Dexamethason
Uitgangsvraag
Wat is de meerwaarde van het toevoegen van dexamethason aan de multimodale pijnbestrijding bij patiënten die orthopedische of abdominale chirurgie ondergaan?
Aanbeveling
Overweeg de eenmalige intraveneuze toediening van dexamethason intra-operatief.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Er is een systematische literatuuranalyse uitgevoerd naar de effectiviteit van het perioperatief toedienen van dexamethason bij patiënten die orthopedische of abdominale chirurgie ondergingen. Er werden alleen (systematic reviews van) RCT’s geïncludeerd in de analyse, waardoor de kwaliteit van bewijs initieel hoog was.
Postoperatieve pijn was de cruciale uitkomstmaat en postoperatief gebruik van opioïden en bijwerkingen waren belangrijke uitkomstmaten voor klinische besluitvorming.
Voor postoperatieve pijn op alle tijdstippen (0 tot 4 uur, 4 tot 24 uur na de operatie en 24 uur en later) zijn RCT’s geïncludeerd, voornamelijk afkomstig uit de systematic reviews van Mitchell (2022) en Lex (2021). Er werd geen klinisch relevant effect gezien (GRADE redelijk). Daarom kunnen we met redelijke zekerheid stellen dat er geen overtuigend pijnverlagend effect is van dexamethason na orthopedische en abdominale chirurgie.
Voor postoperatief gebruik van opioïden zijn geen studies geïncludeerd voor de periode op de verkoever en in de eerste 24 uur na de operatie. Daarom konden we op basis van de literatuur geen conclusies trekken.
Voor het gebruik van opioïden in de totale postoperatieve periode kwamen we uit op een lage bewijskracht. Er is afgewaardeerd voor mogelijk risico op bias. Er werden geen klinisch relevante verschillen gevonden. Daarom is er waarschijnlijk niet tot nauwelijks verschil in postoperatief gebruik van opioïden bij orthopedische en abdominale chirurgie (GRADE redelijk).
Ondanks het beperkte effect van dexamethason op pijnscores (MCID < 1) en opioïdengebruik, wat overeenkomt met eerdere reviews (De Oliveira 2011, Waldron 2013), wordt er waarde gezien in dexamethason in het kader van een multimodale pijnbehandeling (De Oliveira 2011, Waldron 2013, Mitchell 2022, Lex 2021). Daarbij dient te worden opgemerkt dat dexamethason reeds frequent wordt toegediend in het kader van profylaxe van postoperatieve misselijkheid en braken (PONV) (De Oliveira, 2013), en dat er dus veelal geen extra middel hoeft worden toegediend om de beperkte effecten op pijn en opioïdengebruik te bereiken.
De toegediende dosering dexamethason varieerde van 4 tot 40 mg, waarbij 8 mg (≈ 60 mg prednisolon) het meest frequent werd toegediend. In de huidige search is geen subgroepanalyse verricht naar de relatie tussen de dosering dexamethason en het analgetisch effect. Eerdere onderzoeken geven hierin conflicterende resultaten. De review van De Oliveira (2011) die het effect van dexamethason op postoperatieve pijn en opioïdengebruik onderzocht, vond dat er bij een ‘intermediate’ (0.11-0.20 mg/kg) en ‘high dose’ (>0.21 mg/kg) een reductie van het opioïdengebruik was en bij ‘low dose’ (<0.10 mg/kg) niet. Een daaropvolgende meta-analyse door Waldron (2013) vond geen verschil in pijnscores en opioïdengebruik bij vergelijking van de doseringen 4-5 mg of 8-10 mg. In de geïncludeerde review van Mitchell (2022) werd gevonden dat er bij abdominale chirurgie er bij ‘low dose’ (1.25-5 mg) enkel een effect is op pijnscores in rust < 4 uur, bij ‘intermediate dose’ (6,4-10 mg) voor pijn in rust en bij beweging tot > 24 uur postoperatief, en ‘high dose’ (11-20mg) geen enkel effect op de pijnscores. Daarentegen vond Lex (2021) voor orthopedische ingrepen dat er bij hogere doses (15-20 mg) een extra vermindering is van pijnscores (en PONV en duur van ziekenhuisopname). Of en welke dosisafhankelijke effecten van dexamethason er zijn op pijn, maar ook op andere uitkomstmaten moeten verder opgehelderd worden.
Gezien het anti-inflammatoire effect en een potentieel effect op glucosewaarde, bestaat er zorg dat toediening van dexamethason het risico op postoperatieve infecties zou verhogen (met name in risicopatiënten). Daarom zijn deze twee bijwerkingen meegenomen in de analyse: glycemische respons en postoperatieve systemische infectie of wondinfectie. Voor glycemische respons werd weinig literatuur gevonden. Door het lage aantal studies met kleine populaties is hier ook afgewaardeerd voor imprecisie. De bewijskracht is redelijk dat dexamethason geen klinisch relevant effect heeft op glycemische respons. Er werden weinig patiënten met infecties gerapporteerd in de literatuur, waardoor er is afgewaardeerd voor imprecisie.
De trial van Cocoran (2021), de review van Toner (2017), Herbst (2020) hebben deze twee bijwerkingen specifiek onderzocht en zijn van waarde om te benoemen. Cocoran (2021) heeft 8725 patiënten welke niet-cardiale chirurgie hebben ondergaan, gerandomiseerd in dexamethason 8 mg (n = 4372) ofwel placebo (n = 4353) en onderzocht of er verschil was in het optreden van postoperatieve wondinfecties of hyperglycemische events (glucose > 10 mmol/L) in patiënten zonder diabetes. Toner heeft een meta-analyse verricht naar het optreden van hyperglycemie, infectie en andere uitkomstmaten na toediening van dexamethason in niet-cardiale chirurgie; Herbst (2020) (evenals de geïncludeerde review van Lex, 2021) heeft dit beoordeeld voor orthopedische chirurgie.
De analyse van Polderman laat een beperkte stijging van glucosewaarden 2 tot 12 uur postoperatief zien na toediening van dexamethason; welke nadien (tot 24 uur postoperatief) verder daalden. Bij patiënten met diabetes was een meer uitgesproken stijging van de glucosewaarde waarneembaar, echter werd dit in slechts 1 RCT beschreven. In de review van Toner en Herbst worden wellicht andere absolute waarden gevonden, maar ondersteunen voorgenoemde bevindingen. Cocoran (2021) vindt geen significant verschil in hyperglycemische events tussen patiënten zonder diabetes die wel of geen dexamethason krijgen toegediend. De klinische relevantie van de transiënte stijging van de glucosewaarden lijkt beperkt, maar kan in specifieke patiëntengroepen van belang zijn.
Er werd geen verschil in postoperatieve infecties gevonden na eenmalige toediening van dexamethason, wat door overige literatuur ook wordt ondersteund (Toner 2017, Herbst, 2020) eveneens niet bij patiënten met diabetes (Cocoran, 2021).
In de genoemde literatuur werd een wisselend effect van dexamethason op de duur van ziekenhuisopname gevonden, wat niet systematisch is meegenomen in de huidige analyse. Bij orthopedische ingrepen werd een kortere duur van ziekenhuisopname gevonden bij patiënten die dexamethason kregen toegediend (Lex, 2021; Herbst, 2020). Voor niet-cardiale chirurgie werd geen verschil gevonden in de duur van ziekenhuisopname (Toner, 2017).
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Voor patiënten is het belangrijk om een adequate postoperatieve pijnstilling te hebben, met zo min mogelijk complicaties. De voorkeur gaat ernaar uit om het gebruik van opioïden te beperken. De literatuuranalyse suggereert hoogstens een beperkt effect op pijnscores en opioïdengebruik. Voor toevoeging van dexamethason, dient een afweging te worden gemaakt tegen de potentiële effecten en bijwerkingen.
Er treedt een transiënte stijging van de glucosewaarden op, waarvan de klinische relevantie beperkt is. Desalniettemin geeft adequate perioperatieve glucoseregulatie een vermindering van morbiditeit en postoperatieve complicaties (Kang, 2018). Bij patiënten met diabetes zal er dus extra aandacht moeten zijn voor glucoseregulatie, gezien in deze groep een meer uitgesproken stijging van de glucosewaarde kan voorkomen.
In de huidige analyse zijn niet alle effecten op de postoperatieve outcome meegenomen, maar kunnen wel waardevol zijn in de afweging voor wel/niet toedienen van dexamethason. Dexamethason vermindert het risico op PONV bij algehele anesthesie (De Oliveira 2013; Cocoran, 2021). Daarnaast is er mogelijk een verkorting van de duur van ziekenhuisopname bij orthopedische chirurgie (Lex 2021; Herbst 2020). Dexamethason geeft een anti-inflammatoire reactie, waarvan de mate afhankelijk is van de dosering in relatie tot het trauma en specifieke patiëntfactoren. Op welke perioperatieve immuunbalans te sturen is nog geen duidelijk antwoord. Enige onderdrukking is potentieel gunstig, maar te veel onderdrukking wellicht niet. Niet voor alle risicogroepen met een stoornis in het immuunsysteem is onderzocht wat het effect is van eenmalige toediening van dexamethason. Daar ligt een kennishiaat, al is vaak het advies om perioperatief corticosteroïden te suppleren bij een immuunaandoening.
Kosten (middelenbeslag)
De algehele kosteneffectiviteit van dexamethason i.v. is nog niet in kaart gebracht. Dexamethason is een goedkoop middel wat al regelmatig wordt toegediend bij anesthesie.
