Acute spierblessures onderste ledematen bij sporters

Initiatief: VSG Aantal modules: 11

Voorspellende factoren lies, quadriceps, kuit

Uitgangsvraag

Wat is de plaats van factoren verkregen met anamnese en fysisch onderzoek bij het voorspellen van de tijd tot sporthervatting bij sporters met acute lies-, quadriceps of kuitblessures?

Aanbeveling

Informeer de patiënt over het onvermogen om in de eerste week na de blessure een nauwkeurige voorspelling te geven van het aantal weken tot sporthervatting.

 

Informeer de patiënt dat na een spierblessures sporthervatting meestal binnen 12 weken behaald wordt. Uitzonderingen hierop zijn:

  • Een contusie letsel met een kortere tijd tot sporthervatting meestal binnen 1 tot 2 weken.
  • Een volledige ruptuur of avulsie letsel, die een beduidend langere tijd tot sporthervatting kennen van 3 tot >12 maanden, waarbij voor sommige patiënten een volledige sporthervatting niet mogelijk is.

Overweeg pijn- en krachttesten te herhalen binnen twee weken na het ontstaan van de blessure indien er behoefte is aan een nauwkeurigere indicatie over de tijd tot sporthervatting.

 

Benoem hierbij dat de tijd tot sporthervatting korter wordt naarmate bij het herhaald testen de pijn afneemt, de kracht toeneemt en het krachtsdeficit ten opzichte van de niet aangedane zijde afneemt.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Uit de systematische literatuursearch blijkt dat er geen gevalideerde predictiemodellen beschikbaar zijn die de tijd tot sporthervatting bij acute lies-, quadriceps- of kuitblessures kunnen voorspellen bij amateur- en professionele sporters die worden behandeld door de fysiotherapeut of sportarts in de eerste- en/of tweedelijnszorg. Er zijn enkel twee observationele studies beschikbaar die de associatie tussen verschillende potentiële prognostische factoren en tijd sporthervatting onderzochten. Hieruit bleek dat een breed scala aan factoren geassocieerd kunnen zijn met tijd tot sporthervatting (zie tabel 1). Het is echter onduidelijk of deze factoren de tijd tot sporthervatting kunnen voorspellen. Bovendien hebben de gevonden studies methodologische beperkingen met een verhoogd risico op bias. Hiermee kan op basis van de literatuurstudie geen uitspraken gedaan worden over prognostische factoren na een acute lies-, quadriceps- of kuitblessure. Wel geven de associatiestudies inzicht in hoeverre tijd tot sporthervatting verklaard kan worden met factoren verkregen met anamnese en fysisch onderzoek (etiologie).

 

Acute spierblessures worden op basis van het blessuremechanisme onderscheiden als ontstaan door een extern inwerkend trauma (spiercontusie; bijvoorbeeld door een botsing) of een acute spierblessure zonder inwerkend trauma. Acute spierblessures zonder inwerkend trauma worden spierverrekking, spierruptuur of spier-strain genoemd. Bij deze groep blessures kunnen in uitzonderlijke gevallen ook volledige rupturen of avulsieletsels ontstaan.

Alonso (2000) onderzocht associaties tussen prognostische factoren en de tijd tot sporthervatting in rugbyspelers met een spiercontusie. Deze studie rapporteerde geen schatting van de tijd tot herstel na een spiercontusie. Ueblacker (2015) onderzocht de tijd tot sporthervatting bij voetballers met een bovenbeenblessure. De mediane tijd tot sporthervatting was 4 dagen (IQR: 5 dagen). In deze studie werd geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende bovenbeenspieren. Zo ver bekend zijn er geen studies die de tijd tot sporthervatting rapporteren bij spiercontusies van de adductor- of kuitspieren. Het is de ervaring van de werkgroep dat spiercontusies in deze spiergroepen veel minder vaak voorkomen. Het is aannemelijk dat de meeste spiercontusies binnen 2 weken hersteld zullen zijn.

Serner (2020) onderzocht de tijd tot sporthervatting bij acute adductor spierblessures zonder extern inwerkend trauma, i.e. spier-strains. Zij vonden dat wanneer er een palpabel defect of pijn wordt waargenomen ter hoogte van de aanhechting van de pees op het bot dat de tijd tot sporthervatting 4 tot 11 weken bedraagt. Wanneer er geen pijn of palpabel defect op de aanhechting is dan bedraagt de tijd tot herstel 2 tot 4 weken. Een palpabel defect wijst op een avulsieletsel of volledige ruptuur. Pijn op de aanhechting is een indicatie van betrokkenheid van de pees.

Bayer (2017) onderzocht de tijd tot herstel na ‘vroege therapie’ (na 2 dagen) of een latere start van de therapie (na 9 dagen) bij sporters na een acute kuit (41%), quadriceps (4%) of hamstring (55%) spier-strain. Bij een vroege start van de therapie was de mediane (interquartile range) tijd tot sporthervatting 63 (49-78) dagen, en 83 (65-97) dagen bij een latere start van de therapie.

