Patiëntenversie richtlijn PSA bij kinderen buiten de OK

Procedurele sedatie en/of analgesie (PSA) buiten de operatiekamer bij kinderen

 

Wat is Procedurele Sedatie en/of analgesie (PSA) ?  

Procedurele sedatie en/of analgesie wordt vaak afgekort tot PSA. Bij PSA gaat het om twee begrippen: procedurele sedatie en analgesie.

Onder procedurele sedatie wordt verstaan het toedienen van rustgevende of slaapverwekkende medicijnen. Analgesie is het toedienen van pijnstillende middelen. Procedurele sedatie en/of analgesie (PSA) worden beiden, afzonderlijk of in combinatie met elkaar, toegepast als een kind een medische procedure moet ondergaan die pijnlijk is en/of veel spanningen met zich meebrengt. Ook worden zij gebruikt als een kind tijdens zo’n procedure lange tijd heel stil moet blijven liggen maar dit nog niet goed kan. 

Met het woord procedure wordt in deze brochure bedoeld: medische ingreep of medisch onderzoek. Met PSA wordt het bewustzijn van het kind verlaagd waardoor het de procedure beter kan doorstaan. De procedure wordt er voor het kind minder vervelend door.

Toepassing van PSA vergroot in belangrijke mate de kans dat de procedure slaagt. 

 

Hoe is deze patiëntenversie van de richtlijn sedatie en/of analgesie (PSA) op locaties buiten de operatiekamer tot stand gekomen? 

Deze brochure is gebaseerd op de richtlijn Sedatie en/of analgesie (PSA) op locaties buiten de operatiekamer, zoals vastgesteld d.d. QQQ. Een richtlijn is gemaakt voor hulpverleners. In de richtlijn waar het hier om gaat, staat beschreven wat PSA is. Ook is erin vermeld wanneer PSA wordt gebruikt en aan welke eisen moeten worden voldaan om te zorgen dat de toepassing ervan veilig en effectief gebeurt. De richtlijn bevat aanbevelingen en instructies voor het handelen van de hulpverleners. Het is geen wettelijk voorschrift. PSA blijft maatwerk, afgestemd op iedere patiënt afzonderlijk. Een hulpverlener kan daarom besluiten van de richtlijn af te wijken. 

 

Deze ‘patiëntenversie’ van de richtlijn is geschreven door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO in samenwerking met de bij dit onderwerp betrokken wetenschappelijke verenigingen en de vereniging Kind en Ziekenhuis. Dat gebeurde in opdracht van ZonMw.

 

Voor wie is deze informatie bedoeld? 

De informatie in deze brochure is bedoeld voor ouders/vertegenwoordigers van kinderen die te maken krijgen met PSA. Het doel ervan is om hen belangrijke informatie over PSA te geven, zodat zij de voordelen en nadelen van PSA tegen elkaar kunnen afwegen. De voordelen zijn: minder angst en pijnstilling. De nadelen zijn de risico’s die met PSA gepaard gaan.  

 

Waarvoor is PSA bedoeld?  

Zieke kinderen en kinderen bij wie medisch onderzoek noodzakelijk is ondergaan vaak heel wat procedures. Veel daarvan zijn zonder een vorm van PSA voor het kind niet aangenaam. Soms zijn zij zonder PSA zelfs niet goed uitvoerbaar omdat het kind bang is en zich verzet tegen de pijn of het onaangename van de situatie, of omdat het kind (nog) niet goed in staat is lang genoeg stil te blijven liggen. 

Het doel van PSA is dan ook ervoor te zorgen dat de medische procedure zo goed mogelijk verloopt en voor het kind zo min mogelijk onaangenaam is. Dat laatste wil zeggen dat door middel van PSA pijn, stress en/of angst worden onderdrukt. Het doel van PSA kan ook zijn te bereiken dat het kind stil blijft liggen omdat dat belangrijk is voor het slagen van de procedure. Dit is bijvoorbeeld het geval bij (kleine) kinderen die een MRI-scan moeten ondergaan en daarvoor langere tijd helemaal stil moeten liggen.

