Diagnostiek (24-uurs refluxmeting) bij chronische hoest
Uitgangsvraag
Wat is de diagnostische waarde van een 24-uurs refluxmeting bij patiënten met chronisch hoesten?
Aanbeveling
Overweeg bij patiënten met vermoeden op reflux-gerelateerd hoesten analyse middels een 24-uurs refluxmeting (na staken van eventuele maagzuursecretieremmende medicatie, zie module 24-uurs refluxmeting).
Voer een 24-uurs pH impedantiemeting in combinatie met manometrie (als hoestdetector) waarbij de meest distale sensor in de maag wordt gepositioneerd.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Om de uitgangsvraag van deze module te kunnen beantwoorden zou men de diagnostische waarde van 24-uurs refluxmetingen graag willen vergelijken met de resultaten van anti-reflux chirurgie, maar er werden geen vergelijkende studies hierover gevonden. Derhalve kunnen op basis van de literatuur geen uitspraken worden gedaan over de diagnostische waarde van een 24-uurs refluxmeting in patiënten met chronische hoesten. Informatie over de diagnostische opbrengst van een 24-uurs refluxmeting uit niet-vergelijkende studies biedt geen direct bewijs, maar kan wel behulpzaam zijn bij het vaststellen of uitsluiten van de relatie tussen hoestklachten en reflux bij patiënten met chronisch hoesten. Er zijn enkele observationele, niet-vergelijkende studies beschikbaar die naar de diagnostische opbrengst van 24-uurs refluxmetingen hebben gekeken. Uit de beschreven resultaten blijkt dat de gerapporteerde symptom association probability (SAP), symptoom index (SI) en blootstellingstijd aan zuur (acid exposure time, AET) variëren tussen de studies. Bij de interpretatie van de gegevens dient rekening te worden gehouden met verschillen in inclusiecriteria, gebruikte methode om de hoest episoden vast te stellen en imprecisie (met name voor uitkomstmaat positieve SI).
Chronisch hoesten kan een uiting zijn van gastro-oesofageale reflux. In dat geval worden deze klachten extra-oesofageale refluxsymptomen genoemd. Men onderscheidt twee pathofysiologische mechanismen waarbij hoesten door reflux kan ontstaan: 1. prikkeling door zuur van receptoren in de slokdarm die hoesten opwekken (reflex-theorie), en 2. aspiratie van refluxaat waardoor hoesten wordt opgewekt (reflux-theorie). Veelal is de associatie tussen de hoestklachten en gastro-oesofageale reflux moeilijk vast te stellen.
Bij een patiënt met een vermoeden op reflux-gerelateerd hoesten kan eerst een empirische behandeling met een protonpompremmers (PPI) gedurende enkele weken (bijvoorbeeld acht weken) worden geprobeerd alvorens een 24-uurs reflux meting te verrichten. Het aantonen van de relatie tussen hoesten en reflux kan therapeutische consequenties hebben waarbij ook een anti-reflux operatie kan worden overwogen.
De meeste studies die geïncludeerd werden in de literatuuranalyse, gebruikten een gecombineerde 24-uurs pH impedantiemeting + manometrie als ambulante meting. In een studie werd gebruikt gemaakt van een akoestische opname van hoestepisodes in combinatie met 24-uurs pH impedantiemeting (Smith 2010). Voor het aantonen van de relatie tussen hoesten en reflux is het van belang dat men naast de refluxmeting ook een hoestdetector in de vorm van manometrie (of akoestische opname) gebruikt, omdat het met precisie vaststellen van het moment van hoesten erg belangrijk is. Indien men alleen een refluxmeting verricht, kan men niet afgaan op een druk op de eventmaker omdat er dan een tijdsinterval tussen het optreden van hoesten en het registreren ervan ontstaat die waarschijnlijk ook een positieve symptoomcorrelatie laat zien in geval van de sequentie hoesten-reflux. Met het gebruik van een hoestdetector kan men met de grootste zekerheid de sequentie reflux-hoest vaststellen. Verder is het ook van belang om de manometrie-katheter zo te positioneren dat er minstens één sensor in de maag gelokaliseerd is, omdat men daarmee met de grootste zekerheid hoesten registreert.
Het lage percentage van patiënten met chronisch hoesten en een positieve SAP dat deze studies beschrijven lijkt te berusten op het feit dat bij een groot deel van deze patiënten de klachten niet op reflux berusten. Het is waarschijnlijk dat de hoest bij deze patiënten veroorzaakt wordt door andere factoren.
Twee studies (Li 2021 en Zhang 2023) hebben de uitkomsten van een 24-uurs pH impedantiemeting vergeleken met het effect van PPI bij patiënten met vermoeden op reflux-gerelateerd hoesten. Hoewel de auteurs een redelijke diagnostische opbrengst beschrijven, dient men deze data zorgvuldig te interpreteren: ‘respons op PPI’ heeft als studie uitkomst beperkingen omdat PPI’s geen duidelijk effect hebben bij patiënten met hoesten door microaspiratie en vanwege het aandeel van het placebo-effect.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Voor patiënten met een vermoeden op reflux-gerelateerd hoesten kan een 24-uurs refluxmeting duidelijkheid opleveren over de relatie van de klachten met reflux. Hierdoor kan eventuele behandeling met PPI of anti-reflux chirurgie de symptomen verbeteren. De 24-uurs refluxmeting kan belastend zijn voor de patiënt maar deze is doorgaans goed te verdragen.
Kosten (middelenbeslag)
Overwegingen omtrent kosten spelen geen rol bij het opstellen van de huidige aanbeveling .
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Overwegingen omtrent aanvaarbaarheid, haalbaarheid en implementatie spelen geen rol bij de huidige aanbeveling.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de diagnostische procedure
Hoewel er weinig literatuur beschikbaar is die een antwoord geeft op de vraag over de diagnostische waarde van een 24-uurs refluxmeting bij patiënten met chronisch hoesten, wijzen de beschikbare studies op de meerwaarde van deze test om de relatie tussen hoestklachten en reflux vast te stellen.
Hoewel er alleen niet-vergelijkende studies beschikbaar zijn die ingaan op de diagnostische opbrengst van een 24-uursrefluxmeting, is de werkgroep van mening dat de uitvoering van een 24-uurs refluxmeting om de correlatie tussen hoestklachten en reflux te beoordelen klinische relevant is. De werkgroep adviseert 24-uurs pH impedantie monitoring met manometrie te combineren, waarbij de meest distale sensor van de manometrie katheter in de maag wordt gepositioneerd. Het advies hierbij is om de meting uit te voeren nadat eventueel PPI-gebruik is gestaakt (zie ook module 24-uurs refluxmeting)
Onderbouwing
Achtergrond
Chronisch hoesten kan een uiting zijn van gastro-oesofageale reflux, in dat geval worden deze klachten extra-oesofageale refluxsymptomen genoemd. Veelal is de associatie tussen deze symptomen en gastro-oesofageale reflux moeilijk aan te tonen. In deze module wordt de diagnostische waarde van een 24-uurs refluxmeting bij patiënten met chronisch hoesten beschreven.
