Begrippenlijst

Constitutioneel eczeem

Syn.atopisch eczeem; atopische dermatitis; neurodermitis disseminata; prurigo van Besnier; endogeen eczeem; overgevoeligheid (atopie) van de huid waar het samenspel tussen aanleg en omgevingsfactoren een belangrijke rol speelt; vaak gepaard gaand met andere atopische aandoeningen, zoals allergisch astma en hooikoorts. incidentie: c.e. komt bij 2 à 3% van de bevolking (ca. 400.000 mensen) voor, vrouwen iets vaker dan mannen en meer bij kinderen dan bij volwassenen; bij kinderen is het na astma meest voorkomende chronische aandoening; begint bij driekwart al op babyleeftijd (als dauwworm); frequentie neemt dan geleidelijk af, en weer toe rond de leeftijd van 10-12 jaar; oorzaak / risicofactoren: berust op combinatie 1. een aangeboren (vaak erfelijke) overgevoeligheid voor allergenen die, in een normale concentratie, bij de meeste personen geen reactie veroorzaken (=allergische of atopische constitutie) en 2. een hyperreactiviteit van de huid die getriggerd kan worden door niet-specifieke factoren uit de omgeving; bij contact met allergeen (door inademing, via voedsel of huidcontact) vindt IgE-binding plaats op m.n. mestcellen, waarop allerlei mediatoren vrijkomen, zoals histamine en diverse interleukines, waardoor een acute en chronische ontstekingsreactie op gang wordt gebracht; symptomen: belangrijkste klachten bij CE zijn rode, schilferige plekken, vergroving van de huidplooien en chronische, hevige jeuk; de voorkeurslocalisaties zijn gelaat, hals, nek, elleboogplooien, polsen, knieholten en enkels; de plekken zijn aanvankelijk vochtig, maar later steeds droger; ook de resterende huid is vaak droog; bij zuigelingen is vooral het gelaat sterk aangedaan; op latere leeftijd is dat is dat veel minder uitgesproken; wel kan er een rhagade, met korstjes zichtbaar blijven bij het oorlelletje; ook onder de ogen blijft vaak licht CE bestaan in de vorm van roodheid, schilfering of alleen maar een bruine verkleuring; diagnostiek: c.e. is een klinische diagnose; sensibilisatie kan worden aangetoond door huidtesten of serologische IgE diagnostiek ; bij de huidpriktest wordt een kleine hoeveelheid allergeen op de huid van de onderarm aangebracht; door de druppel heen wordt een oppervlakkig krasje of prikje in de huid gemaakt, waarna bij aanwezigheid van IgE-antistoffen na ongeveer vijftien minuten door vrijgekomen histamine een kwaddel ontstaat. Ook serologisch kan onderzocht worden in welke mate IgE antistoffen tegen de allergenen zich in het lichaam bevinden. Voordeel van de huidtest is dat er direct resultaat is en zichtbaar is om welke allergie het gaat; therapie: vnl. uitwendige middelen, zoals zalven met corticosteroïden, teerpreparaten en andere ontstekingsremmende medicijnen; daarnaast antihistaminica ivm jeuk en antibiotica bij secundaire infectie; soms ook UVB; bij ernstig verlopend CE worden orale immunosuppressiva gegeven; prognose: hangt samen met het tijdstip waarop c.e. begint; indien vóór de zesde levensmaand, is er 95% kans dat er op het twintigste levensjaar geen c.e. meer aanwezig is; wanneer het ná het tweede levensjaar begint, bedraagt deze kans 50%.

 

Allergeen

  1. [znw.] stof die kan leiden tot een allergische reactie, meestal een eiwit, soms een koolhydraat of een laagmoleculaire chemische stof zoals nikkel, die al of niet als hapteen dient en zich bindt aan eiwit; allergenen kunnen op verschillende manieren het lichaam binnenkomen: via luchtwegen (inhalatieallergenen), huid en slijmvliezen (contactallergenen), maagdarmkanaal (voedselallergenen) en bloedbaan (injectieallergenen)
  2. [bnw.] allergie veroorzakend; vb. allergene werking.