Er lijkt uit de literatuuranalyse dat er niet minder opioïden postoperatief toegediend worden, dus de verwachting is dat het de kosten niet zal verlagen. Of dexamethason effect heeft op de opnameduur in het ziekenhuis is in de huidige literatuuranalyse niet meegenomen, dus of het op deze manier kosten zou kunnen drukken, kan niet gesteld worden.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Toediening van dexamethason i.v. vraagt geen extra inzet van zorgverleners of materiaal. Het is gebruikelijk om dexamethason toe te dienen in perioperatieve setting en daarom is er geen extra scholing nodig voor het personeel. Het middel is ook overal beschikbaar in Nederlandse klinieken.
Concluderend worden geen problemen voorzien ten aanzien van het toedienen van dexamethason i.v.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Ondanks het beperkte effect van dexamethason op pijnscores (MCID < 1) en opioïdengebruik, wordt er waarde gezien in dexamethason in het kader van een multimodale pijnbehandeling. Er treedt een transiënte stijging van de glucosewaarden op, waarvan de klinische relevantie beperkt is, maar waarover bij de individuele patiënt een afweging moet worden gemaakt of dit wel klinisch relevant kan zijn. Dexamethason geeft geen extra risico op postoperatieve infecties na eenmalige toediening.
Bij overweging van toediening van dexamethason kunnen andere uitkomstmaten relevant zijn, zoals het verminderen van PONV en een potentieel effect op de duur van ziekenhuisopname bij orthopedische ingrepen.
In de literatuuranalyse zijn alleen studies met abdominale en orthopedische chirurgie geïncludeerd. Gezien de bevindingen, is de werkgroep van mening dat het advies ook op andere typen chirurgie betrekking heeft.
Onderbouwing
Achtergrond
Dexamethason, dat een bekende immuunmodulerende en ontstekingsremmende werking heeft, wordt vaak perioperatief toegediend vanwege het anti-emetische en analgetische effect. Een enkele perioperatieve dosis kan de neuroendocriene stressrespons tegen chirurgie tegengaan en postoperatieve resultaten verbeteren. Echter, dexamethason kan hyperglykemie en immunosuppressie induceren (vooral in specifieke patiëntengroepen), en zo mogelijk de patiëntuitkomst belemmeren. De ontstekingsremmende effecten van dexamethason zijn afhankelijk van de dosering in relatie tot de mate van weefselbeschadiging. Vier mg wordt vaak toegediend voor een anti-emetisch effect en 8 mg voor een extra analgetisch effect.
Orthopedische en buikchirurgie staan bekend om hun risico op matige tot ernstige postoperatieve pijn, en induceren - ondanks het gebruik van minimale invasieve technieken -verschillende mate van weefselbeschadiging.
Daarom rijst de vraag of een enkele (en welke) dosis dexamethason gunstige analgetische effecten heeft bij orthopedische en buikchirurgie, en of er gevolgen zijn voor patiëntuitkomsten.
Conclusies
Postoperative pain
Moderate GRADE |
Perioperative use of dexamethasone likely results in little to no difference in postoperative pain scores at 0 to 4 hours post-surgery, 4 to 24 hours post-surgery and 24 hours or later when compared to standard analgesics or standard care in adult patients undergoing orthopedic or abdominal surgery.
Source: Akbari, 2022; Al-Radeef, 2020; Gasbjerg, 2022; Klag, 2021; Lei, 2020; Lex, 2021; Mitchell, 2022; Nazemroaya, 2022. |
Postoperative opioid consumption
No GRADE |
No evidence was found regarding the perioperative use of dexamethasone on postoperative opioid consumption in PACU or in 24 hours when compared to standard analgesics or standard care in adult patients undergoing orthopedic or abdominal surgery.
Source: - |
Moderate GRADE |
Perioperative use of dexamethasone likely results in little to no difference in opioid consumption in the total postoperative period when compared to standard analgesics or standard care in adult patients undergoing orthopedic or abdominal surgery.
Source: Gasbjerg, 2022; Lei, 2020; Lex, 2021; Mitchell, 2022. |
Adverse events
Low GRADE |
Perioperative use of dexamethasone may result in little to no difference in postoperative systemic or wound infection when compared to standard analgesics or standard care in adult patients undergoing orthopedic or abdominal surgery.
Source: Polderman, 2019. |
Moderate GRADE
|
Perioperative use of dexamethasone likely does not increase glycemic response when compared to standard analgesics or standard care in adult patients undergoing orthopedic or abdominal surgery.
Source: Polderman, 2019. |
Samenvatting literatuur
Description of studies
Three systematic reviews and eight RCTs were included in the summary of literature.
Lex (2021) searched the MEDLINE, Embase and Cochrane Library databases systematically until 1 June 2020. RCTs were included evaluating the effect of any corticosteroid (dexamethasone, cortisone, hydrocortisone, methylprednisolone, betamethasone) administered systemically (either intravenous or oral). A total of 1957 patients were included randomised to a treatment (1144 patients, 58.5%) or control group (813 patients, 41.5%). Nine (52.9%) studies included patients only undergoing total knee arthroplasty (TKA), six (35.3%) only undergoing total hip arthroplasty (THA) and two (11.8%) undergoing either procedure. In the current literature we only included the RCTs that administered dexamethasone intravenously, resulting in 11 included RCTs.
Mitchell (2022) searched the Cochrane Central Register of Controlled Trials, MEDLINE,
Embase, CINAHL, the Web of Sciences and trial registries until 28 January 2021. RCTs comparing dexamethasone to another antiemetic or placebo, that reported postoperative pain after abdominal surgery. A total of 52 RCTs were included (N total 5,758). The most common dose of dexamethasone used was 8 mg but ranged from 1.25 to 20 mg. The timing of dexamethasone varied from 2 hours preoperatively to immediately after extubation. The current literature excluded two RCTs since the outcomes were not conform this PICO.
Polderman (2019) searched the Cochrane Central Register of Controlled Trials, MEDLINE,
Embase, and the Web of Sciences until 28 February 2017. RCTs were eligible with patients undergoing surgery receiving dexamethasone intravenously compared to patients receiving no treatment, placebo or another antiemetic or analgesic drug. A total of 36 RCTs were included (dexamethasone N = 2,750; control N = 2,640). Six of the included studies used a low dose (4–5 mg) of dexamethasone, 26 included studies used an intermediate dose of dexamethasone (8–10 mg) and 7 groups studied a high dose of dexamethasone (12–20 mg).
As the current meta-analysis focuses on abdominal and orthopedic surgery, not all 36 RCTs included in the quantitative analysis by Polderman (2019) were included. A total of 21 studies were therefore included in the current literature analysis.
In table 1 an overview of study characteristics is provided. More detailed study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Table 1: Overview of the included studies.
