Indicatie spinaalchirurgie lumbale spondylolisthesis
Uitgangsvraag
Voor welke patiënten met lumbale spondylolisthesis bestaat een operatieve indicatie?
Aanbeveling
Bij patiënten met een symptomatische lumbale spondylolisthesis die niet goed reageren op conservatieve behandeling, wordt chirurgische decompressie gecombineerd met een geïnstrumenteerde spondylodese aanbevolen.
Bij patiënten met een graad 1 spondylolisthesis die geen beweeglijkheid toont op dynamische (flexie-extensie) röntgenopnames, kan operatieve behandeling zowel bestaan uit een spondylodese met decompressie als uit een interlaminaire decompressie alleen.
Overwegingen
Asymptomatische degeneratieve spondylolisthesis behoeft geen behandeling. De behandeling van symptomatische degeneratieve spondylolisthesis is in eerste aanleg doorgaans conservatief en kan bestaan uit pijnstilling en diverse vormen van fysiotherapie. De conservatieve behandeling verschilt niet wezenlijk van die voor andere lage rug aandoeningen. In de meeste gevallen zal conservatieve behandeling effectief zijn, mits er geen neurologische uitval bestaat. Meer onderzoek dient verricht te worden naar de mogelijkheden van multidisciplinaire behandeling en de mate van belastbaarheid van de patiënt bij dergelijke training. Patiënten zie zich presenteren met sensibele stoornissen, spierzwakte of mictiestoornissen hebben grote kans op verdere neurologische achteruitgang zonder chirurgische interventie.
Wanneer conservatieve therapie niet voldoende baat geeft, kan chirurgische behandeling worden overwogen. In het algemeen wordt bij patiënten met lumbale stenose en degeneratieve spondylolisthesis aanbevolen om decompressie met stabilisatie te verrichten omdat dit betere resultaten zou geven dan decompressie alleen (Resnick, 2014). De werkgroep is van mening dat bij patiënten met een graad 1 spondylolisthesis die geen beweeglijkheid toont op dynamische (“flexie-extensie”) röntgenopnames en waarbij de facetgewrichten voldoende breed en niet in het sagittale vlak georiënteerd zijn, operatieve behandeling zowel kan bestaan uit een spondylodese met decompressie als uit een interlaminaire decompressie zonder stabilisatie.
Kennishiaat
Het is niet (voldoende) onderzocht of chirurgische decompressie met spondylodese bij patiënten met een symptomatische degeneratieve spondylolisthesis tot betere uitkomsten leidt dan decompressie alleen.
Het is onvoldoende duidelijk wat de effectiviteit van geïnstrumenteerde spinaalchirurgie is ten opzichte van multidisciplinaire behandeling met cognitieve gedragstherapie, een RCT zou hierin inzicht kunnen geven.
Onderbouwing
Achtergrond
Lumbale spondylolisthesis is een verworven aandoening waarbij sprake is van een verschuiving van een wervel ten opzichte van de eronder gelegen wervel als gevolg van degeneratieve veranderingen al dan niet gepaard gaande met een defect (“lysis”) in de verbinding tussen wervellichaam en -boog (pars interarticularis). Degeneratieve spondylolisthesis gaat vrijwel altijd gepaard met stenose van het spinale kanaal. Het betreft een anatomische diagnose, die niet altijd tot klachten of verschijnselen hoeft te leiden. Patiënten met symptomatische spondylolisthesis hebben meestal klachten van radiculaire pijn of uitval dan wel neurogene claudicatio intermittens, al dan niet gepaard gaande met lage rugpijn.
Er is geen consensus wat de beste behandeling voor met name degeneratieve spondylolisthesis is, hetgeen heeft geleid tot een opvallende praktijkvariatie met betrekking tot het aantal operaties, in het bijzonder de geïnstrumenteerde spondylodese voor deze aandoening.
Conclusies
Laag GRADE |
Chirurgisch behandelde patiënten met een lumbale spondylolisthesis vertonen vier jaar na operatie grotere verbetering in lichamelijke pijn en fysiek functioneren dan patiënten die conservatief werden behandeld.
Bronnen (Weinstein, 2007 en 2010) |
Samenvatting literatuur
Eén review werd definitief geselecteerd (Watters, 2009). Deze review verwijst naar de volledige Amerikaanse richtlijn op SPINE.org, die twee RCTs includeerde (Anderson, 2006; Weinstein, 2007). De studie van Anderson werd niet meegenomen in de samenvatting literatuur aangezien dit een studie betrof van patiënten die dynamische fixatie middels X-STOP ondergingen in plaats van spondylodese. Een systematische search naar RCTs verschenen sinds 2008 leverde 403 treffers op, hiervan werd uiteindelijk alleen een nieuw artikel over de SPORTS-trial (Weinstein, 2010) geselecteerd, nu met een follow-up van vier jaar.
De SPORTS-trial (Weinstein, 2007 en 2010) bestond uit een observationeel cohort (304 patiënten) en een gerandomiseerde groep (303 patiënten). In de gerandomiseerd groep werden 159 patiënten toegewezen aan de interventie: een standaard posterior decompressie laminectomie met of zonder bilaterale singlelevel fusie (autogeen iliac crest botgraft met of zonder posterior pediclescrew instrumentatie). Daarnaast werden 145 patiënten toegewezen aan de controlegroep, deze onderging ‘standaardzorg’ bestaande uit tenminste actieve fysiotherapie, onderwijs en counseling met instructies over thuis oefeningen en gebruik van NSAIDs, pijninjecties met steroïden en gebruik van opioïden.
