Salicylzuur 2024
Uitgangsvraag
Wat is de effectiviteit en veiligheid van salicylzuur als aanvullende therapie bij patiënten met psoriasis vulgaris?
Aanbeveling
Overweeg een hyperkeratotische huidlaag (dikke schilferlaag) te behandelen met salicylzuur voorafgaand aan een andere topicale therapie (corticosteroïd en/of vitamine-D3 analoog).
Pas geen salicylzuur als monotherapie toe voor de behandeling van psoriasis vulgaris.
Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van salicylzuurpreparaten bij jonge kinderen. Bij een leeftijd onder de twee jaar wordt het gebruik van salicylzuur afgeraden.
Overwegingen
Kwaliteit van het bewijs
De systematische analyse van de literatuur toont aan dat er mogelijk een positief effect is van topicaal salicylzuur in combinatie met een topicaal corticosteroïd voor de behandeling van het psoriasis in vergelijking met monotherapie van eenzelfde topicaal corticosteroïd.
De kwaliteit van het bewijs is echter redelijk laag. Dit wordt met name veroorzaakt door veel onduidelijkheid over de risk of bias. Het literatuuronderzoek ondersteunt de aanbeveling om een combinatietherapie met salicylzuur te overwegen voor de behandeling van het psoriasis.
Balans van gewenste en ongewenste effecten
Salicylzuur heeft enkele gewenste effecten bij de behandeling van psoriasis, waaronder de afbraak van schilfers en de vermindering van verdikte huidlagen die kenmerkend zijn voor psoriasis laesies. Deze keratolytische werking kan de gladheid van de huid verbeteren en jeuk verminderen, wat bijdraagt aan de algehele symptoomverlichting. Bovendien kan het gebruik van salicylzuur als behandeling de penetratie van andere topische behandelingen verbeteren, wat kan resulteren in een verhoogde werkzaamheid.
Echter, salicylzuur kan ook ongewenste effecten veroorzaken, zoals huidirritatie, vooral bij hogere concentraties of bij langdurig gebruik. Dit kan zich manifesteren als roodheid, branderigheid of een stekend gevoel op de applicatieplaats. Bovendien kan salicylzuur de huid uitdrogen, vooral bij frequente of langdurige toepassing, wat kan leiden tot meer irritatie en ongemak. In zeldzame gevallen kunnen hoge concentraties salicylzuur, bij langdurig gebruik en in grote hoeveelheden, door de huid worden opgenomen en systemische bijwerkingen veroorzaken (salicylaatintoxicatie), zoals misselijkheid, duizeligheid en hoofdpijn. Het is belangrijk op te merken dat kinderen extra gevoelig zijn voor deze effecten.
Bij kinderen onder de twee jaar dient het gebruik van salicylzuurpreparaten vermeden te worden. Voorzichtigheid is geboden bij kinderen tussen de twee en vier jaar waarbij salicylzuurpreparaten alleen voor kleine oppervlakten gebruikt dienen te worden.
Professioneel perspectief
De werkgroep is van mening dat salicylzuur voor de behandeling van psoriasis over het algemeen positief is. Salicylzuur wordt beschouwd als een effectieve topische behandelingsoptie vanwege zijn keratolytische eigenschappen, wat betekent dat het helpt bij het afbreken van de schilferige, verdikte huidlagen die kenmerkend zijn voor psoriasis laesies. Dit draagt bij aan het verminderen van schilfering, jeuk en ontsteking, en kan de algehele symptoomverlichting verbeteren. Het wordt vaak gebruikt in combinatie met andere topische behandelingen, zoals corticosteroïden, om een meer uitgebreide benadering van psoriasismanagement te bieden. Door de keratolytische werking van salicylzuur kunnen andere geneesmiddelen beter worden geabsorbeerd en effectiever werken wanneer ze samen worden gebruikt.Bovenkant formulier
Waarden en voorkeuren van patiënten
Patiënten waarderen salicylzuur als behandeling voor psoriasis vanwege de effectiviteit bij het verminderen van symptomen zoals schilfering, verdikking van de huid en jeuk. Salicylzuur wordt over het algemeen als veilig beschouwd, wat bijdraagt aan het vertrouwen van patiënten in deze behandelingsoptie. Hoewel individuele voorkeuren kunnen variëren, blijft salicylzuur een waardevolle keuze voor veel patiënten met hyperkeratotische psoriasis.
Een gedeelte van de patiënten ervaart het (meerdere keren) dagelijks zalven als een last. Het dagelijks smeren kost tijd en aandacht, waarbij men steeds met de aandoening geconfronteerd wordt. Zeker als smeren met onvoldoende helpt, er meerdere moeten worden gesmeerd of als opvlammingen elkaar snel opvolgen kan de patiënt hier smeermoe van worden. Belangrijk dat hier aandacht voor is in het gesprek van de behandelaar.
Het is belangrijk voor zorgverleners om open te staan voor het patiëntenperspectief en samen te werken met patiënten om een behandelplan te ontwikkelen dat voldoet aan hun individuele behoeften en voorkeuren. Individuele ervaringen en voorkeuren van patiënten kunnen variëren voor de verschillende vormen topicale middelen, zoals zalven, crème gel, lotions of spray. Het bespreken van de voor – en nadelen van de varianten is belangrijk, zodat de patiënt door middel van ‘Samen Beslissen’ de juiste behandeling kan kiezen. Hierbij is het belangrijk dat er aandacht is voor het ‘’smeren, de therapietrouw, de te verwachten effecten, en termijn hiervan om realistische verwachtingen te creëren over het bereik van de behandeling. Een behandeling die het beste past bij hun levensfase en gezondheidstoestand.
Aanvaardbaarheid en haalbaarheid
Over het algemeen in de aanvaardbaarheid en haalbaarheid van salicylzuur goed vanwege de toegankelijkheid, gemakkelijke toepassing, en effectiviteit ervan als aanvullende behandeling van psoriasis. Vergoedingsaspecten, waarbij sommige indifferente middelen door de patiënt zelf betaald moeten worden, spelen ook een rol bij de keuze voor salicylzuur.
