Diagnostiek vasculitis op de kinderleeftijd
Uitgangsvraag
Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van een vasculitis van de kleine vaten en polyarteriitis op de kinderleeftijd?
Aanbeveling
Bij kinderen met een subglottische stenose dient de diagnose ziekte van Wegener te worden overwogen.
Diagnostiek naar varicella en andere virale oorzaken is van belang bij een verdenking op cerebrale arteriopathie veroorzaakt door cPACNS, omdat er sprake kan zijn van een transiënte cerebrale arteriopathie.
Overwegingen
Bij deze uitgangsvragen werden geen overwegingen geformuleerd.
Onderbouwing
Achtergrond
De symptomatologie van vasculitis van de kleine vaten (small vessel vasculitis [SVV], primaire kleinevatenvasculitis) op de kinderleeftijd (i.e. ≤ 18 jaar bij debuut van de klachten) verschilt nauwelijks van die op de volwassen leeftijd.
Bij het stellen van de diagnose kleinevatenvasculitis op de kinderleeftijd dient vooral rekening te worden gehouden met verschillen in epidemiologische gegevens en differentiaaldiagnostische overwegingen ten opzichte van volwassenen. In dit hoofdstuk worden de meest in het oog springende verschillen in initiële klinische presentatie tussen volwassenen en kinderen besproken voor de verschillende vormen van vasculitis. Aangezien de symptomatologie van het specifieke orgaan bij het kind nauwelijks verschilt van die bij de volwassene, worden alleen bijzondere bevindingen van orgaangebonden symptomatologie besproken en worden vraag 10B en 10C niet afzonderlijk beantwoord. Voor specifieke orgaangebonden symptomatologie en diagnostiek wordt verwezen naar de desbetreffende hoofdstukken.
De werkgroep heeft ervoor gekozen om de ziekte van Kawasaki niet op te nemen in deze richtlijn, omdat deze aandoening zich vrijwel uitsluitend op de kinderleeftijd manifesteert. [Kogulan, 2001] Daarnaast staat bij de ziekte van Kawasaki (Kawasaki disease of KD) een vasculitis van de huid – door de werkgroep als ingangscriterium genomen – niet op de voorgrond. Henoch-schönleinpurpura (HSP), eveneens met name op de kinderleeftijd voorkomend, wordt wel voornamelijk gekenmerkt door een huidvasculitis en wordt derhalve wel besproken.
Een juiste classificatie voor vasculitiden op de kinderleeftijd ontbreekt. Recent werd een consensusrichtlijn uitgebracht door EULAR/PreS, verkregen door op de Delphi-methode en nominal group technique gebaseerde vragenlijsten met aansluitend een consensusbijeenkomst. De werkgroep heeft zich geconformeerd aan de classificatiecriteria zoals uit deze consensusbijeenkomst naar voren zijn gekomen. [Ozen, 2006]
Uit de systematische search kwamen met name artikelen over Kawasaki en Behçet naar voren, alsmede vele casereports (totaal na eerste search 499 artikelen). Er bleven uiteindelijk 23 artikelen over, die mogelijk geschikt waren om de uitgangsvragen te beantwoorden. Deze werden aangevuld met artikelen, verschenen na de search, waarin nieuwe classificatiecriteria voor vasculitis op de kinderleeftijd werden besproken en artikelen die betrekking hebben op een voorstel voor nieuwe indeling voor de oorzaken van cerebrale arteriopathie. [Ozen, 2006; Sebire, 2006; Braun, 2007]
In het algemeen is kleinevatenvasculitis een zeldzame aandoening op de kinderleeftijd. HSP en KD zijn de meest frequent voorkomende vasculitiden op de kinderleeftijd. [Ozen, 2002]
Een Engelse studie toont een incidentie van 22,4 per 105 voor alle primaire vasculitiden op de kinderleeftijd inclusief KD. [Gardner-Medwin, 2002] Grote epidemiologische studies naar de incidentie van de verschillende vormen van vasculitis op de kinderleeftijd zijn beperkt en overwegend uitgevoerd in populaties met een zelfde etnische achtergrond. [Ozen, 2006] Aangezien de incidentie van bepaalde vormen van vasculitis voor verschillende genetische achtergronden anders is hebben deze studies een beperkte waarde.
Koorts, algemene malaise en gewichtsverlies, met daarbij een verhoogde bezinking (bse) en eventueel leukocytose en trombocytose zijn algemene kenmerken, die kunnen wijzen in de richting van een kleinevatenvasculitis. Virale en bacteriële infecties vormen, meer dan bij volwassenen, belangrijke differentiaaldiagnostische overwegingen. Op de kinderleeftijd is er vaak sprake van een infectieus agens als uitlokkende factor voor het ontwikkelen van systemische vasculitis. [Ozen, 2004]
Conclusies
Niveau 3 |
Kleinevatenvasculitis komt op de kinderleeftijd zelden voor, maar dient zeker overwogen te worden bij kinderen met onbegrepen koorts, malaise en gewichtsverlies, in combinatie met hoge ontstekingsparameters. De symptomatologie verschilt in enige mate van die op de volwassen leeftijd. Recent zijn de classificatiecriteria voor systemische vasculitis op de kinderleeftijd gereviseerd. De werkgroep heeft zich geconformeerd aan deze criteria.
B Ozen, 2006 |
Niveau 3 |
Diagnostiek voor systemische vasculitis bij kinderen verloopt in grote lijnen zoals bij volwassenen.