 

Waaruit kan PSA bestaan? 

Een belangrijk kenmerk van alle vormen van PSA is dat gestreefd wordt naar het verlagen van het bewustzijn van de patiënt. Naargelang de aard van de procedure en de mate van bewustzijnsdaling die wordt nagestreefd, kunnen verschillende soorten medicijnen worden gebruikt. Bij procedures die niet pijnlijk zijn wordt meestal alleen een slaapmiddel (een zogenaamd sedativum, meervoud sedativa) gebruikt. Een sedativum wordt ideaal gesproken alleen gegeven om angsten te verminderen en/of het bewustzijn te verlagen. Hierdoor kan de onaangename procedure veilig en effectief uitgevoerd worden. Een sedativum is geen pijnstiller. Met alleen het verlagen van het bewustzijn wordt dus geen pijn bestreden. Het kind voelt dan wel de pijn, maar heeft er later nauwelijks of geen herinnering meer aan. Als er sprake is van een pijnlijke procedure wordt ook een middel toegediend om de pijn te verminderen (een zogenaamd analgeticum, meervoud analgetica). Bij een kleine pijnlijke procedure kan worden volstaan met een plaatselijk verdovend middel eventueel in combinatie met een sedativum. Bij procedures die veel pijnlijker zijn wordt meestal gebruik gemaakt van een krachtig pijnstillend middel. Meestal hebben deze analgetica op zich ook een bewustzijnsverlagend effect. In combinatie met een sedativum kan zelfs een diepe bewustzijnsdaling ontstaan. 

 

SOORTEN PSA

Er bestaan verschillende soorten PSA. Meestal worden PSA’s ingedeeld naar de mate van de bewustzijnsdaling die ermee wordt veroorzaakt. In de praktijk blijkt dat er grote verschillen bestaan tussen wat hulpverleners onder daling van het bewustzijn verstaan. De ene hulpverlener doelt met PSA op een daling van het bewustzijn waarbij de patiënt nog wel kan praten (als de patiënt wordt gewekt of geprikkeld). De andere hulpverlener heeft bij PSA een beeld voor ogen waarbij de patiënt volkomen stil ligt, het bewustzijn geheel heeft verloren en ook niet reageert op pijnlijke prikkels. Als gevolg van deze verschillen gebruiken hulpverleners vaak vage benamingen als zij over PSA praten, zoals bijvoorbeeld “een roesje geven”. Daarmee is niet duidelijk wat precies wordt bedoeld.

Er bestaat dus behoefte aan eenduidigheid. Om die te bereiken wordt een onderscheid gemaakt tussen 4 soorten bewustzijnsdaling: 

-                 anxiolyse (angstvermindering)

-                 lichte sedatie

-                 matige sedatie

-                 diepe sedatie

Anxiolyse en lichte sedatie zijn twee moeilijk van elkaar te onderscheiden toestanden waarbij het angst- en het stressniveau van de patiënt zijn verlaagd en het bewustzijn in principe in tact is gebleven. Verbale communicatie met de patiënt blijft mogelijk. Een PSA wordt als matig of diep beschouwd zodra de bewustzijnsdaling ertoe leidt dat met het kind geen mondelinge communicatie meer mogelijk is. 

Een dergelijke indeling is belangrijk omdat hoe dieper de sedatie is, hoe meer risico’s er bestaan op complicaties en hoe groter de vaardigheden moeten zijn van de hulpverlener die voor de PSA verantwoordelijk is.  

In de praktijk is het onderscheid in vier soorten bewustzijnsdaling echter niet goed bruikbaar: anxiolyse en lichte sedatie zijn soms moeilijk van elkaar te onderscheiden. Voor matige sedatie geldt dan weer dat die met een redelijke kans verschuift naar diepe sedatie. Om die reden wordt in de richtlijn een onderscheid gemaakt tussen twee toestanden: anxiolyse/lichte sedatie en matige tot diepe sedatie. 

