Kennislacunes

Inleiding

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn proctologie’ is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de uitgangsvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO) is duidelijk geworden dat op het terrein van de behandeling van hemorroiden, fistels en fissuren nog lacunes in de beschikbare kennis bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is, om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep de belangrijkste lacunes in kennis geprioriteerd.

 

De werkgroep heeft de volgende top vier van lacunes in kennis geprioriteerd, waarvoor nader onderzoek het meest dringend is:

  1. Het is onvoldoende onderzocht of rubberbandligatie, sclerotherapie en lasertherapie bij patiënten met graad 1 en 2 hemorroïden tot meer of minder complicaties en nadelige effecten leiden op zowel de korte en langere termijn (>1 jaar). Grotere RCT’s met voldoende patiënten en duidelijk gedefinieerde inclusie en exclusie criteria zijn nodig om ook minder voorkomende complicaties te kunnen vergelijken zijn nodig.
  2. Het is onvoldoende onderzocht of incisie met exprimatie van het stolsel bij patiënten met een getromboseerde hemorroïd in de acute fase tot minder / meer pijn reductie leidt dan een conservatief beleid en/of een acute excisie van het getromboseerde hemorroïd. Tevens is er nauwelijks onderzoek verricht naar schade/complicaties na een acute hemorrhoïdectomie. Er is behoefte aan goed opgezet gerandomiseerd onderzoek. Het gebrek aan beschrijving van een combinatiebeeld (tegelijk optreden van getromboseerde interne en externe hemorroïden) in de huidige literatuur wordt gezien als een lacune.
  3. Het is onvoldoende onderzocht welk percentage van de externe sfincter bij een fistulotomie geklieft kan worden zonder de continentie te verstoren.
  4. Het is onvoldoende onderzocht of een transanale mucosa verschuivingsplastiek na een periode van setondrainage een hoger succespercentage heeft dan een transanale mucosa verschuivingsplastiek zonder voorafgaande seton.