 

Allergeeneliminatie

Preventieve maatregelen, welke kunnen worden onderscheiden in primaire, secundaire en tertiaire preventie; primaire preventie voorkomt het ontstaan van allergie, bv. een voeding die zo min mogelijk allergene producten bevat; secundaire preventie voorkomt andere atopische verschijningsvormen, vb immunotherapie bij allergische rinitis kan astma voorkomen; tertiaire preventie vermindert de allergische symptomen, bv. door een voedselallergie op te sporen bij mensen met verdachte verschijnselen en het dieet hier op aan passen.

 

Allergie

immunologisch gemedieerde overgevoeligheidsreactie, op een lichaamsvreemde stof (allergeen), waartegen afweerstoffen en / of afweercellen worden gevormd; uit zich in een ontstekingsreactie in een of meerdere van de organen waar het allergeen met het immuunapparaat in contact komt, gewoonlijk huid (CE, urticaria), slijmvliezen van ogen (conjunctivitis), neus (rinitis), luchtwegen (astma, bronchitis) of maag-darmkanaal (bv. gastro-enteritis); van oudsher worden 4 typen onderscheiden (indeling vlg. Gell en Coombs).

 

Allergietest

Test waarbij wordt onderzocht of een allergeen een allergische reactie oproept en bij welke concentratie dit gebeurt; vb. huidpriktest of serologisch IgE onderzoek .

 

Allergische reactie

Reactie op een allergeen, zie ook allergie .

 

Anafylaxie

Ernstige, levensbedreigende, gegeneraliseerde of systemische overgevoeligheidsreactie agv mestceldegranulatie met vrijkomen van mediatoren; berust meestal op een IgE-gemedieerde allergie (type I); men reageert vnl. anafylactisch op eiwitten afkomstig van pinda's en andere noten, koemelk, kippenei, schaal- en schelpdieren,; voorts op gif van insectenbeten (bijen, wespen enz.) en sommige medicijnen, vooral penicilline; allergische niet-IgE-gemedieerde anafylaxie betreft reacties die gerelateerd zijn aan immuuncomplexen, complementmechanismen of celgemedieerde mechanismen ; a. kan zich geleidelijk aan ontwikkelen van jeuk, urticaria, angio-oedeem tot hypotensie en shock; ernstige verschijnselen als hypotensie en bronchospasme zijn niet obligaat aanwezig; therapie: adrenaline / epinefrine is eerste keus; patiënten Kunnen aanval met een auto-injector met epinefrine (‘epipen’) couperen.

 

Atopie

Erfelijke aanleg om 1. IgE-antistoffen te produceren in reactie op lage doses (inhalatie- en / of voedsel)allergenen, gewoonlijk eiwitten, en om 2. een of meerdere klinische uitingsvormen als astma, rhinoconjunctivitis, CE of voedselallergie te krijgen; in engere zin ook vaak gebruikt als synoniem voor IgE-gemedieerde allergie. Zie ook atopisch syndroom.

 

Atopisch eczeem

Meestal gebruikt als synoniem van CE, waarbij de nadruk ligt op de atopische component, die bij het overgrote deel van de patiënten aanwezig is.

 

Atopisch syndroom

Samenstel van atopische ziektebeelden als astma, atopische dermatitis, rinoconjunctivitis en voedselallergie, waaraan waarschijnlijk een erfelijke aanleg ten grondslag ligt; veelal wordt hierbij een IgE-gemedieerde allergie vastgesteld; ook als deze allergie (nog) niet manifest is wordt toch van ‘atopisch syndroom’ gesproken.

 

Atopische constitutie

Erfelijke aanleg om IgE-antistoffen te produceren met de daarbij kenmerkende klinische verschijningsvormen, zie ook atopie.