Author, year |
Intervention |
Control |
Surgery type |
N (I/C) |
|
Systematic reviews |
|||||
Lex, 2021 |
Systemic corticosteroid (i.v., PO) |
Placebo or no treatment |
TKA or THA |
1,144/ 813 |
|
Mitchell, 2022 |
Dexamethasone i.v. |
no treatment, placebo or another antiemetic |
Abdominal |
5,758 (total)
|
|
Polderman, 2019 |
Dexamethasone i.v. |
no treatment, placebo or another antiemetic or analgesic |
Various |
2,750/ 2,640 |
|
RCTs included from Lex, 2021 |
|||||
Author, year |
Intervention dexamethasone i.v. |
Control |
Surgery type |
N I/C |
|
Total dose (mg) |
Timing |
|
|
||
Backes, 2013 |
10, 20 |
Peri, post-24h |
Ondansetron |
TKA/THA |
83/37 |
Dissanayake 2018 |
16 |
Peri, post-24h |
Saline |
TKA/THA |
86/78 |
Kardash, 2008 |
40 |
Peri |
Saline |
THA |
25/25 |
Kim, 2019 |
10 |
Peri |
Saline |
TKA |
136/44 |
Koh, 2013 |
10 |
Peri |
Ramosetron |
TKA |
135/134 |
Lei, 2017a |
20, 30 |
Peri, post-4h, post-24h |
Saline |
THA |
140/70 |
Lei, 2017b |
20 |
Peri, post-4h |
Saline |
THA |
55/55 |
Mathiesen, 2008 |
8 |
Peri |
Saline |
THA |
42/38 |
Tammachote, 2019 |
0.15 mg/kg |
Peri |
Saline |
TKA |
50/50 |
Xu, 2017 |
20 |
Peri |
Saline |
TKA |
54/54 |
Xu, 2018 |
20, 40 |
Peri, post-24h, post-48h |
Saline |
TKA |
121/61 |
Yu, 2019 |
20 |
Peri, post-24h, post-48h |
Saline |
TKA |
45/43 |
RCTs included from Mitchell, 2022 |
|||||
Author, year |
Intervention dexamethasone i.v. |
Control |
Surgery type |
N (total) |
|
Total dose (mg) |
Timing |
||||
Alghanem 2010 |
8 |
Intra |
Saline or ondansetron |
Laparoscopic cholecystectomy |
180 |
Areeruk 2016 |
8 |
Intra |
Saline |
Gynaecological laparotomy via Pfannenstiel incision |
49 |
Badawy 2015 |
8 + gabapentin |
Pre |
Saline + gabapentin |
Total abdominal hysterectomy |
38 |
Bataille 2016 |
4 + ondansetron |
Intra |
Saline |
Laparoscopic sleeve gastrectomy |
117 |
Batistaki 2019 |
5 + ondansetron |
Intra |
Saline + ondansetron |
Laparoscopic cholecystectomy |
44 |
Benevides 2013 |
8 |
Intra |
Saline |
Laparoscopic sleeve gastrectomy |
60 |
Bianchin 2007 |
8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
73 |
Biligin 2010 |
8 |
Pre |
Saline or ondansetron or metoclopramide |
Total abdominal hysterectomy + bilateral salpingoophorectomy |
160 |
Bisgaard 2003 |
8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
80 |
Coloma 2002 |
4 |
Intra |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
140 |
Corcoran 2017 |
4 |
Intra |
Saline |
Major laparoscopic gynaecological surgery |
31 |
De Oliveira 2011 |
0.05 or 0.1 mg/kg |
Pre |
Saline |
Laparoscopic gynaecological surgery |
106 |
Elhakim 2002 |
2/4/8/16 |
Pre |
Saline or ondansetron |
Laparoscopic cholecystectomy |
180 |
Feo 2006 |
8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
101 |
Fukami 2009 |
8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
80 |
Gautam 2008 |
8 (+ ondansetron) |
Pre |
Ondansetron |
Laparoscopic cholecystectomy |
142 |
Hammas 2002 |
4 + ondansetron + droperidol + metoclopramide |
Intra |
Saline |
Cholecystectomy, Inguinal hernia repair |
76 |
Ionescu 2014 |
4 |
Intra |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
42 |
Jo 2012 |
8 + ramosetron or saline |
Pre |
Saline + ramosertron |
Laparoscopic cholecystectomy |
120 |
Jokela 2009 |
5/10/15 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic hysterectomy +/- oophorectomy |
120 |
Kasagi 2013 |
8 |
Pre |
Droperidol |
Hysterectomy, cystectomy, myomectomy |
60 |
Kassim 2018 |
0.1 mg/kg + duloxetine |
Pre |
Saline + duloxetine |
Laparoscopic gynaecological surgery for infertility |
50 |
Ko-iam 2015 |
8 + metoclopramide |
Intra |
Metoclopramide |
Laparoscopic cholecystectomy |
100 |
Kurz 2015 |
4 |
Intra |
Saline |
Colorectal resection |
555 |
Lee 2017 |
5 |
Intra |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
380 |
Lim 2011 |
8 |
Intra |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
120 |
Liu 1998 |
10 |
Intra |
Saline |
Major gynaecological surgery |
60 |
Liu 1999 |
1.25/2.5/10 |
Pre |
Saline |
Abdominal and radical hysterectomy, myomectomy |
150 |
Lopez-Olaondo 1996 |
8 + ondansetron |
Pre |
Saline + ondansetron |
Major abdominal gynaecological surgery |
100 |
Maddali 2003 |
8 + ondansetron or metoclopramide |
Pre |
Saline |
Laparoscopic gynaecological surgery |
120 |
Mathiesen 2009 |
8 + paracetamol + pregabalin |
Pre |
Saline + paracetamol + pregabalin |
Abdominal hysterectomy +/- salpingoophorectomy |
76 |
McKenzie 1997 |
20 + ondansetron |
Intra |
Saline + ondansetron |
Abdominal or vaginal hysterectomy, laparotomy, anterior and posterior repair |
80 |
Murphy 2011 |
8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
115 |
Murphy 2014 |
4/8 |
Intra |
Saline |
Laparoscopic or open hysterectomy |
195 |
Nesek-Adam 2007 |
8 (+ metoclopramide) |
Intra |
Saline (+ metoclopramide) |
Laparoscopic cholecystectomy |
160 |
Pan 2008 |
8 + ondansetron |
Intra |
Saline + ondansetron |
Laparoscopic gynaecological surgery |
60 |
Pauls 2015 |
8 |
Pre |
Saline |
Major vaginal reconstructive surgery |
63 |
Regasa 2020 |
8 + saline/ metoclopramide |
Intra |
Metoclopramide |
Major gynaecological surgery |
96 |
Rothenberg 1998 |
0.17 mg/kg |
Intra |
Droperidol |
Laparoscopic gynaecological surgery |
95 |
Ryu 2013 |
8 + ramosetron |
Intra |
Saline + ramosetron |
Laparoscopic cholecystectomy |
72 |
Sanchez-Ledesma 2002 |
8 + droperidol/ ondansetron |
Intra |
Saline + droperidol + ondansetron |
Hysterectomy, myomectomy/ adnexectomy, oncological gynaecological reduction |
90 |
Sanchez-Rodriquez 2010 |
8 |
Pre |
Placebo |
Laparoscopic cholecystectomy |
210 |
Sistla 2009 |
8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
70 |
Thangaswamy 2010 |
4/8 |
Pre |
Saline |
Total laparoscopic hysterectomy |
55 |
Tolver 2012 |
8 |
Pre |
Saline |
Transabdominal preperitoneal groin repair |
73 |
Viriyaroj 2015 |
8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
80 |
Wang 1999 |
8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
78 |
Wang 2000 |
10 |
Pre or post |
Saline |
Total abdominal hysterectomy |
120 |
Wu 2009 |
5 |
Pre |
Saline |
Anorectal surgery |
60 |
Yuksek 2003 |
8 |
Pre |
Saline or ondansetron |
Laparoscopic gynaecological surgery |
60 |
RCTs included from Polderman, 2019 |
|||||
Author, year |
Intervention |
Control |
Surgery type |
N (I/C) |
|
Total dose (mg) |
Timing |
||||
Bjornholdt, 2014 |
8 |
Pre |
Placebo |
Ambulatory acromioclavicular joint resection or arthroscopic subacromial decompression repair |
32/37 |
Choi, 2013 |
16 + pregabalin |
Pre |
Placebo + pregabalin |
Lumbar laminectomy |
40/40 |
Cowie, 2010 |
8 + Tropisetron |
Pre |
Saline + tropisetron |
Laparoscopic cholecystectomy |
7/7 |
DREAMS trial collaborators |
8 |
Intra |
Standard care |
Open or laparoscopic bowel surgery for malignant or benign pathology |
674/676 |
Kawanishi, 2014 |
4 + intrascalene block |
|
Intrascalene block |
Shoulder arthroscopy |
10/12 |
Kirdak, 2008 |
8 |
Pre |
Saline |
Colonic surgery |
14/13 |
Kleif, 2017 |
8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopy for suspected appendicitis |
59/57 |
Nazar, 2009 |
4/8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic Roux‐en‐Y gastric bypass surgery |
15/15 |
Nielsen, 2015 |
16 |
Pre |
Saline |
1‐ to 2‐level lumbar discectomy |
77/76 |
Schietroma, 2010 |
8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic Nissen fundoplication |
41/41 |
Wakasugi, 2015 |
8 |
Pre |
Saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
136/134 |
Wang, 2009 |
10 |
|
Saline |
Various |
10/10 |
Zargar-Shostari, 2009 |
8 |
Pre |
Saline |
Open colonic resection |
29/31 |
Additional RCTs |
|||||
Author, year |
Intervention |
Control |
Surgery type |
N (I/C) |
|
Akbari, 2022 |
1) fentanyl 10 mcg/mL + dexamethasone 8 mg isotonic saline
2) fentanyl 10 mcg/mL + dexamethasone 16 mg + isotonic saline |
fentanyl 10 mcg/mL + isotonic saline |
Lower orthopedic spinal anesthesia surgeries |
34/34/34 |
|
Al-Radeef, 2020 |
8 mg dexamethasone i.v. 30 min before induction |
saline |
Laparoscopic cholecystectomy or open appendectomy |
24/24 |
|
Chan, 2020 |
1) 8 mg dexamethasone before induction 2) 16 mg dexamethasone before induction |
saline |
TKA |
46/45/45 |
|
Gasbjerg, 2022 |
1) dexamethasone i.v. (24 mg) + saline preoperatively and after 24 hours
2) dexamethasone i.v. (24 mg) both preoperatively and after 24 hours |
saline |
TKA |
161/162/162 |
|
Klag, 2021 |
10 mg dexamethasone i.v. within 90 minutes of surgery |
No intervention |
RTSA or TSA |
46/46 |
|
Nazemroaya 2022 |
8 mg of i.v. dexamethasone and 2 cc of IP saline (after last clamp insertion and before laparoscopic trocar withdrawal) |
saline |
Laparoscopic cholecystectomy |
29/28 |
|
Lei, 2020 |
1) one dose of 20 mg dexamethasone i.v. before induction and one dose of saline 24 hours later;
2) one dose of 10 mg dexamethasone i.v. before induction and another dose of 10 mg dexamethasone i.v. 24 hours later |
saline before induction and 24 hours later |
THA |
55/55/55 |
|
Lei, 2022 |
1) 20 mg i.v. dexamethasone before induction + one dose of saline 24 h after TKA
2) one dose of 10-mg i.v. dexamethasone before induction + one dose of 10 mg i.v. dexamethasone 24 h after TKA |
saline |
TKA |
68/68/68 |
IP: intraperitoneal, i.v.: intravenous, saline: normal saline, PO: per os, (R)TSA: (Reverse) Total Shoulder Arthroplasty, THA: Total Hip Arthroplasty TKA: Total Knee Arthroplasty
Results
If applicable, means and standard deviations were estimated from the medians and interquartile ranges using the method by Hozo (2005). Pain scores on a 100-point scale were divided by 10 if the data could be pooled.