Onderbouwing
Achtergrond
Werkingsmechanisme
Salicylzuur is een keratolyticum dat zorgt voor loslating van de hyperkeratotische huidlaag en kan om die reden toegepast worden in de behandeling van psoriasis vulgaris. Er wordt gedacht dat salicylzuur de intercellulaire binding tussen corneocyten oplost waardoor het stratum corneum uiteindelijk zachter en gehydrateerd wordt [Jacobi, 2015]. Door het ontschilferende effect kan het de absorptie van bijvoorbeeld een topicaal corticosteroïd vergroten wanneer dit gecombineerd gebruikt wordt. Voor de behandeling van psoriasis wordt in de literatuur een dosering van 5-10% beschreven[Schlager, 2017]. Andere bijkomende effecten van salicylzuur zijn het soepeler worden van de huid, het verminderen van jeuk en het herstellen van de huidbarrière [Jacobi, 2015].
Dosering en doseringsregime
Voor het verwijderen van een schilferlaag kan een keratolyticum worden gebruikt, waarbij de keuze voor de applicatievorm afhangt van de locatie van de huidafwijkingen en de voorkeur van de patiënt. Bij regelmatig gebruik moet rekening worden gehouden met transdermale absorptie, en het middel moet niet vlak voor een UVB-behandeling worden gebruikt.
Bij een dikke schilferlaag op de behaarde hoofdhuid wordt salicylzuur 10% in Lanettesmeersel Formularium der Nederlandse Apothekers (FNA) eenmaal daags 's avonds aangebracht, gevolgd door het voorzichtig kammen van de schilfers in de ochtend om huidbeschadiging te voorkomen. Daarna wordt het haar gewassen met gewone shampoo en koolteershampoo, waarbij de behandeling wordt voortgezet totdat de schilferlaag verdwenen is, meestal binnen 2-3 dagen.
Op het lichaam wordt salicylzuur 10% in vaselinelanettecrème FNA eenmaal daags dun aangebracht op de dikke schilferlaag, met een controle na twee weken en eventueel voortzetten van de behandeling voor maximaal een extra week bij onvoldoende ontschilfering [Farmacotherapeutisch Kompas, Salicylzuur (bij hyperkeratose)].
In sommige gevallen kan, zoals het snel recidiveren van schilfering, gekozen worden voor een combinatiepreparaat, zoals bethametason/salicylzuur zalf voor laesies op het lichaam en desoximethason met 10% salicylzuur emulsie voor laesies op de hoofdhuid.
Conclusies
Voor de uitkomstaten ‘jeuk’, ‘kwaliteit van leven (DLQI)’ en ‘kosteneffectiviteit’ kon met de beschikbare data geen GRADE analyse worden verricht.
Salicylzuur + corticosteroïd (klasse III) versus corticosteroïd (klasse III) voor plaque psoriasis |
|||||||||||
Certainty assessment |
Samenvatting resultaten |
||||||||||
Aantal deelnemers |
Risk of bias |
Inconsistentie |
Indirect bewijs |
Onnauwkeurigheid |
Publicatie bias |
Overall certainty of evidence |
Aantal events (%) |
Relatief effect |
Absolute effecten |
||
With cortico |
With salicylzuur + cortico |
Risico met cortico |
Risico verschil met salicylzuur + cortico |
||||||||
PGA response (cleared, good, excellent) (follow up: gemiddeld 24 dagen) [Fredriksson, 1976; Katz, 1998; Koo, 1998] |
|||||||||||
690 |
ernstiga |
niet ernstig |
ernstigb |
niet ernstig |
niet gevonden |
⨁⨁◯◯ |
255/349 (73.1%) |
287/341 (84.2%) |
RR 1.15 |
731 per 1.000 |
110 meer per 1.000 |
Gemiddelde PASI residu als percentage van PASI baseline (follow up: gemiddeld 21 dagen) [Tiplica, 2009] |
|||||||||||
315 |
ernstigc,d |
niet ernstig |
ernstigd |
niet ernstig |
niet gevonden |
⨁⨁◯◯ |
151 |
164 |
- |
- |
MD 3.52 lager |
Bijwerkingen (lokale huidreactie) (follow up: mediaan 22 dagen) [Tiplica, 2009; Katz, 1998; Koo, 1998] |
|||||||||||
991
Tiplica 2009, Katz 1998, Koo 1998 |
ernstiga |
niet ernstig |
ernstigd |
niet ernstig |
niet gevonden |
⨁⨁◯◯ |
34/491 (6.9%) |
45/500 (9.0%) |
RR 1.35 |
69 per 1.000 |
24 meer per 1.000 |
CI: Confidence interval; MD: Mean difference; RR: Risk ratio
Explanations
a. Het gaat hier om 3 dubbelblinde gerandomiseerde trial, maar de 2/3 studies rapporteerden geen details over het randomisatie- en blinderingsproces.
b. Bij Fredriksson 1976 is niet duidelijk welke PGA scores onder 'response' vielen.
c. De frequentie van de therapie in de interventiegroep verschilde van de frequentie in de controlegroep. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat de blindering van de deelnemers niet adequaat was.
d. De interventiegroep smeerde twee keer per dag met mometason en salicylzuur terwijl de controlegroep slechts één keer per dag smeerde. Hierdoor zouden de resultaten van de interventiegroep mogelijk positiever kunnen uitvallen.
Samenvatting literatuur
In de overkoepelende zoekactie werden in totaal [85] studies geïncludeerd op basis van beoordeling van titel en abstract. Uiteindelijk zijn er na full text screening [72] studies geëxcludeerd. Specifieke redenen voor exclusie zijn beschreven in de exclusietabel. Van de geïncludeerde studies beschreven 2 studies het effect van salicylzuur [Schlager, 2016; Jacobi, 2015].