B Ozen, 2002 |
Niveau 3 |
Klachten van koorts, vermoeidheid en gewichtsverlies, evenals verhoogde bse en CRP komt voor bij alle kinderen met vasculitis, met uitzondering van kinderen met cutane PAN, waar dit slechts bij twee derde van de patiënten wordt gezien.
B Ozen, 2002 |
Niveau 3 |
Henoch-Schönlein komt bij kinderen heel veel vaker voor dan bij volwassenen.
B Ozen, 2002; Gardner-Medwin, 2002 |
Samenvatting literatuur
Diagnostiek voor het vaststellen van een vasculitis van de kleine vaten op de kinderleeftijd komt overeen met de diagnostiek, die verricht wordt bij volwassenen. Enkele opvallende bevindingen worden kort besproken.
Pulmonaal
In een studie van Connolly et al. werd een centrilobulaire, perivasculaire verdichting van de kleine vaten gezien bij kinderen met een (biopsiebewezen) vasculitis ten tijde van actieve ziekte. [Connolly, 1996] De auteurs stellen, dat een dergelijk patroon op een HR-CT suggestief is voor pulmonale betrokkenheid bij een systemische vasculitis. In een andere studie kwam naar voren dat het optreden van diffuse intrapulmonale bloeding niet specifiek is voor een pulmonaire capillairitis op basis van een systemische vasculitis. Bij patiënten met een pulmonale capillairitis is de bse vaak wel hoger, serologie (m.n. ANCA) kan negatief zijn (zie ook evidence tabel in bijlage 6). [Fullmer, 2005]
Centraal zenuwstelsel
Bij cPACNS kunnen bse en CRP normaal zijn. Liquoronderzoek toont meestal een verhoogde openingsdruk en een verhoogd eiwitgehalte en pleiocytose. Liquoronderzoek is ook belangrijk voor het uitsluiten van een virale verwekker (zie boven). In een studie bij 45 pediatrische patiënten met een klinische verdenking op een cPACNS bleek de initiële MRI steeds afwijkend. De sensitiviteit voor met name de periventriculaire en subcorticale leasies kon worden verhoogd door FLAIR en diffusion weight imaging opnames. Bij deze patiënten was een initiële MR-angiografie in 28,6% normaal. [Aviv, 2006] De MRI-afwijkingen bevonden zich met name proximaal, unilateraal en waren multifocaal; er waren geen infratentoriële leasies zonder supratentoriële leasies. [Benseler, 2006; Aviv, 2006]
Angiografiepositieve niet-progressieve cPACNS wordt in recent verschenen artikelen geduid als een transiënte arteriopathie van het centraal zenuwstelsel, die veelal geassocieerd is met een doorgemaakte varicella-infectie (postvaricella vasculopathie) of andere neurotrope virussen. [Askalan, 2001; Danchaivijitr, 2006] Om die reden is het aanbevolen om bij cPACNS diagnostiek in te zetten naar virale verwekkers.
Uitgangswaarden voor MRI/MRA tonen meestal een unilaterale stenose van de bifurcatie van de carotiden. Herhalen van de beeldvorming toont meestal een initiële verslechtering na drie maanden, echter na zes maanden is er meestal sprake van een stabilisatie of een verbetering. [Danchaivijitr, 2006]
Nieren
In een retrospectieve studie naar de voorspellende factoren voor het ontstaan van nierfunctieproblemen bij 206 kinderen met Henoch-Schönlein, waren risicofactoren: ontstaan van de ziekte op een leeftijd > 10 jaar, persisterende purpura, ernstige buikklachten en recidieven. [Shin, 2006] Een oudere studie toonde ook een verhoogd risico op nierschade bij persisterende purpura, debuutleeftijd > 7 jaar, ernstige buikpijn en een verminderde plasmafactor-XIII-activiteit. [Kaku, 1998] In een derde studie werd na multiple logistic regresssion-techniek alleen een persisterende rash > 1 maand aangetoond als risicofactor. [Rigante, 2005].
Een hogere relapse rate van de ziekteactiviteit trad op bij kinderen, die behandeld waren met corticosteroïden. Echter de indicatie voor corticosteroïden was ernstige gastro-intestinale betrokkenheid of ernstige nefropathie. Derhalve is hogere relapse rate eerder een uiting van een ernstiger ziektebeloop. [Trapani, 2005]
Referenties
- 1 - Aalberse J, Dolman K, Ramnath G, Pereira RR, Davin JC. Henoch Schonlein purpura in children: an epidemiological study among Dutch paediatricians on incidence and diagnostic criteria. Ann Rheum Dis. 2007; 66:1648-50.
- 2 - Askalan R, Laughlin S, Mayank S, Chan A, MacGregor D, Andrew M, et al. Chickenpox and stroke in childhood: a study of frequency and causation. Stroke 2001; 32: 1257-62.
- 3 - Aviv RI, Benseler SM, Silverman ED, Tyrrell PN, Deveber G, Tsang LM, et al. MR imaging and angiography of primary CNS vasculitis of childhood. Am J Neuroradiol 2006; 27: 192-9.
- 4 - Belostotsky VM, Shah V, Dillon MJ. Clinical features in 17 paediatric patients with Wegener granulomatosis. Pediatr Nephrol 2002; 17: 754-61.
- 5 - Benseler SM. Central nervous system vasculitis in children. Curr Rheumatol Rep 2006; 8: 442-9.
- 6 - Benseler SM, Silverman E, Aviv RI, Schneider R, Armstrong D, Tyrrell PN, et al. Primary central nervous system vasculitis in children. Arthritis Rheum 2006; 54: 1291-7.