 

BMD

Botmineraaldichtheid, welke wordt gemeten middels ‘dual-energy X-ray absorptiometry’ (DXA). Hierbij wordt er meestal voor gekozen de BMD in de lumbale wervelkolom en de heupen te meten. De BMD wordt uitgedrukt in grammen / cm2 en wordt vervolgens vergeleken met een referentiepopulatie van gezonde vrijwilligers (mannen en vrouwen apart). De uitkomst van deze vergelijking leidt tot een T- of een Z-score. De T-score is het aantal standaard deviatie (SD) verschil tussen de BMD van de patiënt vergeleken met de gemiddelde piekbotmineraaldichtheid van de referentiepopulatie. De T-score wordt gebruik voor bij volwassenen en een T-score minder dan -1 geeft aan dat er sprake is van osteopenie. Een T-score van -2.5 of minder geeft aan dat er sprake is van osteoporose [Kanis 1994]. De Z-score is het aantal SD verschil tussen de BMD van de patiënt vergeleken met de gemiddelde BMD van de referentiepopulatie met dezelfde leeftijd. De Z-score wordt alleen bij kinderen gebruikt, daar zij de piekbotmineraaldichtheid nog niet bereikt hebben. Een Z-score van -2 of lager geeft aan dat er een lage BMD is. Als er daarnaast ook sprake is van een klinisch relevante voorgeschiedenis met botbreuken dan wordt er gesproken over osteoporose bij het kind [Lewiecki 2008].*

 

Contactallergie

Type-IV-allergie van de huid voor lichaamsvreemde stoffen waarbij antigeenpresenterende Langerhans-cellen T-lymfocyten recruteren en activeren en ter plaatse eczeem ontstaat; antigenen zijn bv. parfumgrondstoffen, conserveermiddelen, planten en metalen.

 

Contactallergisch eczeem

Eczeem, ontstaan door contact met een stof waarvoor het lichaam is gesensibiliseerd (door T- helper-cellen gemedieerd)

syn. allergisch contacteczeem

zie ook contacteczeem; ortho-ergisch eczeem.

 

Contacteczeem

Eczeem als gevolg van contact tussen de huid en een agens met allergische of toxische werking (irritatie). Syn. Contactdermatitis. Zie ook contactallergisch eczeem, ortho-ergisch eczeem.

 

Dauwworm

Vroeg CE, bij kinderen van omstreeks 3 maanden oud, vnl. in het gezicht; niet te verwarren met eczema seborrhoicum infantum.

 

Dermatitis

(acute) ontsteking van de huid; in de Engelstalige literatuur veelal synoniem voor ‘eczeem’; in Nederland vooral gebruikt als ontsteking beperkt blijft tot de dermis (cutis); ook wel gebruikt als synoniem voor ortho-ergisch contacteczeem, vooral ter onderscheiding van allergisch contacteczeem.

 

Directe huidreactie

Huidreactie, die deels immunologisch wordt bepaald, deels door een direct effect van de ingebrachte substanties; bij de immunologische reactie gaat het gewoonlijk om een type-I-reactie; leidt tot scherp omschreven kwaddelvorming met erytheem, rode hof met een karakteristiek wheal-and-flare-patroon (wheal = centrale witte kwaddel t.g.v. oedeemvorming, flare = rode hof t.g.v. axonreflex); treedt o.a. op na een insectenbeet; huidreactie is maximaal na 15 min. na contact met het allergeen op en vervaagt dan; bij type-I-allergie spelen IgE, mestcellen, basofiele granulocyten en histamine een centrale rol; deze overgevoeligheidsreactie komt veel bij mensen met atopische aanleg voor; directe huidreactie vormt de grondslag van de priktest en de intracutane (huid)test; ze kan bij klachten met antihistaminica worden gecoupeerd. Syn. immediate-type huidreactie. Zie ook huidpriktest en intracutane huidtest.

 

 

Eczeem, eczema

  1. (morfologisch) jeukende huiduitslag met wisselend, vaak chronisch verloop, gekenmerkt door een onscherp begrensde, grillig gevormde, polymorfe eruptie, d.w.z. uit meerdere efflorescenties bestaand, die naast of na elkaar voorkomen; in het acute stadium staan erytheem, papels, vesikels, erosies en crustae op de voorgrond; in het subacute stadium erytheem, papels en schilfers; in het chronische stadium, papels, squamae, lichenificatie, pigmentverschuivingen, hyperkeratose, rhagaden en krabeffecten;
  2. (pathogenetisch) ontstekingsproces van de huid dat aan bovengenoemde beschrijving voldoet en dat niet door een infectie met schimmels (dermatomycose) of bacteriën (bijvoorbeeld impetigo) wordt veroorzaakt; bij secundaire infectie van een eczeem met bacteriën spreekt men van een geïmpetiginiseerd eczeem; een superinfectie met het herpes simplex-virus heet ‘eczema herpeticum’, een superinfectie met een schimmel wordt ook wel ‘eczema mycoticum’ genoemd, maar dit is een minder gangbare term, zie ook dermatitis.