Er zijn bij de werkgroep geen studies bekend die de tijd tot herstel beschrijven na een avulsieletsel van de quadriceps. Avulsieletsels van de kuit betreffen een achillespeesruptuur. Deze rupturen vallen buiten het aandachtsgebied van de richtlijn.

 

Bij acute blessures in de lies, quadriceps en kuit, adviseert de werkgroep om pijn en spierkracht binnen 2 weken herhaald te evalueren om een meer nauwkeurige inschatting te geven van de tijd tot sporthervatting.

Serner (2020) vond een associatie tussen een set van factoren verkregen met anamnese en fysisch onderzoek en de tijd tot sporthervatting na een acute liesblessure. In dit model kwamen pijn bij palpatie, pijn tijdens lopen, en kracht van de adductoren naar voren. Voor acute spierblessures in de quadriceps of kuit zijn er data voor prognostische factoren voorhanden. De werkgroep denkt dat, net als bij acute hamstringblessures, het herhaald evalueren van pijn en kracht binnen 2 weken nuttig kan zijn. Dit is gestoeld op de studie van Jacobsen et al. (2016), de studie met de hoogst verklaarde variantie binnen het domein van de hamstring. Met 59% verklaarde variantie kan het regressiemodel een inschatting van de tijd tot sporthervatting met een 95% betrouwbaarheidsinterval van 7 weken geven. Dit is een dermate breed interval dat het voor sporters, coaches of andere stakeholders geen praktische waarde heeft.

Jacobsen (2016) onderzocht in een tweede regressiemodel of het toevoegen van factoren verkregen met een herhaald klinisch onderzoek één week na het initiële onderzoek van waarde is voor het inschatten van de tijd tot sporthervatting. Door het toevoegen van deze factoren aan dit regressiemodel steeg de verklaarde variantie voor de tijd tot sporthervatting naar 97%. Hiermee kan het regressiemodel een inschatting van de tijd tot sporthervatting met een 95% betrouwbaarheidsinterval van 9 dagen geven. Dit is een interval dat voor sporters, coaches of andere stakeholders wel praktische waarde heeft.

De geassocieerde factoren uit de anamnese waren: maximale pijn bij het optreden van de blessure, vertraging van start fysiotherapie, aantal dagen tot pijnvrij lopen en het beoefenen van voetbal (Jacobsen, 2016). Uit het lichamelijk onderzoek waren drie krachttest-gerelateerde factoren geassocieerd: 1) pijn bij krachttesten na 1 week, 2) verandering van pijn bij krachttesten tussen het initiële en herhaalde onderzoek, en 3) hamstring kracht.

Om inzicht te krijgen in de onderliggende verhoudingen en impact van factoren op tijd tot sporthervatting, geeft Jacobsen (2016) ook een online rekentool van het model.

Informatie omtrent bijwerkingen of complicaties bij het inventariseren van factoren door anamnese, lichamelijk onderzoek en/of kracht- en flexibiliteittesten zijn niet in de literatuur gerapporteerd. De ervaring van de werkgroep is dat bij het uitvoeren van de verschillende testen, de bijwerkingen/complicaties beperkt zijn tot ongemak of milde pijn, die goed getolereerd worden door patiënten. Het risico op relevante nadelige effecten lijkt verwaarloosbaar.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Patiënten hebben behoefte aan een goed advies over een inschatting. Het is belangrijk dat ze de handvatten krijgen deze inschatting te maken. sporthervattingDe verantwoordelijkheid voor het oppakken van sporten wordt namelijk vaak bij de patiënt zelf neergelegd, waardoor patiënten veelal te snel weer te intensief gaan sporten. Voor het herstel is een juiste opbouw in bewegen en sporten nodig. Patiënten hebben behoefte aan duidelijke grenzen om herstel niet te vertragen en terugval te voorkomen. Het is belangrijk om patiënten te informeren over waar het traject naar sporthervatting uit bestaat en aan te geven (waarom) terughoudend te zijn met het beginnen met sporten, om recidieven te voorkomen. Ook is er aandacht gewenst voor de mentale kant van het herstelproces. Patiënten geven aan angst te hebben voor een nieuwe blessure of een terugval. Informatievoorziening over onder andere preventie en opbouw en persoonlijke aandacht helpt hierbij. Het is belangrijk voor patiënten dat de zorgverlener zich inleeft in de persoonlijke situatie en wensen van de patiënt. Een vaste behandelaar of vast aanspreekpunt heeft de voorkeur. Dit geldt voor zowel professionele sporters als voor recreatieve sporters. Een extra consult/afspraak zou hierbij kunnen helpen indien patiënten niet sportmedisch begeleid worden in de 1e lijn (o.a. fysiotherapeutisch), maar de kosten hiervan (bijvoorbeeld wanneer behandeling niet wordt vergoed) kunnen een belemmering zijn.

 

Het uitvoeren van aanvullend beeldvormende diagnostiek blijkt vaak niet te leiden tot een nauwkeurigere indicatie voor de tijd tot sporthervatting. Aanvullende beeldvormende diagnostiek is enkel van toegevoegde waarde om te bepalen of er een indicatie bestaat tot opereren en dus het beleid te bepalen, niet om een prognose te geven. Indien de patiënt zoekende is naar een nauwkeurigere indicatie en om aanvullende diagnostiek vraagt, is het van belang te informeren over de diagnostiek en de waarde ervan. De patiënt zal zo meer inzicht krijgen en kunnen inzien waarom er wel of geen aanvullende diagnostiek gewenst is.

