Ischemische hartziekte en hartfalen
Uitgangsvraag
Hoe moeten psoriasispatiënten met ischemische hartziekte en/of hartfalen worden behandeld?
Aanbeveling
Psoriasis en ischemische hartziekten:
- Gebruik geen CsA bij patiënten met psoriasis en ischemische hartziekten.
- Overweeg om acitretine niet te gebruiken bij patiënten met psoriasis en ischemische hartziekten.
Psoriasis en gevorderd hartfalen:
- Bespreek de keuze voor systemische therapie inzake psoriasis bij psoriasispatiënten met gevorderd hartfalen met een cardioloog.
- Gebruik geen CsA of TNF-alfa-blokkers bij patiënten met psoriasis en gevorderd hartfalen.
Overwegingen
Ischemische hartziekte
Patiënten met psoriasis hebben een ongeveer twee- tot drievoudig verhoogd relatief risico op het ontwikkelen van cardiovasculaire gebeurtenissen zoals een hartinfarct of beroerte vergeleken met personen zonder psoriasis. Het cardiovasculaire risico lijkt samen te hangen met de ziekte-ernst. Het verband tussen psoriasis en hart- en vaatziekten wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een verhoogde prevalentie van klassieke cardiovasculaire risicofactoren bij patiënten met psoriasis, zoals de componenten van het metabool syndroom. Er is ook bewijs voor een onafhankelijk risico dat wordt veroorzaakt door de systemische inflammatoire aard van de ziekte.
• Besteed bij patiënten zonder een voorgeschiedenis van hart- en vaatziekten, aandacht aan hun cardiovasculaire risicofactoren. Overweeg dat deze patiënten leefstijladviezen krijgen (via de huisarts of cardioloog), waaronder het vermijden van roken, het volgen van een gezond voedingspatroon, het verhogen van fysieke activiteiten en het nastreven van een gezond bloeddruk met andere medicatie in overeenstemming met de huidige ESC guidelines.5-6
De werkgroep is zich er van bewust dat het adviseren van leefstijladviezen en het screenen op cardiovasculaire risicofactoren, waaronder diabetes mellitus, hypertensie en dysplipidemie, voor alle psoriasispatiënten in de praktijk niet dikwijls wordt toegepast en dat psoriasis niet als risicofactor benoemd staat in de NHG-standaarden. Bovenstaand gaat om een voorlopige overweging. Er is nog een gebrek aan hard, wetenschappelijk bewijs. In een nieuwe richtlijnherziening van deze richtlijn zal aandacht besteed worden aan het formuleren van aanbevelingen omtrent niet-farmacologische interventies. Het kan overwogen worden op bij patiënten met een verdenking op een metabool syndroom en psoriasis te screenen op cardiovasculaire risicofactoren.
Met uitzondering van MTX zijn er geen onderzoeken verricht waarin anti-psoriasis therapie is geëvalueerd als behandeling voor coronaire hartziekte. Het lijkt erop dat de vermindering van de inflammatie door psoriasis een gunstig effect heeft op de cardiovasculaire comorbiditeit (indirect effect), maar directe effecten van de psoriasis behandeling op atherosclerotische ontsteking kunnen ook een rol spelen.
Meerdere onderzoeken met verschillende therapieën hebben bewijs opgeleverd voor parameters van cardiovasculair risico en/of cardiovasculaire gebeurtenissen tijdens de psoriasis behandeling. Uit deze onderzoeken blijkt dat MTX, TNF-alfa-blokkers (met name adalimumab) en ustekinumab parameters van cardiovasculair risico verbeteren bij psoriasispatiënten.
Terwijl in sommige experimentele modellen IL-17 in verband is gebracht met stabiliserende eigenschappen van onstabiele atherosclerotische ziekte, is een behandeling met IL-17-blokkers niet geassocieerd met een verhoogd aantal cardiovasculaire gebeurtenissen. Bovendien leidt remming van IL-17, bijvoorbeeld met secukinumab, tot verbetering van surrogaatmarkers van de endotheeldysfunctie.
De beschikbare gegevens omtrent IL-23p19-blokkers geven aan dat ze veilig zijn bij patiënten met cardiovasculaire comorbiditeit, maar informatie over mogelijke effecten op cardiovasculaire risicofactoren is beperkt.
Behandeling met apremilast gaat bij sommige patiënten gepaard met gewichtsverlies. Experimentele studies wijzen op potentieel gunstige effecten van apremilast in modellen van atherosclerose. Noch klinische onderzoeksgegevens, noch observationele studies geven aan dat apremilast geassocieerd is met een verhoogd risico op cardiovasculaire gebeurtenissen bij psoriasispatiënten met ischemisch hartziekte of cardiovasculaire risicofactoren.
Er zijn geen aanwijzingen dat dimethylfumaraat in verband worden gebracht met verhoogde cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met ischemische hartziekte.
CsA kan hypertensie veroorzaken of verergeren, een aandoening die vaak voorkomt bij patiënten met ischemische hartziekte, en verergering van dyslipidemie. Het metabolisme van CsA kan interfereren met geneesmiddelen die worden gebruikt bij patiënten met een ischemische hartziekte, zoals als bètablokkers, calciumantagonisten, ACE blokkers (bijv. lisinopril) en andere RAAS antagonisten (bijv. losartan) CsA vermindert de klaring van statines (veel voorgeschreven bij een verhoogd cardiovasculair risico profiel), waardoor de ernstige, maar zeldzame bijwerking van rhabdomyolyse kan worden uitgelokt.
Acitretine heeft een zeer beperkt ontstekingsremmend vermogen en kan hyperlipidemie induceren of verergeren.