- 7 - Ben-Sira L, Laor T. Severe scrotal pain in boys with Henoch-Schonlein purpura: incidence and sonography. Pediatr Radiol 2000; 30: 125-8.
- 8 - Braun KP, Rafay MF, Uiterwaal CS, Pontigon AM, DeVeber G. Mode of onset predicts etiological diagnosis of arterial ischemic stroke in children. Stroke 2007; 38: 298-302.
- 9 - Bulun A, Topaloglu R, Duzova A, Saatci I, Besbas N, Bakkaloglu A. Ataxia and peripheral neuropathy: rare manifestations in Henoch-Schonlein purpura. Pediatr Nephrol 2001; 16: 1139-41.
- 10 - Calabrese LH, Furlan AJ, Gragg LA, Ropos TJ. Primary angiitis of the central nervous system: diagnostic criteria and clinical approach. Cleve Clin J Med 1992; 59: 293-306.
- 11 - Connolly B, Manson D, Eberhard A, Laxer RM, Smith C. CT appearance of pulmonary vasculitis in children. AJR Am J Roentgenol 1996; 167: 901-4.
- 12 - Danchaivijitr N, Cox TC, Saunders DE, Ganesan V. Evolution of cerebral arteriopathies in childhood arterial ischemic stroke. Ann Neurol 2006; 59: 620-6.
- 13 - Fullmer JJ, Langston C, Dishop MK, Fan LL. Pulmonary capillaritis in children: a review of eight cases with comparison to other alveolar hemorrhage syndromes. J Pediatr 2005; 146: 376-81.
- 14 - Gardner-Medwin JM, Dolezalova P, Cummins C, Southwood TR. Incidence of Henoch-Schonlein purpura, Kawasaki disease, and rare vasculitides in children of different ethnic origins. Lancet 2002; 360: 1197-202.
- 15 - Hara Y, Tajiri T, Matsuura K, Hasegawa A. Acute scrotum caused by Henoch-Schonlein purpura. Int J Urol 2004; 11: 578-80.
- 16 - Hu SC, Feeney MS, McNicholas M, O'Halpin D, Fitzgerald RJ. Ultrasonography to diagnose and exclude intussusception in Henoch-Schonlein purpura. Arch Dis Child 1991; 66: 1065-7.
- 17 - Kaku Y, Nohara K, Honda S. Renal involvement in Henoch-Schonlein purpura: a multivariate analysis of prognostic factors. Kidney Int 1998; 53: 1755-9.
- 18 - Kogulan P, Mbualungu E, Villanueva E, Coe MD, Lucey DR. Kawasaki syndrome in an adult: case report and review of the literature in adolescents and adults. J Clin Rheumatol 2001; 7: 194-8.
- 19 - Legrain V, Lejean S, Taieb A, Guillard JM, Battin J, Maleville J. Infantile acute hemorrhagic edema of the skin: study of ten cases. J Am Acad Dermatol 1991; 24: 17-22.
- 20 - Ozen S. The spectrum of vasculitis in children. Best Pract Res Clin Rheumatol 2002; 16: 411-25.
- 21 - Ozen S, Ruperto N, Dillon MJ, Bagga A, Barron K, Davin JC, et al. EULAR/PReS endorsed consensus criteria for the classification of childhood vasculitides. Ann Rheum Dis 2006; 65: 936-41.
- 22 - Ozen S, Bakkaloglu A, Dusunsel R, Soylemezoglu O, Ozaltin F, Poyrazoglu H, et al. Childhood vasculitides in Turkey: a nationwide survey. Clin Rheumatol 2006.
- 23 - Ozen S, Anton J, Arisoy N, Bakkaloglu A, Besbas N, Brogan P, et al. Juvenile polyarteritis: results of a multicenter survey of 110 children. J Pediatr 2004; 145: 517-22.
- 24 - Rigante D, Candelli M, Federico G, Bartolozzi F, Porri MG, Stabile A. Predictive factors of renal involvement or relapsing disease in children with Henoch-Schonlein purpura. Rheumatol Int 2005; 25: 45-8.
- 25 - Roberti I, Reisman L, Churg J. Vasculitis in childhood. Pediatr Nephrol 1993; 7: 479-89.
- 26 - Rottem M, Fauci AS, Hallahan CW, Kerr GS, Lebovics R, Leavitt RY, et al. Wegener granulomatosis in children and adolescents: clinical presentation and outcome. J Pediatr 1993; 122: 26-31.
- 27 - Scharer K, Krmar R, Querfeld U, Ruder H, Waldherr R, Schaefer F. Clinical outcome of Schonlein-Henoch purpura nephritis in children. Pediatr Nephrol 1999; 13: 816-23.
- 28 - Sebire G. Transient cerebral arteriopathy in childhood. Lancet 2006; 368: 8-10.
- 29 - Sebire G, Fullerton H, Riou E, deVeber G. Toward the definition of cerebral arteriopathies of childhood. Curr Opin Pediatr 2004; 16: 617-22.
- 30 - Shin JI, Park JM, Shin YH, Hwang DH, Kim JH, Lee JS. Predictive factors for nephritis, relapse, and significant proteinuria in childhood Henoch-Schonlein purpura. Scand J Rheumatol 2006; 35: 56-60.
- 31 - Sivak LE, Virshup DM. Occurrence of Henoch-Schonlein purpura in a child with Wilms' tumor. Med Pediatr Oncol 1995; 24: 213-4.
- 32 - Trapani S, Micheli A, Grisolia F, Resti M, Chiappini E, Falcini F, et al. Henoch Schonlein purpura in childhood: epidemiological and clinical analysis of 150 cases over a 5-year period and review of literature. Semin Arthritis Rheum 2005; 35: 143-53.