Conclusies
Symptom association probability (SAP)
No GRADE |
The proportion of patients with chronic cough having a positive SAP (≥95) varied widely between the studies. This proportion ranged from 19.5% to 47.9% (reflux-cough episodes) and from 13.5% to 56.3% (cough-reflux episodes).
|
Symptom index (SI)
No GRADE |
The proportion of patients with chronic cough having a positive SI (≥50) varied between the studies. This proportion ranged from 3.1% to 16.2% (reflux-cough episodes) and from 0% to 1% (cough-reflux episodes).
|
Acid exposure time (AET)
No GRADE |
The proportion of patients with chronic cough having a pathological AET (>4 or >6% of total recording time) varied widely between the studies. This proportion ranged from 15.7% to 45.5%. |
Samenvatting literatuur
Description of studies
Seven studies were included in het analysis of the literature (Sifrim, 2005; Blondeau, 2007, Bogte, 2008; Smith, 2010; Herregods, 2018; Li, 2021 and Zhang, 2023). Several important characteristics of the studies are reported in Table 1.
Sifrim (2005) performed a single-centre (Belgium) preliminary study in patients with chronic unexplained cough, in order to determine the temporal association between cough and different types of gastro-esophageal reflux. They included 22 patients, who all underwent 24-h pH impedance monitoring + manometry. Acid suppression medication was stopped at least two weeks prior to the monitoring. Symptom association probability (SAP) and acid exposure time (AET, %) were important outcome measures.
Blondeau (2007) performed a follow-up study of Sifrim (2005), in which they included 100 patients with chronic unexplained cough. All patients underwent 24-h pH impedance monitoring + manometry. Acid suppression medication was stopped, but time period was not reported. SAP and AET (%) were important outcome measures.
Bogte (2008) performed a multi-centre study (The Netherlands) in patients with chronic unexplained cough to evaluate the yield of 24-h pH monitoring + manometry. They included 50 patients, who all underwent the 24-h pH monitoring and in 14 of these studies concurrent ambulatory manometry was done. Drugs affecting gastro-intestinal (GI) motility or secretion were stopped, at least five days prior to monitoring. SAP, symptom index (SI) and AET were important outcome measures.
Smith (2010) performed a single-centre study (United Kingdom) in patients with chronic cough in order to investigate the temporal association between cough and reflux. They included 71 patients, who all underwent 24-h pH impedance monitoring. All patients also received a recording device and microphone to monitor cough bursts. PPIs, H2 receptor antagonists, and prokinetics were discontinued two weeks prior to the measurements. SAP was one of the outcome measures.
Herregods (2018) performed a multi-centre study (European countries) in patients from a respiratory clinic with chronic cough to determine the diagnostic value of 24-h pH impedance monitoring + manometry for the diagnosis of reflux-induced chronic cough. They included 192 patients, who all underwent 24-h pH impedance monitoring + manometry. Acid suppressive therapy was discontinued at least seven days (PPIs) or three days (other drugs affecting GI-motility or secretion) prior to the monitoring. SAP, SI and AET were important outcome measures.
Li (2021) performed a single-centre study (China) in patients with chronic cough and co-existing typical reflux related symptoms referred to a respiratory clinic, to evaluate the efficacy of 24-h pH impedance monitoring in identifying GERD-induced chronic cough (GERC). They included 158 patients, who all underwent 24-h pH impedance monitoring. Acid suppression therapy was stopped for at least one week, prior to the measurements. SAP and AET were important outcome measures.
Zhang (2023) performed a single-centre study (China) in patients with chronic cough and co-existing typical reflux related symptoms referred to a respiratory clinic, to investigate the efficacy of two different methods to calculate SAP in identifying patients with GERC. They included 105 patients, who all underwent 24-h pH impedance monitoring. Acid suppression therapy was stopped for at least one week, prior to the measurements. Two different SAPs were important outcome measures: taking all recorded reflux-related symptoms into account (SAP-T) versus only cough symptoms (SAP-C).
Table 5: Study characteristics of studies on the diagnostic yield of 24-h (impedance) pH manometry monitoring in patients with chronic cough ± with co-existing typical reflux related symptoms.
Study |
Study population |
pH-metry |
Sifrim (2005) – preliminary study, followed by study of Blondeau (2007) |
Chronic cough (N=22)
Age (median, range): 56 (42-81) Male (%): 39 |
24-h pH impedance monitoring + manometry
Off acid suppressive therapy, stopped: 2 weeks |
Blondeau (2007) |
Chronic cough (N=100)
Age (median, range): 54 (22-81) Male (%): 33.8 |
24-h pH impedance monitoring + manometry
Off acid suppressive therapy, stopped: not reported
Part of the patients continued PPI. Therefore only results on patients off PPI are reported in our literature analysis. |
Bogte (2008) |
Chronic cough (N=50)
Age (median,range): 53 (18-73) Male (%) 38.2 |
24-h pH monitoring + manometry
Off drugs affecting GI-motility or secretion, stopped: 5 days |
Smith (2010) |
Chronic cough (N=71)
Age (median, IQR): 59 (51-64) Male (%) 33.8 |
24-h pH impedance monitoring
Off PPIs, H2 receptor antagonists, and prokinetics, stopped: 2 weeks |
Herregods (2018) |
Chronic cough (N=192)
Age (years): 57.5 (48-65) Male (%): 29.7 |
24-h pH impedance monitoring + manometry
Off PPIs, stopped: 7 days, off drugs affecting GI-motility or secretion, stopped: 3 days |
Li (2021) |
Chronic cough with co-existing typical reflux related symptoms (N=158)
Mean age ± SD: 44.3± 14.6 Male (%): 44.3 |
24-h pH impedance monitoring
Off acid suppressive therapy, stopped: 7 days |
Zhang (2023) |
Chronic cough with co-existing typical reflux related symptoms (N=105)
Mean age ± SD: 46.0±14.9 Male (%): 42.9 |
24-h pH impedance monitoring
Off acid suppressive therapy, stopped: 7 days |
PPI: proton pump inhibitors, GI: gastro-intestinal.