Samenvatting van de literatuur
Matige tot ernstige psoriasis wordt in verband gebracht met verschillende cardiovasculaire risico factoren waaronder obesitas, hypertensie, diabetes, dyslipidemie en metabool syndroom.7 De ernst van psoriasis is in verband gebracht met een hogere prevalentie van deze risicofactoren. Er is echter tegenstrijdig bewijs dat psoriasis geassocieerd is met verhoogde cardiovasculaire gebeurtenissen en of psoriasis zelf een onafhankelijke cardiovasculaire risicofactor is.8 Een grote cohortstudie in Rotterdam vond geen verschil in het risico op ziekenhuisopnames ten gevolge van ischemische hartziekte bij patiënten met psoriasis vergeleken met gematchte controlepersonen.9 Het is gebleken dat patiënten met zeer ernstige psoriasis een verhoogde mortaliteit hebben, maar dat ernstige psoriasis geen onafhankelijke risicofactor is voor ischemische hartziekte.10 De bovengenoemde studies staan in contrast met een grote en groeiende hoeveelheid literatuur die er op wijst dat patiënten met ernstige psoriasis een klinisch relevant verhoogd sterfterisico hebben door ischemische hartziekte. Veertien cohortstudies en meta-analyses werden kritisch geëvalueerd m.b.t de omvang van het cardiovasculaire risico voor de primaire uitkomsten van cardiovasculair mortaliteit, beroerte en myocardinfarct (MI).11 Verhoogd risico werd alleen bij individuen vastgesteld met ernstige psoriasis (gedefinieerd als noodzaak tot gebruik van systemische therapie of ziekenhuisopname): de risicoverhouding ten opzichte van de algemene bevolking was 1,37 (95% BI, 1,17-1,60) voor cardiovasculaire mortaliteit, 3,04 (95% BI 0,65-14,35) voor MI en 1,59 (95% BI, 1,34-1,89) voor beroerte. De relatieve risico’s van hart- en vaatziekten waren het hoogst in de jongere psoriasis populatie met ernstige psoriasis (bijv. 3.10 [95% BI, 1,98-4,86] voor MI na 30 jaar), en de absolute risico's waren het grootst bij oudere personen met ernstige psoriasis (bijv. 23,2 extra MI's per 10.000 persoonsjaren na 60 jaar).11 Er werd ook een ongeveer 25% verhoogd relatief risico op hart- en vaatziekten getoond bij patiënten met psoriasis, onafhankelijk van roken, obesitas en hyperlipidemie.12 De gepoolde relatieve risico’s voor cardiovasculaire mortaliteit bij psoriasis vergeleken met de algemene populatie was 1,15 (95% BI 1,09-1,21) bij alle patiënten met psoriasis, 1,05 (95% BI 0,92-1,20) bij patiënten met milde psoriasis, en 1,38 (95% BI 1,09-1,74) bij ernstige ziekte.12 Een recente systematische review en meta-analyse geeft aan dat subklinische coronaire hartziekte gediagnosticeerd met cardiale computer tomografie (CT) vaker voorkomt bij patiënten met psoriasis, met een verhoogde ziektelast en een verhoogd aantal hoog-risico coronaire plaques.13
Wellicht zijn er overlappende immunologische pathways bij zowel psoriasis als ischemische hartziekte die aan deze associatie ten grondslag liggen 14,15. Interessant daarbij is de vraag of de systemische behandelingen tegen psoriasis het cardiovasculair risico beïnvloeden door ontstekingsremming in het algemeen. Het is niet bekend of systemische behandelingen de cardiovasculaire uitkomsten kunnen veranderen, inclusief het percentage MI. Er zijn meerdere studies die de effecten van systemische behandelingen op cardiovasculaire risicofactoren onderzochten, waaronder metabole parameters (bijv. serumlipiden), bloeddruk of biomarkers van ontsteking en atherosclerose (bijv. C-reactief proteïne (CRP), endotheeldysfunctie). Meerdere studies hebben geen significante veranderingen in metabole parameters aangetoond bij patiënten die zowel PUVA als UVB-TL01 -therapie kregen.16,17 Daarentegen verhogen systemische retinoïden (d.w.z. acitretine) gewoonlijk de serumtriglyceriden en cholesterol door HDL-lipoproteïnen te verschuiven naar LDL-lipoproteïnen. Evenzo kan CsA serumlipiden, plasmaglucose en bloeddruk verhogen op een dosisafhankelijke wijze.4, 19 Therapie met MTX gaat gepaard met een verminderd risico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit bij patiënten met reumatoïde artritis en bij patiënten met psoriasis en artritis psoriatica.20-23 In een longitudinale cohortstudie onder 6902 patiënten met psoriasis, vond men dat behandeling met MTX geassocieerd was met een verminderd risico op cardiovasculaire gebeurtenissen in vergelijking met patiënten die werden behandeld met andere psoriasis behandelingen, zoals CsA en retinoïden.24 Behandeling met MTX vermindert de dikte van de carotis intima-media (marker van arteriosclerose) bij patiënten met matige tot ernstige psoriasis.25 Preklinische en pilotstudies suggereren mogelijke cardioprotectieve effecten van apremilast en dimethylfumaraat, maar geven geen klinisch bewijs dat het cardiovasculaire risico wordt beïnvloed.26,57
Het effect van biologics op het risico op ischemische hartziekte is onduidelijk. Van behandeling met TNF-alfa-blokkers en ustekinumab is aangetoond dat ze vasculaire ontsteking verminderen en systemische inflammatoire biomarkers doen afnemen. 29-33 Bovendien verbetert de therapie met TNF-alfa-blokkers van atherosclerose door de dikte van de intima media en de arteriële stijfheid bij patiënten met RA, spondyloarthropathieën, PsA en psoriasis.34-36 Secukinumab heeft mogelijk een gunstig effect op het cardiovasculaire risico bij patiënten met psoriasis door verbetering van het endotheelfunctie gemeten door flow-gemedieerde dilatatie.37
Er is tegenstrijdig bewijs over de effecten van biologics op de incidentie van cardiovasculaire events bij patiënten met psoriasis. In een grote cohortstudie (25.554 psoriasispatiënten werden gedurende acht jaar gevolgd op basis van gegevens over administratieve en apotheekclaims van een grote Amerikaanse verzekeraar) vertoonden de patiënten op systemische medicatie geen verminderd risico op MI, vergeleken met degenen die zijn blootgesteld aan lichttherapie.38 Een recente vergelijking van psoriasispatiënten tussen 1995 en 2002 gediagnostiseerd (cohort in het vroege tijdperk) en de gediagnosticeerde personen tussen 2006 en 2013 (cohort van het late tijdperk), vertoonde geen enkele verandering in het MI-risico ondanks toegenomen preventie van hart- en vaatziekten en de beschikbaarheid van biologics.39 Een meta-analyse van 22 RCTs naar IL-12/23-antistoffen en TNF-alfa-blokkers die 10.183 volwassen patiënten omvatten, evalueerden de mogelijke associatie tussen biologics en ernstige ongunstige cardiovasculaire gebeurtenissen (MACE). In vergelijking met placebo was er geen significant verschil in de mate van MACE waargenomen bij patiënten die anti-IL-12/IL-23-antistoffen of TNF-alfa-blokkers kregen. De auteurs erkenden dat de studie mogelijk onvoldoende power had om een significant verschil aan te tonen.40 Andere studies hebben verschillende uitkomsten opgeleverd. In een grote studie werd beoordeeld of patiënten met psoriasis die behandeld waren met TNF-alfa-blokkers een verminderd risico hadden op MI vergeleken met degenen die met andere systemische therapieën, lichttherapie of topicale middelen waren behandeld.41 Dit was een retrospectieve cohortstudie van 8.845 patiënten, 1.673 kregen een TNF-alfa-blokker gedurende ten minste twee maanden, 2.097 kregen conventionele systemische behandelingen of lichttherapie, en 5.075 kregen alleen topische behandeling. Na correctie voor MI-risicofactoren, had het TNF-alfa-blokkers cohort een significant lager risico op MI vergeleken met het cohort dat topicaal was behandeld (aangepaste hazard ratio, 0,50; 95% BI, 0,32-0,79). Het verschil in incidentie van MI tussen TNF-alfa-blokkers en conventionele systemische behandelingen of lichttherapie was niet significant.41 In een Deense studie van 370 patiënten met ernstige psoriasis ingeschreven in een register, was behandeling met biologics (n = 693) of MTX (n = 799) geassocieerd met minder gevallen van cardiovasculaire ziekte dan bij behandeling met andere behandelingen voor psoriasis.42 Dit is consistent met een ander onderzoek, dat psoriasispatiënten die TNF-alfa-blokkers kregen, een lager risico hadden op belangrijke cardiovasculaire events in vergelijking met degenen die MTX kregen. Cumulatieve blootstelling aan TNF-alfa-blokkers was geassocieerd met een risicoreductie van 11% voor cardiovasculaire events.43 Er was wel bezorgdheid over de initiële analyses die IL-12/23-blokkers koppelen aan MACE in de eerste week van therapie. Een aanvullende meta-analyse van klinische onderzoeken en gegevens uit registers bij psoriasis en PsA suggereren dat behandeling met biologics, waaronder TNF-alfa-blokkers (adalimumab, etanercept en infliximab), IL-17A-blokkers(secukinumab en ixekizumab) of ustekinumab niet geassocieerd zijn met MACE’s.44-47 In een grote prospectieve Britse cohortstudie waren er geen significante verschillen in het risico op ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen tussen etanercept, adalimumab, ustekinumab en MTX.48 Evenzo werden bij 60.028 patiënten met psoriasis of PsA uit meerdere Amerikaanse databases geen significant verschillen gevonden in het risico van MACE's na het starten van de therapie met TNF-alfa-blokkers of ustekinumab.49
Hartfalen
Hartfalen is een klinisch syndroom dat wordt gekenmerkt door typische symptomen als kortademigheid, gezwollen enkels en vermoeidheid, die gepaard kunnen gaan met verhoogde veneuze druk, crepitaties en perifeer oedeem veroorzaakt door een structurele en/of functionele hartafwijking, resulterend in een verminderde cardiale output in rust of tijdens stress.5
Veelvoorkomende oorzaken zijn onder meer ischemische hartziekte, hypertensie, atriumfibrilleren, hartklepaandoeningen en cardiomyopathieën.