In de Cochrane review van Mason et al. [2013], welke als uitgangsstudie werd gebruikt, werd geen geschikte studie gevonden. In de Cochrane review van Schlager et al. [2016] werd één studie beschreven die het effect van salicylzuur in combinatie met een corticosteroïd vergeleek met alleen een corticosteroïd van diezelfde klasse [Fredriksson, 1976]. Daarnaast werd nog een systematische review (SR) [Jacobi, 2015] gepubliceerd waarin drie primaire studies salicylzuur gecombineerd met een corticosteroïd vergeleken met alleen een corticosteroïd van diezelfde klasse. De vier bovengenoemde primaire studies werden gebruikt voor de literatuuranalyse.
Andere studies die geïncludeerd werden door Schlager et al. [2016] werden niet in de analyse meegenomen omdat de vergelijkende groep een andere klasse corticosteroïd bevatte dan de interventiegroep. Dit zou in de uitkomsten een vertekend beeld kunnen geven.
De literatuuranalyse is als volgt opgebouwd:
- Salicylzuur + Corticosteroïd (klasse 3) vs. Corticosteroïd (klasse 3)
Salicylzuur + Corticosteroïd (klasse 3) vs. Corticosteroïd (klasse 3)
Beschrijving van de studies
De Cochrane review van Schlager et al. [2016] onderzocht de behandeling van topicale therapie bij mensen met psoriasis capitis. Hierbij werden vier studies geïncludeerd die het effect van salicylzuur onderzochten. Alleen de RCT van Fredriksson [1976] had dezelfde klasse corticosteroïd in zowel de interventie- als controlegroep.
De studie van Fredriksson [1976] was een dubbel blinde RCT en includeerde 59 patiënten met psoriasis capitis. Betamethason dipropionaat 0,05% tweemaal daags voor vier weken werd vergeleken met betamethason dipropionaat 0,05% plus salicylzuur 2.0% 2dd voor vier weken. Bij baseline, week twee en week vier werd de huid gescoord middels een vijfpuntsschaal (clinical cure, clinical improvement, moderate improvement, slight improvement en treatment failure.
De SR van Jacobi et al. [2015] includeerde in totaal acht studies die het effect van salicylzuur bij mensen met zowel psoriasis vulgaris als psoriasis capitis onderzochten. Daarvan waren drie studies die in zowel de interventie als controlegroep dezelfde klasse corticosteroïd vergeleken (Katz, 1998; Koo, 1998; Tiplica, 2009). Deze worden hieronder los beschreven.
De studie van Tiplica et al. [2009] is een RCT van 359 patiënten met psoriasis die de mometason 0,1% samen met salicylzuur 5% (interventiegroep) vergeleek met alleen mometason 0,1% (controlegroep). De interventiegroep werd zevendagen behandeld met zowel mometason 0,1% als salicylzuur 5% (tweemaal daags) gevolgd door 14 dagen alleen mometason 0,1% (éénmaal daags). De controlegroep werd 21 dagen met alleen mometason 0,1% behandeld (éénmaal daags). De deelnemers waren hierbij in principe niet op de hoogte in welke groep ze waren ingedeeld. De effectiviteit werd door een verbetering in PASI beoordeeld. Ook de jeuk en de DLQI werden beoordeeld en de bijwerkingen werden beschreven.
De studie van Katz et al. [1998] is een dubbelblinde RCT met 268 patiënten. Gedurende een periode van drie weken werd een tweedaagse applicatie van mometason 0,1% in combinatie met salicylzuur 5% getest bij een groep van 130 patiënten. Deze behandeling werd vergeleken met een groep die alleen met mometason 0,1% tweemaal daags werd behandeld (n=133). Er werd een ‘target-laesie’ uitgezocht welke tijdens de follow-up gescoord werd, maar patiënten konden de therapie ook op andere, door psoriasis aangedane plekken, gebruiken. De gehele huid werd middels een zespuntsschaal (1=cleared, 2=excellent, 3=good, 4=fair, 5=poor, 6=exacerbated) door een onderzoeker gescoord. Daarnaast werd de ernst van huidatrofie gescoord en werd er gekeken naar eventuele hypothalamus-hypofyse-bijnieras suppressie met behulp van de cosyntropine test. Ook salicylzuur-bloedwaarden werden gecontroleerd.
De dubbelblinde RCT van Koo et al. [1998] omvatte in totaal 408 volwassen poliklinische patiënten met matige tot ernstige psoriasis vulgaris. De psoriasis moest minstens één jaar aanwezig zijn geweest. Een combinatiezalf van mometason 0,1% en salicylzuur 5% tweemaal daags werd vergeleken met alleen mometason zalf 0,1% tweemaal daags. Beide behandelingen werden gedurende een periode van 21 dagen toegepast op psoriasis laesies op de romp, armen of benen. Evaluaties werden uitgevoerd op dag 4, 8, 15 en 22 om de effectiviteit van de behandeling te beoordelen. De algemene klinische respons werd door de onderzoeker beoordeeld middels een zes-puntschaal (1 = clear, 2 = uitstekend, 3 = goed, 4 = redelijk, 5 = slecht en 6 = verergering). Eventuele lokale of systemische bijwerkingen werden uitgevraagd. Patiënten werden ook gecontroleerd op tekenen van huidatrofie.
Risk of bias
De risk of bias voor Fredriksson et al. [1976] is overgenomen uit de Cochrane review van Schlager et al. [2016].
Tiplica et al. [2009] heeft een matig ernstig risico op bias. Dit komt met name door de vergelijking die gemaakt werd. De interventiegroep smeerde twee keer per dag met mometason en salicylzuur terwijl de controlegroep slechts één keer per dag smeerde. Hierdoor zouden de resultaten van de interventiegroep mogelijk positiever kunnen uitvallen. De frequentie van de therapie in de interventiegroep verschilde van de frequentie in de controlegroep. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat de blindering van de deelnemers niet adequaat was.