- 33 - White RH. Henoch-Schonlein nephritis. A disease with significant late sequelae. Nephron 1994; 68: 1-9.
Evidence tabellen
Evidence tabel HSP-pediatrie
Auteur |
Jaar-tal |
Studie-design |
Chapel Hill |
Type vasc.1 |
Primaire vraag-stelling2 |
Gouden standaard |
Aantal ptn |
Leeftijd ptn |
Resultaten |
Niveau bewijs |
Trapani |
2005 |
Retro-spectief Single center |
ACR (Michel and co-workers |
HSP |
Epidemiologische, klin. en lab data, be-handeling en out-come kind. met HSP |
Criteria |
150 |
Mean 6,1 jaar ± 2,7 jaar |
Sympt debuut: purpura 100%, artralgie/artritis 74%, abdo-minaal 51% (invaginatie 0,6%, oedeem 53%, scrotaal oedeem 13%), nieren 54% (ernstig 7%, acute nierinsuff. 2%), hoge BSE (57%), IgA verhoogd (37%), proteïnurie (42%). < 2 jaar: alleen huid en gewrichtsklachten |
|
Nussino-vitch |
1998 |
Retro-spectief |
nee |
HSP |
Anatomische distributie en het patroon van de huidverschijnselen bij kinderen met HSP |
Klin diag-nose niet-thrombocy-topenische palp. purp. |
155 |
Mean 6,8 ±2,3 jaar |
Symptomen debuut: 77,4% huidverschijnselen, 10,3% artralgie, 12,2 % buikpijn, 30% nierbetrokkenheid, 60% gastrointestinale symptomen, 4,5% oedemen (oedeem gelaat aleen bij kinderen < 1 jaar). Locatie: 90,3% OE, 14,8% rash armen, 10,3% rash romp, 6,4% rash gelaat |
C |
Shin |
2005 |
Retro-spectief |
Michel (1992) |
HSP |
Voorspellende factoren voor het ontwikkelen van nefritis bij HSP |
Clinical criteria |
206 |
7,2 ± 2,8 jr bij debuut |
Oudere leeftijd, persisterende purpura, ernstige buikpijn en relapse zijn voorspellers voor nefritis |
B/C |
Balmetti |
1996 |
Retro-spectief |
? |
HSP |
Risico glomerulonefritis |
|
172 |
|
GN hogere gemiddelde leeftijd en langer aanhoudende niet-renale verschijnselen |
C |
Kaku |
1998 |
? |
nee |
HSP |
Mulivariate analyse prognostische facto-ren voor nierfunctie |
Kliniek |
194 |
|
Persisterende purpura, ernstige buikklachten en verlaagd F XIII geven een verhoogd risico voor renale betrokkenheid |
|
Gardner-Medwin |
2002 |
Pro-spectief |
ACR |
Alle vasc. kinder-lft |
Incidentie niet-infecti-euze vasc bij kind, relatie met etnische achtergrond en lft |
Gemodificeerde ACR criteria |
586 |
< 17 jaar bij debuut |
HSP 20,4 per 105
|
|
Murali |
2002 |
Pro-spectief |
CHCC en ACR |
HSP |
Classificatie van patiënten ver-denking HSP volgens ACR/CHCC |
Palpabele purpura |
74 ptn in India |
30,4 % < 20 jaar |
Diagnose HSP volgens ACR 64,8%, volgens CHCC 31%. Slechts 12 voldeden aan beide sets criteria |
|
Lin |
1998 |
Retro-spectief |
|
HSP |
Verschillen in symptomatologie van HSP bij volwassenen en kinderen |
|
84 kind, 38 volw |
(China) |
Bij kinderen meer buikpijn en minder betrokkenheid van de nieren |
|
HSP: Henoch Schönlein purpura, Gemodificeerde HSP criteria, volgens Michel: OE: onderste extremiteiten, 1) Palpabele purpura, 2) Buikpijn, 3) GI bloeding, 4) Hematurie, 5) Leeftijd< 20 jr, 6) Geen voorafgaand medicatiegebruik; diagnose HSP ³ 3 criteria.
