Definities

Complex Regionaal Pijn Syndroom type I (CRPS-I) is een aandoening die zowel patiënten als hulpverleners voor veel problemen plaatst. De aandoening ontstaat veelal aan een arm of been, meestal als gevolg van een doorgemaakt trauma, en wordt gekenmerkt door een com-binatie van autonome, sensorische en vasomotorische verschijnselen. Pijn, temperatuurverschil, bewegingsbeperking, kleurverandering, hyperesthesie, hyperalgesie, hyperpathie, tremor, onwillekeurige bewegingen, spierspasmen, paresen, pseudoparalysen, huid-, spier- en botatrofie, hyperhidrose en veranderingen in haar- en nagelgroei worden bij dit ziektebeeld gemeld (tabel 1) (De Boer et al. 2011). Veel is nog onbekend over deze aandoening, die wordt gekenmerkt door een grote diversiteit van verschijningsvormen en beloop en evenzovele behandelingsmethoden.

 

De wijze waarop het syndroom werd beschreven, is in de loop der jaren aan verandering onderhevig geweest. Ongeveer 72 verschillende benamingen zijn in de literatuur te vinden; de bekendste hiervan zijn Sudeckse dystrofie, posttraumatische dystrofie en sympathische reflexdystrofie (Veldman 1995). Aan de hand van deze laatste benaming kan de discussie rondom één van de problemen die bij CRPS-I spelen, worden geïllustreerd: het ontbreken van een eenduidig pathofysiologisch mechanisme (zie ook paragraaf 1.2over patho-fysiologie). De term sympathische reflexdystrofie (SRD) verwijst naar de vooronderstelling dat na een trauma het orthosympathisch zenuwstelsel een verhoogde activiteit zou vertonen ten gevolge van beschadiging van sensorische zenuwen (Leriche 1916). Deze theorie is ter discussie komen te staan, vanwege aanwijzingen voor een verlaagde activiteit van het sympathisch zenuwstelsel (Kurvers et al. 1994; Harden et al. 1994; Drummond et al. 1991). Naar aanleiding daarvan werd, in een consensusconferentie onder auspiciën van de International Association for the Study of Pain (IASP), voorgesteld de descriptieve term Complex Regionaal Pijn Syndroom te hanteren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen CRPS type I, voorheen SRD, en type II, als een zenuwlaesie kan worden aangetoond (voor-heen causalgie genoemd) (Merskey & Bogduk 2011; Stanton-Hicks et al. 1995).

 

In deze richtlijn wordt de definitie gehanteerd zoals beschreven in de meest recente versie van de Classification of Chronic Pain (Merskey and Bogduk 2011) van de IASP:

 

“CRPS-I is een syndroom gekarakteriseerd door continuerende (spontane en/of uitgelokte) regionale de pijn die schijnbaar disproportioneel is in duur of ernst in vergelijking met het normale pijnbeloop na trauma of andere laesie. De pijn is regionaal (niet beperkt tot het innervatiegebied van een specifieke zenuw of dermatoom) met doorgaans distaal aanwezige abnormale sensorische, motore, sudomotore vasomotore/oedemateuze en/of trofische verschijnselen. De progressie van het syndroom over de tijd is variabel. CRPS-I ontstaat na iedere vorm van trauma, in het bijzonder een fractuur of weke delen laesie. CRPS-II ontstaat na beschadiging van een zenuw.”

 

Tabel 1 Percentage patiënten met CRPS-I met verschijnselen onderverdeeld naar duur van de aandoening

 

 

 

 

 

 

 

0-2 maanden

2-6 maanden

6-12 maanden

> 12 maanden

Totale sample

 

n=48

n=211

n=70

n=352

n=681

 

n

positief

%

 

n

positief

%

 

n

positief

%

 

n

positief

%

 

n

positief

%

Symptomen (anamnestisch)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Spontane pijn

48

41

85,4

 

211

184

87,2

 

70

65

92,9

 

352

334

94,9

 

681

624

91,6

Toename pijn na inspanning

47

44

93,6

 

209

198

94,7

 

70

67

95,7

 

349

334

95,7

 

675

643

95,3

Onverklaarbare diffuse pijn

47

42

89,4

 

204

193

94,6

 