1. Postoperative pain
1.1 Postoperative pain at 0 to 4 hour post-surgery
A total of 31 RCTs reported postoperative pain at 0 to 4 hours post-surgery. The results are presented in figure 1. A mean difference (MD) of -0.52 (95% CI -0.70, -0.34) was found in favour of dexamethasone. This difference was considered not clinically relevant.
Figure 1. Postoperative pain at 0 to 4 hours
Z: p-value of the pooled effect; df: degrees of freedom; I2: statistic heterogeneity; CI: Confidence Interval
1.2 Postoperative pain at 4 to 24 hours
A total of 33 RCTs reported postoperative pain at 4 to 24 hours post-surgery. The results are presented in figure 2. A MD of -0.34 (95% CI -0.48, -0.19) was found in favour of dexamethasone. This difference was considered not clinically relevant.
Figure 2. Postoperative pain at 4 to 24 hours
Z: p-value of the pooled effect; df: degrees of freedom; I2: statistic heterogeneity; CI: Confidence Interval
In addition to the pooled results, four RCTs reported postoperative pain at 4 to 24 hours post-surgery.
Akbari (2022) presented postoperative pain (VAS score 0-10) in figures as mean ± SEM
At 6 hours post-surgery, intervention group 1 (8 mg) had a pain score of approximately 3.4, group 2 (16 mg) of approximately 2.2 and the control group approximately 3.4. A clinically relevant difference was found in favour of the high-dose group.
At 12 hours post-surgery, intervention group 1 (8 mg) had a pain score of approximately 2.5,
group 2 (16 mg) of approximately 1.6 and the control group approximately 3.0. Only high-dose compared to control led to a clinically relevant difference in favour of high-dose dexamethasone.
Klag (2021) reported postoperative pain (VAS 0-10) in figures.
At 12 to 16 hours post-surgery, the dexamethasone group had a pain score of approximately 3 and the control group of approximately 6.
At 20 to 24 hours post-surgery, the dexamethasone group had a pain score of approximately 3 and the control group of approximately 5.
At both time points, a clinically relevant difference was found in favour of dexamethasone.
Lei (2020) reported postoperative pain for 3 groups. In intervention group 1 (preoperative dexamethasone) the mean pain score was 2.20 (SD 0.52), in intervention group 2 (pre- and postoperative dexamethasone) 2.36 (SD 0.62) and in the control group 2.64 (SD 0.49). There were no clinically relevant differences between groups.
Lei (2022) reported pain scores at rest presented in figures on POD1. Intervention group 1 (20 mg pre-op) had a pain score of approximately 2.1, group 2 (10 mg pre-op + 10 mg post-op) had a pain score of approximately 2.2 and the control group approximately 2.6. Again, there were no clinically relevant differences between groups.
1.3 Postoperative pain at 24 hours or later
A total of 23 RCTs reported postoperative pain at 4 to 24 hours post-surgery. The results are presented in figure 3. A MD of -0.39 (95% CI -0.67, -0.12) was found in favour of dexamethasone. This difference was considered not clinically relevant.
Figure 3. Postoperative pain at 24 hours or later
Z: p-value of the pooled effect; df: degrees of freedom; I2: statistic heterogeneity; CI: Confidence Interval
In addition to the pooled analysis, two RCTs also reported data on postoperative pain at 24 hours or later.
Akbari (2022) presented postoperative pain (mean VAS score 0-10) in figures.
At 24 hours post-surgery, intervention group 1 (8 mg) had a pain score of approximately 2.4
group 2 (16 mg) of approximately 1.5 and the control group approximately 2.7. Only high-dose compared to control led to a clinically relevant difference in favour of high-dose dexamethasone.
Lei (2020) reported pain on postoperative day 2. Mean (SD) pain scores were in intervention group 1 (20 mg preoperatively dexamethasone) 1.64 (SD 0.49), in group 2 (10 mg preoperatively and 10 mg postoperatively dexamethasone) 1.53 (SD 0.50) and in the control group 2.05 (SD 0.71). No clinically relevant differences were found.
Lei (2022) reported pain scores at rest presented in figures on POD2 and POD3.
On POD2 intervention group 1 (20 mg pre-op) had a pain score of approximately 1.5, group 2 (10 mg pre-op + 10 mg post-op) had a pain score of approximately 1.5 and the control group approximately 1.9.
On POD 3, intervention group 1 (20 mg pre-op) had a pain score of approximately 1.2, group 2 (10 mg pre-op + 10 mg post-op) had a pain score of approximately 1.1 and the control group approximately 1.3.
On both postoperative days, no clinically relevant differences were found.
2. Postoperative opioid consumption
2.1 In PACU
None of the systematic reviews reported postoperative analgesic consumption in PACU or early postoperative period.
2.2 In 24 hours
None of the systematic reviews reported postoperative opioid consumption in 24 hours.
2.3 In total postoperative period
A total of 36 RCTs reported opioid consumption in the total postoperative period (MME, mg). The results are presented in figure 4. A MD of -6.26 (95% CI -8.54, -3.99) was found in favour of dexamethasone. This difference was not clinically relevant.
Figure 4. Opioid consumption in total postoperative period
Z: p-value of the pooled effect; df: degrees of freedom; I2: statistic heterogeneity; CI: Confidence Interval
In addition, three RCTs reported postoperative opioid consumption as well, but these data could not be pooled.
Gasbjerg (2022) reported median postoperative morphine consumption from 0 to 48 hours (median, IQR). In intervention group 1 (24 mg dexamethasone preoperative, 6 mg postoperative) the morphine consumption was 37.9 mg (IQR 20.7-56.7), in intervention group 2 (24 mg dexamethasone preoperative, 24 mg postoperative) 35.0 mg (20.6-52.0) and the control group 43.0 (IQR 28.7-64.0). No clinically relevant differences were found between groups.
Lei (2020) reported mean cumulative morphine consumption. Group 1 consumed 40 mg and 2 consumed 70 mg which was lower compared with the control group (190 mg). Differences were not statistically significant (p = 0.692, between group 1 and control).
Lei (2022) reported mean total postoperative morphine dose (mg). Intervention group 1 (20 mg preoperatively) had a dose of 0 mg, group 2 (10 mg preoperatively + 10 mg postoperatively) 10 mg and the control group 90 mg. No SDs were provided.
3. Adverse events
3.1 Postoperative systemic and wound infection
In Polderman (2019) postoperative systemic and wound infection were reported in 18 RCTs. The results are presented in figure 5. The pooled analysis revealed a risk difference of 0.00 (95% CI -0.01, 0.01). No major differences were found between low-, intermediate, and high-dose dexamethasone.
Figure 5. Postoperative systemic and wound infection
Z: p-value of the pooled effect; df: degrees of freedom; I2: statistic heterogeneity; CI: Confidence Interval
3.2 Glycemic response
In Polderman (2019) glycemic response (change from baseline in mg/dL) was reported in five RCTs. The results are presented in figure 6. The analysis revealed a pooled MD of 13.89 (95% CI 4.23, 23.56) for change from baseline within 2 to 12 hours post-surgery. The change from baseline to 24 hours post-surgery had a pooled MD of 1.50 (95% CI -9.21, 12.20). In patients with diabetes an MD of 27.00 (95% CI 4.45, 49.55) was found based on only one RCT.
All differences were found in favour of the control group, but were not considered clinically relevant.
Figure 6. Glycemic response
Z: p-value of the pooled effect; df: degrees of freedom; I2: statistic heterogeneity; CI: Confidence Interval
Level of evidence of the literature
The level of evidence started as ‘high’ since the included studies were all (systematic reviews of) RCTs.
The level of evidence regarding the outcome measure postoperative pain at 0 to 4 hours post-surgery was downgraded by 1 level because of study limitations (risk of bias, -1). The level of evidence is moderate.
The level of evidence regarding the outcome measure postoperative pain at 4 to 24 hours post-surgery was downgraded by 1 level because of study limitations (risk of bias, -1). The level of evidence is moderate.
The level of evidence regarding the outcome measure postoperative pain at 24 hours or later was downgraded by 1 level because of study limitations (risk of bias, -1). The level of evidence is moderate.
No evidence was found regarding the outcome measure postoperative opioid consumption in PACU.
No evidence was found regarding the outcome measure postoperative opioid consumption in 24 hours.
The level of evidence regarding the outcome measure opioid consumption in total postoperative period was downgraded by 1 level because of study limitations (risk of bias, -1). The level of evidence is moderate.
The level of evidence regarding the outcome measure postoperative systemic or wound infection was downgraded by 2 levels because of study limitations (risk of bias as) and a low number of events (imprecision, -1). The level of evidence is low.
The level of evidence regarding the outcome measure glycemic response was downgraded by 1 level because of number of included patients (imprecision, -1). The level of evidence is moderate.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question: What is the effectiveness of adding dexamethasone to standard care in abdominal and orthopedic surgical patients on postoperative pain, adverse events and opioid consumption?
P: patients Patient undergoing abdominal or orthopedic surgery
I: intervention Adding perioperative dexamethasone i.v. to standard care
C: control Standard care
O: outcome measure Postoperative pain, opioid consumption, adverse events
Relevant outcome measures
The guideline development group considered acute postoperative pain as a critical outcome measure for decision making; and postoperative opioid consumption and adverse events, as important outcome measures for decision making.