In de interventiegroep had 64% van de patiënten na twee jaar een operatie ondergaan en dit was opgelopen tot 66% na vier jaar. In de controlegroep had 49% van de patiënten na twee jaar toch een operatie ondergaan en dit betrof 54% na vier jaar. Deze studie presenteerde zowel intention to treat als ‘as treated’ resultaten. Deze grote multicenter studie was oorspronkelijk opgezet als een gerandomiseerde trial, maar door onvolkomenheden in de studieopzet en de zeer hoge cross-over tussen de behandelingsgroepen, worden de ‘as treated’ resultaten door de meeste onderzoekers (inclusief de auteurs zelf!) gezien als de belangrijkste uitkomst van deze studie. De studie moet dus welbeschouwd worden geïnterpreteerd als een goed gecontroleerde prospectieve cohortstudie. In de ”as treated” analyse waren de resultaten na vier jaar vergelijkbaar voor het observationele cohort en de gerandomiseerde groep, daarom worden de resultaten voor beide groepen samen gepresenteerd. De primaire uitkomstmaten waren de Short Form-16 (SF-36) scores voor lichamelijke pijn en fysiek functioneren, als mede de Oswesty Disability index (ODI).
SF-36- Lichamelijke Pijn
Lichamelijke pijn werd gemeten met de SF-36, waarop een score van 0 tot 100 behaald kon worden (hogere scores betekent beter). Na vier jaar werd in de geopereerde groep een stijging van 31,1 ± 1,4 punten gemeten ten opzichte van de uitgangswaarde versus 15,8 ± 1,8 punten in de conservatief behandelde groep. Dit betekende een behandelingseffect van 15,3 (95% BI [11 tot 19,7], p<0,001)) van chirurgie ten opzichte van conservatief.
SF-36- Fysiek Functioneren
Fysiek functioneren werd gemeten met de SF-36, waarop een score van 0 tot 100 behaald kon worden (hogere scores betekent beter). Na vier jaar werd in de geopereerde groep een stijging van26,6 ± 1,3punten gemeten ten opzichte van de uitgangswaarde versus 7,7 ± 1,7 punten in de conservatief behandelde groep. Dit betekende een behandelingseffect van 18,9 (95% BI [14,8 tot 23], p<0,001) van chirurgie ten opzichte van conservatief.
Oswestry Disability Index
De ODI is een schaal van 100 punten waarbij een lagere score beter functioneren betekent. Na vier jaar werd in de geopereerde groep een daling van 23 ± 1 punten gemeten versus 7,7 ± 1,7 in de conservatief behandelde groep voor een behandelingseffect van -14,4 (95% BI [-17,5 tot -11,1], p<0,001) van chirurgie ten opzichte van conservatief.
Pijnbeleving (VAS), EQ5D, Kwaliteit van leven
Deze uitkomstmaten werden niet gemeten.
Bewijskracht van de literatuur
Vanwege de hoge cross-over wordt de SPORT-studie gezien als een prospectieve cohortstudie. De bewijskracht van een prospectieve cohortstudie is laag. Omdat in de SPORT-studie chirurgen en patiënten vrije keuze hadden in het soort operatie dat werd uitgevoerd (alleen decompressie of decompressie met spondylodese), valt op basis van dit onderzoek geen uitspraak te doen over de effectiviteit van een specifieke operatietechniek.
Zoeken en selecteren
In de databases Medline (OVID), Embase en Cochrane is met relevante zoektermen gezocht naar indicatiestelling voor chirurgische ingrepen bij lage rugpijn en/of beenpijn. Er werd een overkoepelende search verricht gericht op indicatiestelling en type chirurgische ingreep.
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyses verricht naar de volgende vraagstelling(en):
P: patiënten met lumbale spondylolisthesis (afgegleden wervel) en klachten;
I: operatie [1. spondylodese = wervel vastzetten: verschillende manieren mogelijk];
C: conservatieve behandeling [1. pijnstilling: korset; medicatie; fysiotherapie; manuele therapie; chiropractie; 2. multidisciplinair gestructureerd conservatief programma via revalidatiearts: cognitieve gedragstherapie; intensieve oefenprogramma’s, gradedactivity / exposure];
O): pijnbeleving (VAS); functioneren (ODI; SF-36; EQ-5D); kwaliteit van leven (psychosociaal functioneren.