69

66

95,7

 

345

335

97,1

 

665

636

95,6

Groter gebied aangedaan dan oorspronkelijk trauma

48

43

89,6

 

208

189

90,9

 

70

67

95,7

 

352

292

83

 

678

591

87,2

 

Tekenen (waargenomen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Sensorisch

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Allodynie bij diepe druk

46

15

32,6

 

194

80

41,2

 

67

36

53,7

 

301

207

68,8

 

608

338

55,6

Allodynie bij bewegen

46

21

45,7

 

196

89

45,4

 

66

39

59,1

 

307

206

67,1

 

615

355

57,7

Allodynie bij lichte aanraking

48

15

31,3

 

209

58

27,8

 

70

29

41,4

 

349

158

45,3

 

676

260

38,5

Hyperesthesie               

47

10

21,3

 

209

58

27,8

 

69

27

39,1

 

351

143

40,7

 

676

238

35,2

Hypoesthesie              

45

13

28,9

 

197

56

28,4

 

68

22

32,4

 

314

126

40,1

 

624

217

34,8

Hyperalgesie                   

48

24

50

 

207

80

38,6

 

70

39

55,7

 

350

207

59,1

 

675

350

51,9

Hypoalgesie                    

46

7

15,2

 

194

42

21,6

 

67

13

19,4

 

312

91

29,2

 

619

153

24,7

Vasomotor

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleurverandering/verschil

47

29

61,7

 

209

136

65,1

 

70

43

61,4

 

352

170

48,3

 

678

378

55,8

Temperatuurverschil

47

32

68,1

 

207

119

57,5

 

69

39

56,5

 

350

177

50,6

 

673

367

54,5

Sudomotor/oedeem

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Transpiratie stoornis

48

15

31,3

 

210

37

17,6

 

69

14

20,3

 

349

70

20,1

 

676

136

20,1

Oedeem

48

29

60,4

 

211

136

64,5

 

70

34

48,6

 

350

132

37,7

 

679

331

48,7

Trofisch

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Haargroei veranderingen

47

10

21,3

 

207

75

36,2

 

69

18

26,1

 

319

56

17,6

 

642

159

24,8

Nagelgroei veranderingen

47

3

6,4

 

205

33

16,1

 

69

14

20,3

 

321

100

31,2

 

642

150

23,3

Stoornissen huid trofiek

47

11

23,4

 

205

55

26,8

 

67

13

19,4

 

324

101

31,2

 

643

180

28,0

Motor

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bewegingsbeperking

48

37

77,1

 

208

142

68,3

 

68

50

73,5

 

348

268

77

 

672

497

74,0

Krachtsvermindering

45

15

33,3

 

200

86

43

 

65

34

52,3

 

314

209

66,6

 

624

344

55,1

Dystonie

47

3

6,4

 

203

13

6,4

 

69

5

7,2

 

318

103

32,4

 

637

124

19,5

Tremor                         

47

3

6,4

 

204

11

5,4

 

69

3

4,3

 

317

58

18,3

 

637

75

11,8

Bradykinesia                   

46

25

54,3

 

189

92

48,7

 

67

34

50,7

 

297

214

72,1

 

599

365

60,9

                                               

 

Er bestaat veel discussie over de diagnostische criteria voor CRPS-I (zie paragraaf 1.1over diagnostiek). Het ontbreken van een objectieve klinische test, maar ook het ontbreken van een eenduidig pathofysiologisch mechanisme van CRPS-I draagt bij aan deze discussie. Als gevolg van de huidige criteria voor CRPS-I is het ook moeilijk vast te stellen wanneer iemand genezen is. Het is mogelijk dat een patiënt niet meer voldoet aan de criteria van CRPS-I, maar nog wel de restklachten heeft van een doorgemaakte CRPS-I.