 

Of een PSA-medicijn tot anxiolyse/lichte sedatie of tot matige tot diepe sedatie leidt, hangt af van de aard van het medicijn, van de  dosis die wordt gebruikt en van de eventuele combinatie met andere bewustzijnsverlagende middelen (bijvoorbeeld slaapverwekkende analgetica).

 

DE EFFECTEN VAN PSA OP HET LICHAAM

Het toedienen van PSA heeft de volgende effecten op het lichaam.

 

Hoe veilig is PSA en wie komt er voor in aanmerking? 

PSA is bij gezonde mensen over het algemeen heel veilig. Wel kan het af en toe gebeuren dat iemand in een te diep sedatieniveau terecht komt, waarbij stoornissen in bloeddruk en ademhaling kunnen ontstaan. Dat leidt meestal niet tot problemen. Bij bepaalde patiëntencategorieën en bepaalde ingrepen met een verhoogd risico kan dat echter tot vervelende of zelfs ernstige situaties leiden. 

Kinderen met een verhoogd risico zijn: kinderen in een duidelijk zieke conditie, kinderen jonger dan 1 jaar, kinderen met een aandoening van de luchtweg (bijvoorbeeld vernauwing), kinderen met  neurologische aandoeningen die het bewustzijn of de ademhaling verstoren, kinderen met een belangrijke verstandelijke beperking, kinderen met een ernstige longziekte en kinderen met bepaalde andere onderliggende ziektes. Het is raadzaam om bij deze kinderen na te gaan of zij niet beter onder verantwoordelijkheid van een anesthesioloog in slaap kunnen worden gebracht. Het is belangrijk dat de hulpverlener die verantwoordelijk is voor de PSA een inschatting maakt of het kind tot een risicogroep behoort. De hulpverlener stelt daartoe een aantal vragen over de conditie van het kind. Daarnaast zal de hulpverlener het kind lichamelijk onderzoeken, waarbij hij/zij vooral naar het hart, de longen en de luchtwegen kijkt. De hulpverlener bespreekt met de ouders, en eventueel het kind, de risicoinschatting, zodat zij samen met de hulpverlener kunnen kiezen welke vorm van PSA toegepast gaat worden.   

 

Wat zijn de risico’s van PSA? 

PSA voorziet in een duidelijke behoefte, maar brengt ook risico’s met zich mee. De kans dat zich tijdens de PSA een milde complicatie voordoet, ligt tussen de 0,5 en 20 procent. Deze 'bandbreedte' is zo groot omdat het risico afhangt van meerdere factoren, zoals de ziekte van het kind, de aard van de procedure en de medicatie die wordt gebruikt. Meestal gaat het om problemen met de ademhaling of de luchtweg. Als de aanbevelingen van de nieuwe richtlijn worden nageleefd, zullen deze complicaties tijdig kunnen worden herkend en behandeld.  

 

Aan welke eisen moet een PSA-procedure voldoen?  

In de richtlijn wordt een aantal belangrijke veiligheidscriteria genoemd waaraan  PSA moet voldoen. Niet iedereen mag  PSA uitvoeren. Aan de hulpverlener die PSA uitvoert, worden duidelijke eisen gesteld. Hij/zij moet bepaalde vaardigheden bezitten en mag niet dezelfde persoon zijn als degene die de procedure uitvoert. Ook stelt de richtlijn eisen ten aanzien van de noodzakelijke bewaking van de hart- en longfuncties van de patiënt tijdens PSA en in de ontwaakperiode daarna. Tevens gelden er criteria voor de middelen die voor PSA gebruikt kunnen worden, de doseringen, de wijze van toediening en de bijkomende risico’s. Van belang is verder, dat de hulpverlener die verantwoordelijk is voor PSA, de voor- en nadelen van PSA helder bespreekt met de ouder(s) en het kind. De hulpverlener dient ook een afweging te maken om te bepalen of er redenen zijn om de procedure liever onder verantwoordelijkheid van een anesthesioloog te laten doorgaan. 

 

Bij welke procedures kan PSA plaatsvinden ?  