The working group defined the outcome measures as follows:
Postoperative pain (at rest): Validated pain scale (VAS or NRS) at arrival at 0 to 4 hours, 4 to 24 hours and later than 24 hours at rest. Postoperative opioid consumption was reported in PACU, in 24 hours post-surgery and in the total consumption (in mg MME). Adverse events included 1) systematic and wound infection, and 2) glycemic response.
The working group did not define the other outcome measures listed above a priori, but used the definitions used in the studies.
For pain, the working group defined one point as a minimal clinically (patient) important difference on a 10-point scale and 10 mm on a 100 mm scale. Regarding postoperative opioid consumption, a difference of 10 mg MME between groups was considered clinically relevant. For dichotomous variables, a difference of 10% was considered clinically relevant (RR <0.91 or >1.10; RD 0.10). For glycemic response the working group did not define a minimal clinically (patient) important difference.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 1-7-2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. One search was performed for systematic reviews (SRs) and one for randomized controlled trials (RCTs). The systematic literature search resulted in 512 hits for SRs and 1955 for RCTs. Studies were selected based on the following criteria:
- Systematic review or RCT
- Published ≥ 2000
- Patients ≥ 18 years
- Conform PICO
First, the systematic reviews were screened and selected. A total of 31 systematic reviews were initially selected based on title and abstract screening.
After reading the full text, 28 reviews were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and 3 systematic reviews were included.
Then, RCTs published in 2020 or later were screened and selected since the systematic reviews that reported pain outcomes (Lex (2021) and Mitchell (2022)) searched until 2020 and 2021, respectively. A total of 19 RCTs were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 13 RCTs were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and 8 RCTs were included.
Referenties
- Akbari GA, Erdi AM, Asri FN. Comparison of Fentanyl plus different doses of dexamethasone with Fentanyl alone on postoperative pain, nausea, and vomiting after lower extremity orthopedic surgery. Eur J Transl Myol. 2022 Apr 29;32(2):10397. doi: 10.4081/ejtm.2022.10397. PMID: 35488814; PMCID: PMC9295176.
- Al-Radeef MY, Abood SJ, Abdulsahib WK, Hamad SO. Comparing the effect of dexamethasone, normal saline, and metoclopramide on prevention of postoperative nausea, vomiting and pain in patient undergoing laparoscopic cholecystectomy or open appendectomy: a randomized clinical trial. Open Access Macedonian Journal of Medical Sciences. 2020 Mar 25;8(B):139-44.
- Chan TCW, Cheung CW, Wong SSC, Chung AYF, Irwin MG, Chan PK, Fu H, Yan CH, Chiu KY. Preoperative dexamethasone for pain relief after total knee arthroplasty: A randomised controlled trial. Eur J Anaesthesiol. 2020 Dec;37(12):1157-1167. doi: 10.1097/EJA.0000000000001372. PMID: 33105245.
- Corcoran TB, Myles PS, Forbes AB, Cheng AC, Bach LA, O'Loughlin E, et al. Dexamethasone and Surgical-Site Infection. N Engl J Med. 2021;384(18):1731-4
- Gasbjerg KS, Hägi-Pedersen D, Lunn TH, Laursen CC, Holmqvist M, Vinstrup LØ, Ammitzboell M, Jakobsen K, Jensen MS, Pallesen MJ, Bagger J, Lindholm P, Pedersen NA, Schrøder HM, Lindberg-Larsen M, Nørskov AK, Thybo KH, Brorson S, Overgaard S, Jakobsen JC, Mathiesen O. Effect of dexamethasone as an analgesic adjuvant to multimodal pain treatment after total knee arthroplasty: randomised clinical trial. BMJ. 2022 Jan 4;376:e067325. doi: 10.1136/bmj-2021-067325. PMID: 34983775; PMCID: PMC8724786.
- Kang ZQ, Huo JL, Zhai XJ. Effects of perioperative tight glycemic control on postoperative outcomes: a meta-analysis. Endocr Connect. 2018 Dec 1;7(12):R316-R327. doi: 10.1530/EC-18-0231. PMID: 30120204; PMCID: PMC6240152.
- Klag EA, Kuhlmann NA, Tramer JS, Franovic S, Muh SJ. Dexamethasone decreases postoperative opioid and antiemetic use in shoulder arthroplasty patients: a prospective, randomized controlled trial. J Shoulder Elbow Surg. 2021 Jul;30(7):1544-1552. doi: 10.1016/j.jse.2020.12.005. Epub 2021 Jan 22. PMID: 33486058.
- Herbst RA, Telford OT, Hunting J, Bullock WM, Manning E, Hong BD, et al. The Effects of Perioperative Dexamethasone on Glycemic Control and Postoperative Outcomes. Endocr Pract. 2020;26(2):218-25.
- Lei Y, Huang Z, Huang Q, Pei F, Huang W. Is a split-dose intravenous dexamethasone regimen superior to a single high dose in reducing pain and improving function after total hip arthroplasty? A randomized blinded placebo-controlled trial. Bone Joint J. 2020 Nov;102-B(11):1497-1504. doi: 10.1302/0301-620X.102B11.BJJ-2020-1078.R1. PMID: 33135436.
- Lei Y, Huang Z, Huang Q, Pei F, Huang W. Dose optimization of intravenous dexamethasone for total knee arthroplasty: when two is not better than one. Arch Orthop Trauma Surg. 2022 Apr;142(4):665-672. doi: 10.1007/s00402-021-03859-3. Epub 2021 Mar 20. PMID: 33743063.
- Lex JR, Edwards TC, Packer TW, Jones GG, Ravi B. Perioperative Systemic Dexamethasone Reduces Length of Stay in Total Joint Arthroplasty: A Systematic Review and Meta-Analysis of Randomized Controlled Trials. J Arthroplasty. 2021 Mar;36(3):1168-1186. doi: 10.1016/j.arth.2020.10.010. Epub 2020 Oct 16. PMID: 33190999.
- Mitchell C, Cheuk SJ, O'Donnell CM, Bampoe S, Walker D. What is the impact of dexamethasone on postoperative pain in adults undergoing general anaesthesia for elective abdominal surgery: a systematic review and meta-analysis. Perioper Med (Lond). 2022 Mar 24;11(1):13. doi: 10.1186/s13741-022-00243-6. PMID: 35321728; PMCID: PMC8942613.
- Nazemroaya B, Keleidari B, Arabzadeh A, Honarmand A. Comparison of Intraperitoneal Versus Intravenous Dexamethasone on Postoperative Pain, Nausea, and Vomiting After Laparoscopic Cholecystectomy. Anesth Pain Med. 2022 Apr 30;12(2):e122203. doi: 10.5812/aapm-122203. PMID: 35991777; PMCID: PMC9375960.
- De Oliveira GS, Marcela D, Almeida MD, Benzon HT, McCarthy RJ. Perioperative Single Dose Systemic Dexamethasone for Postoperative Pain A Meta-analysis of Randomized Controlled Trials. Anesthesiology 2011; 115:57588
- De Oliveira GS, Jr., Castro-Alves LJ, Ahmad S, Kendall MC, McCarthy RJ. Dexamethasone to prevent postoperative nausea and vomiting: an updated meta-analysis of randomized controlled trials. Anesth Analg. 2013;116(1):58-74
- Polderman JAW, Farhang-Razi V, van Dieren S, Kranke P, DeVries JH, Hollmann MW, Preckel B, Hermanides J. Adverse side-effects of dexamethasone in surgical patients - an abridged Cochrane systematic review. Anaesthesia. 2019 Jul;74(7):929-939. doi: 10.1111/anae.14610. Epub 2019 Mar 1. PMID: 30821852.