De studie van Katz et al. [1998] is van matig slechte kwaliteit. Het gaat hier om een dubbelblinde gerandomiseerde trial, maar de studie rapporteerde geen details over het randomisatie- en blinderingsproces. Veel van de resultaten wordt alleen in percentages genoteerd en niet in absolute getallen. In twee van de acht deelnemende centra werd suppressie van de HPA-as en salicylzuur bloedwaarden getest, maar er wordt niet beschreven uit welke studie arm deze patiënten kwamen.
De studie van Koo et al. [1998] is van matig slechte kwaliteit. Het gaat hier om een dubbelblinde gerandomiseerde trial, maar de studie rapporteerde geen details over het randomisatie- en blinderingsproces. Daarnaast werd niet beschreven waarom patiënten gedurende de studie uitvielen, wel ging dit maar om kleine aantallen.
Beschrijving van de resultaten
Effectiviteit (IGA/PGA en/of PASI)
Schlager 2016 beschreef dat het onderzoek van Fredriksson [1976] geen verschil vonden in ‘clearance’ en ‘response’ (volgens de Investigator Global Assessment (IGA)) tussen de patiënten die met de combinatietherapie werden behandeld en de patiënten die alleen met een topicaal corticosteroïd werden behandeld. Waarbij 28/30 patiënten ‘clearence’ bereikte in de interventiegroep en 25/29 in de controlegroep.
Tiplica et al. [2009] gebruikte voor het bepalen van de effectiviteit de PASI score en vergeleken de uitkomst van de score van meetpunt twee en drie met meetpunt één. Hiervoor werd een percentage uitgerekend waarbij een percentage van 30% op bezoek twee betekent dat er nog 30% van de ‘start’ PASI score over is. Oftewel; wanneer iemand een PASI score van 12 heeft bij bezoek één, en een score van 30% heeft bij bezoek twee, dan is de PASI score bij bezoek twee omgerekend vier. Na één week werd een significant verschil tussen de mometason-plus-salicylzuur groep (tweemaal daagse applicatie) en de alleen mometason groep (één maaldaagse applicatie) met een PASI% van respectievelijk 56,09% en 63,34% (p=0,0017). Na drie weken was dat respectievelijk 27,62% en 31,14% en niet meer significant (p=0,1449). In week twee en week drie van de studie was de behandeling voor beide groepen gelijk (éénmaal daagse applicatie van mometason).
In de studie van Katz et al. [1998] was de overall klinische respons (IGA) op dag 15 en 22 bij de combinatietherapie significant beter dan bij mometason 0,1% alleen (p= 0,02 en 0,01).
In de studie van Koo et al. [1998] was de overall klinische respons (IGA) op dag 15 en 22 bij de mometason-plus-salicylzuur-groep beter dan de alleen-mometason-groep (p < 0,01).
Jeuk
Tiplica et al. [2009] gebruikte een schaal van 0 tot 10 voor het scoren van de jeuk waarbij 0 betekend dat er geen jeuk is. Er werd geen significant verschil gezien tussen de interventie- en controlegroep. In de interventiegroep daalde de score van gemiddeld 4,40 naar 1,03 in drie weken tijd en in de controle groep daalde de score van 4,37 naar 1,03.
Bijwerkingen
Tiplica et al. [2009] vonden geen SAE in beide groepen. In de interventiegroep was één deelnemer met voorbijgaande huidirritatie.
Bij Katz et al. [1998] werden bijwerkingen waargenomen bij respectievelijk 20% en 13% in de groep die werd behandeld met mometason 0,1%/salicylzuur 5% en mometason 0,1%. De meest gerapporteerde bijwerkingen waren lokale reacties op de toepassingsplaats, waarbij branderigheid het meest voorkwam, gevolgd door jeuk en huidatrofie. Over het algemeen waren de bijwerkingen mild tot matig, met uitzondering van enkele gevallen van ernstige jeuk. Brandend gevoel, jeuk en huidatrofie werd vaker gemeld bij de groep behandeld met mometason 0,1%/salicylzuur 5%. Er waren geen significante trends in veranderingen in laboratoriumparameters, onderdrukking van de HPA-as, of salicylzuurgehaltes in het bloed.
In de studie van Koo et al. [1998] werden beide therapieën over het algemeen goed verdragen. Lokale huidreactie kwamen in beide groepen ongeveer even vaak voor (8% en 9%). In de mometason-plus-salicylzuurgroep kreeg 3% van de patiënten tekenen van huidatrofie.
Kwaliteit van leven (DLQI)
Tiplica et al. [2009] vonden geen significant verschil in de totale DLQI score tussen de interventie en controlegroep.
Kosteneffectiviteit
Voor deze uitkomstmaat werden geen geschikte studies gevonden.
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te beantwoorden is een systematische literatuuranalyse uitgevoerd. Voor dit onderzoek is de volgende PICO opgesteld:
P: | Volwassenen met milde, matige of ernstige psoriasis vulgaris |
I: | Salicylzuur gecombineerd met een conventionele topicale therapie (corticosteroïd, vitamine-D-analoog, calcineurineremmer) |
C: | Monotherapie met conventionele topicale therapie die ook als interventie wordt gebruikt (corticosteroïd, vitamine-D-analoog, calcineurineremmer) |
O: | Zie onderstaand |
De werkgroep definieerde de uitkomstmaten als volgt en hanteerde de in de studies gebruikte definities.