PSA wordt toegepast bij zeer veel uiteenlopende procedures. Steeds meer procedures vinden ook  onder PSA plaats. Patiënten vragen terecht, om onplezierige of als bedreigend ervaren onderzoeken en behandelingen te ondergaan op een manier die zo min mogelijk belastend is en zonder pijn. 

De meest voorkomende ingrepen bij kinderen waarbij PSA wordt toegepast, zijn: beeldvormend onderzoek (zoals MRI- en CT-scan) waarvoor geheel stil liggen noodzakelijk is, pijnlijke wondverzorgingen/verbandwissels, hechten van wonden, behandeling van botbreuken of ontwrichtingen, puncties en biopsieën (bij een biopsie wordt een stukje weefsel uit het lichaam verwijderd om onderzocht te worden met de bedoeling een diagnose te stellen), inbrengen van blaaskatheters, pijnlijke procedures in het kader van kankerbehandeling (bijvoorbeeld beenmergpunctie, lumbaal punctie, cardioversie (het zogenoemde “klappen”) bij hartritmestoornissen, inbrengen van moeilijke infusen en lastige bloedafnames.

  

INFORMATIEVERSTREKKING EN TOESTEMMING 

De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) die in 1995 in werking trad, vormt in Nederland het juridisch kader voor de relatie tussen een hulpverlener en zijn/haar patiënt. De wet regelt de belangrijkste rechten die de patiënt binnen die relatie ten opzichte van de hulpverlener heeft.   

De hulpverlener die de procedure uitvoert, heeft de toestemming van de patiënt en/of diens wettelijk vertegenwoordiger nodig om het onderzoek of de behandeling te kunnen beginnen. (Levensbedreigende situaties zijn daarop een uitzondering ). Deze toestemming dient de patiënt en/of de wettelijk vertegenwoordiger weloverwogen te verlenen.  Daarvoor is noodzakelijk dat hij/zij adequaat is geïnformeerd. De combinatie van het geven van toestemming op grond van goed geïnformeerd zijn wordt aangeduid met de Engelse term  informed consent. Voordat toestemming voor PSA kan worden verkregen, dient in het kader van de WGBO aan de patiënt en/of wettelijk vertegenwoordiger (tenminste) mondeling informatie te worden gegeven over: 

het doel van de voorgestelde vorm van PSA en het te verwachten resultaat; 

 

Wie verstrekt de informatie?  

De hulpverlener die verantwoordelijk is voor een specifieke verrichting of een bepaald onderdeel van een onderzoek of behandeling, is er ook verantwoordelijk voor dat de patiënt de juiste informatie krijgt en dat de noodzakelijke toestemming wordt verkregen. Dit dient het geval te zijn voordat PSA toegepast mag worden. De verantwoordelijke hulpverlener kan het verstrekken van informatie wel overlaten aan iemand anders, maar zal ervoor moeten zorgen dat de informatievoorziening goed is geregeld.

 

De informatie dient te worden verstrekt aan de (minderjarige) patiënt en, als de patiënt nog geen zestien jaar is, aan diens wettelijk vertegenwoordiger. De hulpverlener dient de informatie af te stemmen op het bevattingsvermogen van de patiënt en/of de wettelijk vertegenwoordiger. De hulpverlener moet zich ervan verzekeren, dat de patiënt en de wettelijk vertegenwoordiger de informatie hebben begrepen. Hoewel kinderen onder de twaalf jaar niet zelfstandig toestemming hoeven te verlenen, hebben zij wel recht op informatie, voor zover hun bevattingsvermogen dit toelaat. Wilsonbekwame minderjarigen dienen informatie te krijgen voor zover de resterende wilsbekwaamheid dat toelaat. Bij het geven van “volledige informatie” aan jonge kinderen is het van belang, dat de informatie is aangepast aan het begripsvermogen van het kind en daarnaast  aan de manier waarop het kind over de procedure denkt of er bang voor is. Ook is het van belang dat de informatie mede op zintuiglijk niveau wordt verstrekt (dat wil zeggen, dat rekening wordt gehouden met wat het kind voelt, ziet, hoort en ruikt), dit om te bereiken dat de gebeurtenis voor het kind een grote mate van voorspelbaarheid heeft.