Results
Positive symptom association probability (SAP)
All studies reported on the outcome measure positive SAP, which was defined as SAP ≥95. Based on reflux-cough episodes in patients with chronic cough (N= six studies), the proportion of patients with a positive SAP ranged from 19.5% to 47.9% and for cough-reflux episodes from 13.5% to 56.3% (Table 2).
Two studies reported on the outcome measure SAP in patients with chronic cough ánd co-existing typical reflux related symptoms (Li, 2021 and Zhang, 2023). Zhang (2023) used different methods to calculate SAP: based on cough symptom only (SAP-C) and on total number of symptoms (SAP-T). In total, 34.3% of the patients had positive SAP-C and 23.8% had positive SAP-T. Li (2021) determined GERC diagnosis using AET ánd SAP results. Based on acid reflux episodes, 6.3% of the patients had positive SAP only and 4.7% had positive SAP only based on the non-acid reflux episodes. Besides, 18.6% of the patients had both positive SAP and AET >6% of the total recording time.
Positive symptom index (SI)
Two studies reported on the outcome measure SI, which was defined as SI ≥50 (Bogte, 2008 and Herregods, 2018). Based on reflux-cough episodes, the proportion of patients with a positive SI ranged from 3.1% to 16.2% and for cough-reflux episodes from 0 to 1% (Table 2).
Acid exposure time (AET)
Six studies reported on the outcome measure pathological AET, which was defined as either AET >4% or AET >6% of the total recording time (Sifrim, 2005, Blondeau, 2007, Bogte, 2008, Lee, 2012, Herregods, 2018 and Li, 2021). The proportion of patients with pathological AET ranged from 15.7% to 45.5% (Table 2).
Li (2021) determined GERC diagnosis using AET ánd SAP results. 43.7% of the patients had pathological AET only. Besides, 18.6% of the patients had both positive SAP and AET >6% of the total recording time.
Table 6: Diagnostic yield of 24-h pH (impedance) monitoring ± manometry in patients with chronic cough ± with co-existing typical reflux related symptoms.
Study |
SAP (n (%))* |
SI (n (%))* |
Pathological AET (n (%))* |
Patients with chronic cough (≥ 8 weeks) |
|||
Sifrim (2005) – preliminary study, followed by study of Blondeau (2007) |
Total 16 (72.7)
Reflux-cough episode 10 (45.6)
Cough-reflux episode 6 (27.3)
|
|
AET (not further specified) 10 (45.5)
AET: 6.8% (1.10–19.8%)
|
Blondeau (2007) |
Reflux-cough episode* 15 (19.5)
Cough-reflux episode NR *only reported for weakly acid reflux and cough |
|
AET >6% of recording time 27 (35.1)
AET: 10% (7.4–16.1)
|
Bogte (2008) |
Reflux-cough episode 11 (29.7)
Cough-reflux episode 5 (13.5)
|
Reflux cough episode 6 (16.2)
Cough reflux episode 0
|
AET >6% of recording time 23 (41.8)
Median AET: 5.5% (1.5 – 8.2) |
Smith (2010) |
Reflux-cough episode 34 (47.9)
Cough-reflux episode – 2 minute window 40 (56.3)
– 10 seconds window 17 (23.9) |
|
|
Herregods (2018) |
Reflux-cough episode 49 (25.5)
Cough-reflux episode 46 (24)
|
Reflux-cough episode 6 (3.1)
Cough-reflux episode 2 (1)
|
AET >6% of recording time 41 (21.4)
Median AET: 2.35 (0.87–5.32) |
Patients with suspected GERD-induced chronic cough (GERC) |
|||
Li (2021) |
SAP only Acid reflux 10 (6.3)
Non-acid reflux 30 (19.0)
|
|
AET >6% of recording time only 69 (43.7)
SAP and AET >6% of recording time 25 (15.8) |
Zhang (2023) |
Cough episodes* 36 (34.3)
Total episodes** 25 (23.8)
*SAP based on only recordings of cough episodes ** SAP based on the total symptoms: cough and all the other reflux-related symptoms. |
|
|
*Positive SAP was defined as ≥95%, positive symptom SI as ≥50%/at least half of symptoms is associated with reflux and AET as pH fell to <4. In some studies further specified as follows: if pH already < 4, then decrease ≥1 pH unit was required.
AET: acid exposure time, NR: not reported, SAP: symptom association probability, SI: symptom index.
Level of evidence of the literature
Since the evidence comes from observational, non-comparative studies, we did not perform a GRADE assessment.
It is important to take the following issues into account, in interpreting the data:
- Most of the studies excluded patients with concomitant extraesophageal disease, except for Smith (2010);
- Sifrim (2005) excluded patients who were taking medications that influence esophageal function;
- Four studies used concomitant manometry during 24-h pH-(impedance) monitoring in order to register the timing and occurrence of cough bursts. In 3 studies (Sifrim 2005, Blondeau 2007, Herregods 2018) the most distal pressure transducer was positioned in de stomach. In the other study (Bogte 2008) all the pressure transducers were positioned in the esophagus. Smith (2010) used an additional validated sound recording device in order to register the timing and occurrence of cough bursts;
- Inconsistent results;
- Serious imprecision: the number of patients with positive SI is very low.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question: What is the diagnostic value of 24-h pH metry in adult patients with chronic cough, compared to regular care?
P (patients) adult patients with chronic cough
I (index test) 24-h pH metry +/- impedance monitoring +/- manometry (off proton pump inhibitor (PPI)-therapy)*
C (comparator test) n.a.
R (reference) regular care (anti-reflux surgery)
O (outcome measure) sensitivity, specificity, positive predictive value, negative predictive value, AUC
T/S (timing/setting) secondary or tertiary care
*Diagnostic accuracy was determined for the following results of the 24-h pH metry: positive symptom association probability (SAP, ≥95%) and/or positive symptom index (SI, ≥50% or greater, at least half of symptoms is associated with reflux) and/or (pathological) acid exposure time (AET).
There were no studies available in which the results of the 24-h pH metry are compared with results of anti-reflux surgery. Therefore, the working group decided to include studies in which diagnostic yield of 24-h pH metry (positive SAP, positive SI and/or acid exposure time) was reported.
Relevant outcome measures
The guideline development group considered positive SAP and a positive SI as a critical outcome measure for decision making; and AET as an important outcome measure for decision making.
No GRADE-analysis could be performed, since (comparative) studies in which anti-reflux surgery was used as a reference standard, were not available. Therefore, the working group did not decide on clinical relevant differences.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until October 23th 2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 310 hits. Studies were selected based on the following criteria: studies evaluating the diagnostic yield of a 24-h pH metry in adult patients with chronic cough. 20 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 13 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and seven studies were included.