Patiënten met een vermoedelijk of bevestigd hartfalen moeten worden doorverwezen naar een cardioloog voor onderzoek en behandeling in overeenstemming met de huidige ESC richtlijn.50
De functionele classificatie NYHA wordt vaak gebruikt om de ernst te beschrijven van symptomen en inspanningsintolerantie bij patiënten met hartfalen:
- Klasse I - Geen symptomen en geen beperking bij gewone lichamelijke activiteit, bijv. kortademigheid tijdens het lopen, traplopen etc.
- Klasse II - Milde symptomen (milde kortademigheid en/of angina pectoris) en lichte beperking tijdens gewone bezigheden.
- Klasse III - Duidelijke beperking van activiteiten als gevolg van symptomen, zelfs tijdens minder dan gewone bezigheden, bijv. korte afstanden lopen (20-100 m). Alleen klachtenvrij in rust.
- Klasse IV - Ernstige beperkingen. Symptomen zelfs in rust. Meestal bedlegerige patiënten.
CsA kan de bloeddruk verhogen en de nierfunctie verminderen bij patiënten met psoriasis en hartfalen en interfereert met veel geneesmiddelen die bij de behandeling van hartfalen worden gebruikt. Bètablokkers, calciumantagonisten, ACE blokkers (bijv. lisinopril) en andere RAAS antagonisten (bijv. losartan) kunnen ieder voor zich psoriasis verergeren. CsA vermindert de klaring van statines, waardoor de ernstige, maar zeldzame bijwerking van rhabdomyolyse kan worden uitgelokt.
Het gebruik van MTX, acitretine en apremilast bij patiënten met psoriasis en hartfalen lijkt, afhankelijk van de onderliggende oorzaak, geen extra negatieve of positieve gevolgen te hebben in vergelijking met psoriasispatiënten zonder hartfalen.
Er zijn aanwijzingen dat TNF-alfa-blokkers, vooral adalimumab, certolizumab pegol en infliximab, gevorderd hartfalen verslechteren; beide geneesmiddelen zijn gecontra-indiceerd bij patiënten met hartfalen NYHA klasse III/IV en moeten met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met mildere vormen van hartfalen (NYHA klasse I/II). Etanercept moet bij patiënten met voorzichtigheid worden gebruikt met hartfalen.
Het gebruik van andere gerichte therapieën bij patiënten met psoriasis, met concomitant hartfalen lijkt geen negatief effect te hebben, doch afhankelijk van de onderliggende oorzaak inclusief infectie.
TNF-alfa is relevant bij hartfalen vanwege waarnemingen dat TNF-alfa een negatief inotroop effect heeft en kan leiden tot fibrose, hypertrofie en cardiomyopathie in diermodellen.52 Bovendien worden hartspecifieke TNF-alfa-niveaus gereguleerd door druk en volumebelasting bij dieren en bij mensen.53 Daarom werd een kleine reeks klinische onderzoeken uitgevoerd met TNF-alfa-blokkers om mogelijke gunstige effecten te onderzoeken bij patiënten met hartfalen. Twee grote, multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoeken met etanercept (RENAISSANCE en RECOVER 53,54) lieten geen verbeterde mortaliteit of verminderde ziekenhuisopnames zien vanwege hartfalen. De belangrijkste bevinding van de RENAISSANCE-studie was een trend naar hogere sterfte in de met etanercept behandelde proefpersonen, een punt van zorg dat nog wordt versterkt door de dosis-responsrelatie.
De gecombineerde analyse van deze onderzoeken toonde een trend naar verhoogde mortaliteit en/of ziekenhuisopnames door hartfalen in de gecombineerde tweewekelijkse/ driemaal-wekelijkse etanercept groep vergeleken met placebo.53,54 Infliximab werd geëvalueerd in een fase II gerandomiseerde, dubbelblinde, placebo- gecontroleerde pilotstudie.55 Deze pilotstudie liet geen gunstig effect van infliximab zien t.o.v. placebo in termen van werkzaamheid. Hogere doses infliximab (10 mg/kg) gingen gepaard met een verhoging in zowel de overall mortaliteit als het aantal ziekenhuisopnames als gevolg van hartfalen in week 28 en 54.
Conclusie literatuur
De resultaten van gerandomiseerde, placebogecontroleerde onderzoeken met zowel etanercept als infliximab suggereren een schadelijk effect van hogere doses TNF-alfa-blokkers bij patiënten met NYHA klasse III of IV hartfalen. In het bijzonder was er een trend naar hogere sterfte en een groter aantal ziekenhuisopnames voor hartfalen. Echter, een recente systematische Cochrane review, waaronder 163 gerandomiseerde controleproeven met 50.010 deelnemers en 46 extensiestudies met 11.954 deelnemers, liet zien dat het aantal nieuwe diagnoses van hartfalen niet statistisch significant verschilde tussen patiënten die met biologics waren behandeld en patiënten met onderhoudsbehandelingen.56 De cardiovasculaire veiligheidsgegevens, geëxtraheerd uit 74 artikelen en, wat overeenkomt met 77 gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken met TNF-alfa-blokkers, IL-12/23-, anti-IL-23-, en IL-17-blokkers voor de behandeling van PsA of psoriasis, vertoonden geen significant verschil in incidentie van hartfalen bij patiënten die met biologics waren behandeld in vergelijking met placebo.47 Kortom, alleen matig tot ernstig hartfalen is een punt van zorg voor het starten van een TNF-alfa-blokker bij psoriasispatiënten.
Onderbouwing
Achtergrond
Een belangrijk deel van patiënten met psoriasis hebben een hartziekte. Meestal is dit coronairlijden (ischemische hartziekte), soms ook hartfalen. Vaak is coronairlijden de basis van hartfalen, maar ook hypertensie en/of ritmestoornissen zijn hier ook nogal eens debet aan.
Samenvatting literatuur
Deze module is gebaseerd op de vorige EDF-richtlijn(en).1-2 De EDF-werkgroep heeft in de laatste herziening een systematische search uitgevoerd. Details hiervan zijn te vinden in het bijlagendocument (bijlage 4: evidence synthese).
Referenties
- 1. Nast A, Gisondi P, Ormerod AD et al. European S3-Guidelines on the systemic treatment of psoriasis vulgaris--Update 2015--Short version--EDF in cooperation with EADV and IPC. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology :JEADV 2015; 29: 2277-94.
- 2. Nast A, Spuls PI, van der Kraaij G et al. European S3-Guideline on the systemic treatment of psoriasis vulgaris - Update Apremilast and Secukinumab - EDF in cooperation with EADV and IPC. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology: JEADV 2017; 31: 1951-63.
- 3. Dhana A, Yen H, Yen H, Cho E. All-cause and cause-specific mortality in psoriasis: A systematic review and meta-analysis. J Am Acad Dermatol 2019; 80: 1332-43.
