Point-of-care creatinine bepaling bij CNS
Uitgangsvraag
Wat is de betrouwbaarheid van een point-of-care creatinine bepaling? Wat is er bekend over de toegevoegde waarde in het diagnostisch of begeleidingsproces?
Aanbeveling
Vanwege de beperkte diagnostische accuratesse wordt point-of-care creatinine bepaling, met als doel afwijkende nierfuncties op te sporen waarbij de medicatie moet worden aangepast, niet aanbevolen.
Indien in uitzonderingssituaties toch gebruik wordt gemaakt van point-of-care creatinine bepaling, dient zo snel mogelijk confirmatie van de nierfunctie via de voorschrijver op de gebruikelijke wijze plaats te vinden.
Overwegingen
Er is weinig goed onderzoek naar de diagnostische accuratesse van point-of-care creatinine bepalingen voor het opsporen van CNS bij patiënten met onbekende nierfunctie, teneinde patiënten te identificeren bij wie de medicatie vanwege een afwijkende nierfunctie moet worden aangepast.
Point-of-care bepalingen kunnen bijvoorbeeld nuttig zijn als spoed vereist is en de voorschrijver niet bereikbaar is voor overleg. Indien in een dergelijke uitzonderingssituatie toch gebruik wordt gemaakt van point-of-care testing, dient zo snel mogelijk conformatie van de nierfunctie via de voorschrijver op de gebruikelijke wijze plaats te vinden.
Vooralsnog is onvoldoende bekend, in hoeverre de creatinine uitslagen verkregen met de momenteel toegepaste point-of-care bepalingen uitwisselbaar zijn met die van IDMS-traceerbare laboratoriumbepalingen. Het is van belang dat de eGFR zodanig betrouwbaar wordt bepaald, dat met voldoende zekerheid wordt vastgesteld of de voorgeschreven medicatie in een gegeven dosering veilig kan worden verstrekt aan een patiënt met een verlaagde nierfunctie. Het is zinvol om de prestaties van point-of-care apparatuur systematisch in kaart te brengen; daarbij zal naar verwachting van de werkgroep verbetering van de analytische prestaties een aanzienlijke impact hebben op de klinische bruikbaarheid van point-of-care bepalingen.
Voor achtergrondinformatie wordt verwezen naar de richtlijn Point of Care Testing (POCT) in de huisartsenzorg.
Onderbouwing
Conclusies
De huidige point-of-care creatininebepalingen halen niet de diagnostische accuratesse, die nodig is voor het opsporen van patiënten met chronische nierschade.
Shephard, 2010 |
Samenvatting literatuur
Geerts et al. onderzochten de haalbaarheid van point-of-care creatinine testen in openbare apotheken om de medicamenteuze behandeling van ambulante oudere patiënten te controleren [Geerts, 2013]. In dit onderzoek werden 3 openbare apotheken en 5 huisartsenpraktijken in 2 Nederlandse steden geïncludeerd. Alle patiënten ≥70 jaar die medicatie voor diabetes mellitus en/of cardiovasculaire aandoeningen gebruikten die door de nieren geklaard worden, werden geïdentificeerd. Patiënten bij wie de nierfunctie niet bekend was, konden geïncludeerd worden in de studie. Creatininemeting werd gedaan in bloed dat via een vingerprik was verkregen, met i-STAT apparatuur. De GFR werd geschat middels de MDRD formule. Als de eGFR binnen 10% van de aanpassingsdrempelwaarde voor een bepaald medicament was, werd de patiënt gevraagd na een week opnieuw een bepaling te laten doen. De medicatie werd beoordeeld in relatie tot de bepaalde nierfunctie, waarbij er een alertmelding volgde als de eGFR onder de medicatiespecifieke drempelwaarde kwam. Dit werd beoordeeld door de apotheker en zo nodig werd het behandelplan in overleg met de huisarts aangepast. Patiënten, huisartsen en apothekers beoordeelden de haalbaarheid van het onderzoek met behulp van een vragenlijst. Aan het onderzoek namen 44 patiënten deel (uit een totale groep van 338 patiënten). Van deze groep kwamen 24 patiënten in aanmerking voor medicatie-aanpassing vanwege de gevonden verminderde nierfunctie. Bij 3 patiënten was een hertest na een week nodig. Patiënten, huisartsen en apothekers bleken over het algemeen tevreden over de haalbaarheid, waarbij huisartsen de efficiëntie wat lager waardeerden. De auteurs concluderen dat point-of-care testing bij oudere patiënten in openbare apotheken haalbaar en acceptabel is, maar dat voor goede diagnostiek goed getraind personeel en supervisie van een klinisch chemisch laboratorium noodzakelijk is.