Results
Seven studies were included in the analysis of the literature (Sifrim, 2005; Blondeau, 2007, Bogte, 2008; Smith, 2010; Herregods, 2018; Li, 2021 and Zhang, 2023). Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. Since no comparative studies are included, no risk-of-bias assessment is performed.
Referenties
- Blondeau K, Dupont LJ, Mertens V, Tack J, Sifrim D. Improved diagnosis of gastro-oesophageal reflux in patients with unexplained chronic cough. Aliment Pharmacol Ther. 2007 Mar 15;25(6):723-32. doi: 10.1111/j.1365-2036.2007.03255.x. PMID: 17311606.
- Bogte A, Bredenoord AJ, Smout AJ. Diagnostic yield of oesophageal pH monitoring in patients with chronic unexplained cough. Scand J Gastroenterol. 2008 Jan;43(1):13-9. doi: 10.1080/00365520701580421. PMID: 18938747.
- Herregods TVK, Pauwels A, Jafari J, Sifrim D, Smout AJPM, Bredenoord AJ, Tack J. Ambulatory pH-impedance-pressure monitoring as a diagnostic tool for the reflux-cough syndrome. Dis Esophagus. 2018 Jan 1;31(1):1-7. doi: 10.1093/dote/dox118. PMID: 29036585.
- Li N, Chen Q, Wen S, Zhang M, Dong R, Xu X, Yu L, Qiu Z. Diagnostic accuracy of multichannel intraluminal impedance-pH monitoring for gastroesophageal reflux-induced chronic cough. Chron Respir Dis. 2021 Jan-Dec;18:14799731211006682. doi: 10.1177/14799731211006682. PMID: 33779345; PMCID: PMC8010848.
- Sifrim D, Dupont L, Blondeau K, Zhang X, Tack J, Janssens J. Weakly acidic reflux in patients with chronic unexplained cough during 24 hour pressure, pH, and impedance monitoring. Gut. 2005 Apr;54(4):449-54. doi: 10.1136/gut.2004.055418. PMID: 15753524; PMCID: PMC1774432.
- Smith JA, Decalmer S, Kelsall A, McGuinness K, Jones H, Galloway S, Woodcock A, Houghton LA. Acoustic cough-reflux associations in chronic cough: potential triggers and mechanisms. Gastroenterology. 2010 Sep;139(3):754-62. doi: 10.1053/j.gastro.2010.06.050. Epub 2010 Jun 20. PMID: 20600028.
- Zhang L, Zhang M, Chen Q, Sun H, Bian X, Xu X, Yu L, Qiu Z. Improved diagnostic yield of symptom association probability involving only cough for gastroesophageal reflux-induced chronic cough. J Thorac Dis. 2023 Apr 28;15(4):2277-2287. doi: 10.21037/jtd-22-1016. Epub 2023 Mar 30. PMID: 37197489; PMCID: PMC10183512.
Evidence tabellen
Evidence table for diagnostic test accuracy studies
Research question: What is the diagnostic value of pH-metry in patients with chronic cough?
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics
|
Index test (test of interest) |
Reference test
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Herregods, 2018 |
Type of study: Non-comparative study
Setting and country: University hospitals, European countries, 2010-2015
Funding and conflicts of interest: No funding reported, several COI reported (research funding, fees) |
Inclusion criteria: Patients with chronic unexplained cough, minimum recording time of 16 hours, at least four cough bursts throughout the 24-hour Measurement.
Exclusion criteria: Alternative diagnosis that could explain the symptoms, such as asthma, postnasal drip, or the use of ACE-inhibitors, any upper gastrointestinal surgery
N= 192
Prevalence: N.A.
Age (median (IQR)) 57.5 (48-65) years
Sex (%) 29.7 M / 70.3 F
Number of patients presenting symptoms (%)
Cough 100
Heartburn 39.1
Regurgitation 24.5
|
Describe index test: 24-hour ambulatory esophageal pH impedance- pressure monitoring (MII-pH)
off acid suppressive therapy (PPI: 7 days prior to measurements, other drugs: 3 days prior to measurements)
Cut-off point(s): Symptom association probability (SAP): 95% Symptom index (SI): ≥50% Pathological acid exposure time (AET):
Comparator test: N.A. Cut-off point(s): N.A. |
Describe reference test: N.A.
Cut-off point(s): N.A.
|
Time between the index test en reference test: N.A.
For how many participants were no complete outcome data available? 68 patients were excluded
Reasons for incomplete outcome data described? N=29, < 4 cough bursts, N=2 upper gastrointestinal surgery, N= 14 not stopped PPIs, N=23 technical problems with the catheter/the measurement lasted less than 16 hours. |
Reflux cough episode SAP (n (%)) 49 (25.5)
SI≥50% (n (%)) 6 (NR)
Cough reflux episode SAP (n (%)) 46 (24)
SI≥50% (n (%)) 2 (NR)
AET >6% (n (%)) 41 (21.4)
|
Authors conclusion The results of our study indicate that only approximately one quarter of the patients with chronic unexplained cough has reflux-induced cough, explaining the observation that the vast majority of patients with chronic cough does not benefit from antireflux therapy. In order to identify patients who are likely to have reflux as a cause of their chronic cough, it is important to use 24-hour pH-impedance monitoring combined with objective detection of cough episodes, e.g. by simultaneous 24-hour ambulatory manometry. This allows for the evaluation of the temporal association between reflux episodes of all types (acid and weakly acidic) and all cough episodes. Even though the presence of typical GERD symptoms and pathological distal acid exposure time are associated with an increased chance of having refluxinduced cough, many patients will be missed if these criteria alone are used to identify patients who are likely to respond to treatment.
Remarks Patients were instructed to push an event marker on the pH datalogger whenever they experienced a coughing episode or another symptom (heartburn or regurgitation) and were instructed to note the nature of the symptom event and its time of onset in a specially designed diary. Furthermore they were instructed to restrict their intake to three meals and four beverages at standardized times throughout the 24 hours and were told to mark these times down in the diary.
Using acid reflux episodes only: 38(19.8%) patients positive SAP (reflux–cough), 11 patients with false negative result. 32 patients had a positive SAP based on weakly acidic reflux alone.
Using acid reflux episodes only: 30 patients positive SAP (reflux–cough).
18 (9.4%) patients had a positive SAP for both the cough–reflux and reflux–cough sequence.
|
Sifrim, 2005 (preliminary study, which was followed by study of Blondeau (2007)) |
Type of study: Non-comparative study
Setting and country: University hospital, Belgium
Funding and conflicts of interest: Non commercial funding, non COI declared |
Inclusion criteria: daily cough of unclear aetiology for at least eight weeks, no other causes of chronic cough, immunocompetent, normal chest x ray, and no use of ACE inhibitors, no asthma, no postnasal drip syndrome, no previous gastrointestinal surgery or taking medications known to influence oesophageal function.