Primair (cruciaal):
- Effectiviteit na 2-4 weken, 12-16 weken of ≥24 weken weergegeven met PASI of PGA
- Jeuk zoals weergegeven in de studie
Secundair (belangrijk):
- Bijwerkingen
- Kwaliteit van leven (DLQI)
- Kosteneffectiviteit
De cochrane review van Mason et al. [2013] werd als basis genomen en er werd een systematische zoekstrategie uitgevoerd in de elektronische databases Embase en Medline vanaf na hun zoekdatum. Studies werden geïncludeerd wanneer deze overeenkwamen met de elementen van de PICO en aan de volgende in- en exclusiecriteria voldeden:
Inclusie:
- Vergelijkend onderzoek RCT’s en controlled clinical trials (CCT)’s of SR van RCT’s of CCT’s)
- N>30
- Volledige tekst beschikbaar in Nederlands of Engels
Exclusie:
- Studies met een publicatiedatum voor 2012
Referenties
- * Farmacotherapeutisch Kompas. (geraadpleegd op 25 februari 2024). Salicylzuur (bij hyperkeratose). https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/s/salicylzuur__bij_hyperkeratose_
- * Fredriksson T., (1976) {published data only} A clinical comparison of 3 corticosteroid alcoholic solutions in the treatment of psoriasis of the scalp. Pharmatherapeutica 1(4):252-6. [EMBASE: 0977155168]
- * Jacobi, A., Mayer, A., & Augustin, M. (2015). Keratolytics and emollients and their role in the therapy of psoriasis: a systematic review. Dermatology and therapy, 5(1), 1-18. https://doi-org.eur.idm.oclc.org/10.1007/s13555-015-0068-3
- * Katz, H., Tanner, D., Cuffie, C., Brody, N., Garcia, C., Lowe, N., … Swinyer, L. (1998). A comparison of the efficacy and safety of the combination mometasone furoate 0.1%/salicylic acid 5% ointment with each of its components in psoriasis. Journal of Dermatological Treatment, 9(3), 151–156. https://doi.org/10.3109/09546639809160546
- * Koo, J., Cuffie, C. A., Tanner, D. J., Bressinck, R., Cornell, R. C., DeVillez, R. L., Edwards, L., Breneman, D. L., Piacquadio, D. J., Guzzo, C. A., & Monroe, E. W. (1998). Mometasone furoate 0.1%-salicylic acid 5% ointment versus mometasone furoate 0.1% ointment in the treatment of moderate-to-severe psoriasis: a multicenter study. Clinical therapeutics, 20(2), 283-291. https://doi-org.eur.idm.oclc.org/10.1016/s0149-2918(98)80091-x
- * Mason, A., Mason, J., Cork, M., Hancock, H., & Dooley, G. (2013). Topical treatments for chronic plaque psoriasis: an abridged Cochrane systematic review. Journal of the American Academy of Dermatology, 69(5), 799-807. https://doi-org.eur.idm.oclc.org/10.1016/j.jaad.2013.06.027
- * Schlager, J. G., Rosumeck, S., Werner, R. N., Jacobs, A., Schmitt, J., Schlager, C., & Nast, A. (2017). Topical treatments for scalp psoriasis: summary of a Cochrane Systematic Review. The British journal of dermatology, 176(3), 604-614. https://doi-org.eur.idm.oclc.org/10.1111/bjd.14811
- * Tiplica, G. S., & Salavastru, C. M. (2009). Mometasone furoate 0.1% and salicylic acid 5% vs. mometasone furoate 0.1% as sequential local therapy in psoriasis vulgaris. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology : JEADV, 23(8), 905-912. https://doi-org.eur.idm.oclc.org/10.1111/j.1468-3083.2009.03214.x
Evidence tabellen
Overzicht van geëxcludeerde studies
Artikel |
Reden van exclusie |
Topicale therapie |
|
Ali, 2017 |
Verkeerde uitkomstmaat |
Augustin, 2014 |
De geïncludeerde studies zijn van voor 2012 |
Bailey, 2012 |
De geïncludeerde studies zijn van voor 2012 |
Bark, 2021 |
Verkeerde uitkomstmaat |
Bhatia, 2019 |
Geen toegang |
Bhatia, 2019 |
Geen toegang |
Bhutani, 2012 |
De geïncludeerde studies zijn van voor 2012 |
Bissonnette, 2012 |
Verkeerde interventie (topinarof) |
Castela, 2012 |
De geïncludeerde studies zijn van voor 2012 |
Castela, 2012 |
De geïncludeerde studies zijn van voor 2012 |
Cook-Bolden, 2020 |
Geen toegang |
De Mozzi, 2012 |
Verkeerde studie design |
Del Rosso, 2019 |
Geen toegang |
Desai, 2021 |
Geen toegang |
Devaux, 2012 |
De geïncludeerde studies zijn van voor 2012 |
Edge, 2017 |
Verkeerde studie design |
Feldman, 2012 |
Meegenomen in de Cochrane review |
Feldman, 2013 |
Verkeerde studie design |
Gold, 2016 |
Geen toegang |
Green, 2018 |
Geen toegang |
Gutfreund, 2013 |
Verkeerde studie design |
Harvima, 2022 |
Verkeerde controlegroep |
Hendriks, 2012 |
De geïncludeerde studies zijn van voor 2012 |
Hendriks, 2013 |
Duplicaat van Hendriks 2012 |
Hendriks, 2013 |
Duplicaat van Hendriks 2012 |
Iversen, 2020 |
Verkeerde vergelijking |
Jalili, 2019 |
Verkeerde vergelijking |
Jalili, 2021 |
Verkeerde controlegroep |
Jett, 2022 |
Verkeerde interventie (topinarof) |
Khandpur, 2014 |
Verkeerde interventie |
Kim, 2016 |
Verkeerde studie design |
Kircik, 2013 |
Geen toegang |
Kircik, 2020 |
Geen toegang |
Kragballe, 2014 |
Verkeerde vergelijking |
Lebwohl, 2020 |
Verkeerde controlegroep |
Leonardi, 2016 |
Geen toegang |
Leonardi, 2015 |
Duplicaat van Leonardi 2016 |
Liu, 2020 |
Verkeerde populatie en controlegroep |
Malecic, 2016 |
Verkeerde studiedesign |
Mason, 2013 |
Duplicaat |
Menter, 2013 |
Geen toegang |
Menter, 2017 |
Geen toegang |
Nakagawa, 2015 |
Alleen beschikbaar in het Japans |
Nast, 2012 |
Verkeerde studiedesign |
Nogueira, 2022 |
Topinarof |
Paul, 2012 |
De geïncludeerde studies zijn van voor 2012 |
Pink, 2018 |
Verkeerde vergelijking |
Pinter, 2022 |
Verkeerde vergelijking |
Pixley, 2022 |
Verkeerd middel |
Queille-Roussel, 2014 |
Verkeerde vergelijking |
Queille-Roussel, 2015 |
Verkeerde uitkomst & N<30 |
Saleem, 2018 |
Verkeerde vergelijking |
Samarasekera, 2013 |
