op 1,5 lijnspoli's en in een ZBC orthopedie, waar zorg voor schouderpatienten wordt geleverd.

Mede-aandeelhouder Optimus Orthopedie BV

 

Mede-aanvrager van een door ZonMW gefinanceerd doelmatigheidsonderzoek schouderklachten in de huisartspraktijk (Hoofdaanvrager werkzaam bij Erasmus MC)

Geen restricties

 

Kallewaard

 

 

Anesthesioloog, Rijnstate Ziekenhuis

Betrokken bij andere richtlijnen:

bbc nva sectie pijn nva hoofd clusterpijn deelnemer

Extern gefinancierd onderzoek (Financier, inhoud): Boston Scientific (Neuromodulatie en endometriose), Saluda (neuromodulatie psps2), Dtm (neuromodulatie virgin back).

Geen restricties, onderwerp van extern gefinancierd onderzoek valt buiten het bestek van de richtlijn

 

De Ruiter

 

Revalidatiearts bij

De Ruiter Revalidatie

Rotterdam Knowledge Ambassador, Onbetaald.

 

Adviseur Stichting Mobiliteit voor Gehandicapten, Onbetaald.

 

Oprichter Perpetual Prosthetics, Onbetaald.

 

Lid Membership Committee, International Society on Prosthetics and Orthotics, onbetaald.

Geen

Geen restricties

 

Martens

 

 

Reumatoloog bij de Sint Maartenskliniek

Geen

Geen

Geen restricties

 

 

Klankbordgroep

 

Klankbordgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Naber

Bedrijfsarts AUMC

 

Secretaris NVAB werkgroep Bedrijfsartsen in de Zorg (onbetaald)
Lid NVAB commissie Richtlijnontwikkeling en Wetenschap (onbetaald)
Lid NVAB commissie Intercollegiale toetsing en Deskundigheidsbevordering (onbetaald)
Lid Samenwerkingsverband Vroegsignalering Alcoholproblematiek (namens de NVAB, onbetaald)
lid werkgroep SRI PBM
lid werkgroep SRI BRMO
lid werkgroep SRI MRSA

 

Geen

Geen restricties

 

Suijkerbuijk

Arts-onderzoeker (promovenda) Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde, Amsterdam UMC, locatie AMC (betaald)
verzekeringsarts UWV: WIA beoordelingen (betaald)

 

-Lid commissie wetenschap NVVG: beoordelen en deelname aan ontwikkeling van richtlijnen. Momenteel deelname aan ontwikkeling multidisciplinaire richtlijn Depressie (Trimbos) (onbetaald)
-lid commissie bedrijfs- en verzekeringsartsen Radboud Health Academy: organiseren van symposia: momenteel betrokken bij symposium long-COVID en arbeid (onbetaald)
-lid begeleidingscommissie van een door UWV gefinancierd implementatieonderzoek (WerkWeb Autisme UMCG): laagfrequent bijeenkomsten gericht op advies/meedenken, geen uitvoerende rol (onbetaald)

 

promotieonderzoek gefinancierd door UWV

 

Geen restricties

 

 

Met ondersteuning van

 

Janssen

Junior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen acties

Ruiter

Senior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen acties

Geltink

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen acties

Jennen

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen acties

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntperspectief door het uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland voor de invitational conference (knelpuntenanalyse). Het verslag hiervan is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Nervus suprascapularis blokkade

Geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn, volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van het zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met SAPS. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de IGJ, NFU, NHG, NVZ, PF NL, STZ, V&VN, NAPA, ZiNL, ZKN, ZN, VIG, NOV, KNGF, NVvR, NHG, NVA, PFNL, VRA, NVR, NVAB, en Verzekeringsgeneeskundigen, via een knelpuntenanalyse (invitational conference). Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een [random-effects model]. [Review Manager 5.4] werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zou de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Operatieve versus niet-operatieve behandeling