Shephard et al. onderzochten de testeigenschappen van een point-of-care creatinine test (Nova StatSensor) voor de screening op CNS, waarbij werd vergeleken met een enzymatische creatininebepaling [Shephard, 2010]. In dit onderzoek werden 63 patiënten die een nierkliniek of dialysecentrum bezochten en 37 gezonde vrijwilligers geïncludeerd. De point-of-care bepaling werd gedaan in 1,2 µl capillair bloed, waarbij een tweevoudige bepaling werd gedaan. De creatininewaarden (bepaald in het laboratorium) varieerden van 46 tot 962 µmol/l. De waarden bepaald met de point-of-care test lagen gemiddeld genomen lager (gemiddeld verschil 47,3 µmol/l). Bij 7 van de 53 patiënten die met de referentietest een eGFR <60 ml/min hadden, werd die als fout-negatief (dus >60 ml/min) getest met de point-of-care test. Er waren geen fout-positieve resultaten. De beide point-of-care bepalingen bleken relatief veel te variëren (-35 tot 34 µmol/l). De auteurs concluderen dat verbetering van de testeigenschappen noodzakelijk is.
Kosack et al. voerden een prospectieve patiënt-controle evaluatie uit van de diagnostische accuratesse van een point-of-care creatinine test (Nova StatSensor Xpress) vergeleken met een labtest in een klinisch chemisch laboratorium van een Nederlands ziekenhuis [Kosack, 2015]. In het onderzoek zijn geen patiëntendata opgenomen, zodat interpretatie van de verkregen data niet goed mogelijk is. De auteurs vinden goede overeenkomsten tussen de point-of-care test en de referentietest, behalve bij hoge creatininewaarden. De creatinineklaring kon niet berekend worden, vanwege gebrek aan patiëntengegevens.
Avila et al. onderzochten diverse eigenschappen van een microchip voor eenmalig gebruik als point-of-care creatininebepaling voor de diagnose van nierziekten [Avila, 2013]. Hierbij werden samples van poliklinische patiënten, medewerkers en dialysepatiënten bestudeerd. In dit onderzoek is echter niet de diagnostische accuratesse ten opzichte van een referentietest (gouden standaard) beschreven.
Lomakin et al. publiceerden een systematische review over de testeigenschappen van een point-of-care creatininebepaling om patiënten at risk voor contrastnefropathie te herkennen [Lomakin, 2014]. In deze review werden 13 studies opgenomen met in totaal 3.185 patiënten. Bij de meeste van deze studies was de uiteindelijke prevalentie van nierschade (eGFR < 60 ml/min/1,73 m2) niet vermeld. Vanwege heterogeniteit was er geen pooling van de gevonden data. De sensitiviteit en specificiteit konden in slechts 4 studies bepaald worden. De sensitiviteit varieerde tussen 16% en 97%; de specificiteit tussen 84% en 100%. De correlatie tussen point-of-care metingen en referentiestandaarden was slechter bij lagere nierfunctie. De studies van Haneder et al. en Morita et al. waren geïncludeerd in de review van Lomakin en worden derhalve hier niet nader besproken [Haneder, 2012; Morita, 2011]. Voor wat betreft de interpretatie van deze studies moet aangegeven worden dat deze studies bij een andere populatie gedaan zijn (bijv. patiënten met verdenking maligniteit) dan de patiënten die voor deze richtlijn relevant zijn. De testeigenschappen kunnen daardoor variëren.