 

Eczeem, geïnfecteerd

Eczeem dat is gecompliceerd door een secundaire bacteriële infectie. Syn. geïmpetiginiseerd eczeem.

 

Eliminatiedieet

Dieet ten behoeve van diagnostiek en / of behandeling van voedselovergevoeligheid; hierbij wordt er naar gestreefd de verdachte en / of allergische voedingsmiddelen zo veel mogelijk te vermijden en te vervangen door beter te verdragen alternatieven.

 

Huidpriktest

Diagnostische methode voor vaststelling van type-I-allergie waarbij een allergeen op de huid wordt aangebracht en vervolgens erdoorheen wordt geprikt of gekrast ; kwaddel met rode hof duidt op positief resultaat, dwz op sensibilisatie; alleen een provocatie met het allergeen bewijst of men daadwerkelijk allergisch reageert; ook een fout-negatieve uitslag komt voor; variant van intracutane test. Ssyn. priktest, zie ook plakproef, intracutane (huid)test.

 

Huisstofmijt

Dermatophagoides pteronyssinus; Dermatophagoides farinae (niet te verwarren met Tyrophagus farinae = meelmijt; veelvoorkomende parasieten in huis die sterk allergene uitwerpselen achterlaat.

 

Huisstofmijtallergie

Allergie voor de in het huisstof aanwezige uitwerpselen van de huisstofmijt; kan klachten geven als allergische rinoconjunctivitis en astma en belangrijke onderhoudende factor bij CE; ongeveer 10% van de algemene populatie is allergisch voor huisstofmijt en 90% van de mensen met een atopische constitutie; huisstofmijten voeden zich met huidschilfers van de mens; vooral in bed zijn deze in ruime mate voorhanden, maar ook tussen de polen van het tapijt, in de bekleding van meubels, in overgordijnen, in onze eigen kleding en in knuffeldieren zijn ze te vinden; houden van vochtige warme omgeving.

 

Huidtest

Diagnostische methode voor vaststelling van de reactie op epicutane applicatie (plakproef) of intracutane toediening (huidpriktest of intracutane huidtest) van verschillende stoffen; bestaat uit toediening van zeer geringe hoeveelheid allergeen in de huid, zie ook plakproef, huidpriktest, intracutane huidtest.

 

Hyperreactiviteit

Versterkte, maar normale reactie op een stimulus, in het bijzonder bij astma / COPD, waarbij de luchtwegen overprikkelbaar zijn voor zogenoemde aspecifieke prikkels, zoals temperatuurovergang, geuren en dampen; is in testsituaties aantoonbaar en kwantificeerbaar aan de hand van provocatie, bv. met histamine.

 

Hypoallergeen

Minder allergeen, in mindere mate leidend tot een allergische reactie.

 

Hyposensibilisatie

Immunotherapie bij patiënten met een IgE-gemedieerde allergie, door frequente en gecontroleerde toediening in toenemende dosis van (subcutane injecties of oraal druppels of tabletten met) allergeenhoudende extracten met als doel de mate van allergie te verminderen.

 

IgE-gemedieerd

Door IgE in gang gezet, m.b.t. immunologisch processen; vb van IgE-gemedieerde reactie is de type-I-reactie op wespengif; een IgE-gemedieerde ziekte is hooikoorts. Syn. IgE-afhankelijk, IgE-geassocieerd.

 

immediate-type hypersensitivity

Allergische reactie die onmiddellijk volgt op antigeencontact, waarvoor de patiënt eerder al is gesensibiliseerd; wordt gemedieerd door IgE, dat de mestcellen aanzet tot degranulatie; bv. anafylactische reactie na wespensteek en contacturticaria. Syn. (onmiddellijke-) type-I-allergie.