- 4. Gisondi P, Cazzaniga S, Chimenti S et al. Metabolic abnormalities associated with initiation of systemic treatment for psoriasis: evidence from the Italian Psocare Registry. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology : JEADV 2013; 27: 30-41.
- 5. Piepoli MF, Hoes AW, Agewall S et al. 2016 European Guidelines on cardiovascular disease prevention in clinical practice: The Sixth Joint Task Force of the European Society of Cardiology and Other Societies on Cardiovascular Disease Prevention in Clinical Practice (constituted by representatives of 10 societies and by invited experts)Developed with the special contribution of the European Association for Cardiovascular Prevention & Rehabilitation (EACPR). European heart journal 2016; 37: 2315-81.
- 6. Mach F, Baigent C, Catapano AL et al. 2019 ESC/EAS Guidelines for the management of dyslipidaemias: lipid modification to reduce cardiovascular risk. European heart journal 2020; 41: 111-88.
- 7. Boehncke W-H, Gladman DD, Chandran V. Cardiovascular comorbidities in psoriasis and psoriatic arthritis: pathogenesis, consequences for patient management, and future research agenda: a report from the GRAPPA 2009 annual meeting. J Rheumatol 2011; 38: 567-71.
- 8. Kimball AB, Szapary P, Mrowietz U et al. Underdiagnosis and undertreatment of cardiovascular risk factors in patients with moderate to severe psoriasis. J Am Acad Dermatol 2012; 67: 76-85.
- 9. Wakkee M, Herings RM, Nijsten T. Psoriasis may not be an independent risk factor for acute ischemic heart disease hospitalizations: results of a large population-based Dutch cohort. The Journal of investigative dermatology 2010; 130: 962-7.
- 10. Stern RS, Huibregtse A. Very severe psoriasis is associated with increased non cardiovascular mortality but not with increased cardiovascular risk. The Journal of investigative dermatology 2011; 131: 1159-66.
- 11. Samarasekera EJ, Neilson JM, Warren RB, Parnham J, Smith CH. Incidence of cardiovascular disease in individuals with psoriasis: a systematic review and meta analysis. The Journal of investigative dermatology 2013; 133: 2340-6.
- 12. Gaeta M, Castelvecchio S, Ricci C, Pigatto P, Pellissero G, Cappato R. Role of psoriasis as independent predictor of cardiovascular disease: a meta-regression analysisInternational journal of cardiology 2013; 168: 2282-8.
- 13. Kaiser H, Abdulla J, Henningsen KMA, Skov L, Hansen PR. Coronary Artery Disease Assessed by Computed Tomography in Patients with Psoriasis: A Systematic Review and Meta-Analysis. Dermatology 2019; 235: 478-87.
- 14. Davidovici BB, Sattar N, Prinz JC et al. Psoriasis and systemic inflammatory diseases: potential mechanistic links between skin disease and co-morbid conditions. The Journal of investigative dermatology 2010; 130: 1785-96.
- 15. Ghazizadeh R, Shimizu H, Tosa M, Ghazizadeh M. Pathogenic mechanisms shared between psoriasis and cardiovascular disease. Int J Med Sci 2010; 7: 284-9.
- 16. Chappe SG, Roenigk HH, Miller AJ, Beeaff DE, Tyrpin L. The effect of photochemotherapy on the cardiovascular system. J Am Acad Dermatol 1981; 4: 561-6.
- 17. Hugh J, Van Voorhees AS, Nijhawan RI et al. From the Medical Board of the National Psoriasis Foundation: The risk of cardiovascular disease in individuals with psoriasis and the potential impact of current therapies. J Am Acad Dermatol 2014; 70: 168-77.
- 18. Katz HI, Waalen J, Leach EE. Acitretin in psoriasis: an overview of adverse effects. J Am Acad Dermatol 1999; 41: 7.
- 19. Robert N, Wong GW, Wright JM. Effect of cyclosporine on blood pressure. The Cochrane database of systematic reviews 2010: CD007893.
- 20. Choi HK, Hernan MA, Seeger JD, Robins JM, Wolfe F. Methotrexate and mortality in patients with rheumatoid arthritis: a prospective study. Lancet 2002; 359: 1173-7.
- 21. Prodanovich S, Prodanowich S, Ma F et al. Methotrexate reduces incidence of vascular diseases in veterans with psoriasis or rheumatoid arthritis. J Am Acad Dermatol 2005;52: 262-7.
- 22. Westlake SL, Colebatch AN, Baird J et al. The effect of methotrexate on cardiovascular disease in patients with rheumatoid arthritis: a systematic literature review.Rheumatology 2010; 49: 295-307.
- 23. Roubille C, Richer V, Starnino T et al. The effects of tumour necrosis factor inhibitors,methotrexate, non-steroidal anti-inflammatory drugs and corticosteroids on cardiovascular events in rheumatoid arthritis, psoriasis and psoriatic arthritis: a systematic review and meta-analysis. Annals of the rheumatic diseases 2015; 74: 4809.
- 24. Ahlehoff O, Skov L, Gislason G et al. Cardiovascular outcomes and systemic anti-inflammatory drugs in patients with severe psoriasis: 5-year follow-up of a Danish nationwide cohort. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology: JEADV 2015; 29: 1128-34.
- 25. Martinez-Lopez A, Blasco-Morente G, Perez-Lopez I, Tercedor-Sanchez J, Arias-Santiago S. Studying the effect of systemic and biological drugs on intima-media thickness in patients suffering from moderate and severe psoriasis. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology : JEADV 2018; 32: 1492-8.
- 26. Imam F, Al-Harbi NO, Al-Harbi MM et al. Apremilast prevent doxorubicin-induced apoptosis and inflammation in heart through inhibition of oxidative stress mediated activation of NF-kappaB signaling pathways. Pharmacological reports : PR 2018; 70 993-1000.
- 27. Wu JJ, Strober BE, Hansen PR et al. Effects of tofacitinib on cardiovascular risk factors and cardiovascular outcomes based on phase III and long-term extension data in patients with plaque psoriasis. J Am Acad Dermatol 2016; 75: 897-905.
- 28. Gladman DD, Charles-Schoeman C, McInnes IB et al. Changes in Lipid Levels and Incidence of Cardiovascular Events Following Tofacitinib Treatment in Patients With Psoriatic Arthritis: A Pooled Analysis Across Phase III and Long-Term Extension Studies. Arthritis care & research 2019; 71: 1387-95.
- 29. Peters MJL, Watt P, Cherry L et al. Lack of effect of TNFalpha blockade therapy on circulating adiponectin levels in patients with autoimmune disease: results from two independent prospective studies. Annals of the rheumatic diseases 2010; 69: 1687-90.
- 30. Strober B, Teller C, Yamauchi P et al. Effects of etanercept on C-reactive protein levels in psoriasis and psoriatic arthritis. The British journal of dermatology 2008; 159: 322-30.
- 31. Gisondi P, Lora V, Bonauguri C, Russo A, Lippi G, Girolomoni G. Serum chemerin is increased in patients with chronic plaque psoriasis and normalizes following treatment with infliximab. The British journal of dermatology 2013; 168: 749-55.
- 32. Eder L, Joshi AA, Dey AK et al. Association of Tumor Necrosis Factor Inhibitor Treatment With Reduced Indices of Subclinical Atherosclerosis in Patients With Psoriatic Disease. Arthritis & rheumatology (Hoboken, N.J.) 2018; 70: 408-16.