De zoekverantwoording is weergegeven in bijlage. De literatuurzoekactie leverde 899 mogelijke systematische reviews op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria:
- de studie was een systematische review naar chirurgische interventies voor aandoeningen aan de lage rug. Artikelen werden geïncludeerd als ze voldeden aan de volgende criteria:
- de zoekstrategie en inclusiecriteria waren gericht op de selectie van gerandomiseerde trials;
- de aandoening die onderzocht werd betrof disc herniatie met radiculopathie, spondylolisthesis, spinale stenose, degeneratieve deformiteiten (scoliose), re-herniatie (inclusief “failed back surgery syndrome”), of degeneratieve disc aandoeningen. Studies gericht op fracturen, maligniteiten, ankylose spondylitis en cauda equina syndroom werden geëxcludeerd. Als een serie indicaties werd gepresenteerd, maar niet per aandoening geanalyseerd, werd het artikel geëxcludeerd;
- de interventies die bestudeerd werden, betroffen chirurgische interventies, inclusief termale coagulatie therapie, radiofrequentie denervatiebehandelingen, en chirurgie zoals decompressie of fusiechirurgie, vergeleken met conservatieve therapie of pijnbehandelingen;
- uitsluitend systematische reviews met een beschreven search strategie (i.e., meerdere databases (inclusief Pubmeden Cochrane (CDSR and DARE) en extensief gebruik van search string combinaties) en een risk of bias assessment (ten minste gericht op selection bias) werden geïncludeerd;
- studies gepubliceerd voor 2001 werden geëxcludeerd aangezien deze niet meer representatief zijn voor de huidige behandelingen;
- op basis van titel en abstract werden in eerste instantie vijf studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens vier studies geëxcludeerd (zie exclusietabel), en één studies definitief geselecteerd (Ibrahim et al, 2008).
Relevante uitkomstmaten
De werkgroep achtte pijnbeleving (VAS); functioneren (Oswestry Disability Index (ODI); SF-36; EQ-5D); voor de besluitvorming kritieke uitkomstmaten; en kwaliteit van leven; psychosociaal functioneren voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaten.
Referenties
- Anderson PA, Tribus CB, Kitchel SH. Treatment of neurogenic claudication by interspinous decompression: application of the X STOP device in patients with lumbar degenerative spondylolisthesis. J Neurosurg Spine. 2006;4(6):463-471.
- Resnick DK, Watters WC 3rd, Sharan A, et al. Guideline update for the performance of fusion procedures for degenerative disease of the lumbarspine. Part 9: lumbar fusion for stenosis with spondylolisthesis. J NeurosurgSpine. 2014;21(1):54-61. doi: 10.3171/2014.4.SPINE14274. PubMed PMID:24980586.
- Watters WC, Bono CM, Gilbert TJ, et al. An evidence-based clinical guideline for the diagnosis and treatment of degenerative lumbar spondylolisthesis. Spine Journal: Official Journal of the North American Spine Society 2009;9(7):609-14.
- Weinstein JN, Lurie JD, Tosteson TD, et al. Surgical versus nonsurgical treatment for lumbar degenerative spondylolisthesis. N Engl J Med. 2007;356(22):2257-2270.
- Weinstein JN, Tosteson TD, Lurie JD, et al. Surgical versusnonoperative treatment for lumbar spinal stenosis four-year results of the Spine Patient Outcomes Research Trial. Spine (Phila Pa 1976). 2010;35(14):1329-38.
Evidence tabellen
Table of quality assessment
Niet ingevuld betreft 1 RCT (cohort).
EvidenceTable
Niet ingevuld, betreft 1 RCT (cohort).
Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel, zie separaat bestand
H4.2 Indicatie chirurgie |
|
|
PICO |
Referenties geselecteerde systematic review |
Selectie? En Eventueel reden exclusie |
P: Lumbale spondylolisthesis I1: operatie C1: pijninterventie (onder andere infiltraties); C2: conservatieve behandeling O: pijnbeleving (VAS); functioneren (ODI; SF-36; EQ-5D); kwaliteit van leven; psychosociaal functioneren; |
(575) Watters WC, III, Bono CM, Gilbert TJ, Kreiner DS, Mazanec DJ, Shaffer WO, et al. An evidence-based clinical guideline for the diagnosis and treatment of degenerative lumbar spondylolisthesis. [Review] [40 refs]. Spine Journal: Official Journal of the North American Spine Society 2009 Jul;9(7):609-14. (726) Jacobs WC, Vreeling A, de KM. Fusion for low-grade adult isthmic spondylolisthesis: a systematic review of the literature. [Review] [46 refs]. Eur Spine J 2006 Apr;15(4):391-402. |
(575) Volledige info opzoeken op SPINE.org |
(726) Nee, andere PICO, geen controle met C1 of C2 |
||
PICO |
Referenties geselecteerde RCT |
Selectie? En Eventueel reden exclusie |
P: Lumbale spondylolisthesis I1: operatie C1: pijninterventie (onder andere infiltraties); C2: conservatieve behandeling O: pijnbeleving (VAS); functioneren (ODI; SF-36; EQ-5D); kwaliteit van leven; psychosociaal functioneren; |
|
|
Referentie |
Inclusie? |
Opmerkingen |
3) Li F, Huo H, Xiao Y, Xing W, Xia H, Yang X. Letter regarding Liu et al.'s study entitled "A systematic review with meta-analysis of posterior interbody fusion versus posterolateral fusion in lumbar spondylolisthesis". EUR SPINE J 2014 Apr;23(4):933-4 |
