Diagnostische criteria

Tabel 1.  Diagnostische criteria RSD volgens Veldman (Veldman et al 1993)

1

 

 

 

 

2

3

4 of 5 van:

- onverklaarde diffuse pijn

- diffuus oedeem

- verschil in huidtemperatuur

- actieve bewegingsbeperking

het ontstaan of verergeren van de symptomen na inspanning

symptomen in een gebied aanwezig groter dan het gebied van het primaire letsel of operatie en in ieder geval in het gebied distaal van het primaire letsel

 

 

Tabel 2. IASP-criteria voor de diagnose CRPS-I (Merskey & Bogduk, 1994)

1

2

 

 

3

 

 

4

ontstaat na een uitlokkende gebeurtenis (noxe) (Type I) of zenuwletsel (Type II)

de aanwezigheid van spontane pijn of allodynie/hyperalgesie in een gebied dat niet behoort tot het verzorgingsgebied van een perifere zenuw en dat disproportioneel is ten aanzien van de uitlokkende gebeurtenis

de aanwezigheid – anamnestisch of bij lichamelijk onderzoek – van oedeem, abnormale huiddoorbloeding of abnormale sudomotorische activiteit in de regio van de pijn sedert de uitlokkende gebeurtenis

de diagnose wordt verworpen bij aanwezigheid van condities die een verklaring kunnen bieden voor de mate van pijn en disfunctie

 

NB: In ieder geval moet aan criteria 2, 3 en 4 worden voldaan.

 

Tabel 3. Voorgestelde aangepaste diagnostische criteria voor CRPS-I research doeleinden (Bruehl et al. 1999)

1

continue persisterende pijn die in geen verhouding staat tot ernst van doorgemaakt letsel

2

één symptoom uit elk van de vier volgende categorieën dient door patiënt vermeld te worden:

sensorisch:

sudomotor/oedeem:

 

vasomotor:

 

motor/trofisch:

hyperesthesie

oedeem en/of verandering in zweten en/of transpiratie asymmetrie

temperatuur asymmetrie en/of huidkleur veranderingen en/of huidkleur asymmetrie

verminderd bewegingstraject en/of motor dysfynctie (zwakte, tremor, dystonie) en/of trofische veranderingen (haren, nagels, huid)

3

één teken in twee of meer van de volgende categorieën   dient bij lichamelijk onderzoek aanwezig te zijn:

sensorisch:

 

sudomotor/oedeem:

 

vasomotor:

 

motor/trofisch:

bewijs van hyperalgesie (pinpriktest) en/of  allodynie (bij lichte aanraking)

bewijs van oedeem en/of zweet verandering en/of transpiratie asymmetrie

bewijs van temperatuur asymmetrie en/of huidkleur veranderingen en/of asymmetrie

bewijs van afname van bewegingstraject en/of motorische dysfunctie (zwakte, tremor, dystonie) en/of trofische veranderingen (haren, nagels, huid)

 

Tabel 4. Voorgestelde klinische diagnostische Boedapest criteria (Harden et al. 2010)

1

continue persisterende pijn die in geen verhouding staat tot ernst van doorgemaakt letsel

2

één symptoom uit drie van de vier volgende categorieën dient door patiënt gemeld te worden:

sensorisch:

sudomotor/oedeem:

 

vasomotor:

 

motor/trofisch:

hyperesthesie en/of allodynie

oedeem en/of verandering in zweten en/of transpiratie asymmetrie

temperatuur asymmetrie en/of huidkleur veranderingen en/of huidkleur asymmetrie

verminderd bewegingstraject en/of motor dysfynctie (zwakte, tremor, dystonie) en/of trofische veranderingen (haren, nagels, huid)

3

één teken in twee of meer van de volgende categorieën dient bij lichamelijk onderzoek aanwezig te zijn:

sensorisch:

 

 

sudomotor/oedeem:

 

vasomotor:

 

motor/trofisch:

bewijs van hyperalgesie (pinpriktest) en/of  allodynie (bij lichte aanraking en/of diepe somatische druk en/of beweging bij gewrichten)

bewijs van oedeem en/of zweet verandering en/of transpiratie asymmetrie

bewijs van temperatuur asymmetrie en/of huidkleur veranderingen en/of asymmetrie

bewijs van afname van bewegingstraject en/of motorische dysfunctie (zwakte, tremor, dystonie) en/of trofische veranderingen (haren, nagels, huid)

 

NB: voor wetenschappelijke doeleinden kan gebruik gemaakt worden van research diagnostische criteria, waarbij in elk van de symptoomcategorieën een verschijnsel door de patiënt moet worden gemeld, en minstens een verschijnselen in twee of meer symptoomcategorieën bij lichamelijk onderzoek aanwezig dient te zijn.