Er dient derhalve een voorbehoud te worden gemaakt ten aanzien van het gebruik van verschillende wijzen waarop de diagnose CRPS-I in het verleden is gesteld. In deze actualisatie van de richtlijn is gebruik gemaakt van artikelen waarin verschillende diagnostische criteria worden gehanteerd (zie paragraaf Diagnostiek 1.1). Uit praktische overwegingen is ervoor gekozen niet te selecteren op basis van diagnostische criteria. De werkgroep realiseert zich dat resultaten uit eerdere onderzoeken mogelijk niet rechtstreeks te vertalen zijn naar de huidige patiëntenpopulatie. Wel wordt bij de classificatie van CRPS-I door de werkgroep onderscheid gemaakt  tussen CRPS-I en schouder-hand syndroom (SHS), optredend na hemiplegie (Braus et al. 1994; Kondo et al. 2001). Hoewel voor SHS afzonderlijke diagnosecriteria bestaan, wordt dit syndroom ook wel als een vorm van CRPS-I gezien. Aangezien veel van de verschijnselen bij SHS naar de mening van de werkgroep samenhangen met de hemiplegie, is dit syndroom in deze richtlijn buiten beschouwing gelaten.

Om bovengenoemde redenen is ervoor gekozen de beschrijving van de diagnostiek vooraf te laten gaan aan de beschrijving van de epidemiologie. In deze geactualiseerde richtlijn wordt op verschillende momenten in de tekst gebruik gemaakt van de termen “warme” en “koude” CRPS-I. De werkgroepleden realiseren zich dat deze verschijningsvormen van de klacht waarschijnlijk een uitdrukking zijn van een onderliggend pathofysiologisch mechanisme. Omdat aangenomen wordt dat het mechanisme leidend tot temperatuurverschillen bij CRPS-I multifactorieel is (zie paragraaf pathopysiologie 1.2), en dit in de onderzoeken waarop de teksten zijn gebaseerd niet is geëxpliciteerd, is om praktische redenen de beschrijving zoals gehanteerd in de desbetreffende onderzoeken aangehouden. Daar waar in de tekst verwezen wordt naar een ïnflammatiore verschijningsvorm van de klacht, worden hiermee de klassieke verschijnselen van inflammatie bedoeld (dolor, rubor, calor, tumor, functio laesa).

 

Tabel 2 Differentiaaldiagnosen

 

Differentiaal diagnoses

Infecties

Entrapment syndromen (CTS)

Costo Claviculair Compressie Syndroom (CCCS)

Compartiment syndromen

Trombose

Reuma

Lymfe-oedeem

Conversie /Automutilatie

Dis- /Nonuse

 

Verschillende behandelingen voor CRPS-I zijn beschreven. Het aantal methodologisch sterke onderzoeken naar de effecten van de verschillende behandelingen is echter beperkt.

Opgemerkt dient te worden dat het merendeel van de onderzoeken is uitgevoerd bij patiënten in een vroegtijdig stadium van de klacht. Men dient zorgvuldig om te gaan met het toepassen van deze resultaten bij patiënten in latere stadia van de klacht. Grofweg kan de behandeling van CRPS-I bestaan uit medicamenteuze en/of invasieve medische behandeling, paramedische en psychologische behandeling. Er zijn aanwijzingen dat een vroege diagnose en het vroegtijdig starten met de behandeling van CRPS-I tot een grotere afname van klachten leiden dan een latere start (Perez et al. 2003). Informatie over preventieve maatregelen ter voorkoming van CRPS-I is beperkt. Het multidimensionale karakter van CRPS-I en het feit dat effecten van de meeste behandelingen voor CRPS-I in combinatie met andere behandelingen zijn onderzocht, onderschrijven een multidisciplinaire behandeling. Dit geldt voor volwassenen, maar zeker bij kinderen. Het is wenselijk dat bij multidisciplinaire behandeling één behandelaar optreedt als ‘case-manager’. Concrete bewijzen voor de (meer)waarde van multidisciplinaire behandeling van CRPS-I ontbreken echter. Een belangrijk onderdeel van de behandeling van CRPS-I is de voorlichting aan de patiënt en zijn/haar omgeving (hoofdstuk 8.1). Een belangrijke rol bij de voorlichting aan de patiënt speelt de Nederlandse Patiëntenvereniging CRPS-I. Verwijzingen naar deze vereniging vindt u in bijlage 7.De verschillende behandelingsvormen zoals in deze richtlijn besproken, zijn samengevat in een stroomschema. Hierin wordt ook een mogelijke behandelsequentie voorgesteld. Ook voor dit stroomschema geldt dat de waarde hiervan niet wetenschappelijk is vastgesteld.