Nee |
Letter to the editor |
(4) Liu X, Wang Y. Answer to the Letter to the Editor of Feng Li et al. entitled "A systematic review with meta-analysis of posterior interbody fusion versus posterolateral fusion in lumbar spondylolisthesis" by Xiaoyang Liu, Yipeng Wang, GuixingQiu, XishengWeng, Bin Yu. EurSpine J (2013): doi:10.1007/s00586-013-2880-8. EUR SPINE J 2014 Apr;23(4):935-7. |
Nee |
Letter to the editor |
(6) Steiger F, Becker HJ, Standaert CJ, Balague F, Vader JP, Porchet F, et al. Surgery in lumbar degenerative spondylolisthesis: indications, outcomes and complications. A systematic review. EUR SPINE J 2014 May;23(5):945-73. |
Nee |
Niet PICO, refs misschien wel bruikbaar |
(7) Martin BI, Lurie JD, Tosteson AN, Deyo RA, Tosteson TD, Weinstein JN, et al. Indications for spine surgery: validation of an administrative coding algorithm to classify degenerative diagnoses. Spine 2014 Apr 20;39(9):769-79. |
Nee |
Niet conform PICO |
(11) Schmier JK, Halevi M, Maislin G, Ong K. Comparative cost effectiveness of Coflexinterlaminar stabilization versus instrumented posterolateral lumbar fusion for the treatment of lumbar spinal stenosis and spondylolisthesis. Clinicoeconomics&OutcomesResearch 2014;6:125-31. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(16) Garet M, Reiman MP, Mathers J, Sylvain J. Nonoperative treatment in lumbar spondylolysis and spondylolisthesis: a systematic review. Sports Health 2013 May;5(3):225-32? |
Nee |
Deze werd bij de overkoepelende search ook gevonden en geëxcludeerd. |
18) Jacobs WC, Rubinstein SM, Koes B, van Tulder MW, Peul WC. Evidence for surgery in degenerative lumbar spine disorders. [Review]. Best Practice & Research in Clinical Rheumatology 2013 Oct;27(5):673-84. Ref ID: 25 |
Nee |
Verwijst naar eigen review, zie boven |
(22) Davis R, Auerbach JD, Bae H, Errico TJ. Can low-grade spondylolisthesis be effectively treated by either coflexinterlaminar stabilization or laminectomy and posterior spinal fusion? Two-year clinical and radiographic results from the randomized, prospective, multicenter US investigational device exemption trial: clinical article. Journal of NeurosurgerySpine 2013 Aug;19(2):174-84. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(23) Davis RJ, Errico TJ, Bae H, Auerbach JD. Decompression and Coflexinterlaminar stabilization compared with decompression and instrumented spinal fusion for spinal stenosis and low-grade degenerative spondylolisthesis: two-year results from the prospective, randomized, multicenter, Food and Drug Administration Investigational Device Exemption trial. Spine 2013 Aug 15;38(18):1529-39. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(25) Deyo RA, Martin BI, Ching A, Tosteson AN, Jarvik JG, KreuterW, et al. Interspinous spacers compared with decompression or fusion for lumbar stenosis: complications and repeat operations in the Medicare population. Spine 2013 May 1;38(10):865-72. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
27) Edward CJ, Elling EM, Milton AH, Robertson PA. What is the optimum fusion technique for adult isthmic spondylolisthesis--PLIF or PLF? A long-term prospective cohort comparison study. Journal of Spinal Disorders & Techniques 2013 Jul;26(5):260-7. |
Nee |
Niet conform PICO, vergelijking operatie technieken, misschien H5? |
(29) Ghogawala Z, Shaffrey CI, Asher AL, Heary RF, Logvinenko T, Malhotra NR, et al. The efficacy of lumbar discectomy and single-level fusion for spondylolisthesis: results from the NeuroPoint-SD registry: clinical article. Journal of NeurosurgerySpine 2013 Nov;19(5):555-63. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(29) Sakaura H, Yamashita T, Miwa T, Ohzono K, Ohwada T. Outcomes of 2-level posterior lumbar interbody fusion for 2-level degenerative lumbar spondylolisthesis. Journal of NeurosurgerySpine 2013 Jul;19(1):90-4. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(32) Ye YP, Xu H, Chen D. Comparison between posterior lumbar interbody fusion and posterolateral fusion with transpedicular screw fixation for isthmic spondylolithesis: a meta-analysis. Archives of Orthopaedic& Trauma Surgery 2013 Dec;133(12):1649-55. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(40) Lian XF, Hou TS, Xu JG, Zeng BF, Zhao J, Liu XK, et al. Posterior lumbar interbody fusion for aged patients with degenerative spondylolisthesis: is intentional surgical reduction essential? Spine Journal: Official Journal of the North American Spine Society 2013 Oct;13(10):1183-9 |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(46) Hardwick D, Tierney D, Fein C, Reinmann S, Donaldson M. Outcomes of strengthening approaches in the treatment of low-grade spondylolisthesis. PhysicalTherapy Reviews 2012 Oct;17(5):284-91 |
Nee |
Erg oude gegevens: review van 3 RCTs uit 1989, 1997 en 2000 |