Zoeken en selecteren
Om een antwoord te vinden op deze uitgangsvraag is op 8 februari 2016 gezocht naar literatuur in PubMed. Dit leverde 61 abstracts op, die niet goed bleken aan te sluiten bij de uitgangsvraag. Daarom is de search verbreed en is op 17 februari 2016 opnieuw gezocht in PubMed (zie de zoekverantwoording). Dit leverde 104 abstracts op. Deze abstracts zijn geselecteerd op onderwerp (sluit het artikel aan bij de uitgangsvraag en komt de onderzoekspopulatie enigszins overeen met de doelgroep van deze richtlijn) en research design (geen narratief onderzoek of case reports). Dit selectieproces resulteerde in 7 artikelen, die fulltekst zijn beoordeeld.
Referenties
- Avila M, Floris A, Staal S, Rios A, Eijkel J, Berg A van den. Point of care creatinine measurement for diagnosis of renal disease using a disposable microchip. Electrophoresis 2013; 34: 2956-61.
- Geerts AFJ, Koning FHP de, Vooght KMK de, Egberts ACG, Smet PAGM de, Solinge WW van. Feasibility of point-of-care creatinine testing in community pharmacy to monitor drug therapy in ambulatory elderly patients. J Clin Pharm Ther 2013; 38: 416-22.
- Haneder S, Gutfleisch A, Meier C, Brade J, Hannak D, Schoenberg SO, et al. Evaluation of a handheld creatinine measurement device for real-time determination of serum creatinine in radiology departments. World J Radiol 2012; 4: 328-34.
- Kosack CS, Kieviet W de, Bayrak K, Milovic A, Page AL. Evaluation of the Nova StatSensor ® XpressTM creatinine point-of-care handheld analyser. PLOS One 2015; 10: e0122433.
- Lomakin FM, Tobar C. Accuracy of point-of-care serum creatinine devices for detecting patients at risk of contrast-induced nephropa-thy: a critical overview. Crit Rev Clin Lab Sci 2014; 51: 332-43.
- Morita S, Suzuki K, Masukawa A, Ueno E. Assessing renal function with a rapid, handy, point-of-care whole blood creatinine meter before using contrast materials. Jpn J Radiol 2011; 29: 187-93.
- Shephard M, Peake M, Corso O, Shephard A, Mazzachi B, Spaeth B, et al. Assessment of the Nova StatSensor whole blood point-of-care creatinine analyzer for the measurement of kidney function in screening for chronic kidney disease. Clin Chem Lab Med 2010; 48: 1113-9.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 18-01-2018
Laatst geautoriseerd : 18-01-2018
Geplande herbeoordeling :
Jaarlijks wordt door de initiatiefnemers van de ontwikkeling van deze richtlijn bepaald of actualisatie van de richtlijn nodig is. Indien actualisatie gewenst is, spannen de initiatiefnemers zich in om de hiervoor noodzakelijke voorwaarden (bijvoorbeeld financiering, samenstelling werkgroep) te realiseren. Nieuwe of nog niet behandelde knelpunten kunnen aanleiding zijn tot actualisatie van de richtlijn.
Algemene gegevens
Deze richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met:
- Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie
- Nederlandse Federatie voor Nefrologie
- Nederlandse Vereniging van Diëtisten / Diëtisten Nierziekten Nederland
- Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
- Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
- Nierpatiënten Vereniging Nederland
Met ondersteuning van:
- Nederlands Huisartsen Genootschap
- Nederlandse Internisten Vereniging
- PROVA
De ontwikkeling van deze richtlijn is gefinancierd vanuit een projectbudget door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten en het Nederlands Huisartsen Genootschap.
Doel en doelgroep
Doel
Het doel van deze richtlijn is de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid van patiënten met CNS te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren. In deze richtlijn zijn aanbevelingen geformuleerd die professionals in de zorg hiertoe handvaten geven. Daarbij is het doel bovendien de zorg in de eerste en tweede lijn zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen en daarbij uitdrukkelijk het patiëntenperspectief een plaats te geven.
Doelgroep
De doelgroep van deze richtlijn zijn professionals die zich bezig houden met de zorg voor patiënten met CNS. Hieronder worden in ieder geval verstaan: huisartsen, internisten, internist-nefrologen, apothekers, laboratoriumspecialisten klinische chemie en diëtisten. Ook andere professionals, zoals andere medisch specialisten, verpleegkundigen en maatschappelijk werkenden, kunnen hun voordeel doen met deze richtlijn.