Evidence tabellen
Evidence tables
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C)
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Polderman, 2019
PS., study characteristics and results are extracted from the SR (unless stated otherwise) |
SR and meta-analysis of RCTs
Literature search up to February 2017
A: Backes, 2013 B: Bisgaard, 2003 C: Bjornholdt, 2014 D: Choi, 2013 E: Corocan, 2017 F: Cowie, 2010 G: DREAMS trial collaborators H: Ionescu, 2014 I: Kawanishi, 2014 J: Kirdak, 2008 K: Kleif, 2017 L: Koh, 2013 M: Kurz, 2015 N: Lei, 2017 O: Murphy, 2014 P: Nazar, 2009 Q: Nielsen, 2015 R: Sanchez-Rodriguez, 2010 T: Wakasugi, 2015 U: Wang, 2009 V: Zargar-Shostari, 2009
Study design: RCTs
Setting and Country: The Netherlands
Source of funding and conflicts of interest: None
|
Inclusion criteria SR: RCTs comparing i.v. dexamethasone given during surgery vs. no treatment, placebo or another anti-emetic or analgaesic drug given to a control group
Exclusion criteria SR: oral, intramuscular or perineural administration
36 studies included in quantitative analysis
Groups comparable at baseline? Yes |
Describe intervention:
A: Dexamethasone (10 mg before induction and 4 mg ondansetron before skin closure) B: 8 mg dexamethasone 90 minutes before skin incision C: 8 mg dexamethasone before induction D: 16 mg dexamethasone plus pregabalin before induction E: 4 mg dexamethasone after induction F: 8 mg dexamethasone plus 2 mg tropisetron before induction G: 8 mg dexamethasone after induction H: 4 mg dexamethasone at induction I: 4 mg dexamethasone IV plus interscalene block J: 8 mg dexamethasone 60 to 90 minutes before surgery K: Dexamethasone 8 mg 30 minutes before incision L: 10 mg dexamethasone 1 hour before surgery M: Dexamethasone 4 mg during induction N: 10 mg dexamethasone at induction and 10 mg dexamethasone when discharged from recovery O: 4 or 8 mg dexamethasone at induction P: 8 mg dexamethasone immediately after induction Q: 16 mg dexamethasone after induction before incision R/S; 8 mg dexamethasone before skin incision T: 8 mg dexamethasone after induction V: 8 mg dexamethasone before induction
|
Describe control:
A: 4 mg ondansetron before skin closure B: Placebo 90 minutes before skin incision C: placebo before induction D: placebo plus pregabalin before induction E: placebo after induction F: normal saline plus 2 mg tropisetron before induction G: standard care H: normal saline at induction I: interscalene block without placebo J: normal saline 60 to 90 minutes before surgery K: normal saline 30 minutes before incision L: 0.3 mg ramosetron at the end of surgery M: normal saline during induction N: 3 doses of normal saline O: normal saline during induction P: normal saline (2 mL) immediately after induction Q: normal saline after induction before incision R/S; normal saline before skin incision T: normal saline after induction V: normal saline before induction
|
End-point of follow-up:
NR
For how many participants were no complete outcome data available? A: 10, equally divided over the groups B/C/D/E/F/G/H/I/J/K/L/M/N/O/P/Q/R/S/T/U/V: NR
|
Outcome measure-1 Postoperative systemic or wound infection
Effect measure: Peto odds ratio A/C/D/H/I/N/R: not estimable B: 1.00 E: 0.79 G: 1.04 J: 0.09 K: 1.46 L: 0.99 M: 0.95 Q: 6.75 S: 1.00 T: 1.39 V: 0.56
Pooled effect (fixed effects model): 1.01 [95% CI 0.80 to 1.27] favoring control group Heterogeneity (I2): 23%
Outcome measure-2 Glycemic response
2.1: Change from baseline within 2 to 12 hours after surgery, MD [95% CI] F: 22[-49.04,93.04] O: 2[-18.59,22.59] P: 27[4.45,49.55] U: 14[1.28,26.72]
2.2 Change from baseline 24 hours after surgery, MD [95% CI] F: 17[-53.26,87.26] O: 3[-11.85,17.85]
2.3 Change from baseline 10 to 24 hours after surgery in patients with diabetes, MD [95% CI] P: 27[4.45,49.55]
|
Facultative:
Author’s conclusion: Quote: “We found that a single dose of dexamethasone did not increase the risk of postoperative systemic or wound infection (Peto odds ratio (OR) 1.01, 95% confidence interval (CI) 0.80 to 1.27; 4603 participants, 26 studies; I2 = 32%, moderate-quality evidence) and did not increase the risk of delayed wound healing (Peto OR 0.99, 95% CI 0.28 to 3.43; 1072 participants, eight studies; I2 = 0%; low-quality evidence) but significantly increased glucose values in the first 12 hours after surgery (mean difference (MD) 13.31 mg/dL, 95% CI 5.91 to 20.71; 595 participants, 10 studies; I2 = 50%; low-quality evidence).”
|
Mitchell, 2022 |
SR and meta-analysis of RCTs
Literature search up to January 28, 2021
A: Alghanem 2010 B: Areeruk 2016 C: Badawy 2015 D: Bataille 2016 E: Batistaki 2019 F: Benevides 2013 G: Bianchin 2007 H: Biligin 2010 I: Bisgaard 2003 J: Coloma 2002 K: Corcoran 2017 L: De Oliveira 2011 M: Elhakim 2002 N: Feo 2006 O: Fukami 2009 P: Gautam 2008 Q: Hammas 2002 R: Ionescu 2014 S: Jo 2012 T: Jokela 2009 U: Kasagi 2013 V: Kassim 2018 W: Ko-iam 2015 X: Kurz 2015 Y: Lee 2017 Z: Lim 2011 AA: Liu 1998 BB: Liu 1999 CC: Lopez-Olaondo 1996 DD: Maddali 2003 EE: Mathiesen 2009 FF: McKenzie 1997 GG: Murphy 2011 HH: Murphy 2014 II: Nesek-Adam 2007 JJ: Pan 2008 KK: Pauls 2015 LL: Regasa 2020 MM: Rothenberg 1998 NN: Ryu 2013 OO: Sanchez- Ledesma 2002 PP: Sanchez-Rodriquez 2010 QQ: Sistla 2009 RR: Thangaswamy 2010 SS: Tolver 2012 TT: Viriyaroj 2015 UU: Wang 1999 VV: Wang 2000 WW: Wu 2009 XX: Yuksek 2003
Study design: RCTs
Setting and Country: A: Jordan B: Thailand C: Egypt D: France E: Greece F: Brazil H: Turkey I: Denmark J: USA K: Australia M: Egypt N: Italy O: Japan P: Nepal R: Romania T: Finland U: Japan V: Egypt W: Thailand X: USA Y: Korea Z: Korea AA: Taiwan BB: Taiwan CC: Spain DD: Oman EE: Denmark FF: USA HH: USA II: Croatia JJ: USA KK:USA MM: USA NN: Korea OO: Spain PP: Mexico RR: India TT: Thailand UU: Taiwan VV: Taiwan WW: Taiwan XX: Turkey
|
Inclusion criteria SR: RCTs of adults, aged 18 or over, who received intravenous perioperative dexamethasone undergoing general anaesthesia alone or in combination with regional anaesthesia with pain as a primary or secondary outcome for elective abdominal surgery were included.
Exclusion criteria SR: Gastrointestinal, gynaecological and urological procedures were included but renal or transplant surgery was excluded.
52 studies included in quantitative analysis
Groups comparable at baseline? Yes |
Describe intervention:
A: intraoperative dexamethasone 8 mg IV B: Intraoperative dexamethasone 8 mg IV C: Preoperative dexamethasone 8 mg IV + gabapentin 800 mg PO D: Intraoperative dexamethasone 4 mg + ondansetron 4 mg IV E: Intraoperative dexamethasone 5 mg F: intraoperative dexamethasone 8 mg + ondansetron 8 mg IV H: Preoperative dexamethasone 8 mg IV I: Preoperative dexamethasone 8 mg IV J: Intraoperative dexamethasone 4 mg IV K: Intraoperative dexamethasone 4 mg IV M: Preoperative dexamethasone 2 or 4 or 8 or 16 mg IV N: Preoperative dexamethasone 8 mg IV O: Preoperative dexamethasone 8 mg IV P: Preoperative dexamethasone 8 mg IV or dexamethasone 8 mg IV + ondansetron 4 mg R: Preoperative dexamethasone 4 mg IV T: Preoperative dexamethasone 5 or 10 or 15mg IV U: Preoperative dexamethasone 8 mg IV V: Preoperative dexamethasone 0.1 mg kg−1 IV + duloxetine 60 mg PO W: Intraoperative dexamethasone 8 mg + metoclopramide 10 mg IV X: Intraoperative dexamethasone 4 mg IV & 30% oxygen or intraoperative dexamethasone 4 mg IV & 80% oxygen Y: preoperative dexamethasone 5 mg IV Z: Preoperative dexamethasone 8 mg + intraoperative saline or preoperative saline + intraoperative dexamethasone 8 mg IV AA: Intraoperative dexamethasone 10 mg BB: Preoperative dexamethasone 1.25 or 2.5 or 5 or 10 mg IV CC: Preoperative dexamethasone 8 mg + ondansetron 4 mg IV DD: Preoperative dexamethasone 8 mg + ondansetron 4 mg IV or dexamethasone 8mg + metoclopramide EE: Preoperative dexamethasone 8 mg IV+ paracetamol 1g PO+ pregabalin 300 mg PO FF: Intraoperative dexamethasone 20 mg IV + ondansetron 4 mg IV HH: Intraoperative dexamethasone 4 or 8 mg IV II: Intraoperative dexamethasone 8 mg IV + saline or dexamethasone 8 mg + metoclopramide 10 mg JJ: Intraoperative dexamethasone 8 mg + ondansetron 4 mg IV + ondansetron PO D0,1,2 KK: Preoperative dexamethasone 8 mg IV MM: Intraoperative dexamethasone 0.17 mg kg−1 IV NN: Intraoperative dexamethasone 8 mg + ramosetron 0.3 mg IV OO: Intraoperative dexamethasone 8 mg + droperidol 1.25 mg IV + postoperative droperidol or dexamethasone 8 mg + ondansetron 4 mg and postoperative saline PP: Preoperative dexamethasone 8 mg IV RR: Preoperative dexamethasone 4 or 8 mg IV TT: Preoperative dexamethasone 8 mg IV UU: Preoperative dexamethasone 8 mg IV VV: Preoperative dexamethasone 10 mg IV + postoperative saline or preoperative saline + postoperative dexamethasone 10 mg IV WW: Preoperative dexamethasone 5 mg IV XX: Preoperative dexamethasone 8 mg IV |
Describe control:
A: Ondansetron or saline B: Saline C: Saline + gabapentin D: Saline E: Saline F: Saline + ondansetron H: Saline or ondansetron or metoclopramide I: Saline J: Saline K: Saline M: Saline or ondansetron N: Saline O: Saline P: Ondansetron R: Saline T: Saline U: Droperidol V: Saline + duloxetine W: metoclopramide X: Saline + oxygen Y: Saline Z: Saline AA: Saline BB: Saline CC: Saline + ondansetron DD: Saline EE: Saline + paracetamol + gabapentin FF: Saline + ondansetron HH: Saline II: Saline or saline + metoclopramide JJ: Saline + ondansetron KK: Saline MM: Droperidol NN: Saline + ramosetron OO: Ondansetron + droperidol PP: Placebo RR: Saline TT: Saline UU: Saline VV: Saline WW: Saline XX: Saline or ondansetron
|
End-point of follow-up: Not reported “late pain scores varied from 24 hours to 4 days.’” Postoperative opioid consumption varied from 1 h to 5 days.