Evidence tabel neurologie-pediatrie
Auteur |
Jaar-tal |
Studie-design |
Chapel Hill |
Type vasc.1 |
Primaire vraagstelling2 |
Secundaire vraagstelling2 |
Gouden standaard |
Studie-omvang |
Leeftijd patiënten |
Resultaten |
Niveau bewijs |
Aviv |
2006 |
Retro-spectief single center |
Cala-brese criteria |
cPACNS |
MRI en MRA afwijkingen bij kinderen met cPACNS |
Correlatie tussen MRI en MRA afwijkingen |
Cerebrale angio-grafie |
45 |
0,7-16,5 jaar (mean 7,3 jaar) |
93% multifocale, unilaterale parenchym-afw. 56% in laterale lenticulostriatale stroomgebied. geen infratentoriale lesies in afw. supratentoriale afw. 28,6% normale initiële MRA, maar wel MRI afwijkingen |
B |
Bense-ler |
2006 |
Retro-spectief single center |
Cala-brese criteria |
cPACNS |
Karakteris-tieken symptomen bij debuut, behandeling en neurologi-sche outcome bij cPACNS |
Identificatie hoog-risico patiënten op grond van symptoma-tologie bij debuut. |
Cerebrale angio-grafie |
62 (20 pro-gressive cPACNS, 42 nonpro-gressive PACNS) |
Mediaan 7,2 jaar |
2 subgroepen: progr. (32%) en niet-progr. (68%) ziekte. Predictors progr. beloop cPACNS: neurocognitieve dysfunctie bij diagnose, multifocale parenchymale lesies op MRI, bilaterale of distale vaatstenose bij CA. Grote vaten vasculitis: goede correlatie MRA en CA. Echter bij distale afwijkingen MRA minder sensitief. |
B |
1 cPACNS = primary angiitis of the central nervous system of childhood
2 MR = magnetic resonance imaging, MRA MR angiography, CA = conventional angiography
Evidence tabel longen-pediatrie
Auteur |
Jaar-tal |
Studie-design |
Chapel Hill |
Type vasc.1 |
Primaire vraagstelling2 |
Gouden standaard |
Studieomvang |
Leeftijd patiënten |
Resultaten |
Niveau bewijs |
Connolly |
1996 |
retro-spec-tief |
? |
Pulmo-naire vasc. |
CT scan patronen passend bij vroege of subtiele pulmonai-re vasc. bij kinderen |
Biopten verschillende locaties |
107 HR-CT scans, verch. indicaties, 54 conventionele CT-scans verdenking vasc. |
5-16 jaar |
centrilobular, perivascular verdichtingen geassocieerd met actieve vasculitis |
C |
Fullmer |
2005 |
retro-spec-tief |
ja |
Pulmo-naire capillai-ritis |
Vergelijking tussen kinderen met PC en IPH |
longbiopt |
Biopten 23 patiënten met DAH, daarvan n= 8 pulmonaire capillairitis |
1 5/12 tot 12 jaar |
Lage luchtwegklachten, afw. op X-thorax en anemie bij kinderen kunnen wijzen op PC. Geen klinische symptomen, die differentiëren tussen PC en IPH. |
C |
pulmonaire capillairitis (PC). idiopathische pulmonaire hemosiderrose (IPH)
Evidence-tabel M.Wegener-pediatrie
Auteur |
Jaar-tal |
Studie-design |
Chapel Hill |
Type vasc.1 |
Primaire vraagstelling2 |
Gouden standaard |
Studie-omvang |
Leeftijd patiënten |
Resultaten |
Niveau bewijs |
Rottem |
1993 |
Pro-spectief obser-vatio-neel |
nee |
M. Wegener |
Verschil in kliniek, ziekte-beloop, behandeling, morbiditeit en mortaliteit tussen kinderen en volw. met M. Wegener |
biopt |
N= 23 kinderen (in vgl met 135 volw) |
< 19 jaar (mean 15,4 jaar, range 9,3-19,4 jaar) |
Initiële symptomen: koorts 22%, gew. verlies 13%, BLW: 87%, SGS: 48% (vs 10% bij volw), longen 22%, nieren 9%, ogen 13%, CZS 4%, huid 9%, musculo-skeletaal 30%, 2x zo vaak nasale deformiteit |
B |
Steg-mayr |
2000 |
Retro-spectief |
neen |
M. Wegener |
Beschrijving klin. sympt bij presentatie kinderen en jong volw. met M. Wegener |
Nierbiopt, luchtweg-ontstekingANCA pos. |
N=10 |
11-30 jaar |
Moeheid 100%, Sinusitis 80%, Longinfiltraat 80%, Renal 100%, Huid 40%, Artritis 50% |
C |
Belostot-sky |
2001 |
Retro-spectief |
ACR |
M. Wegener |
Beschrijving klinische symptomen bij presentatie van kinderen met M. Wegener |
ACR |
N = 17 (1981-1998) |
2 weken /14 jaar (mean (6,3 yr) |
Freq. betrokken organen: BLW: 58%, lon-gen 87%, nieren 53% (78% bij kinderen 6-14 jaar), ogen 53%, CZS 12%, huid 53%, cANCA 59%, 41% SGS en 41% nasale deformiteiten |
B |
BLWI = bovenste luchtwegen, CZS = centraal zenuwstelsel, SGS = subglottische stenose
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-07-2010
Laatst geautoriseerd : 01-07-2010
Geplande herbeoordeling :
Een levende richtlijn is een richtlijn waarvan het onderhoud op continue basis plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Voor deze richtlijn is de volgende procedure voor het actueel houden opgesteld. De richtlijn vasculitis zal tweejaarlijks worden getoetst aan de wetenschappelijke ontwikkelingen door de werkgroep die in zijn huidige samenstelling zal doorgaan als een landelijke multidisciplinaire commissie. De multidisciplinaire commissie bestaat uit een kerngroep en een werkgroep. De kerngroep draagt de verantwoordelijkheid om tussentijdse peilingen bij de beroepsgroepen te verrichten naar behoefte voor herziening(en) van de huidige richtlijn.
Algemene gegevens
Deze richtlijn is gestart met financiële steun van de Orde van Medisch Specialisten in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO)'. In de laatste fase zijn de werkzaamheden bekostigd door de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie en de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. Daarnaast heeft de Friedrich Wegener Stichting een financiële bijdrage geleverd aan de distributie van de richtlijnen in boekvoerm en de uitgave van een cd met beeldmateriaal met betrekking tot vasculitis.
Doel en doelgroep
Doel
De werkgroep die deze richtlijn heeft ontwikkeld, heeft zich tot doel gesteld meer duidelijkheid te verschaffen over de diagnose vasculitis en de verschillende aandoeningen die onder de noemer vasculitis vallen. Daarnaast heeft de werkgroep er naar gestreefd een beschrijving te geven van het optimale diagnostische traject van mensen bij wie aan vasculitis gedacht zou moeten worden. Het uiteindelijke doel hiervan is het bekorten van de tijd tot het stellen van de juiste diagnose en het eerder starten met de aangewezen behandeling.