- 33. Gelfand JM, Shin DB, Alavi A et al. A Phase IV, Randomized, Double-Blind, Placebo-Controlled Crossover Study of the Effects of Ustekinumab on Vascular Inflammation in Psoriasis (the VIP-U Trial). The Journal of investigative dermatology 2020; 140: 85-93.e2.
- 34. Bilsborough W, Keen H, Taylor A, O'Driscoll GJ, Arnolda L, Green DJ. Anti-tumour necrosis factor-alpha therapy over conventional therapy improves endothelial functionin adults with rheumatoid arthritis. Rheumatol Int 2006; 26: 1125-31.
- 35. Tam LS, Li EK, Shang Q et al. Tumour necrosis factor alpha blockade is associated with sustained regression of carotid intima-media thickness for patients with active psoriatic arthritis: a 2-year pilot study. Annals of the rheumatic diseases 2011; 70: 705-6.
- 36. Pina T, Corrales A, Lopez-Mejias R et al. Anti-tumor necrosis factor-alpha therapy improves endothelial function and arterial stiffness in patients with moderate to severe psoriasis: A 6-month prospective study. The Journal of dermatology 2016; 43:1267-72.
- 37. von Stebut E, Reich K, Thaci D et al. Impact of Secukinumab on Endothelial Dysfunction and Other Cardiovascular Disease Parameters in Psoriasis Patients over 52 Weeks. The Journal of investigative dermatology 2019; 139: 1054-62.
- 38. Abuabara K, Lee H, Kimball AB. The effect of systemic psoriasis therapies on the incidence of myocardial infarction: a cohort study. The British journal of dermatology 2011; 165: 1066-73.
- 39. Leisner MZ, Lindorff Riis J, Gniadecki R, Iversen L, Olsen M. Psoriasis and risk of myocardial infarction before and during an era with biological therapy: a populationbased follow-up study. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology : JEADV 2018; 32: 2185-90.
- 40. Ryan C, Leonardi CL, Krueger JG et al. Association between biologic therapies for chronic plaque psoriasis and cardiovascular events: a meta-analysis of randomized controlled trials. JAMA 2011; 306: 864-71.
- 41. Wu JJ, Poon K-YT, Channual JC, Shen AY-J. Association between tumor necrosis factor inhibitor therapy and myocardial infarction risk in patients with psoriasis. Archives of dermatology 2012; 148: 1244-50.
- 42. Ahlehoff O, Skov L, Gislason G et al. Cardiovascular disease event rates in patients with severe psoriasis treated with systemic anti-inflammatory drugs: a Danish real-world cohort study. J Intern Med 2013; 273: 197-204.
- 43. Wu JJ, Guerin A, Sundaram M, Dea K, Cloutier M, Mulani P. Cardiovascular event risk assessment in psoriasis patients treated with tumor necrosis factor-alpha inhibitors versus methotrexate. J Am Acad Dermatol 2017; 76: 81-90.
- 44. Reich K, Langley RG, Lebwohl M et al. Cardiovascular safety of ustekinumab in patients with moderate to severe psoriasis: results of integrated analyses of data from phase II and III clinical studies. The British journal of dermatology 2011; 164: 862-72.
- 45. Papp KA, Griffiths CE, Gordon K et al. Long-term safety of ustekinumab in patients with moderate-to-severe psoriasis: final results from 5 years of follow-up. The British journal of dermatology 2013; 168: 844-54.
- 46. Rungapiromnan W, Yiu ZZN, Warren RB, Griffiths CEM, Ashcroft DM. Impact of biologic therapies on risk of major adverse cardiovascular events in patients with psoriasis: systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. The British journal of dermatology 2017; 176: 890-901.
- 47. Champs B, Degboe Y, Barnetche T, Cantagrel A, Ruyssen-Witrand A, Constantin A. Short-term risk of major adverse cardiovascular events or congestive heart failure in patients with psoriatic arthritis or psoriasis initiating a biological therapy: a meta analysis of randomised controlled trials. RMD open 2019; 5: e000763.
- 48. Rungapiromnan W, Mason KJ, Lunt M et al. Risk of major cardiovascular events in patients with psoriasis receiving biologic therapies: a prospective cohort study. Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology : JEADV 2019.
- 49. Lee MP, Desai RJ, Jin Y, Brill G, Ogdie A, Kim SC. Association of Ustekinumab vs TNF Inhibitor Therapy With Risk of Atrial Fibrillation and Cardiovascular Events in Patients With Psoriasis or Psoriatic Arthritis. JAMA dermatology 2019; 155: 700-7.
- 50. McDonagh TA, Metra M, Adamo M, et al. 2021 ESC Guidelines for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure. Eur Heart J 2021;42:3599-3726
- 51. Yokoyama T, Vaca L, Rossen RD, Durante W, Hazarika P, Mann DL. Cellular basis for the negative inotropic effects of tumor necrosis factor-alpha in the adult mammalian heart. The Journal of clinical investigation 1993; 92: 2303-12.
- 52. Torre-Amione G, Bozkurt B, Deswal A, Mann DL. An overview of tumor necrosis factor alpha and the failing human heart. Current opinion in cardiology 1999; 14: 206-10.
- 53. Deswal A, Bozkurt B, Seta Y et al. Safety and efficacy of a soluble P75 tumor necrosis factor receptor (Enbrel, etanercept) in patients with advanced heart failure. Circulation 1999; 99: 3224-6.
- 54. Coletta AP, Clark AL, Banarjee P, Cleland JG. Clinical trials update: RENEWAL (RENAISSANCE and RECOVER) and ATTACH. European journal of heart failure 2002; 4:559-61.
- 55. Chung ES, Packer M, Lo KH, Fasanmade AA, Willerson JT, Anti TNFTACHFI. Randomized, double-blind, placebo-controlled, pilot trial of infliximab, a chimeric monoclonal antibody to tumor necrosis factor-alpha, in patients with moderate-to-severe heart failure: results of the anti-TNF Therapy Against Congestive Heart Failure (ATTACH) trial. Circulation 2003; 107: 3133-40.
- 56. Singh JA, Wells GA, Christensen R et al. Adverse effects of biologicals: a network metaanalysis and Cochrane overview. The Cochrane database of systematic reviews 2011:CD008794.
- 57. Schmieder A, Poppe M, Hametner C et al. Impact of fumaric acid esters on cardiovascular risk factors and depression in psoriasis: a prospective pilot study. Archives of dermatological research 2015; 307: 413-24.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 17-03-2023
Laatst geautoriseerd : 17-03-2023
Geplande herbeoordeling :
De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van dit richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van het richtlijn. De andere aan dit richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van het richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is de richtlijn psoriasis in de periode 2021-2023 gedeeltelijk herzien. De modules keuzematrix, methotrexaat, ciclosporine, acitretine, dimethylfumaraat, apremilast, adalimumab, etanercept, infliximab, secukinumab, ustekinumab, biosimilars, artritis psoriatica, tuberculosescreening, vaccinaties, psoriasis bij zwangerschap zijn herzien t.o.v. de richtlijn uit 2017. De overige modules in deze richtlijn zijn nieuw. In 2022-2024 volgt een nieuwe herziening waarin o.a. de modules topicale therapie, screening en biologics bij kinderen en ouderen, nagelpsoriasis en afbouwen/ interval uitbreiden van biologics worden toegevoegd of herzien.