Exclusion criteria: see inclusion criteria
N= 28 (22 included in analysis)
Prevalence: N.A.
Age (median (range)) 55 (43-81) years
Sex (%) 36.4 M / 54 F
Typical GERD symptoms (%) 36
|
Describe index test: 24-hour ambulatory esophageal pHimpedance- pressure monitoring (MII-pH)
off acid suppressive therapy (anti-reflux: 2 weeks prior to measurements, antitussive: on day of measurements)
Cut-off point(s): Symptom association probability (SAP): 95% Abnormal AET: pH <4 or decrease of ≤1 pH unit (if already <4)
Comparator test: N.A. Cut-off point(s): N.A. |
Describe reference test: N.A.
Cut-off point(s): N.A.
|
Time between the index test en reference test: N.A.
For how many participants were no complete outcome data available? 6 patients were excluded
Reasons for incomplete outcome data described? N=2 continuous intake of proton pump inhibitors; N=1 technical problems in pH-impedance recording; and N=3 no > 5 cough bursts during the study day |
Distal AET (n (%)) 10 (45.5) – (6.8% (1.10–19.8%)).
SAP (n (%)) 16 (72.7)
Reflux cough episode* SAP (n (%)) 10 (45.6)
Cough reflux episode* SAP (n (%)) 6 (27.3)
* predominantly (more than 50% of (R+S+) intervals)
|
Authors conclusion Using ambulatory 24 hour pressure-pH impedance monitoring, we were able to determine the precise temporal association between cough and different types of gastro-oesophageal reflux (acid, weakly acidic, and weakly alkaline). Symptom association analysis allowed identification of a subgroup of patients with chronic cough associated with weakly acidic gastro-oesophageal reflux.
Remarks SAP was positive for any reflux detected by impedance in nine patients, only for acid reflux in five patients, only for weakly acidic reflux in three patients, and for both acid and weakly acidic reflux in two patients. There was no patient with SAP positive for weakly alkaline reflux
All patients we found ‘‘reflux-cough’’ and ‘‘cough-reflux’’ sequences. Ten SAP positive patients had predominantly (more than 50% of (R+S+) intervals) the sequence ‘‘reflux-cough’’ and were considered to have cough ‘‘induced by’’ reflux.
Patients were encouraged to maintain normal activities, sleep schedule, and eat their usual meals at their normal times. Event markers on the pH-impedance data logger recorded meal times and posture changes. Before the study, patients were instructed to keep a careful diary and trained to use the event marker in the data logger to record cough episodes and other events. |
Blondeau, 2007 |
Type of study: Non-comparative cohort
Setting and country: University hospital, Belgium
Funding and conflicts of interest: Non-commercial funding, one author reported COI |
Inclusion criteria: Daily cough of unclear aetiology for at least eight weeks, no other causes of chronic cough, if ex smokers: normal pulmonary function, normal chest x ray, and no use of ACE inhibitors, no asthma or eosinophilic bronchitis, no postnasal drip syndrome, no silent sinusitis.
Exclusion criteria: see inclusion criteria
Exclusion criteria:
N=112 (100 analysed, of which 77 off PPI)
Prevalence: NA
Age (median (range)) 54 (22-81) years
Sex 33.8 % M /66.2 % F
Typical GERD symptoms (%) NR
|
Describe index test: 24-hour ambulatory esophageal pH impedance- pressure monitoring (MII-pH)
off acid suppressive therapy, time frame NR
Cut-off point(s): Symptom association probability (SAP): 95% Symptom index (SI):
Comparator test: N.A. Cut-off point(s): N.A. |
Describe reference test: N.A.
Cut-off point(s): N.A.
|
Time between the index test en reference test: N.A.
For how many participants were no complete outcome data available? 12 were excluded
Reasons for incomplete outcome data described? N=9 incomplete or defective recording, N=3 <5 cough bursts |
Reflux cough episode* SAP (n (%)) 15 (19.5)
Cough reflux episode SAP (n (%)) NR
AET >6% (n (%)) 27 (35.1) - 10% (7.4–16.1)
*only reported for weakly acid reflux and cough |
Authors conclusion A positive association between cough and WA reflux was found in a significant subgroup of patients with unexplained chronic cough. Impedance pH- manometry identified patients in whom cough can be related to reflux that would have been disregarded using the standard diagnostic criteria for acid reflux. Additional pharmacological or surgical outcome studies are needed to confirm the role of WA reflux in these patients.
Remarks The patients were encouraged to maintain normal activities, sleep schedule and eat their usual meals at their normal times. They were asked to remain upright during the day, and lie down only at their usual bedtime. Event markers on the data logger recorded meal times and posture changes. Between meals, patients abstained from snacks, beverages with a pH < 5, and were asked to avoid lozenges and gum chewing. Before the study, patients were instructed to keep a careful diary and trained to use a dedicated event marker in the data logger, to record cough episodes and other events.
|
Bogte (2008) |
Type of study: Retrospective study
Setting and country: University hospital and top clinical hospital, Holland
Funding and conflicts of interest: Both not reported |
Inclusion criteria: Adult patients with daily cough of unknown aetiology lasting for at least 8 weeks, without other causes of chronic cough, no use of ACE inhibitor, no asthma and no postnatal drip syndrome.
Exclusion criteria: See inclusion criteria
N=58 (55 analysed)
Prevalence: NA
Median age (range) 53 (18-73)
Sex: 38.2% M / 61.8% F
Typical GERD symptoms (%) NR |
Describe index test: 24-hour ambulatory esophageal pH + manometry monitoring (in subgroup of patients simultaneous ambulatory monitoring of pressure was performed to record cough episodes)
off acid suppressive therapy (PPI: 5 days prior to measurements, other drugs: 5 days prior to measurements)
Cut-off point(s): Symptom association probability (SAP): 95% Symptom index (SI): ≥50% Pathological AET: total time with pH below 4 exceeded 6.0%, in upright position when the reflux exceeded 9% and in supine position when the reflux exceeded 3%
Comparator test: N.A. Cut-off point(s): N.A. |
Describe reference test: N.A.
Cut-off point(s): N.A.
|
Time between the index test en reference test: N.A.