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor leden van de medische beroepsgroep, zoals huisartsen, dermatologen, internisten, kinderartsen, kno-artsen, longartsen, mdl-artsen, neurologen, oogartsen, pathologen, radiologen en reumatologen. Deze richtlijn is geautoriseerd door de verenigingen die aan de ontwikkeling van deze richtlijn hebben bijgedragen. Daarmee is deze richtlijn deel geworden van de professionele standaard van de leden van die verenigingen.
Samenstelling werkgroep
De werkgroep vasculitis bestaat uit gemandateerde vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen die betrokken zijn met de diagnostiek van vasculitis. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en waren gemandateerd door hun vereniging. In een later stadium van de richtlijnontwikkeling zijn patiënten aan de richtlijnwerkgroep toegevoegd.
De werkgroep ‘Vasculitis’ bestaat uit onderstaande personen, die allen namens hun wetenschappelijke verenigingen zijn afgevaardigd:
- Dr. H.B. Thio, dermatoloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam, voorzitter
- Dr. A.E. Voskuyl, reumatoloog, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam, voorzitter
- Dr. J.J.E. van Everdingen, directeur Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie, Utrecht en,algemeen secretaris Regieraad kwaliteit van zorg, secretaris vanaf september 2006
- Mw. M.K. Tuut, epidemioloog, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht, secretaris tot september 2006
- J.G. Bollemeijer, oogarts, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
- Dr. C.T. Buiter, kno-arts, Haren (Gn)
- Prof. dr. J.W. Cohen Tervaert, internist-klinisch immunoloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht
- Dr. J.G.M.C. Damoiseaux, medisch immunoloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht
- Dr. R. Goldschmeding, patholoog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht
- Dr. J.C. Grutters, longarts, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein
- Dr. A.H.M. Heurkens, reumatoloog, Meander Medisch Centrum, Amersfoort
- Mw. dr. E.M.G.J. de Jong, dermatoloog, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen
- Dr. J.J. Kolkman, mdl-arts, Medisch Spectrum Twente, Enschede
- Dr. J.F. Meilof, neuroloog, Martini Ziekenhuis, Groningen
- Prof. dr. P.M.T. Pattynama, radioloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam
- Mw. dr. A. van Royen-Kerkhof, kinderarts-immunoloog, Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht
- Dr. C.A. Stegeman, internist-nefroloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen
De heer P. Verhoeven is door de Friedrich Wegener Stichting afgevaardigd als vertegenwoordiger van de vasculitispatiëntenvereniging.
Met dank aan:
- Mw. I. Coumou die de werkgroep tot 2008 ondersteunde
- dhr. R.J. Borgonjen die haar taak heeft overgenomen.
In samenwerking met:
- Nederlandse Federatie voor Nefrologie (NFI)
- Nederlandse Vereniging voor Immunologie (NVVI)
Inbreng patiëntenperspectief
In 2002 heeft de Friedrich Wegner Stichting (FWS) in samenwerking met het Academisch Ziekenhuis van Maastricht een enquête gehouden onder 600 patiënten die bij patiëntenvereniging FWS zijn aangesloten. 478 retourneerden de enquête (80% respons)
De belangrijkste bevindingen waren:
- Bij 65% van de patiënten duurde het meer dan 3 maanden voordat ze doorverwezen werden naar een specialist; gemiddeld duurde dit 13 maanden;
- Eenmaal bij een specialist beland duurde het gemiddeld bijna 6 maanden voordat de juiste diagnose was gesteld;
- Meer dan 70% van de patiënten werd na doorverwijzing naar een specialist door deze specialist doorverwezen naar een andere specialist;
- Ten tijde van de diagnose waren gemiddeld 3,5 orgaansystemen aangetast;
- De meest genoemde orgaansystemen ten tijde van de diagnose zijn: neus/neusbijholten, nieren, oren en longen. Ook de gewrichten en ogen doen vaak mee;
- Artsen die ervaring hebben met vasculitis stellen significant sneller de diagnose;
- Ten tijde van de doorverwijzing naar de specialist zit 25% al een paar weken in de ziektewet;
- De kwaliteit van leven van vasculitispatiënten is lager dan 50 op een schaal van 0-100;
- 96% van de patiënten heeft last van bijwerkingen tijdens de behandeling van de vasculitis;
- De meest gerapporteerde bijwerkingen tijdens behandeling van de vasculitis zijn gewichtstoename, stemmingswisselingen, haaruitval, water- en zoutretentie en spierzwakte.
Visie patiëntenvereniging op de kwaliteitsaspecten van de diagnostiek bij vasculitis
Inleiding
De Friedrich Wegener Stichting (FWS) is de patiëntenorganisatie voor mensen met een primaire vasculitis, waaronder die vormen die onderwerp zijn van de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis. Het bekorten van de diagnosetijd is één van de speerpunten van de FWS omdat daardoor onnodige orgaanschade kan worden voorkomen. Een primaire vasculitis verloopt zonder behandeling in korte tijd fataal. Om voortschrijdende orgaanschade in een zo vroeg mogelijk stadium te stoppen is een snelle diagnose geboden. Toch duurt het diagnosetraject nog vaak erg lang.