(52) Park DK, Kim SS, Thakur N, Boden SD. Use of recombinant human bone morphogenetic protein-2 with local bone graft instead of iliac crest bone graft in posterolateral lumbar spine arthrodesis. Spine 2013;38:E738-E747. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(53) Parker SL, Adogwa O, Davis BJ, Fulchiero E, Aaronson O, Cheng J, et al. Cost-utility analysis of minimally invasive versus open multilevel hemilaminectomy for lumbar stenosis. Journal of Spinal Disorders &Techniques 2013;26:42-7. |
Nee |
Geen RCT, maar keuze door chirurg |
(59) Smorgick Y, Park DK, Baker KC, Lurie JD, Tosteson TD, Zhao W, et al. Single- versus multilevel fusion for single-level degenerative spondylolisthesis and multilevel lumbar stenosis: four-year results of the spine patient outcomes research trial. Spine 2013 May 1;38(10):797-805. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(69) Choma TJ, Schuster JM, Norvell DC, Dettori JR, Chutkan NB. Fusion versus nonoperative management for chronic low back pain: do comorbid diseases or general health factors affect outcome?. [Review]. Spine 2011 Oct 1;36(21:Suppl):Suppl-95. |
Nee |
Niet conform PICO, gaat over chronic low back pain |
(70) Aoki Y, Yamagata M, Ikeda Y, Nakajima F, Ohtori S, Nakagawa K, et al. A prospective randomized controlled study comparing transforaminal lumbar interbody fusion techniques for degenerative spondylolisthesis: unilateral pedicle screw and 1 cage versus bilateral pedicle screws and 2 cages. Journal of NeurosurgerySpine 2012 Aug;17(2):153-9. Ref ID: 178 |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(76) Kovacs FM, Urrutia G, Alarcon JD. Surgery versus conservative treatment for symptomatic lumbar spinal stenosis: a systematic review of randomized controlled trials. [Review]. Spine 2011 Sep 15;36(20):E1335-E1351. |
Nee |
Deze werd in 1e instantie )bij de koepel search naar reviews geëxcludeerd, waarom eigenlijk= |
(78) Farrokhi MR, Rahmanian A, Masoudi MS. Posterolateral versus posterior interbody fusion in isthmic spondylolisthesis. Journal of Neurotrauma 2012 May 20;29(8):1567-73 |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(83) Agabegi SS, Fischgrund JS. Contemporary management of isthmic spondylolisthesis: pediatric and adult. [Review] [124 refs]. Spine Journal: Official Journal of the North American Spine Society 2010 Jun;10(6):530-43 |
Nee |
Niet-systematische review |
(87) Kim S, Mortaz HS, Coyte PC, Rampersaud YR. Cost-utility of lumbar decompression with or without fusion for patients with symptomatic degenerative lumbar spondylolisthesis (Structured abstract). Spine Journal 2012;12:44-54. |
Nee |
Geen RCT, maar cohortstudie |
(101) Pankowski R, Smoczynski A, Roclawski M, Ceynowa M, Kloc W, Wasilewski W, et al. Operative treatment of isthmic spondylolisthesis with posterior stabilization and ALIF. Cages versus autogenous bone grafts. Studies in health technology and informatics 2012;176:311-4. |
Nee |
Geen RCT, timing operatie bepaalde keuze techniek (eerste 6 weken posterior repositioning, daarna anterioirrepositioning) |
(105) Radcliff K, Hwang R, Hilibrand A, Smith HE, Gruskay J, Lurie JD, et al. The effect of iliac crest autograft on the outcome of fusion in the setting of degenerative spondylolisthesis: a subgroup analysis of the Spine Patient Outcomes Research Trial (SPORT). Journal of Bone& Joint Surgery - American Volume 2012 Sep 19;94(18):1685-92. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(106) Rihn JA, Radcliff K, Hilibrand AS, Anderson DT, Zhao W, Lurie J, et al. Does obesity affect outcomes of treatment for lumbar stenosis and degenerative spondylolisthesis? Analysis of the Spine Patient Outcomes Research Trial (SPORT). Spine 2012 Nov 1;37(23):1933-46. |
Nee |
Niet conform PICO |
(109) Watters WC, III, Bono CM, Gilbert TJ, Kreiner DS, Mazanec DJ, Shaffer WO, et al. An evidence-based clinical guideline for the diagnosis and treatment of degenerative lumbar spondylolisthesis. [Review] [40 refs]. Spine Journal: Official Journal of the North American Spine Society 2009 Jul;9(7):609-14 |
Ja |
uitgangspunt |
(114) Abdul Q, Qayum M, Saradhi M, Panigrahi M, Sreedhar V. Clinico-radiological profile of indirect neural decompression using cage or auto graft as interbody construct in posterior lumbar interbody fusion in spondylolisthesis: Which is better. Journal of craniovertebraljunctionandspine 2011;2:12-6 |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
116) Audat ZM, Darwish FT, Al Barbarawi MM, Obaidat MM, Haddad WH, Bashaireh KM, et al. Surgical management of low grade isthmic spondylolisthesis; a randomized controlled study of the surgical fixation with and without reduction. Scoliosis 2011;6(1):14. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(124) Jang KS, Kim HS, Ju CI, Kim SW, Lee SM, Shin H. Paraspinal muscle sparing versus percutaneous screw fixation: A prospective and comparative study for the treatment of L5-S1 spondylolisthesis. Journal of KoreanNeurosurgical Society 2011;49:163-6. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(129) Lamberg T, Remes V, Helenius I, Schlenzka D, Seitsalo S, Poussa M. Uninstrumented in situ fusion for high-grade childhood and adolescent isthmic spondylolisthesis: long-term outcome. Journal of Bone& Joint Surgery, American Volume 2007 Mar;89A(3):512-8. |