 

Kosten (middelenbeslag)

Er zijn geen extra kosten verbonden aan het verzamelen van gegevens omtrent prognose. Deze gegevens worden doorgaans als onderdeel van anamnese en onderzoek verzameld.

De kosten blijven beperkt tot de consultkosten van zorgverleners wanneer de factoren beoordeeld worden tijdens anamnese en lichamelijk onderzoek; pijn en kracht zijn onderdeel van de gebruikelijke evaluatie en monitoring in een revalidatietraject na een spierblessure.

De benodigde meetinstrumenten zoals een handheld dynamometer gaan gepaard met beperkte éénmalige aanschafkosten. Deze instrumenten zijn vaak al beschikbaar in de klinische setting waar patiënten met spierblessures zich presenteren en/of revalideren (polikliniek sportgeneeskunde, eerstelijns fysiotherapiepraktijk).

Een uitzondering is het uitvoeren van krachttesten middels een isokinetische dynamometer, welke niet standaard overal beschikbaar is. Hiervoor gelden substantieel hogere aanschafkosten en het afnemen neemt relatief veel tijd in beslag. De kosten-baten overwegend, is de werkgroep van mening dat voor het doel van inschatting van de tijd tot sporthervatting het testen van kracht met een handheld dynamometer een goed alternatief is voor isokinetische dynamometrie (van der Made, 2021).

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Er is in deze richtlijn geen literatuuronderzoek gedaan naar de aanvaardbaarheid en haalbaarheid van anamnese en fysisch onderzoek voor het verkrijgen van voorspellende factoren voor de tijd tot sporthervatting. Voor (para)medici die met sporters werken zijn handelingen zoals het afnemen van een anamnese en het uitvoeren van krachttesten relatief eenvoudig, welke behoren bij de basisvaardigheden in de opleiding.

Voor het verkrijgen van de relevante anamnestische en fysisch diagnostische factoren zal de sporter tweemaal door een (para)medicus onderzocht moeten worden. Indien een fysiotherapeutisch revalidatietraject gevolgd wordt is het eenvoudig te implementeren in dit traject. Dit geldt voor meeste prestatiesporters. Voor sporters die geen begeleid revalidatietraject volgen zal een extra bezoek aan een (para)medicus een grotere barrière zijn. Een potentiële belemmerende factor is de toegankelijkheid van fysiotherapeutische begeleiding indien sporter hier niet aanvullend voor verzekerd is.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de prognostische procedure
Het bespreken van de te verwachten tijd tot sporthervatting vormt een belangrijk onderdeel van het eerste consult in de behandeling. De literatuur beperkt zich tot enkele associatiestudies. Deze type studies zijn niet in staat om de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van een voorspelling te bepalen. Derhalve kunnen er geen conclusies worden getrokken over het daadwerkelijk voorspellend vermogen van de factoren.

 

De aanbevelingen van de werkgroep grijpen voor een deel terug op literatuur uit hamstringonderzoek. Slechts twee studies onderzochten de associatie tussen verschillende factoren en de tijd tot sporthervatting na acute spierblessures in de lies, quadriceps of kuit. Eén studie onderzocht een populatie na een acute liesblessure (Serner, 2020), en één studie onderzocht een populatie na een contusie van de quadriceps (Alonso, 2000) Er werden geen studies gevonden die acute spierletsel zonder inwerkende kracht (i.e. spier-strains) op de quadriceps of kuit onderzochten. De werkgroep adviseert patiënten te informeren dat kort na de blessure de tijd tot sporthervatting niet accuraat voorspeld kan worden.

 

Op basis van de studie van Jacobsen (2016) is de werkgroep van mening dat slechts een indicatie van de tijd tot sporthervatting gegeven kan worden, middels anamnese en fysisch onderzoek verricht kort ná de spierblessure en ongeveer één week later. Daarbij dient de progressie op testen voor pijn en kracht geëvalueerd te worden.

 

Er zijn twee typen minder frequent voorkomende acute spierblessures die beduidend afwijken in de verwachte tijd tot sporthervatting.

  • Spiercontusie letsels: Deze hebben een kortere tijd tot sporthervatting ten opzichte van strain letsels. Bij contusieletsel is sporthervatting meestal binnen 1-2 weken te verwachten (Ueblacker, 2015).
  • Volledige spierrupturen of avulsieletsels: Deze zware spierblessures hebben een beduidend langere tijd tot sporthervatting van enkele maanden tot meer dan een jaar, en circa één op de vijf patiënten niet volledig terugkeert naar sport na de behandeling (Van der Made, 2022).

