Borstkanker - Preoperatieve cytologische diagnostiek
Aanbeveling
Wanneer kan primair gekozen worden voor cytologie?
Cytologie is geschikt voor de diagnostiek van evidente solide laesies (massa’s), ongeacht of deze palpabel of niet-palpabel zijn, bijvoorbeeld als eendagsservice in het kader van een mammapoli.
Verplichte items pathologieverslag cytologische punctie
- kwaliteit en beoordeelbaarheid;
- inhoudelijke beschrijving;
- correlatie met de bevindingen bij beeldvorming;
- conclusie, waarbij aangeraden wordt de volgende categorieën te gebruiken:
- geen diagnose, onvoldoende materiaal; herhaling van cytologisch onderzoek of histologie geïndiceerd;
- normaal borstweefsel, geen afwijkingen; overleg met radioloog over representativiteit; herhalen onderzoek bij twijfel;
- eenduidig benigne laesie, nl... (specificeren); indien beeldvorming wordt verklaard door bevindingen kan voor afwachtend beleid worden gekozen;
- niet eenduidig benigne of verdacht voor maligniteit;
- maligne.
Na cytologie moet alsnog histologie worden verkregen als:
- de cytologische uitslag valt in de categorie:
- onvoldoende materiaal;
- herhaald negatief of onzeker;
- niet eenduidig benigne of verdacht voor maligniteit.
- neoadjuvante chemotherapie geïndiceerd is;
- zekerheid over het onderscheid DCIS versus IDC moet worden verkregen.
Overwegingen
Doordat cytologie en histologie elkaar overlappen en deels aanvullen is hun rol in de huidige pre-operatieve diagnostiek minder scherp gedefinieerd dan voorheen.
Belangrijker dan de keuze tussen cytologie of histologie is het overleg tussen chirurg, radioloog en patholoog. Zij formuleren onafhankelijk een oordeel, waarbij verder beleid in consensus wordt vastgesteld in het pre-operatief multidisciplinair overleg.
Onderbouwing
Conclusies
Niveau 2 |
Cytologie is zeer sensitief en specifiek voor massa-vormende afwijkingen en derhalve zeer betrouwbaar voor triage tussen benigne en maligne afwijkingen van de borst, mitis uitgevoert door ervaren handen. Als aan deze voorwaarden door gebrek aan ervaren van bijvoorbeeld ervaren cytopathologie of het afwezigheid van een duidelijk te identificeren massa. |
Samenvatting literatuur
Cytologische dunne naald diagnostiek
Cytologische dunne naald diagnostiek onder palpatie of onder echogeleide van afwijkingen die zich bij beeldvorming presenteren als een massa kent een hoge sensitiviteit en specificiteit, vergelijkbaar met die van het histologisch biopt., mits uitgevoerd door ervaren radiologen en cytopathologen. Dit maakt dat de methode zeer geschikt is voor de triage van vrouwen die zich presenteren met een massa in de borst waarvan men wil uitslutien of het maligniteit betreft. Omdat de meerderheid van de vrouwen zich presenteert met een benigne afwijking, is in de cytologische sneldiagnostiek daar tegen zeer lage kosten snel uitsluitsel over te geven. Meestal worden dan 1-2 puncties verricht, waarbij met een 18-23G naald meerdere passages door de laesie worden gemaakt. In ervaren handen kan ook de ER/PgR-gevoeligheid ermee worden bepaald. De nadelen zijn, dat cytologie niet geschikt is om alle vraagstellingen te beantwoorden of dat daarvoor niet de vereiste expertise aanwezig is. Als er wel sprake van maligniteit, dan kan eerst worden beoordeeld of de patiënt in aanmerking komt voor neoadjuvante behandeling op basis van grootte en uitbreiding of dat gelijk geopteerd wordt voor een primaire resectie. Het is daarbij ook belangrijk dat er de gelegenheid bestaat meerdere biopten te nemen voor aanvullende moleculaire analyses die in toenemende mate in de diagnostiek worden toegepast.
Voor diagnostiek van calcificaties en niet massa-vormende laesies wordt cytologie ongeschikt geacht. Toch zijn de cijfers van verschillende studies gebaseerd op de sen is er forse variatie in sensitiviteit (65-98%) en specificiteit (34-100%) [Willems 2012].De resultaten van cytologische diagnostiek worden verder negatief beïnvloed als de vrouw jonger is dan 40 jaar, de tumor kleiner is dan 10 mm, als de procedure wordt uitgevoerd door een onervaren medewerker of als de beoordeling geschiedt door een onervaren patholoog [Boerner, 1999; Kerlikowske, 2003; Liao, 2004; Cobb, 2004]. De aanwezigheid van een cyto-patholoog ten tijde van de procedure verhoogt de accuratesse [Helbich, 2004]. In een studie van Ljung (2001) was bij getrainde artsen het percentage inconclusieve puncties 2,4%; er waren geen foutnegatieven. Bij ongetrainde artsen liep het percentage inconclusieve puncties op tot 50,4% en het percentage foutnegatieve uitslagen tot 8,3%. De resultaten blijken niet afhankelijk van de discipline, maar van de expertise met betrekking tot de procedure.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld :
Laatst geautoriseerd : 13-02-2012
Geplande herbeoordeling :
Methode ontwikkeling
Evidence based