Voor de huidige herziening is gekozen om de richtlijn ‘Living EuroGuiDerm Guideline for the systemic treatment of psoriasis vulgaris’, beter bekend als de EDF (European Dermatology Forum) richtlijn voor psoriasis1, te adapteren naar de Nederlandse situatie. In het Adviesrapport Internationale richtlijnen, wordt geadviseerd een richtlijn alleen te adapteren indien de richtlijn vrij is van belangenverstrengeling, gebaseerd is transparant en systematisch literatuuronderzoek en als de geadresseerd knelpunten bij de vragen van de richtlijnwerkgroep2. De meest relevante modules, over de systemische behandelingen van psoriasis, zijn onderbouwt in een Cochrane systematische review met netwerk-meta analyse.3 Deze review wordt structureel geüpdatet, en de meest recente effectiviteit van de besproken systemische middelen kan het beste geraadpleegd worden in de actuele versie van de review via de Cochrane Database. De modules over specifieke situaties en comorbiditeiten zijn gebaseerd op systematische of narratieve reviews.
De EuroGuiDerm psoriasisrichtlijn is opgesteld door een Europese werkgroep met vertegenwoordigers uit alle Europese landen die hieraan wilden bijdragen, inclusief patiëntvertegenwoordigers. Belangenconflicten zijn beschreven, als mede hoe er is omgegaan met mogelijk conflicten.
Deze richtlijn herziening bevat aanbevelingen voor de behandeling van psoriasis met systemische medicatie: conventionele systemische medicatie, small molecule inhibitors en biologics. In deze richtlijn herziening wordt met de term psoriasis, psoriasis vulgaris bedoeld.
Doel en doelgroep
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met psoriasis.
De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep. Daartoe behoren onder andere: Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV), Nederlandse Vereniging voor internisten (NIV), Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR), Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC), Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen (NVMDL), Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVVP) en Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN). Voor patiënten werd een patiëntenfolder ontwikkeld en informatie op Thuisarts. Voor huisartsen geldt primair de NHG-Standaard Psoriasis. Als de huisarts bij patiënten met psoriasis niet meer met de NHG-Standaard uitkomt, kan de huisarts gebruikmaken van deze richtlijn.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.
Overzicht werkgroepleden
Werkgroepleden Richtlijn Psoriasis |
|
dr. E.M. Baerveldt, dermatoloog en voorzitter |
NVDV |
dr. D.M.W. Balak, dermatoloog |
NVDV |
prof. dr. E.M.G.J. de Jong, dermatoloog |
NVDV |
dr. P.M.J.H. Kemperman, dermatoloog |
NVDV |
drs. G.E. van der Kraaij, dermatoloog in opleiding |
NVDV |
dr. L.L.A. Lecluse, dermatoloog |
NVDV |
dr. P.P.M. van Lümig, dermatoloog |
NVDV |
dr. S.P. Menting, dermatoloog |
NVDV |
prof. dr. P.I. Spuls, dermatoloog |
NVDV |
dr. M.M.B. Seyger, dermatoloog |
NVDV |
dr. H.B. Thio, dermatoloog |
NVDV |
drs. W.R. Veldkamp, dermatoloog in opleiding |
NVDV |
dr. J.M.P.A. van den Reek, arts en wetenschappelijk onderzoeker |
NVDV |
drs. M.E. van Muijen, arts-onderzoeker |
NVDV |
drs. L.S. van der Schoot, arts-onderzoeker |
NVDV |
drs. S.E. Thomas, arts-onderzoeker |
NVDV |
dr. M. de Boer, gynaecoloog |
NVOG |
Prof. dr. F.W.A. Verheugt, cardioloog |
NVVC |
dr. S. Dieleman, psychiater |
NVVP |
dr. F.A. van Gaalen, reumatoloog |
NVR |
dr. E. Leijten, reumatoloog |
NVR |
dr. W. van Dop, MDL-arts |
NVMDL |
drs. F. Korving, ziekenhuisapotheker |
NVZA |
drs. W. Eizenga, huisarts |
NHG |
dr. M.W.F. van den Hoogen, internist-nefroloog |
NIV |
dr. P.J.J. van Genderen, internist-infectioloog |
NIV |
prof. dr. R. van Crevel, internist-infectioloog |
NIV |
dr. E.T.T.L. Tjwa, MDL-arts |
NVMDL |
J. Janssens, verpleegkundig specialist |
V&VN |
I. Laffra, verpleegkundig specialist |
V&VN |
I. van Ee, patiëntvertegenwoordiger |
Psoriasispatiënten Nederland |
Ondersteuning werkgroep Richtlijn Psoriasis |
Vereniging |
drs. M.O. Hoogeveen, arts-onderzoeker (vanaf januari 2023) |
NVDV |
drs. S.L. Wanders, arts-onderzoeker (vanaf juli 2021) |
NVDV |
drs. E. de Booij, arts-onderzoeker (tot juli 2021) |
NVDV |
dr. W.A. van Enst, klinisch epidemioloog |
NVDV |
Overzicht betrokken partijen
*Merendeel van de partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase.
Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.
Belangenverklaringen
De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.
NB: De werkgroep is op de hoogte van elkaars belangen, voor zover die spelen. Deze zijn besproken in een werkgroep vergadering.
Werkgroep lid |
Hoofdfunct- ie(s) |
Nevenfunctie(s) |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Getekend op |
Acties (voorstel) |
dr. E.M. Baerveldt |
Dermatoloog IJsselland ziekenhuis, Capelle a/d IJssel |
Oprichter en IP-houder concept TrackCura/ DermaNet (onbetaald)
Aandeelhouder i-Parse BV: Technical-start up gericht op screenen van high-risk offshore en zeevarend personeel op huidkanker.
Lid domeingroep inflammatoire dermatosen NVDV
Plaatsvervangend lid FMS Raad voor Wetenschap en Innovatie
Lid project Zorginstituut Zinnige Zorg: Huid en Subcutis: Psoriasis en Eczeem: vertegenwoordiger namens de NVDV
Gedurende 2017, 2018 en 2019 lid van Internationale Educatie Adviesraad Janssen inzake psoriasis: betrof jaarlijkse 1-daagse bijeenkomst hetgeen qua uren vergoed werd. |
Naast IP-houder via het Erasmus MC op termijn samen met collega specialisten en huisartsen, deelcertificaten van de coöperatie TrackCura in eigendom krijgen. |
Geen |
Vanuit tijdelijk dienstverband bij Bravis in 2020 als lokaal onderzoeker betrokken bij fase 3 onderzoek. Hierbij wordt voor diverse partijen vanuit Industrie gewerkt. De meeste van deze trials lopen tegelijk ook in meerdere academische centra in Nederland. |
Geen |
Geen |
31-08-2020 |
Geen actie |
dr. D.M.W. Balak |
Dermatoloog Langeland Ziekenhuis te Zoetermeer en Universitair Ziekenhuis te Gent |
Medisch adviseur psoriasispatiënten Nederland (onbetaald) |
Spreker op congres: AbbVie, Almirall, Celgene, Eli Lilly, Janssen, Leo Pharma, Novartis, UCB. Adviesraad: AbbVie, Almirall, Janssen, Leo Pharma, Novartis, UCB. Congres organisatie: AbbVie, Janssen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
31-01-2022 |
*
|
Prof. dr. E.M.G.J. de Jong |
DermatoloogRadboud UMC, Nijmegen |
Zie verder bij extern gefinancierd onderzoek |
Geen |
Geen |
Onderzoeks-subsidies ontvangen voor het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc Nijmegen, Nederland van AbbVie, Novartis, Janssen Pharmaceutica, Leo Pharma, UCB, ZonMw, KCE en EU.
Opgetreden als adviseur en/of betaalde spreker voor en/of deelgenomen aan onderzoek dat wordt gesponsord door bedrijven die geneesmiddelen produceren die worden gebruikt voor de behandeling van psoriasis, waaronder AbbVie, Almirall, Janssen Pharmaceutica, Novartis, Lily, Celgene, Leo Pharma, Sanofi en UCB.