Onderbouwing

Acute blessures in de lies-, quadriceps- en kuitmusculatuur komen veelvuldig voor bij sporters. De duur tot sporthervatting’ varieert in hoge mate en dit maakt het moeilijk om antwoord te geven op de primaire vraag van de patiënt: “hoelang duurt het voordat ik weer kan sporten?”. Een prognose is van belang om een goed verwachtingspatroon te scheppen voor de patiënt, een indruk te geven wat de tijd tot sporthervatting betekent voor de sportbeoefening, en welke directe en indirecte kosten hiermee gepaard gaan. Als onderdeel van het lichamelijk onderzoek zouden klinische testen (bv. spierlengte, spierkracht, mate van pijn) af te nemen tijdens het spreekuur (primaire/secundaire/tertiaire setting) mogelijk de tijd tot sporthervatting kunnen voorspellen.

No GRADE

No validated prediction models based on clinical factors were found for predicting time to return to sport in patients with acute adductor, quadriceps, or calf injuries.

 

Source: N.A.

Summary of the literature

Prediction models

No studies concerning validated prediction models were available about the prediction of time to return to sport based in clinical factors.

 

Association models

Three studies concerning association models explaining the aetiology of time to return to sport based on clinical factors were included in the pragmatic analysis of the literature (Alonso, 2000; Serner, 2020).

 

Alonso (2000) described an observational study about the predictive validity of clinical tests for assessing quadriceps contusion injuries for recovery times of Rugby League football players. Patients were included if they had a quadriceps contusion and were seen by a physiotherapist over 1 period of 12 months. Patients were excluded when they had an open wound in the thigh area, the femur or patella was fractured, other injuries to the hip and/or knee were sustained or thigh pain was non-mechanical. A total of 101 patients were included in the study (99% male). All patients underwent the palpation test, muscle firmness testing, circumference measures, passive knee range of motion testing and brush-swipe and tap test during the first consultation at the physiotherapist. All injuries were treated as similar as possible, according to cryokinetics described by (Knight, 1995). The association between the clinical variables tested and time taken to return to complete a pain-free 10m run/time taken for subjects to return to full training were assessed using stepwise multiple regression analysis. To answer the clinical question of this module, only the association between the variables and the second outcome (time taken for subjects to return to full training) were extracted.

 

Serner (2020) described a prospective cohort study about the association between initial clinical examination and imaging findings on return to sport in male athletes with acute adductor injuries. Patients were included if diagnosed with acute groin injury by a sports medicine physician, aged 18-40, participated in competitive sports, presented within seven days at the hospital. Patients were excluded when onset or exacerbation of ongoing groin pain occurred, clinical signs or symptoms of prostatitis or urinary tract infection was present or coexisting chronic diseases were present. A total of 81 patients were included in the study (mean age 25.7y). Patients were clinically examined and underwent MRI scans. The association between the clinical variables tested (and MRI results) and return to sport were assessed in a multiple regression models. To answer the clinical question of this module, only results for the model without MRI results were extracted.

 

Results

Table 1 provides a descriptive overview of the included studies, including important study characteristics (design, population, time between injury and examination, definition of return to sport, mean time to return to sport, the candidate variables included in the multivariable model and the variables significantly associated with time to return to sport). The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias table.

 

Table 1. Descriptive overview of the results showing the association between clinical variables and time to RTS

Study

Design

Population type, number (n) and age (mean (SD) / range yrs)

Time of clinical examination after injury

Definition of RTS

Mean time to RTS

All assessed predictor variables

Risk factors positively associated with time to RTS (p < 0.05) in the multivariable analysis

Alonso, 2000

Observational study

Rugby League football players with quadriceps contusion; n=101; age n.r.

<2 days

Days to return to full training

n.r.

  1. Uninjured-injured interlimb difference in knee flexion range
  2. Firmness rating of the injured muscle
  3. Injured-uninjured thigh circumference difference at the suprapatellar border
  4. Ability to play on following injury
  5. Hours between injury and presentation

The model (including a combination of 5 clinical variables) explained 64% of the variance in time to return to full training.

Serner, 2020

Prospective cohort study

Male athletes with acute adductor injuries; n=81; 25.7 (4.3) yrs.

<7 days

Return to full team training

Range:

Severe injuries:

4-11 weeks;

 

Noninsertional injuries: 2-4 weeks

  1. Palpable defect
  2. Palpation pain AL insertion
  3. Discontinuation of sport within 5 months
  4. HAGOS-pain
  5. Eccentric adductor strength test ability
  6. Squeeze 0°
  7. Walking pain
  8. Hip abduction ROM symmetry
  9. Coughing pain

 

The model (including a combination of 9 clinical variables) explained 68% of the variance in time to return to full training.

 

 

Abbreviations: not reported; RTS: return to sport; SD: standard deviation; yrs: years; ROM: range of motion.

 

Level of evidence of the literature

No level of evidence could be determined as our search did not find any studies reporting prediction models for time to return to sport in patients with acute adductor, quadriceps, or calf injuries.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

Which validated prediction model can predict time to return to sport in patients with acute adductor, quadriceps, or calf injuries?

P: Patients with acute adductor, quadriceps, or calf injuries;
I: Prediction model (validated) that can predict time to return to sport;
C: Prediction of time to return to sport by the physician;
O:

Model performance (calibration parameters like goodness of fit, or discrimination parameters like area under the curve).

Timing: 

 Within two weeks after injury onset

Setting:

Top athletes and recreational athletes treated by sports physician and physiotherapist in the first line of care setting; and/or sport-physician and orthopaedic surgeons in the secondary care setting.