De geïncludeerde studies zijn van voor 2012 |
Schlager, 2017 |
Samenvatting van CR (Schlager, 2016) |
Shokeen, 2014 |
Geïncludeerde studies ook in Jacobi, 2015 |
Sidgiddi, 2018 |
Verkeerde vergelijking |
Singh, 2013 |
Verkeerde vergelijking |
Spada, 2018 |
Verkeerde vergelijking |
Staubach, 2023 |
Geen vergelijking |
Stein, 2020 |
Verkeerde vergelijking |
Stein, 2021 |
Verkeerde vergelijking |
Stein, 2021 |
Verkeerde vergelijking |
Sticherling |
Verkeerde vergelijking |
Sun, 2014 |
Alleen beschikbaar in het Chinees |
Svendsen, 2017 |
Verkeerde uitkomstmaat en vergelijking |
Venegas-Iribarren, 2017 |
Alleen beschikbaar in het Spaans |
Veverka, 2021 |
Verkeerde vergelijking |
Veverka, 2020 |
Verkeerde vergelijking |
Wang, 2017 |
Alleen beschikbaar in het Chinees |
Wang, 2014 |
De geïncludeerde studies zijn van voor 2012 |
Warren, 2021 |
Geen vergelijking |
Young, 2016 |
Verkeerde studie design |
Risico op bias tabellen
Randomized controlled trial (RCT)
Beoordeling risk of bias door middel van Cochrane collaboration tool.
Study reference
(first author, publication year) |
Describe method of randomisation |
Random sequence generation (selection bias)
(high/unclear/low risk) |
Allocation concealment (selection bias)
(high/unclear/low risk) |
Blinding of participants and personnel (performance bias) All outcomes
(high/unclear/low risk) |
Blinding of outcome assessor (detection bias) All outcomes
(high/unclear/low risk) |
Incomplete outcome data (attrition bias) All outcomes
(high/unclear/low risk) |
Selective reporting (reporting bias)
(high/unclear/low risk) |
Other bias
(high/unclear/low risk) |
Tiplica, 2009 |
Computer generated on a 1:1 basis |
Low risk |
Low risk |
Unclear risk |
High risk |
Low risk |
Unclear risk |
High risk
Intervention had a 2dd application, while control had a 1dd application, this could affect the outcomes |
Katz, 1998 |
Unclear, the method of randomization is not described |
Unclear risk |
Unclear risk |
Unclear risk |
Unclear risk |
Low risk |
Unclear risk |
Low risk |
Koo, 1998 |
Unclear, the method of randomization is not described |
Unclear risk |
Unclear risk |
Unclear risk |
Unclear risk |
Unclear risk
Reasons for incomplete outcome data is not described |
Low risk |
Low risk |
Fredriksson, 1976 (overgenom uit de CR van Schlager, 2016) |
Unclear, the method of randomization is not described |
Unclear risk |
Unclear risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
High risk
|
Low risk |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 22-11-2024
Laatst geautoriseerd : 23-12-2024
Geplande herbeoordeling :
Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep grotendeels in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).
De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn psoriasis en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
Aanleiding en afbakening onderwerp
Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is de richtlijn psoriasis in de periode 2023-2024 modulair herzien. Deze herziening betreft overwegend de toevoeging van nieuwe modules met klinische relevante onderwerpen welke ontbraken of toe waren aan herziening: screening, topicale middelen, nieuwe biologics, dosisreductie van biologics, biologics voor kinderen/adolescenten en ouderen en voorlichting voor patiënten.
Tabel 1: Overzicht betrokken partijen modulaire herziening psoriasis 2023-2024
Overzicht betrokken partijen Psoriasis 2023-2024* |
Zitting neming in werkgroep |
Knelpunten analyse |
Commentaarfase |
Autorisatie |
Opmerkingen |
Wetenschappelijke verenigingen |
|||||
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVVP) |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR) |
X |
X |
X |
X |
|
Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) |
|
X |
X |
|
Geen knelpunten aangeleverd |
Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) |
|
X |
X |
|
Geen knelpunten aangeleverd |
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) |
|
|
X |
X |
|
Overige organisaties |
|
|
|
|
|
Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) |
X |
X |
X |
X |
Module screening |
Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) |
X |
X |
X |
X |
Geen knelpunten aangeleverd |
Nederlandse Vereniging Huidtherapeuten (NVH) |
X |
X |
X |
X |
Geen knelpunten aangeleverd |
Nederlandse Associatie Physsian Assistants (NAPA) |
|
X |
|
|
Geen knelpunten aangeleverd Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar. |
Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) |
|
|
X |
|
|
Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) |
|
|
|
|
Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar. |
Patiëntenverenigingen |
|||||
Psoriasispatiënten Nederland (PN) |
X |
X |
X |
X |
|
Huid Nederland (HN) |
|
|
|
|
Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar. |
Stakeholders |
|||||
Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ) |
|
X |
X |
|
Knelpunten schriftelijk aangeleverd |
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) |
|
X
|
X |
|
Knelpunten schriftelijk aangeleverd |
Zorginstituut Nederland (ZiN) |
|
X
|
X |
|
Knelpunten schriftelijk aangeleverd |
Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) |
|
X
|
X |
|
|
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) |
|
|
X |
|
Afgemeld voor knelpunten |
Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) |
|
|
|
|
Ondanks herhaalde herinneringen geen reactie op de vraag om extern commentaar. |
*alle partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.
Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.
Doel en doelgroep
Doel
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met psoriasis.
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep. Daartoe behoren onder andere: Dermatologen, verpleegkundig specialisten, physcian assistants, huidtherapeuten. Secundair kan de richtlijn nuttig zijn voor kinderartsen, reumatologen, geriaters, huisartsen en apothekers. Voor patiënten werd informatie op thuisarts.nl en een patiënten folder ontwikkeld.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntenvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn. Voor een volledig overzicht van voorgaande werkgroepen en alle betrokken partijen wordt verwezen naar tabel 1.
Werkgroepleden |
Vereniging |
Dhr. Dr. E.M. Baerveldt, dermatoloog (voorzitter) |
NVDV |
Mw. Prof. Dr. E.M.G.J. de Jong, dermatoloog |
NVDV |
Mw. Dr. M. Seyger, (kinder)dermatoloog |
NVDV |
Mw. Dr. J. van den Reek, wetenschappelijk onderzoeker |
NVDV |
Mw. Dr. L. van der Schoot, arts in opleiding tot dermatoloog |
NVDV |
Mw. Drs. C.A.M van Riel, PhD-kandidaat (vanaf januari 2023) |
NVDV |
Mw. Drs. N. Henckens, PhD-kandidaat (vanaf januari 2024) |
NVDV |
Mw. Dr. F.M. Bruins, arts in opleiding tot dermatoloog |
NVDV |
Mw. Dr. I.M.G.J. Broncker, dermatoloog |
NVDV |
Dhr. Dr. W.P. Arnold, dermatoloog (tot maart 2024) |
NVDV |
Mw. Drs. E. ter Haar, PhD-kandidaat |
NVDV |
Dhr. Dr. L.G.J.M. Plusjé, dermatoloog |
NVDV |
Dhr. Dr. D.M.W. Balak, dermatoloog |
NVDV |
Dhr. Dr. H.B. Thio, dermatoloog |
NVDV |
Dhr. Dr. S. Dieleman, psychiater |
NVVP |
Mw. Dr. E.J.H. Schatorjé, kinderreumatoloog |
NVK |
Mw. Drs. E. Hoppenreijs, kinderreumatoloog |
NVK |
Dhr. Dr. F.A. van Gaalen, reumatoloog |
NVR |
Mw. K. Sterkenburg, huidtherapeut |
NVH |
Mw. I. Laffra, verpleegkundig specialist |
V&VN |
Dhr. Drs. W. Eizenga, huisarts |
NHG |
Mw. I. van Ee, patiëntvertegenwoordiger |
PN |
Mw. F. van Oort, patiëntvertegenwoordiger |
PN |
Ondersteuning werkgroep |
Vereniging |
Dhr. Drs. M.O. Hoogeveen, arts-onderzoeker (vanaf januari 2023) |
NVDV |
Mw. Drs. D.S. Adams, arts-onderzoeker (vanaf maart 2023) |
NVDV |
Mw. Drs. T. M. Nlgisang, arts-onderzoeker (vanaf november 2023) |
NVDV |
Mw. Drs. T. A. Teunissen, arts-onderzoeker (vanaf oktober 2024) |
NVDV |
Mw. Drs. L.J. van den Oord, arts-onderzoeker (vanaf april 2024) |
NVDV |
Mw. Dr. W.A. van Enst, klinisch epidemioloog & directeur NVDV |
NVDV |
Belangenverklaringen
De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.
Werkgroepleden |
Hoofdfunctie(s) |
Nevenfunctie(s) |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Getekend op |
Actie |
Dhr. Dr. E.M. Baerveldt (voorzitter) |
Dermatoloog Ijsselland ziekenhuis, SkinTwin |
NVDV: |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
3-11-2022 |
Geen |
Mw. Prof. Dr. E.M.G.J. de Jong |
Dermatoloog, Radboud UMC |
zie verder bij extern gefinancierd onderzoek |
Geen |
Geen |
heeft onderzoeksbeurzen ontvangen voor het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboud universitair medisch centrum Nijmegen, Nederland van AbbVie, BMS, Janssen Pharmaceutica, Leo Pharma, Lilly, Novartis, en UCB voor onderzoek naar psoriasis. heeft opgetreden als consultant en/of betaalde spreker en/of deelgenomen aan onderzoek gesponsord door bedrijven die medicijnen produceren voor de behandeling van psoriasis of eczeem, waaronder AbbVie, Amgen, Almirall, Boehringer-Ingelheim, Celgene, Galapagos, Janssen Pharmaceutica, Lilly, Novartis, Leo Pharma, Sanofi en UCB. Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat direct naar de instelling (Radboudumc). |
Geen |
Geen |
23-11-2022 |
Geen |
Mw. Dr. M. Seyger |
Dermatoloog, Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Onderzoeksgrant Janssen (2020): Unmet needs regarding treatment in young people with psoriasis |
Geen |
Geen |
31-10-2022 |
Geen |
Mw. Dr. J. van den Reek |
Dermatoloog, Radboud UMC |
1. Adviseur psoriasis blad, Psoriasispatiënten Nederland (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Heeft klinische onderzoeken uitgevoerd voor AbbVie, Celgene, Almirall en Janssen. Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van Radboudumc Nijmegen.