Nee |
Retrospectief status onderzoek |
(134) Musluman AM, Yilmaz A, Cansever T, Cavusoglu H, Colak I, Genc HA, et al. Posterior lumbar interbody fusion versus posterolateral fusion with instrumentation in the treatment of low-grade isthmic spondylolisthesis: midterm clinical outcomes. Journal of NeurosurgerySpine 2011 Apr;14(4):488-96. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(136) Ohtori S, Koshi T, Suzuki M, Takaso M, Yamashita M, Yamauchi K, et al. Uni- and Bilateral Instrumented Posterolateral Fusion of the Lumbar Spine With Local Bone Grafting: A Prospective Study With a 2-Year Follow-up. Spine 2011 Dec 15;36(26):E1744-E1748. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(140) Pearson A, Blood E, Lurie J, Abdu W, Sengupta D, Frymoyer JW, et al. Predominant leg pain is associated with better surgical outcomes in degenerative spondylolisthesis and spinal stenosis: results from the Spine Patient Outcomes Research Trial (SPORT). Spine 2011 Feb 1;36(3):219-29. |
Nee |
cohort |
(151) Tosteson AN, Tosteson TD, Lurie JD, Abdu W, Herkowitz H, Andersson G, et al. Comparative effectiveness evidence from the spine patient outcomes research trial: surgical versus nonoperative care for spinal stenosis, degenerative spondylolisthesis, and intervertebral disc herniation. Spine 2011 Nov 15;36(24):2061-8. |
Nee |
Kosten-effectiviteit gegevens SPORT-trial, zie nr 188 en 213 |
(167) Ghahreman A, Ferch RD, Rao PJ, Bogduk N. Minimal access versus open posterior lumbar interbody fusion in the treatment of spondylolisthesis. Neurosurgery 2010;66:296-304. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(180) Pearson A, Blood E, Lurie J, Tosteson T, Abdu WA, Hillibrand A, et al. Degenerative spondylolisthesis versus spinal stenosis: does a slip matter? Comparison of baseline characteristics and outcomes (SPORT). Spine 2010 Feb 1;35(3):298-305. |
Nee |
Deze studie beschrijft verschillen tussen patiënt met lumbardegenerativespondylolisthesis en spinalstenosis |
(188) Weinstein JN, Tosteson TD, Lurie JD, Tosteson A, Blood E, Herkowitz H, et al. Surgical versus nonoperative treatment for lumbar spinal stenosis four-year results of the Spine Patient Outcomes Research Trial. Spine 2010 Jun 15;35(14):1329-38. |
Ja |
Combi RCT+cohort: RCT: 66% in operatiegroep geopereerd en 54% in niet-opererengroep, na vier jaar |
(189) Abdu WA, Lurie JD, Spratt KF, Tosteson AN, Zhao W, Tosteson TD, et al. Degenerative spondylolisthesis: does fusion method influence outcome? Four-year results of the spine patient outcomes research trial. Spine 2009 Oct 1;34(21):2351-60. |
Nee |
Dit artikel is gericht op type fusie |
(196) Cheng L, Nie L, Zhang L. Posterior lumbar interbody fusion versus posterolateral fusion in spondylolisthesis: a prospective controlled study in the Han nationality. INT ORTHOP 2009 Aug;33(4):1043-7. Ref ID: 268 |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek, Vergelijking van 2 fusie benaderingen |
(213) Weinstein JN, Lurie JD, Tosteson TD, Zhao W, Blood EA, Tosteson AN, et al. Surgical compared with nonoperative treatment for lumbar degenerative spondylolisthesis. four-year results in the Spine Patient Outcomes Research Trial (SPORT) randomized and observational cohorts. Journal of Bone& Joint Surgery - American Volume 2009 Jun;91(6):1295-304. |
Ja |
Combi RCT+cohort: RCT: 64% in operatiegroep geopereerd en 49% in niet-opererengroep, na twee jaar |
(218) Andersen T, Videbaek TS, Hansen ES, Bunger C, Christensen FB. The positive effect of posterolateral lumbar spinal fusion is preserved at long-term follow-up: a RCT with 11-13 year follow-up. EUR SPINE J 2008 Feb;17(2):272-80. Ref ID: 293 |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(235) Suh KT, Park WW, Kim SJ, Cho HM, Lee JS, Lee JS. Posterior lumbar interbody fusion for adult isthmic spondylolisthesis: a comparison of fusion with one or two cages. Journal of Bone& Joint Surgery - British Volume 2008 Oct;90(10):1352-6. |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(236) Tosteson AN, Lurie JD, Tosteson TD, Skinner JS, Herkowitz H, Albert T, et al. Surgical treatment of spinal stenosis with and without degenerative spondylolisthesis: cost-effectiveness after 2 years. Annals of InternalMedicine 2008 Dec 16;149(12):845-53. |
Nee |
Patiënten met spinale stenose en spondylolisthesis, kosten-effectiviteit, zie nr 188 en 213 |
(243) Athiviraham A, Yen D. Is spinal stenosis better treated surgically or nonsurgically? CLIN ORTHOP RELATED RES 2007 May;458:90-3. Ref ID: 306 |
Nee |
Niet conform PICO, gaat over spinale stenose |