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered area under the receiver operating characteristic (AUC) as a critical outcome measure for decision making and sensitivity, specificity and predictive values as important outcome measures for decision making.

 

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The working group defined the performance of the included models as follows:

  • 0.7≤AUC<0.8: acceptable,
  • 0.8≤AUC<0.9: excellent,
  • AUC≥0.9: outstanding.

Search and select (Methods)

Prediction models

In the first step, the databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 18 July 2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 270 hits. Studies were initially selected based on the following criteria:

  • Reporting prediction model with time to return to sport as dependent variable and clinical factors as independent variables, The described model(s) were at least internally validated (preferably externally validated),
  • Studies were full text available in English, and
  • Studies according to the PICO.

Association models

In the first step, no studies were selected based on title and abstract screening, because of the lack of prediction models. Therefore, a pragmatic selection of observational studies that focused on associations between clinical risk factors and time to return to sport was performed in the second step. Instead of predicting the time to return to sport, these studies provide an etiological overview explaining by which factors time to return to sport may be influenced.

 

In the second step, studies were selected based on the following criteria:

  • The study included at least 30 patients,
  • Association models were multivariable or adjusted for confounders when univariable, and
  • Presentation of baseline characteristics

Seven studies were selected based on the title abstract screening according to the pragmatic selection criteria for the available observational studies. After reading the full text, five studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods) and two studies were included.

  1. Alonso, A., Hekeik, P., & Adams, R. (2000). Predicting a recovery time from the initial assessment of a quadriceps contusion injury. The Australian journal of physiotherapy, 46(3), 167–177.
  2. Bayer, M. L., Magnusson, S. P., Kjaer, M., & Tendon Research Group Bispebjerg (2017). Early versus Delayed Rehabilitation after Acute Muscle Injury. The New England journal of medicine, 377(13), 1300–1301.
  3. Knight, K.L. (1995). Cryotherapy in Sport Injury Management. Human Kinetics. ISBN 0873228952, 9780873228954
  4. Ueblacker, P., Müller-Wohlfahrt, H. W., & Ekstrand, J. (2015). Epidemiological and clinical outcome comparison of indirect ('strain') versus direct ('contusion') anterior and posterior thigh muscle injuries in male elite football players: UEFA Elite League study of 2287 thigh injuries (2001-2013). British journal of sports medicine, 49(22), 1461–1465.
  5. Serner, A., Weir, A., Tol, J. L., Thorborg, K., Yamashiro, E., Guermazi, A., Roemer, F. W., & Hölmich, P. (2020). Associations Between Initial Clinical Examination and Imaging Findings and Return-to-Sport in Male Athletes With Acute Adductor Injuries: A   Prospective Cohort Study. The American journal of sports medicine, 48(5), 1151–1159. https://doi.org/10.1177/0363546520908610

Table of quality assessment – prognostic factor (PF) studies

Based on: QUIPSA (Hayden, 2006; Hayden 2013)

 

Study reference

 

(first author, year of publication)

Study participation1

 

Study sample represents the population of interest on key characteristics?

 

(high/moderate/low risk of selection bias)

Study Attrition2

 

Loss to follow-up not associated with key characteristics (i.e., the study data adequately represent the sample)?

 

(high/moderate/low risk of attrition bias)

Prognostic factor measurement3

 

Was the PF of interest defined and adequately measured?

 

(high/moderate/low risk of measurement bias related to PF)

Outcome measurement3

 

Was the outcome of interest defined and adequately measured?

 

(high/moderate/low risk of measurement bias related to outcome)

Study confounding4

 

Important potential confounders are appropriately accounted for?

 

(high/moderate/low risk of bias due to confounding)

Statistical Analysis and Reporting5

 

Statistical analysis appropriate for the design of the study?

 

(high/moderate/low risk of bias due to statistical analysis)

Alonso, 2000

Moderate risk of selection bias;

 

Reason: Recruitment period is not adequately described.

Low risk of attrition bias;

 

Reason: All selected athletes were included the analyses.

Low risk of measurement bias related to PF;

 

Reason: PF of interest were defined and adequately measured.

Low risk of measurement bias related to outcome;

 

Reason: Outcome of interest was defined and adequately measured.

Moderate risk of bias due to confounding;

 

Reason: Patients could sustained other injuries to the hip and/or knee which could confound the test results.

Low risk of bias due to statistical analysis;

 

Reason: The statistical analysis is appropriate for the design of the study, limiting potential for presentation of invalid or spurious results.

Serner, 2020

Low risk of selection bias;

 

Reason: The study sample represents the population of interest on key characteristics, sufficient to limit potential bias of the observed relationship between PF and outcome.

Moderate risk of attrition bias;

 

Reason: Data from 75 of the 81 (93%) athletes were followed up until their return-to-play were analysed.

Low risk of measurement bias related to PF;

 

Reason: PF of interest were defined and adequately measured.

Low risk of measurement bias related to outcome;

 

Reason: Outcome of interest was defined and adequately measured.