Het diagnosetraject
Vasculitis is een relatief onbekende aandoening die zich in de aanloopfase vaak presenteert met weinig specifieke klachten. Hierdoor meldt de patiënt zich vrij laat bij de huisarts, die op zijn beurt pas na enige tijd doorverwijst naar een specialist. Doordat de ziekte betrekkelijk weinig voorkomt, denkt ook de specialist vaak niet direct aan vasculitis. Daar komt nog bij dat de specialist vaak onvoldoende bekend is met de nomenclatuur en classificatie van vasculitis en met het best mogelijke diagnosetraject.
In 2001 heeft de FWS in samenwerking met het Academisch Ziekenhuis Maastricht een enquête onder haar leden gehouden (600 vragenlijsten - 478 respondenten), die liet zien dat het bij 65% van de patiënten meer dan 3 maanden duurde voordat ze doorverwezen werden naar een specialist. Tegen die tijd werd 90% van de patiënten al in meer of mindere mate gehinderd bij het uitvoeren van normale activiteiten en zat 25% al een paar weken in de ziektewet.
Eenmaal bij een specialist beland duurde het gemiddeld bijna 6 maanden voordat de juiste diagnose was gesteld. Meer dan 70% van de patiënten werd na doorverwijzing opnieuw doorverwezen naar een andere specialist voordat de diagnose werd gesteld.
Dit lange diagnosetraject had voor patiënten tot gevolg dat ten tijde van de diagnose gemiddeld 3,5 orgaansystemen waren aangetast. Het gevolg daarvan was ondermeer dat patiënten hun kwaliteit van leven gemiddeld beoordeelden als niet meer dan 50 op een schaal van 0 tot 100.
Dezelfde enquête laat zien dat bij de juiste maatregelen het diagnosetraject sneller kan. Zo zakt bij specialisten die al eerder een patiënt met systeemvasculitis hebben gehad de gemiddelde diagnoseduur van 33 weken naar 19 weken.
Het is daarom dat de FWS de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis ziet als een uiterst belangrijke stap in de zorg voor toekomstige vasculitispatiënten.
Kwaliteitsaspecten
Om te komen tot een optimaal diagnosetraject bepleit de FWS de volgende maatregelen en kwaliteitscriteria:
De Richtlijn
- De Richtlijn Diagnostiek Vasculitis zou voortdurend onder de aandacht moeten worden gebracht van zowel medisch specialisten als huisartsen;
- Wetenschappelijk onderzoek zorgt voor voortschrijdend inzicht. Daarom zou de Richtlijn elke twee of drie jaar moeten worden aangepast aan de laatste inzichten;
- Ook de patiëntenversie van de Richtlijn kan in dat tempo worden herzien en onder de aandacht worden gebracht.
De Huisarts
Snelle doorverwijzing naar een specialist is alleen mogelijk als:
- De huisarts op de hoogte is van de Chapel-Hill-indeling van vasculitiden en het daarbij gehanteerde onderscheid tussen:
- primaire en secundaire vasculitis;
- lokale en systemische vasculitis;
- wel of niet ANCA-geassocieerde vormen van vasculitis.
- De huisarts op de hoogte is van die combinatie van klachten en symptomen die de verdenking van een systemische vasculitis rechtvaardigen. Patiënten met een actieve vorm van systemische vasculitis voelen zich doorgaans ziek en presenteren zich met klachten als algehele malaise, gewichtsverlies, vermoeidheid en verminderde eetlust. Bovendien is er vaak sprake van het syndroom febris e causa ignota. Bij febris e.c.i. is er sprake is van ten minste drie weken koorts met minimaal driemaal een rectale temperatuur van minstens 38,3 ˚C, waarbij na drie dagen van klinisch onderzoek of ten minste drie poliklinische controles, geen diagnose kan worden gesteld;
- De huisarts ook in staat is om zo snel mogelijk door te verwijzen bij het vermoeden van een vasculitis. Belangrijk daarbij is dat de huisarts ook snel de juiste specialist(en) weet te vinden. Hiertoe moet een lijst met dergelijke specialisten voor iedere huisarts toegankelijk zijn.
De medisch specialist
Voor een adequate en snelle behandeling zou het goed zijn als:
- Medisch specialisten op de hoogte zijn van de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis en de belangrijkste conclusies en aanbevelingen daarin;
- Bij een vermoeden van vasculitis medisch specialisten met weinig of geen vasculitiservaring hulp in kunnen roepen van ervaren collega’s. Deze lijst van ervaren specialisten moet dan wel bekend en toegankelijk zijn;
- Er een goede uitwisseling van kennis en ervaring is tussen specialisten met en zonder vasculitiservaring. Belangrijke uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek kunnen expliciet onder de aandacht van perifere ziekenhuizen worden gebracht. De twee- of driejaarlijkse update van de Richtlijn kan hierbij een goed instrument zijn.
Naast het stellen van de feitelijke diagnose is het belangrijk dat de patiënt en andere betrokkenen:
- Zorgvuldig worden geïnformeerd over de diagnose en het traject dat hen te wachten staat;
- Worden gewezen op het bestaan van de FWS als bron van informatie, als behartiger van belangen van vasculitispatiënten en als een mogelijkheid voor lotgenotencontact. Primair communicatiekanaal daarbij is haar website www.vasculitis.nl;
- Expliciet aandacht krijgen voor de sociaal-psychologische aspecten van de diagnose en gewezen worden op voorhanden zijnde hulp op dit gebied.
De patiënt en de mantelzorger(s)
Meer nog dan bij veel andere aandoeningen gaat het bij primaire vasculitiden om een complexe materie met veel variabelen en onbekenden. Nog te vaak ontbreekt het patiënten en direct betrokkenen daardoor aan een zelfbewuste, door kennis geschraagde houding die hen tot een gerespecteerd gesprekspartner maakt als het gaat om hoog opgeleide en vaak onder tijdsdruk werkende specialisten. Dit geldt zowel voor het traject voorafgaande aan de diagnose als voor de periode rond de diagnose.