(252) Dantas FL, Prandini MN, Ferreira MA. Comparison between posterior lumbar fusion with pedicle screws and posterior lumbar interbody fusion with pedicle screws in adult spondylolisthesis. Arquivos de neuro psiquiatria 2007;65:764-70. Ref ID: 417 |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
(254) Fernandez-Fairen M, Sala P, Ramirez H, Gil J. A prospective randomized study of unilateral versus bilateral instrumented posterolateral lumbar fusion in degenerative spondylolisthesis. Spine 2007 Feb 15;32(4):395-401. Ref ID: 308 |
Nee |
Niet conform PICO, geen vergelijking met niet-chirurgische techniek |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 22-04-2017
Laatst geautoriseerd : 22-04-2017
Geplande herbeoordeling : 01-01-2022
Uiterlijk in 2021 bepaalt het bestuur van de NOV of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
De NOV is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel van de richtlijn
Het doel van deze richtlijn is het ontwikkelen van een eenduidige indicatiestelling voor geïnstrumenteerde wervelkolomchirurgie (operaties met gebruik van spinale implantaten) en het beoordelen van de effectiviteit van dergelijke ingrepen bij degeneratieve aandoeningen van de thoracolumbosacrale wervelkolom. Deze ingrepen beogen correctie en/of stabilisatie van de wervelkolom, al dan niet gepaard met neurologische decompressie. In de praktijk betreft het voornamelijk patiënten met degeneratieve scoliose, spondylolysis/spondylolisthesis, of patiënten met chronische lage rug- en/of beenpijn verondersteld te zijn veroorzaakt door discusdegeneratie en/of facetartrose die op beeldvorming werd geconstateerd.
Deze richtlijn beoogt een bijdrage te leveren aan het verhogen van de kwaliteit van zorg met betrekking tot de geïnstrumenteerde operatieve behandeling van degeneratieve wervelkolomaandoeningen. Daarbij is tevens het doel om middels heldere, eenduidige indicatiestelling ongewenste praktijkvariatie terug te dringen.
Afbakening van de richtlijn
De richtlijn richt zich op alle patiënten:
- van 18 jaar en ouder;
- met langer dan drie maanden bestaande rug- en/of beenpijn op basis van degeneratieve aandoeningen van de thoracolumbosacrale wervelkolom;
- bij wie conservatieve behandeling, indien geïndiceerd, met multidisciplinaire gestructureerde oefenprogramma’s inclusief psychologische screening en eventuele pijninterventies, onvoldoende baat heeft gehad;
- die door hun klachten dermate ernstig zijn geïnvalideerd dat ze gemotiveerd zijn om een wervelkomingreep met bijbehorende herstelfase en revalidatie te doorlopen.
Specifiek gaat het in deze richtlijn om de volgende patiëntencategorieën:
- lumbale spondylolysis / laaggradige (graad I of II) spondylolisthesis: patiënten met degeneratieve spondylolisthesis, spondylolysis of spondylolytische spondylolisthesis. Laaggradige lumbale spondylolisthesis kan gepaard gaan met rugpijn en/of radiculaire of niet-radiculaire beenpijn of neurogene claudicatie;
- adulte deformiteiten: het betreft hier patiënten met degeneratieve scoliose op basis van progressie van een reeds bestaande idiopathische scoliose, dan wel patiënten met een nieuw ontstane “De Novo” scoliose van de lumbale wervelkolom; daarnaast patiënten met een alignementsstoornis of deformiteit van de wervelkolom na trauma, tumor, infectie of chirurgie aan de wervelkolom in het verleden;
- chronische lage rug- en/of beenpijn: patiënten met lage rugpijn bij facetarthrosis of discusdegeneratie op röntgenfoto en/of MRI (osteofyten, discusversmalling, black discs, Modic veranderingen, annulus scheuren).
Instrumentatie betekent hier het gebruik van spinale implantaten. Hieronder vallen schroef-/haak- en staafconstructies, intervertebrale cages, discusprotheses en interspinosale spacers.
Deze richtlijn gaat niet over patiënten die geïnstrumenteerde chirurgie van de thoracolumbosacrale wervelkolom ondergaan wegens een tumor, infectie, fractuur of een congenitale afwijking. Zoals reeds vermeld zal voor ongeïnstrumenteerde operatieve behandeling bij HNP en lumbale kanaalstenose een separaat, hieraan gekoppelde richtlijn worden ontwikkeld, welke start in 2015. Ook operatieve behandeling van de cervicale wervelkolom valt buiten de huidige richtlijn.
Beoogde gebruikers van de richtlijn
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met degeneratieve aandoeningen van de wervelkolom, voor patiënten en voor beleidsmedewerkers in de gezondheidszorg: In het bijzonder is de richtlijn opgesteld voor orthopedisch chirurgen en neurochirurgen die zich bezighouden met de operatieve behandeling van degeneratieve aandoeningen van de wervelkolom. Daarnaast biedt de richtlijn houvast voor anesthesiologen en andere (para)medici die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met degeneratieve aandoeningen van de wervelkolom.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2013 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met aspecifieke degeneratieve rugklachten, spondylolisthesis en scoliose te maken hebben (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep).