For how many participants were no complete outcome data available? 3 were excluded
Reasons for incomplete outcome data described? N=2 PPI use, N=1 technical error |
Reflux cough episode SAP (n (%)) 11 (29.7)
SI≥50% (n (%)) 6 (16.2)
Cough reflux episode SAP (n (%)) 5 (13.5)
SI≥50% (n (%)) 0
AET >6% (n (%)) 23 (41.8) |
Authors conclusion This study has shown that 24-h pHmonitoring with symptom association analysis has a relatively high diagnostic yield in the evaluation of patients with chronic cough. Half of the patients with a positive refluxcough association suggesting reflux-induced cough have physiological oesophageal acid exposure. When available, the additional use of 24-h oesophageal manometry is advisable since this leads to better detection of the coughing episodes.
Remarks Patients were encouraged to keep a normal daily routine, and no restrictions were imposed on the type of food or beverage intake. |
Smith (2010) |
Type of study: Non-comparative cohort
Setting and country: University hospital, UK
Funding and conflicts of interest: Several authors reported COI (financial support, fees), non-commercial funding |
Inclusion criteria: Nonsmokers (and exsmokers of >6 months) with normal chest radiographs, suffering from chronic cough (duration ≥8 weeks).
Exclusion criteria: ACE inhibitors, opiates (or other antitussive agents), with a recent respiratory tract infection, or with significant medical comorbidities
N= 78 (71 analysed)
Prevalence: NA
Median age (IQR): 59 (51-64)
Sex: 33.8% M /66.2 % F
Typical GERD symptoms NR
|
Describe index test: 24-hour ambulatory esophageal pH impedance- pressure monitoring (MII-pH) + cough monitoring using recording device and microphone
off acid suppressive therapy (PPI: 2 weeks prior to measurements, other drugs: 2 weeks prior to measurements)
Cut-off point(s): Symptom association probability (SAP): 95%
Comparator test: N.A. Cut-off point(s): N.A. |
Describe reference test: N.A.
Cut-off point(s): N.A.
|
Time between the index test en reference test: N.A.
For how many participants were no complete outcome data available? 7 were excluded
Reasons for incomplete outcome data described? NR |
Reflux cough episode SAP (n (%)) 34 (47.9)
Cough reflux episode SAP (n (%)) – 2 minute window 40 (56.3)
SAP (n (%)) – 10 seconds window 17 (23.9)
|
Authors conclusion Using novel ambulatory acoustic cough monitoring with simultaneous impedance/pH recordings, we have shown that, irrespective of possible underlying cause, reflux can temporally associate with cough. The lack of association with degree/proximal extent of reflux and erosive disease, but link to increased cough reflex sensitivity, suggests that a sensitized central mechanism may be facilitating reflux-induced cough and cough-induced reflux. Furthermore, the presence of a similar incidence of cough preceding reflux points to the possible existence of a self-perpetuating cycle maintaining chronic cough. In addition, these results may partly explain the poor efficacy of traditional drugs, such as those targeting gastric acidity in the treatment of chronic cough.
Remarks For the 2-minute window, 71.8% of subjects had reflux-cough and/or cough-reflux associations, with 32.4% exhibiting both processes.
|
Li, 2021 |
Type of study: Non-comparative cohort
Setting and country: Respiratory clinic, China
Funding and conflicts of interest: No COI reported, Non-commercial funding |
Inclusion criteria: chronic cough with co-existing typical reflux related symptoms such as regurgitation and heartburn; potential GERC was considered when the other common causes of chronic cough including cough variant asthma, upper airway cough syndrome, eosinophilic bronchitis were excluded after a sequential laboratory workup according to an established algorithm, concomitant GERC was suspected when the therapy pointed to the current cause of chronic cough could not resolve cough completely
Exclusion criteria: refusal or intolerance to MII-pH; women in pregnancy or lactation
N= 175 (158 analysed)
Prevalence: NA
Mean age ± SD: 44.3 + 14.6
Sex: 44.3% M /55.7 % F
Typical GERD symptoms All patients
|
Describe index test: 24-hour ambulatory esophageal pH impedance- pressure monitoring (MII-pH)
off acid suppressive therapy (PPI: 7 days prior to measurements, other drugs: 7 days prior to measurements)
Cut-off point(s): Symptom association probability (SAP): 95% AET: >6%
Comparator test: N.A. Cut-off point(s): N.A. |
Describe reference test: N.A.
Cut-off point(s): N.A.
|
Time between the index test en reference test: N.A.
For how many participants were no complete outcome data available? 17 were excluded
Reasons for incomplete outcome data described? N=7 declined, N=8 failed MII-pH, N=2 lost to follow up |
SAP only (n (%)) Acid reflux 10 (6.3)
Non-acid reflux 30 (4.7)
AET >6% only (n (%)) 69 (43.7)
SAP and AET (n (%)) 25 (18.6) |
Authors conclusion MII-pH is a more reliable and sensitive test currently available for identification of GERC, and can recognize non-acid GERC failing to be detected by 24-h esophageal pH monitoring. It improves the diagnostic yield of GERC and is gradually replacing 24-h esophageal pH monitoring for the identification of GERC in clinical practice. However, MII-pH has its inherent limitations similar to 24-h esophageal pH monitoring with suboptimal diagnostic efficacy. For the suspected GERC patients with a negative MII-pH, the implementation of empirical anti-reflux is a remedy to avoid the misdiagnosis and under- diagnosis of GERC.
Remarks The patients were instructed to maintain their usual lifestyle, and keep a diary to record the timing of the start and end of meals, changes in position and symptoms. |
Zhang, 2023 |
Type of study: Non-comparative cohort
Setting and country: Respiratory clinic, China
Funding and conflicts of interest: Non-commercial funding, no COI reported |
Inclusion criteria: Aged between 18 and 70 years old; cough lasting for >8 weeks, with concomitant other reflux-related symptoms such as regurgitation and heartburn; other possible causes of chronic cough including cough variant asthma, upper airway cough syndrome, and eosinophilic bronchitis were excluded after a sequential laboratory work-up; and successful MII-pH.
Exclusion criteria: other co-existing causes of chronic cough; neither cough events nor other reflux-related symptoms were reported, or fewer than four cough events were recorded during MII-pH; or patients had incomplete clinical information or were lost to follow-up.
N= 213 (105 analysed)
Prevalence: NA
Mean age ± SD: 46.0±14.9
Sex: 42.9% M / 57.1% F
Typical GERD symptoms All patients
|
Describe index test: 24-hour ambulatory esophageal pH impedance- pressure monitoring (MII-pH)
off acid suppressive therapy (PPI: 7 days prior to measurements, other drugs: 7 days prior to measurements)
Cut-off point(s): Symptom association probability (SAP): 95% AET: >6%
Comparator test[1]: N.A. Cut-off point(s): N.A. |
Describe reference test[2]: N.A.