 

Wie geeft toestemming? 

In de WGBO is geregeld wie toestemming dient te geven wanneer de patiënt minderjarig is. 

 

Patiënten onder de twaalf jaar 

De wettelijk vertegenwoordigers (meestal zijn dit de ouders) moeten toestemming verlenen namens het kind. Rekening houdend met het bevattingsvermogen van het kind wordt indien mogelijk de instemming van het kind gevraagd. 

 

Patiënten tussen twaalf en zestien jaar

Toestemming is vereist zowel van het kind zelf als van de ouders. Als  de ouders toestemming verlenen, maar het kind niet, dient het kind opnieuw goed te worden geïnformeerd over de gevolgen van niet behandelen: (in dit geval: van niet sederen). Blijft het kind de behandeling weigeren, dan wordt in principe de wens van het kind gehonoreerd. 

 

Patiënten vanaf zestien jaar  

Patiënten vanaf zestien jaar dienen zelf en zelfstandig toestemming te verlenen.

 

Ouder dan twaalf jaar en wilsonbekwaam

De algemeen aanvaarde definitie van patiënten die ‘wilsonbekwaam’ zijn, en die ook in de WGBO als uitgangspunt is genomen, luidt: patiënten die niet in staat kunnen worden geacht tot een redelijke waardering van hun belangen ter zake van een beslissing of situatie die aan de orde is. Uitgangspunt is, dat de patiënt wilsbekwaam moet worden geacht tot het tegendeel is komen vast te staan. Is dat laatste het geval en moet dus de patiënt als wilsonbekwaam worden beschouwd, dan dient de wettelijk vertegenwoordiger (ouder/voogd) toestemming te geven.     

 

Wie is verantwoordelijk voor het uitvoeren van  PSA? 

De arts die de procedure doet, is verantwoordelijk voor de toepassing van PSA, maar kan de taak als zodanig delegeren aan een hulpverlener die daartoe bekwaam is en complicaties kan opvangen. 

 

DE VOORBEREIDINGEN   

PSA kan alleen plaatsvinden als het kind enkele uren ervoor nuchter is gebleven. Nuchter zijn houdt in, dat het kind de uren voor de ingreep  niet meer eet, drinkt of rookt. 

Voor de procedure geldt meestal, dat de laatste zes uur geen vast voedsel meer mag worden ingenomen en dat de laatste twee uur ook niets meer gedronken mag worden. Het poetsen van de tanden of het nemen van een klein slokje water om medicijnen in te nemen is echter geen probleem. De hulpverlener geeft de patiënt (en/of de ouder) precieze instructies vanaf welk tijdstip het kind nuchter moet zijn. Als het kind  last heeft van een gestoorde maaglediging en/of slokdarmreflux (bij een slokdarmreflux is er sprake van het terugvloeien van maagzuur in de slokdarm) dan gelden andere regels. Belangrijk is dat de ouder dit tijdig aangeeft bij de behandelend arts. 

 

HET VERLOOP VAN EEN PSA IN DE PRAKTIJK 

Hieronder wordt geschetst hoe het beloop van PSA meestal zal zijn. Het is echter  mogelijk dat bepaalde zaken anders of in een wat andere volgorde verlopen.

 

Voorbereidingen

De patiënt wordt gewoonlijk gevraagd iemand als begeleider mee te nemen naar de kliniek of ervoor te zorgen dat hij/zij over een telefoonnummer beschikt van iemand die gebeld kan worden om hem/haar na de procedure naar huis te begeleiden. Wie geen begeleiding heeft geregeld, kan geen PSA ondergaan. 

Ook wordt, voor zover qua leeftijd van toepassing, de patiënt gevraagd gedurende twaalf uur na toediening van PSA niet deel te nemen aan het verkeer, niet te werken en geen alcohol te drinken. Het is verstandig dat de patiënt deze dag geen belangrijke beslissingen neemt.