Samenstelling werkgroep
Voor de ontwikkeling van deze richtlijn is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, onder voorzitterschap van dhr. dr. Marc Hemmelder, internist-nefroloog, en mw. drs. Jacintha van Balen, huisarts. In de werkgroep hebben gemandateerde vertegenwoordigers van de volgende beroepsverenigingen zitting:
- Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie
- Nederlands Huisartsen Genootschap
- Nederlandse Internisten Vereniging / Nederlandse Federatie voor Nefrologie
- Nederlandse Vereniging van Diëtisten / Diëtisten Nierziekten Nederland
- Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
- Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
Om het patiëntenperspectief in de werkgroep te waarborgen, hadden twee vertegenwoordigers van de Nierpatiënten Vereniging Nederland zitting in de werkgroep. De werkgroep werd procedureel en methodologisch ondersteund door PROVA. Logistieke ondersteuning is gegeven door de Nederlandse Internisten Vereniging en het Nederlands Huisartsen Genootschap. Het secretariaat is gevoerd door het Nederlands Huisartsen Genootschap.
Synchroon aan de ontwikkeling van deze multidisciplinaire richtlijn zijn de NHG-Standaard Chronische Nierschade en aanvullende NIV-modules Chronische Nierschade ontwikkeld. De werkgroepleden van de Standaardwerkgroep en van de NIV-werkgroep maakten deel uit van de werkgroep van de multidisciplinaire richtlijn, om zo alle trajecten zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen.
- Mw. drs. Jacintha van Balen, huisarts, Nederlands Huisartsen Genootschap, Utrecht, namens het Nederlands Huisartsen Genootschap – voorzitter
- Dhr. dr. Marc Hemmelder, internist-nefroloog, Nefrovisie, Utrecht, namens de Nederlandse Internisten Vereniging en de Nederlandse Federatie voor Nefrologie – voorzitter
- Mw. drs. Mariska Tuut, epidemioloog, PROVA, Varsseveld – secretaris
- Dhr. Peter van Cuijk, Apeldoorn, ervaringsdeskundige, namens de Nierpatiënten Vereniging Nederland
- Dhr. prof. dr. Ron Gansevoort, internist-nefroloog, UMC Groningen, namens de Nederlandse Internisten Vereniging en de Nederlandse Federatie voor Nefrologie
- Dhr. dr. Wim de Grauw, huisarts te Berghem, Radboudumc, Nijmegen, namens het Nederlands Huisartsen Genootschap
- Mw. Inez Jans, diëtist, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede, namens Nederlandse Vereniging van Diëtisten en Diëtisten Nierziekten Nederland
- Mw. dr. Birgit Koch, ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog, Erasmus MC, Rotterdam, namens de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
- Mw. drs. Karen de Leest, apotheker, Apotheek de Roerdomp, Nieuwegein, namens de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie
- Mw. drs. Karen Prantl, Bussum, coördinator kwaliteit & onderzoek, Nierpatiënten Vereniging Nederland, namens de Nierpatiënten Vereniging Nederland
- Dhr. dr. Paul Schenk, laboratoriumspecialist klinische chemie / klinisch chemicus, LUMC, Leiden, namens de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
- Mw. dr. Nynke Scherpbier, huisarts, Radboudumc, Nijmegen, namens het Nederlands Huisartsen Genootschap
- Mw. drs. Judith Tjin-A-Ton, huisarts, Amstelveen, namens het Nederlands Huisartsen Genootschap
- Mw. dr. Neelke van der Weerd, internist-nefroloog, AMC, Amsterdam, namens de Nederlandse Internisten Vereniging en de Nederlandse Federatie voor Nefrologie
Belangenverklaringen
Naam |
Namens |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Reputatie-management |
Extern gefinancierd onderzoek |
Kennis-valorisatie |
Overige belangen |
Jacintha van Balen |
NHG |
Huisarts 0,6 FTE; Teamleider afdeling Richtlijnen en Wetenschap |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Marc Hemmelder |