Cut-off point(s): N.A.
|
Time between the index test en reference test: N.A.
For how many participants were no complete outcome data available? 89 were excluded
Reasons for incomplete outcome data described? N=69 alone cough reported, N=12 <4 cough bursts, N=10 no symptom recording, N=7 only other reflux related symptoms without cough bursts during MII-pH, N=5 incomplete MII-pH recording, N=3 no completion of anti-reflux therapy and N=2 loss to follow-up |
Cough episodes - SAP (n (%))* 36 (34.3)
Total episodes - SAP (n (%))** 25 (23.8)
*only reviewing the recordings of cough episodes (not the other reflux-related symptoms such as regurgitation and heartburn)
** involved the total symptoms (cough and all the other reflux-related symptoms). |
Authors conclusion C-SAP was superior to T-SAP for the identification of GERC, especially non-acid GERC in that it had higher sensitivity and a similar high specificity. C-SAP may therefore improve the diagnostic yield of GERC, even though its efficacy was suboptimal.
Remarks The patients were instructed to maintain their normal daily life and push an event marker on the digital data logger whenever cough or other reflux-related symptoms occurred. They were also asked to keep a journal to record the timing of meals, recumbent position, and symptom episodes in detail. These data were used to check the appropriate use of the event button and distinguish the type of symptoms. |
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Li X, Lin S, Wang Z, Zhang H, Sun X, Li J, Wu D, Ke M, Fang X. Gastroesophageal reflux disease and chronic cough: A possible mechanism elucidated by ambulatory pH-impedance-pressure monitoring. Neurogastroenterol Motil. 2019 Dec;31(12):e13707. doi: 10.1111/nmo.13707. Epub 2019 Sep 3. PMID: 31482661; PMCID: PMC6899806. |
Not clear whether patients stopped PPIs before pH-monitoring |
Herregods TVK, Pauwels A, Tack J, Smout AJPM, Bredenoord AJ. Reflux-cough syndrome: Assessment of temporal association between reflux episodes and cough bursts. Neurogastroenterol Motil. 2017 Dec;29(12). doi: 10.1111/nmo.13129. Epub 2017 Jun 14. PMID: 28612466. |
Same patient group as Herregods, 2018 |
Irwin RS, Richter JE. Gastroesophageal reflux and chronic cough. Am J Gastroenterol. 2000 Aug;95(8 Suppl):S9-14. doi: 10.1016/s0002-9270(00)01073-x. PMID: 10950100. |
Narrative review |
Wang S, Wen S, Bai X, Zhang M, Zhu Y, Wu M, Lu L, Shi C, Yu L, Xu X. Diagnostic value of reflux episodes in gastroesophageal reflux-induced chronic cough: a novel predictive indicator. Ther Adv Chronic Dis. 2022 Aug 17;13:20406223221117455. doi: 10.1177/20406223221117455. PMID: 36003286; PMCID: PMC9393933. |
wrong outcomes |
Ribolsi M, Savarino E, De Bortoli N, Balestrieri P, Furnari M, Martinucci I, Casale M, Greco F, Salvinelli F, Savarino V, Marchi S, Cicala M. Reflux pattern and role of impedance-pH variables in predicting PPI response in patients with suspected GERD-related chronic cough. Aliment Pharmacol Ther. 2014 Oct;40(8):966-73. doi: 10.1111/apt.12919. Epub 2014 Aug 11. PMID: 25109844. |
wrong outcomes |
Ummarino D, Vandermeulen L, Roosens B, Urbain D, Hauser B, Vandenplas Y. Gastroesophageal reflux evaluation in patients affected by chronic cough: Restech versus multichannel intraluminal impedance/pH metry. Laryngoscope. 2013 Apr;123(4):980-4. doi: 10.1002/lary.23738. Epub 2012 Sep 28. PMID: 23023943. |
Only 10 patients included |
Kawamura O, Shimoyama Y, Hosaka H, Kuribayashi S, Maeda M, Nagoshi A, Zai H, Kusano M. Increase of weakly acidic gas esophagopharyngeal reflux (EPR) and swallowing-induced acidic/weakly acidic EPR in patients with chronic cough responding to proton pump inhibitors. Neurogastroenterol Motil. 2011 May;23(5):411-8, e172. doi: 10.1111/j.1365-2982.2010.01658.x. Epub 2011 Jan 6. PMID: 21210893. |
Only 10 patients included |
Tutuian R, Mainie I, Agrawal A, Adams D, Castell DO. Nonacid reflux in patients with chronic cough on acid-suppressive therapy. Chest. 2006 Aug;130(2):386-91. doi: 10.1378/chest.130.2.386. PMID: 16899836. |
MII-pH monitoring on acid-suppressive therapy |
Rybka A, Malesa K, Radlińska O, Krakowiak K, Grabczak EM, Dąbrowska M, Chazan R. The utility of oesophageal pH monitoring in diagnosing gastroesophageal reflux disease-related chronic cough. Pneumonol Alergol Pol. 2014;82(6):489-94. doi: 10.5603/PiAP.2014.0065. PMID: 25339558. |
SAP and SI are only presented for patients with diagnosed GERD-related chronic cough |
Ribolsi M, Luca Guarino MP, Balestrieri P, Altomare A, Tullio A, Petitti T, Cicala M. The Results From Up-Front Esophageal Testing Predict Proton Pump Inhibitor Response in Patients With Chronic Cough. Am J Gastroenterol. 2021 Nov 1;116(11):2199-2206. doi: 10.14309/ajg.0000000000001389. PMID: 34287222. |
wrong outcomes |
Patterson N, Mainie I, Rafferty G, McGarvey L, Heaney L, Tutuian R, Castell D, Johnston BT. Nonacid reflux episodes reaching the pharynx are important factors associated with cough. J Clin Gastroenterol. 2009 May-Jun;43(5):414-9. doi: 10.1097/MCG.0b013e31818859a3. PMID: 19197196. |
wrong population |
Wunderlich AW, Murray JA. Temporal correlation between chronic cough and gastroesophageal reflux disease. Dig Dis Sci. 2003 Jun;48(6):1050-6. doi: 10.1023/a:1023748225229. PMID: 12822861. |
pH monitoring in part of the study population on acid-suppressive therapy |
Lee JH, Park SY, Cho SB, Lee WS, Park CH, Koh YI, Joo YE, Kim HS, Choi SK, Rew JS. Reflux episode reaching the proximal esophagus are associated with chronic cough. Gut Liver. 2012 Apr;6(2):197-202. doi: 10.5009/gnl.2012.6.2.197. Epub 2012 Apr 17. PMID: 22570748; PMCID: PMC3343157. |
wrong outcomes |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 14-10-2024
Laatst geautoriseerd : 14-10-2024
Geplande herbeoordeling : 14-10-2026
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). Patiëntenparticipatie bij deze richtlijn werd medegefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten (SKPC) binnen het programma KIDZ.