Hij/zij kan deze dag vergeetachtig zijn. 

 

Toedienen van PSA

Op de onderzoekskamer wordt de bloeddruk en de pols van de patiënt gemeten en krijgt hij/zij een zuurstofmeter aan een vingertop of oorlel. Deze meter registreert de hartslag en het zuurstofgehalte in het bloed. In de onderzoekskamer zijn ook alle middelen aanwezig om een eventuele complicatie op te kunnen vangen. Vervolgens wordt een infuusnaald ingebracht (tenzij gebruik gemaakt wordt van een andere PSA- techniek, bijvoorbeeld die waarbij lachgas wordt gebruikt of een slaapmiddel rectaal of in de wangzak wordt toegediend). Soms krijgt de patiënt wat extra zuurstof. Nadat het kind is aangesloten aan de bewakingsmonitor, is alles gereed. De arts dient via het infuus een sedativum en eventueel ook een pijnstiller toe. Hierdoor wordt de patiënt rustig (ontspannen) of zelfs slaperig. Nu kan de procedure beginnen. Soms is het nodig dat tijdens de procedure nog extra medicatie wordt toegediend om de situatie voor het kind minder onaangenaam te maken en het pijnvrij te houden. Gedurende de gehele procedure en de ontwaakfase daarna wordt het kind bewaakt.

 

TOEDIENINGSVORMEN VAN PSA

Afhankelijk van de aard van de procedure en de mate van bewustzijnsdaling die wordt nagestreefd, kiest de arts voor een bepaalde PSA-techniek. Naargelang deze keuze wordt het PSA-medicijn toegediend in de vorm van een drankje of pilletje, druppels onder de tong, spray/druppels in de neus, rectaal of via een infuus. Als gebruik wordt gemaakt van lachgas krijgt het kind een speciaal kapje over neus en/of mond en wordt het medicijn door het kind ingeademd. Verderop in deze brochure staat meer informatie over lachgas.

 

Wat gebeurt er na PSA? 

Als de behandelend arts klaar is met de procedure, wordt gestopt met  PSA. Het kind wordt naar de uitslaapkamer gebracht, waar het verder wordt verzorgd. Belangrijk is, dat de toestand van de patiënt  wordt bewaakt totdat hij/zij weer helemaal wakker is. Vertrek naar de (onbewaakte) verpleegafdeling of naar huis mag slechts dan gebeuren wanneer de functies van hart en longen en het bewustzijn van de patiënt voldoende hersteld zijn. Zodra de lichamelijke toestand van het  kind het toelaat, vindt een kort onderzoek plaats. Als blijkt dat het kind weer geheel tot zichzelf is gekomen, mag het de afdeling verlaten. Patiënten mogen pas ontslagen worden naar huis als aan bepaalde criteria is voldaan. Het is bijvoorbeeld van belang dat de ouder en het kind  door de hulpverlener goed zijn voorgelicht over de mogelijke bijwerkingen van de middelen die het kind toegediend heeft gekregen.  De meeste kinderen herinneren zich na PSA weinig tot niets van de procedure. Ook bij oudere kinderen is begeleiding daarom noodzakelijk. Het kind hoort dan samen met zijn of haar begeleider de uitslag van de procedure. Hierna kan het kind met de begeleider naar huis. 

Het kan soms even duren voordat de lichamelijke conditie van het kind weer is zoals voor de procedure. Het kind is mogelijk sneller vermoeid. Op zich is dit heel gewoon, het lichaam heeft veel moeten doorstaan. 