Low risk of bias due to confounding;

 

Reason: Important potential confounders are appropriately accounted for, limiting potential bias with respect to the relationship between PF and outcome.

Low risk of bias due to statistical analysis;

 

Reason: The statistical analysis is appropriate for the design of the study, limiting potential for presentation of invalid or spurious results.

A https://methods.cochrane.org/sites/methods.cochrane.org.prognosis/files/public/uploads/QUIPS%20tool.pdf. 1 Adequate description of: source population or population of interest, sampling and recruitment, period and place of recruitment, in- and exclusion criteria, study participation, baseline characteristics. 2 Adequate response rate, information on drop-outs and loss to follow-up, no differences between participants who completed the study and those lost to follow-up. 3 Method of measurement is valid, reliable, setting of measurement is the same for all participants. 4 Important confounders are listed (including treatments), method of measurement is valid, reliable, setting of measurement is the same for all participants, important confounders are accounted for in the design (matching, stratification, initial assembly of comparable groups), or analysis (appropriate adjustment). 5 Enough data are presented to assess adequacy of the analysis, strategy of model building is appropriate and based on conceptual framework, no selective reporting.

 

Table of excluded studies

Reference

Reason for exclusion

Cloke, D., Moore, O., Shah, T., Rushton, S., Shirley, M. D., & Deehan, D. J. (2012). Thigh muscle injuries in youth soccer: predictors of recovery. The American journal of sports medicine, 40(2), 433–439.

Wrong study design (retrospective study).

Cloke, D., Moore, O., Shah, T., Rushton, S., Shirley, M. D., & Deehan, D. J. (2012). Thigh muscle injuries in youth soccer: predictors of recovery. The American journal of sports medicine, 40(2), 433–439.

Wrong study design (retrospective study).

Ekstrand, J., Askling, C., Magnusson, H., & Mithoefer, K. (2013). Return to play after thigh muscle injury in elite football players: implementation and validation of the Munich muscle injury classification. British journal of sports medicine, 47(12), 769–774. https://doi.org/10.1136/bjsports-2012-092092

Study about MRI classification systems (instead of clinical variables).

Lavoie-Gagne, O., Mehta, N., Patel, S., Cohn, M. R., Forlenza, E., Nwachukwu, B. U., &                 Forsythe, B. (2021). Adductor Muscle Injuries in UEFA Soccer Athletes: A Matched-              Cohort Analysis of Injury Rate, Return to Play, and Player Performance From 2000 to 2015. Orthopaedic journal of sports medicine, 9(9), 23259671211023098. https://doi.org/10.1177/23259671211023098

Wrong study design (retrospective study)

Lavoie-Gagne, O., Mehta, N., Patel, S., Cohn, M. R., Forlenza, E., Nwachukwu, B. U., &                 Forsythe, B. (2021). Adductor Muscle Injuries in UEFA Soccer Athletes: A Matched-              Cohort Analysis of Injury Rate, Return to Play, and Player Performance From 2000 to 2015. Orthopaedic journal of sports medicine, 9(9), 23259671211023098. https://doi.org/10.1177/23259671211023098

Wrong study design (retrospective study)

Pezzotta, G., Querques, G., Pecorelli, A., Nani, R., & Sironi, S. (2017). MRI detection of soleus muscle injuries in professional football players. Skeletal radiology, 46(11), 1513–1520. https://doi.org/10.1007/s00256-017-2729-z

Study about MRI classfication systems (instead of clinical variables).

Saito, M., Niga, S., Nihei, T., Uomizu, M., Ikezawa, Y., & Tsukada, S. (2021). The cleft sign may be an independent factor of magnetic resonance imaging findings associated with a delayed return-to-play time in athletes with groin pain. Knee surgery, sports traumatology, arthroscopy : official journal of the ESSKA, 29(5), 1474–1482.

Wrong population (not acute patients)

Saito, M., Niga, S., Nihei, T., Uomizu, M., Ikezawa, Y., & Tsukada, S. (2021). The cleft sign may be an independent factor of magnetic resonance imaging findings associated with a delayed return-to-play time in athletes with groin pain. Knee surgery, sports traumatology, arthroscopy : official journal of the ESSKA, 29(5), 1474–1482.

Wrong population (not acute patients)

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 12-06-2024

Laatst geautoriseerd  : 12-06-2024

Geplande herbeoordeling  : 01-09-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Vereniging voor Sportgeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging voor Sportgeneeskunde
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Sportgezondheidszorg

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). Patiëntenparticipatie bij deze richtlijn werd medegefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten (SKPC) binnen het programma KIDZ.

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met acute spierblessures van de onderste ledematen.