For how many participants were no complete outcome data available? NR |
Outcome measure-1 early (≤ 4 h) VAS pain scores at rest, MD [95% CI]
Pooled effect (random effects model): -0.54 [-0.72, -0.35]
Outcome measure-2 Intermediate VAS pain scores at rest, MD [95% CI]
Pooled effect (random effects model): -0.31 [− 0.47, − 0.14] Outcome measure-3 Late VAS pain scores at rest, MD [95% CI]
Pooled effect (random effects model): − 0.38; [−0.52, −0.24]
Outcome measure-4 Total postoperative opioid use in mg of oral morphine equivalents, MD [95% CI]
Pooled effect (random effects model): -6.66 [-9.38, -3.93]
|
Facultative:
Author’s conclusion: Our analyses demonstrated a statistically significant reduction in early, intermediate and late pain scores both at rest and on movement. Dexamethasone also reduced the total postoperative opioid requirements and increased the time to first analgesia with intermediate dose (6.4–10 mg) and preoperative administration demonstrating the greatest impact. |
Lex, 2021 |
SR and meta-analysis of RCTs
Literature search up to June 2020
A: Backes, 2013 B: Dissanayake 2018 C: Kardash, 2008 D: Kim, 2019 E: Koh, 2013 F: Lei, 2017a G: Lei, 2017b H: Mathiesen, 2008 I: Tammachote, 2019 J: Xu, 2017 K: Xu, 2018 L: Yu, 2019
Study design: RCTs
Setting and Country: Canada Not specified for the included RCTs
Source of funding and conflicts of interest: None
|
Inclusion criteria SR: RCTs evaluating the effect of any corticosteroid (dexamethasone, cortisone, hydrocortisone, methylprednisolone, betamethasone) administered systemically (either intravenous or oral) in any dose or timing regimen with follow-up until hospital discharge
Exclusion criteria SR: studies evaluating local injection or spinal administration of corticosteroid, or studies in which patients underwent bilateral or simultaneous TKA or THA
17 studies included in quantitative analysis
Groups comparable at baseline? Yes |
Describe intervention: Dexamethasone IV, dose: A: 10 mg B: 8 mg (perioperative and 24h post-operative) C: 40 mg D: 10 mg, 0.1mg/kg, 0.2mg/kg E: 10 mg F: 20 mg H: 8 mg I: 0.15mg/kg J: 20 mg K: 20, 40 mg
|
Describe control:
A: Ondansetron B: Saline C: Saline D: Saline E: Ramosetron F: Saline H: Saline I: Saline J: Saline K: Saline |
End-point of follow-up: A: 2 d B: 1.5 m C: 1 m D: 7 d E: 12 h F: 3 h H: 1 d I: 3 m J: 3 d K: 3 m
For how many participants were no complete outcome data available? NR |
Outcome measure-1 Pain at rest (POD0), MD [95% CI]
Pooled effect (random effects model): -0.99 [-1.55, -0.42], I2= 62.38%
Pain at rest (POD1), MD [95% CI]
Pooled effect (random effects model): -0.63 [-0.90, -0.36], I2= 78.20%
Pain at rest (POD2), MD [95% CI]
Pooled effect (random effects model): -0.26 [-0.47, -0.05], I2= 58.01%
|
Facultative:
Author’s conclusion: ”Both high and low doses of dexamethasone were found to similarly improve post-operative pain from the day of surgery to POD 2. The size of this effect decreased daily, along with overall patient pain scores.” |
Evidence table for systematic review of RCTs and observational studies (intervention studies)
Quality assessment for systematic reviews of RCTs
Study
First author, year |
Appropriate and clearly focused question?1
Yes/no/unclear |
Comprehensive and systematic literature search?2
Yes/no/unclear |
Description of included and excluded studies?3
Yes/no/unclear |
Description of relevant characteristics of included studies?4
Yes/no/unclear |
Appropriate adjustment for potential confounders in observational studies?5
Yes/no/unclear/notapplicable |
Assessment of scientific quality of included studies?6
Yes/no/unclear |
Enough similarities between studies to make combining them reasonable?7
Yes/no/unclear |
Potential risk of publication bias taken into account?8
Yes/no/unclear |
Potential conflicts of interest reported?9
Yes/no/unclear |
Polderman, 2019 |
Yes |
Yes |
Yes |
Yes |
NA |
Yes |
Unclear
For some outcomes, results were not pooled due to heterogeneity |
Yes |
Yes |
Mitchell, 2022 |
Yes |
Yes |
Yes |
Yes |
NA |
Yes |
Unclear
Large variations in timing, leading to statistical heterogeneity |
Yes |
Yes |
Lex, 2021 |
Yes |
Yes |
Unclear
Reason for exclusion was not described |
Yes |
NA |
Yes |
Yes |
Yes |
Yes |
Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials; based on Cochrane risk of bias tool and suggestions by the CLARITY Group at McMaster University)
Study reference
(first author, publication year) |
Was the allocation sequence adequately generated?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was the allocation adequately concealed?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Blinding: Was knowledge of the allocated interventions adequately prevented?
Were patients blinded?
Were healthcare providers blinded?
Were data collectors blinded?
Were outcome assessors blinded?
Were data analysts blinded?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was loss to follow-up (missing outcome data) infrequent?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Are reports of the study free of selective outcome reporting?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was the study apparently free of other problems that could put it at a risk of bias?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Overall risk of bias If applicable/necessary, per outcome measure
LOW Some concerns HIGH
|
Akbari, 2022 |
Probably no;
Reason: double-blind randomization technique, but no details |
Probably no;
Reason: Not described |
Probably yes;
Reason: Double-blinded trial, but details not described |
Probably yes;
Reason: No loss to follow-up reported |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported; |
Definitely yes;
Reason: No other problems noted |
Some concerns |
Al-Radeef, 2020 |
Probably no;
Reason: double-blind randomization technique, but no details |
Probably no;
Reason: Not described |
Probably yes;
Reason: Patients, health care providers blinded. Blinding of other personnel was not described. |
Probably yes;
Reason: No loss to follow-up reported |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported; |
Definitely yes;
Reason: No other problems noted |
Some concerns |
Chan, 2020 |
Definitely yes;
Reason: computer generated randomised sequence |
Probably no;
Reason: Not described |
Probably yes;
Reason: Patients, health care providers and outcome assessors were blinded. Blinding of other personnel was not described. |
Probably yes
Reason: Loss to follow-up was infrequent in intervention and control group. |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported; |
Definitely yes;
Reason: No other problems noted |
LOW |
Gasbjerg, 2022 |
Definitely yes;
Reason: computer generated randomised sequence by an external collaborator |
Probably yes;
Reason: no details provided |
Definitely yes;
Reason: all participants and personnel were blinded |
Probably yes
Reason: Loss to follow-up was infrequent in intervention and control group. |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported; |
Definitely yes;
Reason: No other problems noted |
LOW |
Klag, 2021 |
Definitely yes;
Reason: computer generated randomised sequence |
Probably no;
Reason: Not described |
Probably yes;
Reason: patient and healthcare provider were blinded. Blinding of other personnel was not described. |
Probably yes
Reason: Loss to follow-up was infrequent in intervention group. |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported; |
Definitely yes;
Reason: No other problems noted |
LOW |
Nazemroaya, 2022 |
Probably no;
Reason: no details |
Probably no;
Reason: Not described |
Probably yes;
Reason: patient and outcome assessor were blinded. Other personnel is not described. |
Probably yes;
Reason: No loss to follow-up reported |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported; |
Definitely yes;
Reason: No other problems noted |
Some concerns |
Lei, 2020 |
Definitely yes;
Reason: computer generated randomised sequence |
Probably no;
Reason: Not described |
Definitely yes;
Reason: all participants and personnel were blinded |
Probably yes;
Reason: No loss to follow-up reported |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported; |
Definitely yes;
Reason: No other problems noted |
LOW |
Lei, 2022 |
Definitely yes;
Reason: computer generated randomised sequence |
Probably no;
Reason: Not described |
Probably yes;
Reason: Patients, health care providers and outcome assessors were blinded. Blinding of other personnel was not described. |
Probably no;
Reason: Loss to follow-up was somewhat infrequent, but no reasons were mentioned |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported |
Probably no;
Reason: deviations from study protocol |
Some concerns |
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Chen 2020 |
Wrong ouctome |
De Oliveira 2011 |
SR inferior to included SRs |
Fan 2018 |
SR inferior to included SRs |
Fan 2018 |
SR inferior to included SRs |
Hanif 2020 |
Wrong population |
Heesen 2019 |
SR inferior to included SRs |
Kashanian 2021 |
Wrong publication type |
Kim 2020 |
Included as part of SR by Lex (2021) |
Lei 220 |
Wrong comparator |
Li 2014 |
SR inferior to included SRs |
Li 2018 |
SR inferior to included SRs |
Li 2019 |
Wrong outcome |
Liang 2022 |
SR inferior to included SRs |
Lirk 2019 |
SR inferior to included SRs |
Lucero 2021 |
Wrong comparator |
Lunn 2013 |
Wrong outcome |
Macfater 2019 |
Wrong intervention |
Mehdiratta 2021 |
Wrong population |
Meng 2017 |
SR inferior to included SRs |
Myles 2021 |
Wrong publication type |
Nielsen 2022 |
Wrong comparator |
Paul 2022 |
Wrong intervention |
Peng 2020 |
SR inferior to included SRs |
Razavizadeh 2021 |
Wrong population |
Roofthooft 2021 |
Wrong intervention |
Shahraki 2013 |
SR inferior to included SRs |
Singh 2022 |
SR inferior to included SRs |
Tammachote 2020 |
Included as part of SR by Lex (2021) |
Terracina 2018 |
Wrong intervention |
Tolska 2019 |
SR inferior to included SRs |
Toner 2017 |
SR inferior to included SRs |
Waldron 2013 |
SR inferior to included SRs |
Wang 2022 |
Wrong language |
Warrender 2017 |
Wrong publication type |
Ye 2022 |
Wrong comparator |
Yue 2017 |
SR inferior to included SRs |
Zhou 2018 |
SR inferior to included SRs |
Zhuo 2021 |
SR inferior to included SRs |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-09-2023
Laatst geautoriseerd : 01-09-2023
Geplande herbeoordeling : 01-09-2028
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met postoperatieve pijn.