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met GORZ.
Werkgroep
- Prof. dr. A.J. Bredenoord, MDL-arts, Amsterdam UMC, NVMDL (voorzitter)
- Dr. J.M. Conchillo, MDL-arts, Maastricht UMC+, NVMDL
- Dr. R.C.H. Scheffer, MDL-arts, Jeroen Bosch Ziekenhuis, NVMDL
- Prof. dr. B.L.A.M. Weusten, MDL-arts, UMC Utrecht en Sint Antonius Ziekenhuis Nieuwegein, NVMDL
- Dr. V.B. Nieuwenhuijs, Chirurg, Isala, NVvH
- Dr. W.E. Hueting, Chirurg, Alrijne Ziekenhuis, NVvH
- Prof. dr. M.E. Numans, hoogleraar huisartsengeneeskunde/huisarts, Leiden Universitair Medisch Centrum, NHG
- I. van Ee, Adviseur patientenbelang, Patientenfederatie Nederland
Klankbordgroep
- M. Claassen, diëtist, Baseline Diëtisten, NVD
- Dr. J.W.K. van den Berg, longarts, Isala, NVALT
- Drs. R.N.P.M. Rinkel, KNO-arts, Amsterdam UMC, NVKNO
- Drs. A. Horikx, apotheker, KNMP
- Drs. A. van der Beek, Internist, Ziekenhuis Rivierenland, NIV
- Drs. I.B.Y. Tack, arts VG, Erasmus MC, NVAVG
- A.M.M. Botter – Mulder MSc, apotheker, Brocacef Ziekenhuisfarmacie, NVAVG
Met ondersteuning van
- H. Olthuis-van Essen MSc, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. N. Kampstra, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroep
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Prof. dr. A.J. Bredenoord (voorzitter) |
MDL-arts, Amsterdam UMC |
Lid Medische Ethische Toetsing Commissie AMC (onbetaald), Voorzitter Europese EoE research Network EUREOS (onbetaald), Lid Raad van Toezicht MLDS (onbetaald) |
Onderwijsvergoedingen door Laborie en Medtronic, Organisator diverse symposia welke deels gesponsord werden door commerciële partijen; PI van onderzoek EoE, financier Nutricia; PI van onderzoek medicatie nuldelijn, financier Bayer en Norgine (afgerond bij start richtlijn, niet behandeld in richtlijn); betrokken bij onderzoek experimenteel behandelapparaat, financier SST (niet behandeld in richtlijn). |
Geen restricties |
Dr. J.M. Conchillo |
MDL-arts, Maastricht UMC+ |
Secretaris sectie Neurogastroenterologie en Motiliteit NVGE (onbetaald) |
Geen |
Geen restricties |
Dr. R.C.H. Scheffer |
MDL-arts, Jeroen Bosch Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Prof. dr. B.L.A.M. Weusten |
MDL-arts, UMC Utrecht |
Geen |
Allen buiten de scope van de richtlijn: Consultancy Pentax Medical en financiering voor onderzoek over cryoballonablatie (in het kader van Barrett-slokdarm en behandeling diabetes), PI van onderzoek naar cryonballonablatie in Barrett-slokdarm; PI van dosefinding onderzoek voor cryoablatieballon, financier C2-therapeutics en Pentax MEdical; PI van (dierexperimenteel) onderzoek naar nieuwe vorm van ablatie bij Barrett-slokdarm. |
Geen restricties |
Dr. V.B. Nieuwenhuijs |
Chirurg, Isala |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Dr. W.E. Hueting |
Chirurg, Alrijne Ziekenhuis |
Voorzitter netwerk Zuur chirurgen antireflux en hiatale hernia, invited speaker B/D |
Geen |
Geen restricties |
Prof. dr. M.E. Numans |
hoogleraar huisartsengeneeskunde LUMC
|
Huisarts in Utrecht (betaald); Richtlijnontwikkeling NHG: maagklachten, leveraandoeningen |
Project leefstijlinterventies bij refluxklachten, geen projectleider, financier: MLDS |
Geen restricties |
I. van Ee |
Adviseur patiëntenbelang, Patientenfederatie Nederland |
Patiëntvertegenwoordiger EUPATI-fellow, Coördinator patiëntenparticipatie en onderzoek en lid central redactie bij Psoriasis patiënten Nederland (onbetaald). |
Geen |
Geen restricties |
Klankbordgroep
Klankbord-groep lid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
M. Claassen |
Diëtist, Baseline Diëtisten |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Dr. J.W.K. van den Berg |
Longarts, Isala |
Geen |
Chronische hoest studies, projectleider, financiële ondersteuning door MSD |
Geen restricties |
Drs. R.N.P.M. Rinkel |
KNO-arts, Amsterdam UMC |
Lid Beroepsgenoot Tuchtcollege; Raad van Advies Fontys Hogeschool Logopedie |
Geen |
Geen restricties |
Drs. A. Horikx |
Apotheker KNMP |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Drs. A. van der Beek |
Internist, Ziekenhuis Rivierenland |
voorzitter adviescommissie GE NIV (onbetaald) |
Geen |
Geen restricties |
Drs. I.B.Y. Tack |
Arts VG voor dokter Tack, Docent Erasmus MC |
Consulent CCe (betaald); gastdocent huisartsenopleiding/GZ Psychologen/LACCS (betaald); commissie onderwijs NVAVG (onbetaald) |
Geen |
Geen restricties |
A.M.M. Botter – Mulder MSc |
Apotheker, Brocacef Ziekenhuisfarmacie |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door afvaardiging van de Patientenfederatie Nederland in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen (zie kopje waarden en voorkeuren van patiënten). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patientenfederatie Nederland en de aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt .
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Diagnostiek chronische hoest |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zullen hebben voor de collectieve uitgaven. |
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met GORZ. Tevens zijn er (aanvullende) knelpunten aangedragen door de Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen, Nederlandse Internisten Vereniging, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie, Nederlands Huisartsen Genootschap, Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, Nederlandse Vereniging van ZiekenhuisApothekers, Zorginstituut Nederland, Nederlandse Vereniging van Diëtisten, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, Nederlandse Vereniging Artsen Verstandelijk Gehandicapten, Nederlandse Vereniging voor Gynaecologie en Obstetrie, Nederlandse Vereniging voor Pathologie, Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen via een schriftelijke knelpuntenanalyse. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd (pending).
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.