 

ANDERE TECHNIEKEN NAAST PSA 

PSA heeft onder andere de bedoeling om bij een pijnlijke procedure of een procedure die veel stress geeft, te bereiken dat de situatie voor de patiënt minder onaangenaam wordt gemaakt. Het effect van de medicatie die daarbij wordt toegediend, wordt gunstig beïnvloed als de patiënt en de ouders/vertegenwoordigers goed worden voorbereid op de procedure. Voor kinderen is het belangrijk dat de omstandigheden kindvriendelijk zijn. Verder is van belang dat sprake is van kindgerichte en oudergerichte informatie en dat de ouders aanwezig en betrokken zijn bij PSA. Het gebruik van bepaalde gedragsgerichte of psychologische technieken (daarbij kan onder andere worden gedacht aan  speltherapie, muziek, hypnose) kan ook een positieve invloed hebben. Het is van groot belang dat de hulpverlener die verantwoordelijk is voor PSA, deze technieken beheerst en kan toepassen.

 

AANWEZIGHEID OUDERS 

Ouders van kinderen die PSA dienen te ondergaan, moeten de gelegenheid krijgen om hun kind voorafgaand, tijdens en na de procedure bij te staan. Naast een goede voorbereiding van het kind is ook een goede voorbereiding van de ouders van belang. Dit kan een positieve invloed hebben op eventuele angst bij het kind. De ervaring leert, dat de aanwezigheid bij het kind van de ouders, als zij  specifiek zijn voorbereid en getraind om hun kind goed te begeleiden, tot minder stress en pijn bij het kind na een operatie kan leiden.

 

LACHGAS 

Het toedienen van lachgas is een vorm van PSA. Het gaat om een verdovend gas, dat wereldwijd al jaren wordt gebruikt, zowel in de anesthesie als bij PSA. In Nederland wordt lachgas voornamelijk gebruikt bij de tandheelkundige behandeling van mensen met een verstandelijke beperking of handicap en van extreem angstige kinderen. Lachgas heeft in combinatie met gedragsgerichte technieken en lokale verdoving een hoge effectiviteit. De toepassing ervan staat in Nederland vanaf 2004 sterk ter discussie, met name wat betreft de mogelijke risico’s op giftige effecten voor het personeel dat ermee werkt. Volgens de richtlijn echter houdt lachgas geen gevaar in voor de hulpverleners die ermee werken, mits in de ruimte waarin het wordt toegediend sprake is van een goede afzuiging en ventilatie. Voorwaarde is wel dat de hulpverlener die het lachgas toedient, daarin ook getraind is. De richtlijn stelt daarbij, dat het gebruik van lachgas een zeer belangrijke bijdrage zou kunnen leveren om tot effectievere PSA te komen voor de vele relatief beperkte maar toch pijnlijke procedures bij kinderen, zoals bijvoorbeeld bloedafname, infuus prikken, het inbrengen van een katheter (slangetje) via de plasbuis naar de blaas, het plaatsen van een maagsonde, het hechten of verzorgen van wonden en kleine chirurgische ingrepen. Door het gebruik van lachgas kan het (vaak stevig) vasthouden van de patiënt (ook wel restraint, fixatie of immobilisatie genoemd) worden beperkt. Ouders kunnen met de hulpverlener bespreken of lachgas een geschikte PSA is voor hun  kind.

 

VASTHOUDEN 

Het vasthouden van patiënten om een behandeling of onderzoek te kunnen laten plaatsvinden komt, vooral bij kinderen, vaak voor. De richtlijn stelt dat het vasthouden van een kind tegen zijn of haar wil met de bedoeling de weerstand te overwinnen die het kind door (angst voor) pijn of stress toont tegen een niet-acute maar medisch noodzakelijke medische procedure, in principe onaanvaardbaar is. Het is ook in strijd met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. 

Er is een aantal situaties denkbaar waarbij vasthouden wel acceptabel kan zijn, bijvoorbeeld bij zeer dringende levensreddende procedures waarbij geen tijd is om voor een alternatief te zorgen. Bij niet-zeer-dringende medische procedures is vasthouden alleen acceptabel als geen gebruik wordt gemaakt van kracht, het vasthouden gericht is op het helpen van het kind om zijn of haar lichaam of lichaamsdeel stil te houden, sprake is van informed consent, de overtuiging bij alle betrokkenen (inclusief kind en ouders) bestaat dat het vasthouden noodzakelijk is om de procedure te laten slagen en de procedure en de immobilisatie onderbroken worden als uit de verbale of niet-verbale communicatie van het kind blijkt dat sprake is van verzet tegen de situatie. De hulpverlener die verantwoordelijk is voor een pijnlijke of stressvolle procedure bij een kind, heeft de plicht om de alternatieve mogelijkheden voor het vasthouden (bijvoorbeeld plaatselijke verdoving, PSA of anesthesie) aan het kind en de ouders voor te leggen. 