Alle financiering is niet persoonsgebonden maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc te Nijmegen. |
Geen |
Geen |
28-04-2021 |
* |
dr. P.M.J.H. Kemperman |
Dermatoloog Dijklander Ziekenhuis en Amsterdam UMC |
Adviseur Alopecia Vereniging (onbetaald) Adviseur CMTC vereniging (onbetaald) Adviseur vitiligo vereniging (onbetaald) Adviseur Happi Huid app (onbetaald, bij succes in de toekomst honorarium per download)
Richtlijn jeuk (onbetaald) Richtlijn vitiligo (onbetaald)
|
Sprekersvergoeding: Jansen, Galderma Adviesraad: Sanofi, Leopharma |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
24-01-2022 |
* |
dr. L.L.A. Lecluse |
DermatoloogBergman Clinics |
Lid domeingroep inflammatoire dermatosen NVDV, onbetaald
Lid wetenschappelijke raad bergman Clinics, onbetaald |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
11-06-2021 |
Geen actie |
dr. P.P.M. van Lümig |
Dermatoloog MUMC+ |
2020 adviesraad LEO Pharma - betaald; 2020 adviesraad UCB - betaald; 2020 adviesraad Novartis - betaald; 2019 adviesraad LEO Pharma - betaald; 2019 adviesraad Novartis - betaald |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
20-04-2021 |
Geen actie |
dr. S.P. Menting |
Dermatoloog OLVG |
Voorzitter domeingroep inflammatoire dermatosen OLVG, Werkgroeplid Santeon richtlijn dure geneesmiddelen, Supervisor SOA spreekuur GGD Amsterdam |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
14-04-2021 |
Geen actie |
Prof. dr. P.I. Spuls |
Dermatoloog en staflid Amsterdam UMC |
Geen |
Consultancy in het verleden voor Sanofi 11-10-17 en AbbVie 04-12-17 (onbetaald), sinds december 2019 een departementale onafhankelijke onderzoekssubsidie voor TREAT NL registry van Pharma voor de TREAT NL registry, is betrokken bij het uitvoeren van klinische proeven met veel farmaceutische industrieën die geneesmiddelen produceren die worden gebruikt voor de behandeling van psoriasis en atopische dermatitis, waarvoor een financiële vergoeding wordt betaald aan de afdeling/ziekenhuis
Hoofdonderzoeker (CI) van het register systemisch en fototherapie atopisch eczeem (TREAT NL) voor volwassenen en kinderen
Hoofdonderzoekers van het SECURE- AD-register. |
Geen |
Zie overzicht publicaties (op te vragen) |
Geen |
Geen |
14-04-2021 |
Geen actie |
dr. M.M.B. Seyger |
Dermatoloog Radboud UMC Nijmegen |
Geen |
Geen |
Geen |
Onderzoeksgrant Janssen. Advisory boards/consultant: Janssen, Lilly, Novartis, Pfizer.
Deelname aan trials van Amgen, Janssen, Lilly.
Alle contracten zijn gesloten met het Radboudumc, en alle inkomsten gaan direct naar het Radboudumc. |
Geen |
Geen |
18-04-2021 |
* |
dr. H.B. Thio |
DermatoloogErasmus MC |
Presentaties verzorgen voor onderwijs: betaald
Medische adviesraden: betaald
Begeleiden PhD dermatologen uit Indonesië en Thailand: (on)betaald |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
17-01-2022 |
Geen actie |
dr. W.R. Veldkamp |
Dermatoloog in opleiding, Radboudumc |
Lid (namens de NVDV) voor de richtlijn Myositis (NVR) - onkostenvergoeding Lid Wereldpsoriasis dag commissie - geen vergoeding Lid Domeingroep inflammatoire dermatosen - onkostenvergoeding |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
29-04-2021 |
Geen actie |
drs. G.E. van der Kraaij |
Dermatoloog in opleiding, Amsterdam UMC, PhD candidate |
Geen |
Geen |
Geen
|
Geen |
Geen |
In het verleden meegewerkt aan de ontwik-keling van een consult-kaart en keuze-hulp bij psoriasis. |
05-05-2022 |
Geen actie |
dr. J.M.P.A. van den Reek |
Arts en wetenschappelijk onderzoeker |
Geen |
Geen |
Geen |
Klinische proeven voor AbbVie, Celgene en Janssen
Spreekgeld ontvangen/bijgewoonde adviesraden van AbbVie, Janssen, BMS, Almirall, LEO Pharma en Eli Lilly
Vergoeding voor het bijwonen van een symposium van Janssen, Pfizer, Celgene en AbbVie. Alle financiering is niet persoonsgebonden, maar gaat naar het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc in Nijmegen. |
Geen |
Geen |
29-04-2021 |
* |
drs. M.E. van Muijen |
Arts-onderzoeker Radboudumc |
Geen |
Geen |
Geen |
Voert klinische proeven uit voor Abbvie, Celgene, Janssen en Novartis
Spreekgeld ontvangen van Janssen. Alle financiering is niet persoonlijk, maar gaat naar het onafhankelijke Onderzoeksfonds van de afdeling Dermatologie van het Radboudumc Nijmegen |
Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van behandeling van psoriasis met biologicals. |
Geen |
06-05-2021
|
* |
drs. L.S. van der Schoot |
Arts-onderzoeker (promovendus) dermatologie Radboudumc |
Geen |
Geen |
Geen |
Uitvoeren van trials voor Janssen en Novartis en ontvangen sprekersvergoeding van Janssen en Eli Lilly. Alle financiering was onpersoonlijk en werd uitbetaald aan het onafhankelijke onderzoeksfonds van de afdeling dermatologie van het Radboudumc. |
Mogelijk 'Bescherming van de eigen reputatie/positie, positie van de werkgever of andere belangenorganisaties of verwerven van erkenning' vanwege promotieonderzoek op het gebied van behandeling van psoriasis met biologics. |
Geen |
28-06-2022 |
* |
drs. S.E. Thomas |
Arts-onderzoeker (promovendus) Dermatologie Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
14-01-2022 |
Geen actie |
dr. M. de Boer |
GynaecoloogAmsterdam UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
28-01-2022 |
Geen actie |
Prof. dr. F.W.A. Verheugt |
Cardioloog, OLVG Amsterdam |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
16-04-2021 |
Geen actie |
dr. S. Dieleman |
Psychiater Erasmus MC |
Speciale aandachtsgebieden zijn vroege psychotische en manische ontregelingen. Tevens waarnemend geneesheerdirecteur voor de WVGGZ. 2 uur per 2 weken werkzaam op het psychodermatologie spreekuur in het Erasmus MC. |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
28-04-2021 |
Geen actie |
dr. F.A. van Gaalen |
ReumatoloogLUMC, Leiden en Alrijne ziekenhuis, Leiderdorp |
Bestuurslid en penningmeester Assessment of SpondyloArthritis international Society (ASAS) (onbetaald) |
Betaald adviseurschap MSD, AbbVie, Novartis, Bristol Myers Squibb |
Geen |
-Externe onderzoeksfinanciering ontvangen van Stichting Vrienden van Sole Mio, Stichting ASAS, Jacobus Stichting, Novartis, UCB
-vanuit ASAS lid van stuurgroep van het ASAS-GRAPPA axial involvement in psoriatic arthriits cohort (AXIS) |
Bestuurslid en penningmeester Assessment of SpondyloArthritis (SpA) international Society
Secretaris werkgroep SpA van de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR)
Adviseur Stichting Axiale SpA
Lid wetenschappelijke adviesraad (WAR) Reuma Nederland |
Geen |
29-04-2021 |
* |
dr. E. Leijten |
Reumatoloog Sint Maartenskliniek |
Geen |
Dienstverlening (spreker) honorarium Janssen – Cilag |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
29-04-2021 |
Geen actie |
dr. W. van Dop |
MDL-arts, Radboudumc Nijmegen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
05-07-2022 |
Geen actie |
dr. E.T.T.L. Tjwa |
MDL-arts/ hepatoloog Radboudumc Nijmegen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
08-06-2022 |
Geen actie |
drs. F. Korving |
Poliklinisch apotheker in Tergooi MC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
13-01-2022 |
Geen actie |
drs. W. Eizenga |
Huisarts |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
27-04-2021 |
Geen actie |
dr. P.J.J. van Genderen |
Directeur Corporate Travel Clinic Erasmus MC
Universitair Hoofd Docent, internist afdeling Medische Microbiologie en Infectieziekten, Erasmus MC |
Lid van werkgroepen van Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering, te weten Malaria werkgroep (MWG), Kleine werkgroep (KWG) en Brede werkgroep (BWG) - onbetaald (vacatievergoeding)
Medische Advies Raad Sanquin - onbetaald (vacatievergoeding) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
24-01-2022 |
Geen acite |
Prof. dr. R. van Crevel |
Internist-infectioloog, Radboudumc Nijmegen |
Kleine vergoeding vanuit University of Oxford voor werkzaamheden in Jakarta binnen het Oxford Tropical Network |