 

Werkgroep

  • dr. G. (Guus) Reurink (voorzitter), sportarts, VSG
  • drs. H.E. (Nadine) Bruineberg, AIOS spoedeisende geneeskunde, NVSHA
  • drs. P. (Petra) Groenenboom, sportarts, VSG
  • dr. N. (Nick) van der Horst, sportfysiotherapeut, KNGF
  • prof. dr. G.M.M.J. (Gino) Kerkhoffs, hoogleraar/orthopedisch chirurg, NOV
  • drs. A.D. (Anne) van der Made, AIOS orthopedie, NOV
  • drs. M.E.F. (Mariëlle) Olsthoorn, radioloog, NVvR
  • dr. K.W. (Kostan) Reisinger, traumachirurg, NVvH
  • dr. I.J.R. (Igor) Tak, sportfysiotherapeut, KNGF
  • drs. A. (Adam) Weir, sportarts, VSG
  • dr. M. (Marinus) Winters, sportfysiotherapeut, KNGF
  • T. (Thomas) Jonkergouw, junior adviseur patiëntbelang, PFNL (t/m april 2023)
  • M. (Maike) Broere, adviseur patiëntbelang, PFNL (vanaf april 2023)

Meelezer:

  • Drs. R.J.E. (Rob) Riksen, revalidatiearts, VRA

Klankbordgroep patiënten:

  • L. (Luxman) Logathasan
  • B. (Bart) Deprez
  • E. (Eline) van Oord – Jansen Venneboer
  • W. (Wim) van Tongeren

Met ondersteuning van

  • dr. C.T.J. (Charlotte) Michels, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • drs. F. (Florien) Ham, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Lid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Werkgroep

dr. G. (Guus) Reurink (vz.)

Sportarts (medisch specialist)
* AFC Ajax (0.5fte)
* OLVG (ZZP constructie, bedrijfsnaam Guus Reurink Sportgeneeskunde) (0.4fte)
* AmsterdamUMC (0.1fte)

*Lid werkgroep richtlijnen van de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) (onbetaald)
*Redactieraad Sport & Geneeskunde (Peer reviewed vakblad Sportgeneeskunde) (onbetaald)

* Betrokken bij wetenschappelijk onderzoek naar blessurepreventie in judo, gefinancierd door ZonMw.

* Betrokken bij wetenschappelijk onderzoek naar Plaatjes-Rijk-Plasma injecties bij enkel arthrose, gefinancierd door Reuma fonds Nederland.

* Betrokken bij wetenschappelijk onderzoek naar effect van preventieve hamstringoefeningen op hamstrings spier karakteristieken verkregen met DTI MRI, National Basketball Association grant gefinancierd door GE Healthcare.

* Positieve bijdrage aan mijn reputatie als sportarts en (wetenschappelijk) expert op het gebied van acute spierblessures bij sporters.

Geen restricties.

drs. H.E. (Nadine) Bruineberg

* Militair AIOS Spoedeisende geneeskunde,
* Koninklijke Landmacht, Ministerie van Defensie.

* Opleidingsregio NWN - OLVG

Geen.

Geen.

Geen restricties.

drs. P. (Petra) Groenenboom

Sportarts, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede

TeamNL Papendal (vanuit Gelderse Vallei)

Geen.

 

Geen restricties.

dr. N. (Nick) van der Horst

Sportfysiotherapeut PSV Eindhoven 1

*SoccerDoc scholingsinstituut CEO (geaccrediteerde scholing voor fysiotherapeuten; cursus over hamstringblessures met werkgroepleden).
*Onderzoeker UMC Utrecht (nul-uren aanstelling verschillende onderzoeken; onbetaald).
*Docent (para-)medisch beroepsonderwijs (betaald en onbetaald).

Geen.

 

Geen restricties.

prof. dr. G.M.M.J. (Gino) Kerkhoffs

Hoogleraar en afdelingshoofd Orthopedische chirurgie Amsterdam UMC

* Consultant fa. Arthrex (www.arthrex.nl) (betaald wereldwijd bedrijf in medische apparatuur en leider in de ontwikkeling van nieuwe producten en het medisch onderwijs in de orthopedie. Gino is betaald consultant, in het kader van onderwijs en onderzoek).
* Consultant Fa. Heel (betaald - dit behelsde een gerandomiseerde trial (inmiddels afgerond) voor de behandeling van zwelling en pijn bij enkel zwik letsels. Gino heeft het protocol beoordeeld).

Alle adviezen gericht op de enkel en artroscopie.

* Geen, behoudens het algemene gezondheidsbelang van preventieve maatregelen ter voorkoming van acute spierletsels en revalidatie van opgelopen spierletsels.

* Aantal projecten, zie o.a. onderstaand: Rol als PI bij contractonderzoeken, deze onderzoeken zijn ook gericht op de enkel en artroscopie. Geen externe subsidies.

* Opinieleider op het gebied van acute spierblessures.

Geen restricties.

drs. A.D. (Anne) van der Made

Amsterdam UMC - AIOS Orthopedie

Amsterdam UMC – Onderzoeker (onbetaald)

* PhD-traject wordt betaald vanuit een PhD-beurs van het Amsterdam UMC.

 

Geen restricties.

drs. M.E.F. (Mariëlle) Olsthoorn

Radioloog, Erasmus MC, Rotterdam

Geen.

Geen.

Geen restricties.

dr. K.W. (Kostan) Reisinger

Chirurg, Zuyderland MC, Heerlen

Dienstverband bij Zuyderland, wij voeren dergelijke operaties uit.

Geen.