Daarom is het uiterst belangrijk dat:
- De patiënt zich goed kan informeren over alle aspecten die met de ontwikkeling van zijn ziektebeeld te maken hebben.
Registratie
Tot slot is de FWS van mening dat er:
- Een meldingsplicht zinvol is voor elke nieuwe diagnose van een primaire vasculitis. Dit vanwege het gebrek aan voldoende epidemiologische gegevens over primaire vasculitiden in Nederland. Hiertoe zou een centrale database en een formele aanmeldingsprocedure moeten worden ontwikkeld;
- Een lijst noodzakelijk is van alle medisch specialisten die ervaring hebben met primaire vasculitiden. Deze lijst bevat een indicatie over het aantal patiënten dat bij iedere specialist onder behandeling is.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Voor publicatie is de richtlijn van commentaar voorzien en beoordeeld door de wetenschappelijke verenigingen die bij de ontwikkeling van deze richtlijn betrokken waren. De richtlijn is na vaststelling door de werkgroep door de verenigingen geautoriseerd, zodat deze richtlijn geldt als standaard voor de beroepsgroep. Deze richtlijn is onder andere verkrijgbaar bij de NVR, de NVDV en de andere deelnemende verenigingen. Een samenvatting van deze richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
Werkwijze
In het beginstadium van de ontwikkeling van deze richtlijn is het onderwerp van de richtlijn zoveel mogelijk afgebakend waarbij uitgangsvragen zijn vastgesteld. De werkgroep is opgesplitst in subgroepen per orgaan(systeem) met als doel de uitgangsvragen te beantwoorden en aanbevelingen voor de richtlijn voor te bereiden. Hiertoe is uitgebreid literatuuronderzoek verricht om zo veel mogelijk relevante artikelen te verkrijgen. Na selectie van de literatuur is het resultaat op gestandaardiseerde wijze geanalyseerd waarbij de inhoudelijke en kwalitatieve resultaten van de gevonden artikelen in evidence tabellen en toelichtende teksten zijn samengevat. Deze resultaten zijn besproken in de werkgroep, waarna aanbevelingen voor de praktijk zijn opgesteld.
Na vaststelling van de conceptrichltijn door de richtlijnwerkgroep is deze richtlijn voor commentaar verzonden naar de verenigingen van wie gemandateerde vertegenwoordigers zitting hadden in de werkgroep. Na verwerking van de commentaren is de richtlijn ter autorisatie aan de verenigingen voorgelegd.
Opbouw van de richtlijn
Elk hoofdstuk van de richtlijn is volgens een vast stramien opgebouwd, dat onderstaand is weergegeven. Het doel hiervan is om de richtlijn transparant te laten zijn, zodat elke gebruiker kan zien op welke literatuur en overwegingen bepaalde aanbevelingen zijn gebaseerd.
Uitgangsvragen
In subgroepen is gewerkt aan de uitwerking van de uitgangsvragen per orgaan(systeem). Binnen elk hoofdstuk worden deze vragen besproken:
1a. Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een vasculitis van het betreffende orgaan? En hoe vaak?
1b. Welke klachten/symptomen buiten dat orgaan kunnen passen bij een vasculitis van het betreffende orgaan? En hoe vaak?
1c. Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?
1d. Welke systemische klachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?
2a. Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de orgaanvasculitis?
2b. Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de systemische vasculitis?
Inleiding
In de inleiding wordt kort geschetst wat het onderwerp van het hoofdstuk is en welke specifieke problemen in dit hoofdstuk aan bod komen.
Samenvatting literatuur
De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Hiertoe werden relevante Nederlands-, Duits-, Frans- en Engelstalige artikelen gezocht door het raadplegen van bestaande richtlijnen over vasculitis en het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Database, Medline en Embase. De literatuursearches zijn volgens de PICO-methode opgebouwd. Er is gezocht naar literatuur verschenen in de periode 1996 tot en met 2007.Voor de geïnteresseerde lezer zijn de zoekacties bij het CBO opvraagbaar. Deze zijn samengevat in Bijlage 5. Beschrijving van de literatuursearches.
Na het zoeken van literatuur is het resultaat hiervan door de werkgroepleden beoordeeld. In principe is bij de selectie op basis van abstract gekeken naar de inhoud van het abstract. Wanneer de mogelijkheid bestond dat de uitgangsvraag met het artikel zou kunnen worden beantwoord, werd het artikel geselecteerd.
De geselecteerde artikelen zijn door werkgroep beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij onderstaande indeling is gebruikt.
Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies
|
Interventie |
Diagnostisch accuratesseonderzoek |
Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose |
A1 |
Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau. |
||
A2 |
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad |
Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B |
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiëntcontroleonderzoek, cohortonderzoek). |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd. |
Prospectief cohortonderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohortonderzoek of patiëntcontroleonderzoek. |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek. |
||
D |
Mening van deskundigen. |
* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.
Conclusie
Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:
Tabel 2. Niveau van conclusies
|
Conclusie gebaseerd op |
1 |
Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
2 |
1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 |
1 onderzoek van niveau B of C |
4 |
Mening van deskundigen |
Aanbeveling
De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van de wetenschappelijke conclusie, waarbij de overige overwegingen in acht zijn genomen.
Referentie
Elk hoofdstuk eindigt met een literatuurlijst van de in dat hoofdstuk aangehaalde referenties.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.