Ontving studiebeurzen van ZonMw voor studies over doseringsverlaging van biologics . heeft vergoedingen voor voordrachten ontvangen/deelgenomen aan adviesraden van AbbVie, Janssen, BMS, Almirall, LEO Pharma, Novartis, UCB en Eli Lilly en vergoeding voor het bijwonen van een symposium van Janssen, Pfizer, Celgene en AbbVie (voorzitter). Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van Radboudumc Nijmegen.
|
Geen |
Geen |
6-9-2022 |
Geen |
Mw. Dr. L. van der Schoot |
Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Uitvoeren van trials voor Janssen en Novartis en ontvangen sprekersvergoeding van Janssen en Eli Lilly. Alle financiering was onpersoonlijk en werd uitbetaald aan het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc. |
Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van behandeling van psoriasis met biologics, specifiek dosisreductie van biologics. |
Geen |
5-9-2022 |
Geen |
Mw. Drs. C.A.M van Riel |
Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
5-3-2024 |
Geen |
Mw. Drs. N. Henckens, |
Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie Radboud UMC. Onderzoek naar patiënten met psoriasis die behandeld worden middels biologicals (BioCAPTURE registry). |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
21-12-2023 |
Geen |
Mw. Dr. F.M. Bruins |
Arts in opleiding tot dermatoloog, Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
7-9-2022 |
Geen |
Mw. Dr. I.M.G.J. Broncker |
Dermatoloog, Rijnstate |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
13-9-2022 |
Geen |
Dhr. Dr. W.P. Arnold |
Dermatoloog, Gelderse Vallei en Psoriasis dagcentrum Ede |
1. Lid cie Kwaliteit ZKH Gelderse Vallei (ZGV) |
Mede-eigenaar Psoriasis dagcentrum Ede |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
7-9-2022 |
Geen |
Mw. Drs. E. ter Haar |
Arts-onderzoeker, PhD-kandidaat Dermatologie Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Uitvoeren van investigator-intiated research met financiele steun van Almirall en het uitvoeren van trials voor Novartis. Alle financiering was onpersoonlijk en werd uitbetaald aan het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc. |
Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van psoriasis bij de oudere patiënt. |
Geen |
12-9-2022 |
Geen |
Dhr. Dr. L.G.J.M. Plusjé |
Dermatoloog Rode Kruis ziekenhuis Beverwijk en |
Centrum voor Lipoedeem. Behandeling van patiënten met lipoedeem. Betreft niet-verzekerde zorg |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
14-9-2022 |
Geen |
Dhr. Dr. D.M.W. Balak |
Dermatoloog, LUMC |
Medisch adviseur Psoriasispatiënten NL (onbetaald) |
- Organisatie nascholing Brugge dagen sept 2023 Ii.s.n. AbbVie (betaald) - Spreker nascholing Dermatology at sea juni 2-23 (ism met Janssen) (betaald) - Deelname world congress Dermatology juli 2023 (ism Admirall) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
28-3-2023 |
Geen |
Dhr. Dr. H.B. Thio |
Dermatoloog Erasmus MC |
Geen
|
Ik treed betaald op als onderzoeker, als spreker en als lid van de medische adviesaden van de firma's Boehringen Ingelheim, Janssen, AbbVie, Galderma, Leo Pharma, Eli Lilly, en UCB. |
Geen |
Zie eerder. |
Geen |
Geen |
12-5-2023 |
Geen |
Dhr. Dr. S. Dieleman |
Psychiater en opleider psychiatrie Erasmus MC, deelnemer aan het multidisciplinaire psychodermatologie spreekuur in het Erasmus MC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
eigen profilering op het gebied van psychodermatologie, maar dat is ongeacht de inhoud van de richtlijn |
7-11-2022 |
Geen |
Mw. Dr. E.J.H. Schatorjé |
Kinderreumatoloog/immunoloog St. Maartenskliniek en Radboud UMC |
secretaris Nederlands Vereniging voor Kinderreumatologie (NVKR): onbetaald |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
20-10-2022 |
Geen |
Mw. Drs. E. Hoppenreijs |
Kinderreumatoloog St. Maartenskliniek en Radboud UMC |
1. lid NvK geneesmiddelen commissie |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
12-9-2022 |
Geen |
Dhr. Dr. F.A. van Gaalen |
Reumatoloog LUMC |
Lid van het ASAS uitvoerend comité Penningmeester van ASAS |
Adviesvergoedingen van Novartis, MSD, AbbVie, Bristol Myers Squibb, Eli Lilly |
Geen |
subsidies van Stichting Vrienden van Sole Mio, Stichting ASAS, UCB, Novartis en Jacobus Stichting |
Geen |
Geen |
23-9-2021 |
Geen |
Mw. K. Sterkenburg, |
Huidtherapeut en beleidsmedewerker NVH |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
5-9-2022 |
Geen |
Mw. I. Laffra |
Verpleegkundig specialist Rijnstate |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
11-9-2022 |
Geen |
Dhr. Drs. W. Eizenga |
Huisarts in Utrecht, manager bij de huisartsopleiding te Utrecht |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
8-11-2022 |
Geen |
Mw. I. van Ee |
Adviseur patientenbelang, PatientenfederatieNederland |
Coordinator patientenparticipatie Psoriasispatienten Nederland |
Geen |
Geen |
Freedom of disease Psoriasis: hoofdauteur |
Geen |
Geen |
7-8-2022 |
Geen |
Mw. F. van Oort |
Staffunctionaris beleid, zorg en kwaliteit. |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
7-11-2022 |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er is aandacht besteed aan het patiënten perspectief in alle modules van de herziende richtlijn psoriasis door zitting neming van afgevaardigden van Psoriasispatiënten Nederland (PN). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PN.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst Raming |
Toelichting |
Topicale therapie |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. In verband met het modulaire onderhoud van deze richtlijn wordt het implementatieplan per module weergegeven in de bijlage van de betreffende module.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.
Knelpuntenanalyse
In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden en gemandateerde van verschillende (wetenschappelijke) verenigingen en stakeholders. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar tabel 1.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in bijlage 2.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog
|
|
Redelijk
|
|
Laag
|
|
Zeer laag
|
|
B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).
C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)
Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg
Indicatorontwikkeling
Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie bijlage 4).
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar (zie ook tabel 1). De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie.
Literatuur
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from www.handbook.cochrane.org.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.. Online beschikbaar op http://richtlijnendatabase.nl/ Laatst geraadpleegd op [DATUM geraadpleegd voor concepttekst]
Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.