 

KINDEREN MET EEN VERSTANDELIJKE BEPERKING 

Bij patiënten met een verstandelijke beperking moet extra zorgvuldig worden nagegaan welke procedures onder PSA en welke onder algehele anesthesie dienen te gebeuren. Bij kinderen met een verstandelijke beperking kan algehele anesthesie namelijk de voorkeur hebben boven PSA. Het is van belang dat de hulpverlener zo nauwkeurig mogelijk inschat op welk niveau de patiënt functioneert, zodat zo nodig ook aangepaste technieken kunnen worden gebruikt. Hierbij is de informatie die van de kant van de ouders/begeleiders kan worden verkregen, van grote betekenis. Immers, zij kennen het kind het beste.

 

VRAGEN  

Ouders die na het lezen van deze informatie nog vragen hebt, doen er verstandig aan deze aan de behandelend arts voor te leggen.

 

© Copyright 2009

Ned. Vereniging voor Anesthesiologie                       Ned. Vereniging voor Kindergeneeskunde

Postbus 20063                                                            Postbus 20059

3502 LB Utrecht                                                         3502 LB Utrecht

Tel. 030 – 282 33 85                                                   Tel. 030 - 282 3306

Fax. 030 – 282 38 56                                                 Fax. 030 – 282 3301

E-mail: nva@anesthesiologie.nl                                 E-mail: nvk@medweb.nl

Website: www.anesthesiologie.nl                               Website: www.nvk.pedianet.nl

 

Alle rechten voorbehouden.

De tekst uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën of enige andere manier, echter uitsluitend na voorafgaande toestemming van de uitgever. Toestemming voor gebruik van tekst(gedeelten) kunt u schriftelijk of per e-mail en uitsluitend bij de uitgever aanvragen. Adres en e-mailadres: zie boven. 

 

De Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) is een vereniging van en voor anesthesiologen. Zij behartigt de belangen van haar leden en draagt bij aan een positief imago van de anesthesiologie en de anesthesiologen in ons land. De NVA staat voor een kwalitatief goede en doelmatige uitvoering van de anesthesiologie door het ontwikkelen en uitvoeren van beleid op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, medische technologie, kwaliteitszorg en visitatie.

 

De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), opgericht in 1892, is een vereniging van kinderartsen, artsen in opleiding tot kinderarts en andere professionals werkzaam op het gebied van gezondheidszorg voor kinderen. De NVK heeft ongeveer 2000 leden. Doel van de NVK is het bevorderen van de kwaliteit van zorg voor zieke en gezonde kinderen van geboorte tot volwassenheid. Dit betekent: bevorderen van gezondheid en welzijn van kinderen en jongeren, verbeteren van de kwaliteit van zorg, bevorderen van de ontwikkeling van richtlijnen, protocollen en indicatoren voor de kindergeneeskundige zorg in de Nederlandse praktijk, bevorderen van goede scholing van kinderartsen, bevorderen van goede na- en bijscholing van kinderartsen en andere professionals die bij de gezondheidszorg voor kinderen betrokken zijn en opkomen voor de belangen van kinderartsen.

 

Het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, gevestigd in Utrecht, heeft tot doel individuele beroepsbeoefenaren, hun beroepsverenigingen en zorginstellingen te ondersteunen bij het verbeteren van de patiëntenzorg. Het CBO biedt via programma’s en projecten ondersteuning en begeleiding bij systematisch en gestructureerd meten, verbeteren en borgen van kwaliteit van de patiëntenzorg.