 

Geen restricties.

dr. I.J.R. (Igor) Tak 

Sportfysiotherapeut en mede-eigenaar
Fysiotherapie Utrecht Oost

* Post-doc onderzoeker Amsterdam
Collaboration on Health and Safety in
Sports (VuMC/AMC) (onbetaald)

* Lid congrescommissie Sportmedisch
Wetenschappelijk Jaarcongres VSG,
(onbetaald)

* Docent (para-)medisch

Beroepsonderwijs (betaald en onbetaald)

Geen.

 

Geen restricties.

dr. A. (Adam) Weir

* Sportarts - Afdeling orthopedie en sportgeneeskunde, ErasmusMC, Rotterdam (0.4fte)
* Sportarts - Sport en Beweegkliniek, Haarlem (0.4fte)

* Lid congrescommissie Sportmedisch Wetenschappelijk Jaarcongres VSG (onbetaald)
* Associate editor British Journal Sports Medicine (onbetaald)

* Spreker op congressen (veelal onbetaald soms wel tegen een vergoeding).

Geen.

 

Geen restricties.

dr. M. (Marinus) Winters

Sportfysio- en manueel therapeut en eigenaar Onder de Knie Sportfysiotherapie en Manuele Therapie, Haarlem

* Spreker op congressen (veelal onbetaald/tegen een minimale vergoeding).
* Part-time onderzoeker (veelal onbetaald) op het gebied van pijnklachten in de onderste extremiteiten (allen musculoskeletaal).

* Eigenaar 'Onder de Knie' een gespecialiseerde sportfysiotherapie praktijk voor mensen met klachten in het onderbeen. Dit betreft een net opgestarte praktijk in Haarlem. De richtlijn zouden mij een financieel voordeel kunnen opleveren als er meer dan al gangbaar is bij acute spierblessures - wordt geadviseerd een gespecialiseerde sportfysiotherapeut te raadplegen.

* Anders dan bovengenoemde belang, heb ik geen betaald adviseurschap, of andere financiële belangen.

* Er zijn geen familie, partner, vrienden en naaste collega's die opereren in dit specifieke aandachtsgebied in de gezondheidszorg.

* Als sportfysiotherapeut, incidenteel spreker en onderzoeker zou het meewerken aan de richtlijn mijn reputatie op het gebied blessures in de onderste extremiteiten kunnen versterken.

Geen restricties.

T. (Thomas) Jonkergouw

Adviseur Patiëntbelang Patiëntenfederatie Nederland

*Thoracale letsels na trauma
Klankbordgroep
*Vrijwilliger Diabetes Vereniging Nederland

Geen.

Geen restricties.

M. (Maike) Broere

Adviseur patiëntenbelang - Patiëntenfederatie Nederland

Geen.

Geen.

Geen restricties.

Meelezer

R.J.E. (Rob) Riksen

Deelname als afgevaardigde van VRA, lid van werkgroep Bewegen en Sport.

Geen.

Geen.

Geen restricties.

Klankbordgroep patiënten

L. (Luxman) Logathasan

N.v.t.

Onbetaald, ervaringen delen als sporter/cricket

Vrienden die ook sporten

Geen restricties.

B. (Bart) Deprez

Finance Manager Eveon Containers - 100%

(ex) voetballer (betaald)

Geen.

Geen restricties.

E. (Eline) van Oord – Jansen Venneboer

Communicatieadviseur bij Stichting Taal aan Zee in Den Haag.

Lid College van Bestuur van Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte (onbetaald).

Geen.

Geen restricties.

W. (Wim) van Tongeren

*Fysiotherapeut OREC
*Fysiotherapeut Van Tongeren fysiotherapeuten
*Fysiotherapeut afd. Orthopedie Tergooi

Geen.

Geen.

Geen restricties.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief middels het instellen van een patiënten-klankbordgroep, in samenwerking met de Nederlandse Patiëntenfederatie . Vier patienten zijn hiervoor uitgenodigd binnen hetnetwerk van de werkgroep. Er zijn vier bijeenkomsten georganiseerd met de patiënten klankbordgroep gedurende de richtlijnontwikkeling. Hierbij is specifiek vanuit patiënten perspectief input gevraagd bij de keuze en prioritering van uitkomstmaten, het formuleren van waarden en voorkeuren voor patiënten per module, het implementatieplan per module en de ontwikkeling van patiënten informatie op https://www.thuisarts.nl/. Resultaten van deze bijeenkomsten (zie aanverwante producten: Verslagen klankbordgroep bijeenkomsten) zijn besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij de keuze voor de uitkomstmaten, het opstellen van de overwegingen (zie kop Waarden en voorkeuren van patiënten en verzorgers) en het schrijven van de module over preventie. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de deelnemers van de klankbordgroep en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Voorspellende factoren lies, quadriceps, kuit

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn, volgt uit de toetsing dat [het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet of het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen

toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiele financiële gevolgen verwacht wegens deze modules.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met acute spierblessures van de onderste ledematen. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door Ergotherapie Nederland, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, Patiëntenfederatie Nederland, Revalidatie Nederland, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen, Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck, Zorginstituut Nederland, Zelfstandige Klinieken Nederland en Zorgverzekeraars Nederland via een schriftelijke knelpuntenanalyse. Op basis van de uitkomsten van de schriftelijke knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Beeldvorming hamstring