De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende drie jaar aan de totstandkoming van de richtlijn. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
- Dr. P.C. Willems, orthopedisch chirurg, Maastricht universitair medisch centrum, namens de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV), (voorzitter)
- Drs. E.A. Hoebink, othopedisch chirurg, Amphia ziekenhuis Breda, namens de NOV
- Prof. dr. B.J. van Royen, othopedisch chirurg, VUMC Amsterdam, namens de NOV
- Dr. G.J. Bouma, Amsterdam Medisch Centrum UvA, namens de Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie (NVvN)
- Dr. M.P. Arts, MC Haaglanden, namens de NVvN
- Dr. J.M.A. Kuijlen, Universitair Medisch Centrum Groningen, namens de NVvN
- Dhr. L. Voogt, namens de Nederlandse Vereniging voor Rugpatiënten
- Drs. M.A.M.B. Terheggen, Rijnstate ziekenhuis Arnhem, namens de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
- Dr. H. van de Meent, Radboud Universitair Medisch Centrum Nijmegen namens de Vereniging van Revalidatieartsen
- Dr. T. Hoogeboom, IQ Healthcare Nijmegen, namens het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
- Dr. C.G.J. Saris, Radboud Universitair Medisch Centrum Nijmegen, namens de Nederlandse Vereniging voor Neurologie
Met ondersteuning van:
- Dr. M.L. Molag, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten Utrecht
Met dank aan:
- Dr. W.H.G. Jacobs, epidemioloog, Dutch Spine Society
Belangenverklaringen
De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen door middel van reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door kennisvalorisatie. Een overzicht van de ingevulde belangenverklaringen vindt u bij de verantwoording.
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van een vertegenwoordiger van patiëntenvereniging de Wervelkolom aan de werkgroep. Er werd reeds een focusgroep gehouden met rugpatiënten tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Wervelkolom gerelateerde pijnklachten, een belangrijk uitgangspunt voor de huidige richtlijn. Afgesproken werd om voor deze richtlijn geen nieuwe focusgroep te houden. De conceptrichtlijn zullen we tijdens de commentaarfase laten lezen door rugpatiënten via de Wervelkolom om op die manier hun input op de aanbevelingen te kunnen gebruiken. De verslagen van de invitational conference en focusgroep zijn besproken in de werkgroep en de belangrijkste knelpunten zijn verwerkt in de richtlijn. Het verslag is te vinden in de bijlage.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen volgens het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalititeit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II) (www.agreecollaboration.org), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is en op ‘richtlijnen voor richtlijn’ voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens een invitational conference met de Vereniging van Scoliosepatiënten, patiëntenvereniging de Wervelkolom, zorgverzekeraars, Inspectie voor de Gezondheidszorg en Zorginstituut Nederland en door een focusgroepbijeenkomst met patiënten. Een verslag hiervan kunt u vinden onder aanverwante items.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang als cruciaal, belangrijk en onbelangrijk.
Als relevante uitkomstmaten waarop studies zullen worden geselecteerd en beoordeeld heeft de werkgroep gekozen:
- pijn middels een Visual Analogue Scale (VAS-beenpijn, VAS-rugpijn);
- functionele beperkingen middels gevalideerde vragenlijsten, zoals Oswestry Disability Index (ODI), Quebec Back Pain Disability Scale (QBPDS) of Roland Morris Disability Questionnaire (RMDQ);
- kwaliteit van Leven middels EuroQoL, EQ5D, SF-36;
- patiënt-tevredenheid.
De werkgroep wil benadrukken dat een deel van de vastgestelde conclusies sterk samenhangt met de door de werkgroep vastgestelde klinisch relevante verschillen tussen groepen patiënten die in studies zijn vergeleken. Klinisch relevante verschillen werden door de werkgroep vastgesteld op basis van een consensus—artikel van Ostelo (Ref Ostelo, Spine 2008). De resultaten kunnen uiteraard anders uitpakken als deze grenzen tussen succes en falen iets hoger of lager worden gelegd.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews in Medline, Cochrane en Cinahl. Vervolgens werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module van desbetreffende uitgangsvraag.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld door de adviseur en medisch specialist, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij voldoende overeenkomsten tussen de studies werden de gegevens ook opgenomen in een meta-analyse.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
A) voor interventievragen:
de kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie http://www.gradeworkinggroup.org/) (Atkins, 2004).
B) voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose:
bij dit type vraagstelling kan GRADE (nog) niet gebruikt worden. De bewijskracht van de conclusie is bepaald volgens de gebruikelijke EBRO-methode (Van Everdingen, 2004).
Formuleren van de conclusies
Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose is het wetenschappelijke bewijs samengevat in een of meerdere conclusies, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven.
Bij interventievragen verwijst de conclusie niet naar één of meer artikelen, maar wordt getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence). Hierbij maakten de werkgroepleden de balans op van elke interventie. Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen.
Overwegingen
Voor een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen of organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module ‘Organisatie van zorg bij spinaalchirurgie’.
Indicatorontwikkeling
De werkgroep kiest ervoor om aan te sluiten bij de Kwaliteitsindicatoren die door het DICA worden uitgevraagd in het kader van de Dutch Spine Registry.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is, dat is aangegeven waar van toepassing.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.
Literatuur
- Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II, www.agreecollaboration.org.
- Atkins D, Best D, Briss PA, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations. BMJ 2004;328(7454):1490.
- Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum, 2004.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.