NIV / NFN |
Internist-nefroloog Medisch Centrum Leeuwarden (0,6 FTE) Uitvoerend bestuurder Nefrovisie (0,4 FTE) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Dolomites studie van Astellas |
Renine, registratie van patiënten met nierfunctievervaning in Nederland. Onderdeel van Nefrovisie |
Geen |
Mariska Tuut |
onafhankelijk |
Eigenaar PROVA, adviesbureau voor procesmatige en methodologische ondersteuning bij de ontwikkeling van evidence-based richtlijnen en andere kwaliteitsinstrumenten |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Peter van Cuijk |
NVN |
Ruim 35 jaar gewerkt in de Jeugdhulpverlening als orthopedagoog en manager. Ervaring in diverse settingen en diverse functie's, zowel inhoudelijk, uitvoerend en in de aansturing/management. |
bestuursfunctie (penningmeester) amateur-theatervereniging De Apeldoornse Komedie |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Ron Gansevoort |
NIV / NFN |
Internist-nefroloog, UMCG |
Lid bestuur Nederlandse Federatie voor Nefrologie (sectie Wetenschap); Lid Wetenschappelijke Adviesraad Nierstichting; Lid redactie wetenschappelijke tijdschriften: American Journal of Kidney Diseases, Clinical Journal of the American Society of Neprology, European Medical Journal Nephrology, Journal of Nephrology, Nephrology Dialysis and Transplantation, Nephron Clinical Practice (alle functies onbetaald) |
Geen |
Geen |
Lid wetenschappelijke adviesraad Nierstichting |
Geen |
Geen |
Geen |
Wim de Grauw |
NHG |
Huisarts te Berghem (0,7 fte); Senior staflid huisarts-onderzoeker afdeling Eerstelijns Geneeskunde Radboudumc Nijmegen (0,3 fte) |
Herder bij diverse professionele begrazingsbedrijven |
Geen |
Geen |
Onderzoek op het gebied van Chronische Nierschade is een belangrijk onderdeel van de onderzoekslijn vaatschade van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde Radboudumc in samenwerking met de afdeling Nefrologie Radboudumc |
De afdeling Eerstelijns Geneeskunde ontvangt subsidie van de Nierstichting Nederland voor onderzoek op het gebied van Chronische Nierschade |
Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde Radboudumc heeft samen met de afdeling Nefrologie Radboudumc en Zorgdomein Telenefrologie ontwikkeld, een e-health applicatie voor consultatie tussen huisarts en nefroloog |
Geen |
Inez Jans |
NVD / DNN |
Diëtist, aandachtsgebied nierziekten en voedingsteam, Ziekenhuis Gelderse Vallei (fulltime dienstverband) |
Extern assessor Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Voeding en Diëtetiek (flex contract); Actief lid Diëtisten Nierziekten Nederland (voorzitter DNN werkgroep kwaliteit; lid DNN werkgroep richtlijnen); vanuit die rol lid van de werkgroep multidisciplinaire richtlijn chronisch nierfalen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Birgit Koch |
NVZA |
Ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog 0,85 FTE |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
ZonMw: PK/PD antipsychotica; Stichting Coolsingel: middelenmisbruik zwangerschap |
n.v.t. |
n.v.t. |
Karen de Leest |
KNMP |
Apotheker, Apotheek de Roerdomp, Nieuwegein, 24 uur/week |
Wetenschappelijk medewerker KNMP, 10 uur/week |
Geen |
Geen |
Redactielid Vascuzine, tijdschrift v.d. Vasculitis patiënten vereniging, vrijwilligerswerk, geen boegbeeldfunctie |
Geen |
Geen |
Nee |
Karen Prantl |
NVN |
Beleidsmedewerker kwaliteit |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Paul Schenk |
NVKC |
Klinisch chemicus/ laboratoriumspecialist Klinische chemie, LUMC Leiden (voltijds, loondienst) |
Geen nevenwerkzaamheden buiten LUMC |
Geen persoonlijke financiële belangen |
Geen relevante persoonlijke relaties als hier bedoeld |