Samenstelling van de werkgroep
Werkgroep
Prof. dr. J. (Jörgen) Bruhn, anesthesioloog, (voorzitter) NVA
Prof. dr. dr. M.W. (Markus) Hollmann, anesthesioloog, NVA
Dr. M.F. (Markus) Stevens, anesthesioloog, NVA
Drs. L.J.H. (Lea) van Wersch, anesthesioloog, NVA
Dr. M.H.J. (Margot) Roozekrans, anesthesioloog, NVA
Dr. S.A.S. (Sandra) van den Heuvel, anesthesioloog/pijnspecialist, NVA
Drs. S.J. (Stijn) Westerbos, orthopeed, NOV
Drs. W.L. (Wilson) Li, cardiothoracaal chirurg, NVT
S.F. (Cedric) Lau MSc, ziekenhuisapotheker, NVZA
Dr. R.L.M. (Rianne) van Boekel, verpleegkundig pijnconsulent, V&VN
Drs. I.L. (Ilona) Thomassen-Hilgersom, patiëntvertegenwoordiger, Samenwerkingverband Pijnpatiënten naar één stem
Klankbordgroep
Drs. N.C. (Niels) Gritters van den Oever, intensivist, NVIC
J.P. (Patrick) Rensink, anesthesiemedewerker/pijnconsulent, NVAM
Dr. G. (Gijs) Helmerhorst, orthopeed, NOV
Dr. C.D. (Cor) de Kroon, gynaecoloog-oncoloog, NVOG
Dr. W.J. (Wietse) Eshuis, chirurg, NVvH
Dr. D. (Daphne) Roos, chirurg, NVvH
Met ondersteuning van
Dr. F. Willeboordse, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Dr. L.M.P. Wesselman, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Dr. L.M. van Leeuwen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
I. van Dijk, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Bruhn, voorzitter |
Professor & Afdelingshoofd afdeling Anesthesiologie, Radboud UMC |
Editorial Board Journal of Clinical Monitoring and Computing, onbetaald |
Geen |
Geen actie |
Hollmann |
Professor & Afdelingshoofd afdeling Anesthesiologie, Amsterdam UMC, locatie AMC |
|
Geen |
Restricties t.a.v. modules over ketamine en lidocaïne. |
Lau |
|
Nationale Werkgroep morbide obesitas en bariatrische chirurgie (KNMP), vergoeding voor bestede uren |
Geen belangenverstrengeling, promotie-onderzoek is op een ander vlak dan waar beoogde werkgroep zich over buigt
|
Geen actie |
Boekel, van |
|
|
Geen |
Geen actie |
Thomassen-Hilgersom |
Voorzitter Samenwerkingsverband Pijnpatiënten naar één stem vrijwilliger en geen werkgever |
|
Geen |
Geen actie |
Li |
Cardiothoracaal chirurg (Radboudumc, Nijmegen) |
Bestuurslid NVT (Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie) |
Radboudumc zal in 2021 meedoen aan een RCT naar de optimale vorm van pijnstilling ten tijde van longchirugie (epiduraal versus paravertebraal) OPtriAL - met ZonMw subsidie, geïniteerd vanuit het MMC |
Geen actie |
Roozekrans |
Anesthesioloog - Pijnspecialist - Noordwest Ziekenhuisgroep |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Stevens |
Chef de Clinique kinderanesthesie AUMC locatie AMC |
|
Geen |
Geen actie |
Heuvel, van den |
Anesthesioloog-pijnarts, Radboud UMC |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Wersch, van |
Anesthesioloog, Maasziekenhuis Pantein |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Westerbos |
Orthopeed, Alrijne ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Gritters van den Oever |
Anesthesioloog-intensivist Treant Zorggroep |
|
Geen |
Geen actie |
Rensink |
|
|
Geen |
Geen actie |
Kroon, de |
Gynaecoloog-oncoloog Leids Univesitair Medisch Centrum (1.0 fte) |
|
Geen |
Geen actie |
Roos |
Chirurg |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Eshuis |
Chirurg, Amsterdam UMC |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Willeboordse |
Senior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Geen |
Partner werkzaam bij Janssen Vaccines, onderdeel van Johnsson &Johnsson, via partner ook financiële belangen (aandelen J&J) |
Geen actie |
Wesselman |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
|
|
Geen actie |
Leeuwen, van |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
|
|
Geen actie |
Dijk, van |
Junior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door zitting van een afgevaardigde van de patiëntenvereniging (Pijnpatiënten naar één stem) in de werkgroep. De Patiëntenfederatie Nederland en Pijnpatiënten naar één stem werden uitgenodigd voor de invitational conference. Het verslag hiervan [zie aanverwante producten] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en Pijnpatiënten naar één stem en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Organisatie van Zorg |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Transitionele Pijn Service (TPS) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten). Hoewel de aanbeveling aangeeft dat een andere of nieuwe manier van zorgverlening gewenst is (i.e. andere manier van samenwerking/afstemming tussen zorgverleners) waarbij een TPS-model met TPS-team geïnitieerd wordt, laten eerste kosten-effectiviteitsstudies kostenbesparingen zien. De verwachting is dat TPS leidt tot betere zorg-op-maat, waarbij chronische postoperatieve pijn zorg doelmatiger wordt behandeld. Per ziekenhuis zal de vorm, intensiteit en organisatie van het TPS-model variëren. Zo kunnen ziekenhuizen ook kiezen voor een minder uitgebreid TPS. De aanbeveling geeft relatief veel ruimte voor de precieze invulling. Alle overwegingen tezamen, worden er geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Pijnmeting |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Niet-medicamenteuze interventies |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Buikwandblokken |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Borstwandblokken bij mammachirurgie |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Borstwandblokken intrathoracaal |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Continue Wond infusie |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Cryoanalgesie |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Dexmethason |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Gabapentinoïden |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Ketamine |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Magnesium |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Methadon |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Beta blokkers -Esmolol |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Alpha 2 agonist - Clonidine |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Alpha 2 agonist – Dexmedetomidine |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Lidocaïne |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Multimodale pijnbestrijding |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet en/of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met postoperatieve pijn.
De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn Postoperatieve pijn (NVA, 2013) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door relevante partijen middels een invitational conference.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
De beoordelingen van de literatuur en de conclusies zijn gedaan op basis van de GRADE systematiek. De werkgroep vindt het belangrijk om relevante beperkingen hiervan aan te geven.
De klinische vraag gaat vaak over een reductie van ernstige postoperatieve pijn en opioïdenconsumptie in een aantal patiënten met resp. over een klinisch relevante reductie van ernstige postoperatieve pijn opioïdenconsumptie bij een individuele patiënt. Hetzelfde geldt voor opioïdenconsumptie; de keuze van een absolute drempelwaarde in mg (i.p.v. een relatieve drempelwaarde in %) maakt dit afhankelijk van tijdstip, ingreep en ernst van de pijn: vroege postoperatieve tijdstippen en (studies met) ingrepen met relatief lage opioïdconsumptie kunnen vaak de MCID niet bereiken.
De keuze van de MCID heeft een bepaalde mate van willekeurigheid en is niet absoluut te zien. Ook zijn de conclusies zo geformuleerd (en geven alleen beperkt antwoord op het effect op een individuele patiënt voor een specifieke ingreep).
In de literatuur worden de eindpunten pijnscores en opioïdenconsumptie separaat van elkaar weer gegeven, suggererend dat deze onafhankelijk van elkaar zijn. Echter kunnen deze twee eindpunten niet onafhankelijk van elkaar beoordeeld worden; in ieder protocol is opgenomen dat pijn behandeld moet worden. Deze separate beoordeling geeft niet altijd een adequaat antwoord op de klinische vraag naar het analgetische effect van een interventie.
Daarnaast worden multimodale componenten als aparte interventies beoordeeld, echter de klinische vraag is naar de effectiviteit als bouwsteen van een multimodale werkwijze.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.