Geen |
Geen |
Geen conflictbelangen, onderzoek naar tuberculose, meest in Afrika en Azië, met financiering van National Institute of Health (USA), Wellcome Trust (UK, en EU) |
Geen |
Geen |
12-01-2022 |
Geen actie |
Dr. M.W.F. van den Hoogen |
Internist-nefroloog Opleider nefrologie Erasmus MC |
Onderwijs / consultancy voor een groot aantal zorgverleners / farmaceutische bedrijven. |
Honorarium of andere (financiële) vergoeding
Astellas, Sanofi, Vifor
Zie ook www.transparantieregister.nl |
Geen |
Onderzoeksgeld (aan Erasmus MC)
Astellas, Novartis, Shire |
De gegeven adviezen zullen ongetwijfeld bijdragen aan opbouwen van mijn eigen reputatie/positie en daarmee van het Erasmus MC.
Heeft bijzondere en unieke expertise over immuunsuppressiva. |
Geen |
30-03-2022 |
* |
J. Janssens |
Verpleegkundig specialist AGZ Bravis Ziekenhuis Bergen op Zoom/Roosendaal |
Aandachtsgebied inflammatoire huidaandoeningen in dienstverband |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
12-01-2022 |
Geen actie |
I. Laffra |
Verpleegkundig specialist Rijnstate |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
29-04-2021 |
Geen actie |
I. van Ee |
Patiëntvertegenwoordiger |
Patiënt partner, coördinator en centrale redactielid - psoriasispatiënten Nederland - onbetaald |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
18-01-2021 |
Geen actie |
drs. E. de Booij |
Arts-onderzoeker NVDV |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
12-04-2021 |
Geen actie |
drs. S.L. Wanders |
Arts-onderzoeker NVDV |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
01-01-2022 |
Geen actie |
drs. M.O. Hoogeveen
|
Arts-onderzoeker NVDV |
Klinisch onderzoek pediatrie Virtual Reality Hypnosis (geen medicamenteuze interventie); Literatuuronderzoek botulinetoxine en spieratrofie |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
25-01-2023 |
Geen actie |
dr. W.A. van Enst |
Klinisch epidemioloog |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
01-02-2023 |
Geen actie |
* Ten aanzien van belangen: geen actie. Er is in deze richtlijn geen uitspraak gedaan over de eerste keuze biologics.
Inbreng patiëntenperspectief
Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de zitting neming van een patiënt in de werkgroep en de opname van een tekst over het patiëntenperspectief per module. Het conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenvereniging Psoriasispatiënten Nederland. Bij de patiëntenperspectief is de inbreng van het patiëntenperspectief besproken in een klankbordgroep bestaande uit 5 patiënt-partners bespreken, te weten: P. Vermeulen, F van Loon, J. van der Zon, H. Hulshuizen. S. Smits en I. van Ee
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst Raming |
Toelichting |
Dimethylfumaraat |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Acitretine |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Ciclosporine |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
|
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Methotrexaat |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Apremilast |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Infliximab |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Etanercept |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Adalimumab |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Certolizumab pegol |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Ustekinumab |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Secukinumab |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Brodalumab |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Ixekizumab |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Bimekizumab |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Tildrakizumab |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Guselkumab |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Risankizumab |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Biosimilars |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Artritis psoriatica |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
IBD |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Kanker |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Depressie en suïcidaliteit |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Diabetes mellitus |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Ischemische hartziekten en hartfalen |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Verminderde nierfunctie |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Virale hepatitis |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Tuberculose |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Kinderwens en zwangerschap |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Vaccinaties |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Immunogeniciteit |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Implementatie
In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het richtlijn is rekening gehouden met de implementatie van het richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van het richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan het richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt.
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren, zoals de introductie van nieuwe biosimilars voor ustekinumab en secukinumab in de behandeling van psoriasis voor volwassenen. Het implementatieplan is te vinden als bijlagedocument. Omdat de maatschappelijke impact van de introductie van nieuwe biosimilars als groot werd ingeschat, is in 2022 een doorrekening van de gewijzigde kosten bij integrale implementatie van de richtlijn gerealiseerd in een zogenaamde Budget Impact Analyse (BIA). De volledige rapportage is opgenomen in de separate ‘Budget Impact analyse’. Voor de budget impact analyse wordt het huidige gebruik met biologics (originator en biosimilars) vergeleken met het toekomstige gebruik waarin de verwachte nieuwe biosimilars voor ustekinumab en secukinumab in zijn meegenomen.
Werkwijze
In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden; NVDV, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Nederlandse Tevens werden uitgenodigd Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ), Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU).
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er is gekozen om de richtlijn Psoriasis van de European Dermatology Forum/EuroGuiDerm Guidelines, beter bekend als EDF, te adapteren naar de Nederlandse situatie. Het literatuuronderzoek is verricht door de EDF-werkgroep. Zij gebruiken hiervoor een standaardprocedure. Wij verwijzen u voor volledige informatie naar de website van de EDF-richtlijn.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
De uitgangsvragen van de EDF-guideline werden geadapteerd naar de Nederlandse situatie.
Er werden geen nieuwe indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn. De huidige indicatoren volstaan.
Het literatuuronderzoek werd verricht door de EDF-werkgroep. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie bijlage op de startpagina).
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist en na overleg met de patiënt, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar. De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Referenties
1. Living EuroGuiDerm Guideline for the systemic treatment of psoriasis vulgaris https://www.edf.one/home/Guidelines/EuroGuiDerm-psoriasis-vulgaris.html Geraadpleegd op 25-03-2022
2. FMS. Adapteren van internationale richtlijnen naar de Nederlandse praktijk. Adviesrapport. 20 november 2016. Utrecht
3. Sbidian E, Chaimani A, Garcia-Doval I, Doney L, Dressler C, Hua C, Hughes C, Naldi L, Afach S, Le Cleach L. Systemic pharmacological treatments for chronic plaque psoriasis: a network meta-analysis. Cochrane Database Syst Rev. 2022 May 23;5(5):CD011535. doi: 10.1002/14651858.CD011535.pub5. PMID: 35603936; PMCID: PMC9125768.