Geen relevante posities als hier bedoeld |
Geen relevant extern gefinancierd onderzoek |
Geen relevante valorisatie |
Nee, geen relevante overige belangen |
Nynke Scherpbier |
NHG |
Opleidingsdirecteur extramurale vervolgopleidingen RadboudUMC 0,8 FTE; huisarts 0,2 FTE |
Council member EURACT, Europese organisatie voor opleiden in de huisartsgeneeskunde (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Geen |
Ik ben co-promotor van een promotietraject dat wordt gefinancierd door de Nierstichting met als doel te onderzoeken: 1. wat belemmerende en bevorderende factoren zijn in het naleven van de LTA; 2. hoe patiënten de voorlichting over CNS ervaren; 3. of het mogelijk is om veilige wijze bepaalde patiënten terug te verwijzen vanuit de tweede naar de eerste lijn |
Afdeling Eerstelijnsge-neeskunde Radbou-dumc heeft samen met de afdeling Nefro-logie Radboudumc en Zorgdomein Telenefrologie ontwikkeld, een e-health applicatie voor consultatie tus-sen huisarts en nefroloog |
Geen |
Judith Tjin-A-Ton |
NHG |
Huisarts |
Kaderhuisarts hart- en vaatziekten: kwaliteitscommissie en werkgroep HVZ bij Amstellandzorg BV (betaald) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Neelke van der Weerd |
NIV / NFN |
Internist-nefroloog AMC Amsterdam |
- |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Gedurende het hele proces van richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met implementatie van de richtlijn in de praktijk, bijvoorbeeld bij de samenstelling van de werkgroep, de brede knelpunteninventarisatie en de uitgebreide commentaarronde. De werkgroep heeft adviezen voor implementatie (implementatieplan) en indicatoren geformuleerd. Deze zijn opgenomen onder de aanverwante producten.
Na autorisatie van de richtlijn wordt deze ten minste op de website van de Nederlandse Internisten Vereniging en het Nederlands Huisartsen Genootschap gepubliceerd. Ook andere deelnemende partijen zijn vrij de richtlijn op hun website te publiceren. De richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan www.richtlijnendatabase.nl. Daarnaast wordt getracht samenvattingen van de richtlijn in Nederlandse tijdschriften te publiceren, aandacht aan de richtlijn te besteden op congressen, en nascholingsmateriaal en voorlichtingsmateriaal te ontwikkelen, om zo de implementatie van de richtlijn te bevorderen.
Een voor patiënten begrijpelijke samenvatting van de aanbevelingen uit deze richtlijn komt beschikbaar via www.thuisarts.nl. Een verdieping daarvan komt beschikbaar via de website van de Nierstichting/Nederlandse Vereniging van Nierpatiënten.
Werkwijze
Knelpunteninventarisatie
De richtlijnwerkgroep heeft in de eerste werkgroepvergadering knelpunten benoemd in de zorg voor patiënten met CNS. Deze knelpunten zijn in een invitational conference voorgelegd aan belanghebbenden, waarbij ook is gediscussieerd over aanvullende knelpunten. Voor deze invitational conference zijn, naast vertegenwoordigers van verenigingen die in de werkgroep afgevaardigd zijn, de volgende partijen uitgenodigd:
- Federatie Medisch Coördinerende Centra
- Inspectie voor de Gezondheidszorg
- Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra
- Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
- Nederlandse Zorgautoriteit
- Nierstichting Nederland
- Patiëntenfederatie Nederland
- Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen
- Vereniging Maatschappelijk Werk Nefrologie
- Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
- ZorgInstituut Nederland
- Zorgverzekeraars Nederland
De richtlijnwerkgroep heeft de input vanuit de knelpunteninventarisatie geanalyseerd en in de tweede werkgroepvergadering de knelpunten en uitgangsvragen vastgesteld.
Uitwerking knelpunten en uitgangsvragen in conceptrichtlijn
Per knelpunt werd door de werkgroep vooraf bepaald op welke wijze dit knelpunt zou worden behandeld: met behulp van systematisch literatuuronderzoek (evidence-based) of meer op basis van bestaande richtlijnen en professionele expertise in de werkgroep. Er was financiering voor de uitwerking van een beperkt aantal vragen met behulp van systematisch literatuuronderzoek. Om toch ook de andere belangrijke knelpunten een plaats te geven in deze richtlijn, is voor uitwerking van de resterende knelpunten voor een minder arbeidsintensieve wijze gekozen. De wijze van uitwerking van de knelpunten/uitgangsvragen staat per uitgangsvraag vermeld in de verschillende modules van deze richtlijn. De keuze van de knelpunten die met systematisch literatuuronderzoek zijn beantwoord is gemaakt door de gezamenlijke werkgroep, op basis van verwachting dat het literatuuronderzoek mogelijk tot nieuwe inzichten zou leiden en de afwezigheid van recente internationale richtlijnen over de specifieke uitgangsvraag.
De uitwerking van de knelpunten in conceptteksten werd voorbereid door de epidemioloog die bij de ontwikkeling van de richtlijn betrokken was. Per knelpunt werd deze inhoudelijk bijgestaan door een aantal werkgroepleden, afhankelijk van het onderwerp. De conceptteksten werden plenair tijdens de werkgroepvergaderingen besproken, en na discussie bijgesteld. De richtlijnwerkgroep is 9 maal bijeen geweest, alvorens de conceptrichtlijn is vastgesteld.
Bij veel uitgangsvragen is voor de onderbouwing gebruik gemaakt van internationale richtlijnen op het gebied van CNS. De KDIGO richtlijn en de NICE richtlijn over chronische nierschade zijn op kwaliteit beoordeeld bij aanvang van de ontwikkeling van deze multidisciplinaire richtlijn. De wijze van onderbouwing van deze internationale richtlijnen werd door de richtlijnwerkgroep als adequaat beoordeeld. Beide richtlijnen maakten gebruik van de GRADE methodiek.
Voor de uitgangsvragen die met behulp van systematisch literatuuronderzoek zijn uitgewerkt, is gebruik gemaakt van de principes van de GRADE Working Group. Voor achtergrondinformatie over deze methodiek wordt verwezen naar het Dutch GRADE Network (www.dutchgradenetwork.org). Vanwege de verschillende totstandkoming van de diverse aanbevelingen heeft de werkgroep ervoor gekozen om het graderen van aanbevelingen, zoals dit wordt gepropageerd in de GRADE-methodiek, niet door te voeren in deze richtlijn. Hiermee is eenheid in de formulering van aanbevelingen gecreëerd.
De module ‘Samenwerking bij CNS’ bevat samenwerkingsafspraken: aanbevelingen voor consultatie en verwijzing tussen eerste en tweede lijn, en aanbevelingen voor samenwerking met laboratoriumspecialisten klinische chemie, diëtisten en apothekers. Hierbij zijn geen specifieke uitgangsvragen genoemd, maar is uitgegaan van eerdere samenwerkingsafspraken en uitgangspunten en aanbevelingen uit de modules ‘Diagnostiek en stadiëring bij CNS’ en ‘Beleid en behandeling bij CNS’.
Daar waar in deze richtlijn ‘hij’ genoemd staat, kan ook ‘zij’ gelezen worden.
Commentaar en autorisatie
De conceptrichtlijn is ter commentaar aangeboden aan alle partijen die bij de knelpunteninventarisatie om input gevraagd zijn. Het binnengekomen commentaar is door de werkgroep beoordeeld en verwerkt in de richtlijn. Daarbij is beargumenteerd welke commentaren wel en welke niet zijn overgenomen.
Daarna is de richtlijn ter autorisatie voorgelegd aan de partijen die in de werkgroep vertegenwoordigd zijn. De richtlijn is geautoriseerd door de Nederlandse Internisten Vereniging, het Nederlands Huisartsen Genootschap, de Nederlandse Vereniging voor Diëtisten, de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuisapothekers en de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde. Ook is de richtlijn goedgekeurd door de Nierpatiënten Vereniging Nederland.
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar op ‘evidence' gebaseerde inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Na autorisatie van de richtlijn door een beroepsvereniging, wordt de richtlijn gezien als deel van de ‘professionele standaard'. Aangezien de aanbevelingen hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de ‘gemiddelde patiënt', kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie waar nodig afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen kan in bepaalde situaties zelfs noodzakelijk zijn. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd en gedocumenteerd te worden.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.