 

Impetiginisatie

Secundaire bacteriële infectie van een huidaandoening; ontstaat vaak na stukkrabben van de huid; de huid van personen met constitutioneel eczeem is vaak gekoloniseerd met Staphylococcus aureus en is (mede) daardoor gevoeliger voor impetiginisatie. Syn. geïnfecteerd eczeem, geïmpetiginiseerd eczeem.

 

Inhalatieallergeen

Allergeen dat een immuunreactie in de luchtwegen opwekt. Bij de IgE-gemedieerde allergie gaat het meestal om de volgende allergenen: pollen, huisstofmijten, dierlijke epidermale producten en schimmels.

 

Intracutane (huid)test, intracutane allergietest

Diagnostische methode voor vaststelling van type-I-allergie waarbij een kleine hoeveelheid allergeen intracutaan in de huid (dus niet subcutaan) wordt gespoten; kwaddel met rode hof duidt op positief resultaat, dwz op sensibilisatie; alleen een provocatie met het allergeen bewijst of men daadwerkelijk allergisch reageert; ook een fout-negatieve uitslag komt voor; variant van prik test; vb. Mantoux-test.

 

Kippenei(wit)allergie

Type-I-allergie voor kippenei(wit), leidend tot diverse klachten: gastro-intestinaal (krampen, diarree, verminderde eetlust), respiratoir (astma), dermatologisch (CE, urticaria) en / of systemisch (anafylaxie); de type-I-allergie voor kippenei wordt getest met een huidtest, serologisch onderzoek, gouden standaard is de dubbelblinde provocatie; behandeling bestaat uit eliminatiedieet.

 

Koemelkeiwitallergie, koemelkallergie

Type-I-allergie voor koemelk(eiwit); vooral bij kleine kinderen met atopisch syndroom maar komt ook voor op volwassen leeftijd, gericht tegen koemelkeiwitantigenen in de voeding; leidend tot diverse klachten: gastro-intestinaal (krampen, diarree, verminderde eetlust), respiratoir (astma), dermatologisch (CE, urticaria) en / of systemisch (anafylaxie); de type-I-allergie voor koemelk(eiwit) wordt getest met een huidtest, serologisch onderzoek; behandeling bestaat uit eliminatiedieet; tolerantie treedt bij kinderen vaak binnen 1-2 jaar op.

 

Kruisovergevoeligheid

Overgevoeligheid voor een allergeen, niet ontstaan door contact met dat allergeen zelf, maar door een chemisch verwante stof; vb diverse antibiotica van de aminoglycosidenfamilie; komt ook voor bij vruchten en groenten als gevolg van primaire gevoeligheid voor pollen; bv berkenpollen, appel en selderij.

 

Oral allergy-syndroom

Branderig, jeukend gevoel vb van lippen, palatum of zelfs in de oren, soms gepaard gaand met lokaal angio-oedeem, als gevolg van een IgE-gemedieerde allergie voor bepaalde voedingsmiddelen, zoals vruchten, groenten en noten; komt vooral voor als kruisovergevoeligheid bij mensen met een allergie voor pollen (bv berk, gras en bijvoet (artemisia vulgaris)). Zie ook voedselallergie.

 

Orale provocatie

Provocatie d.m.v. toediening van voedingsmiddelen of additiva ter vaststelling van voedselovergevoeligheid (IgE-gemedieerde allergie of voedselintolerantie); wordt bij voorkeur dubbelblind en placebo-gecontroleerd uitgevoerd vanwege de soms moeilijke interpretatie, wanneer het subjectieve symptomen betreft.

 

Ortho-ergisch eczeem

Eczeem dat ontstaat door een niet-allergische (immunologische), chronische inwerking van irriterende, zwak-toxische stoffen; gaat meestal om laagmoleculaire chemicaliën in huishoudelijke artikelen (schoonmaakmiddelen, oplosmiddelen e.d.); zit doorgaans op de handruggen en in de handpalmen en wordt vooral gezien bij personen met natte beroepen (huisvrouwen, kappers, bakkers, verpleegkundigen); personen met een atopische aanleg zijn hiervoor extra gevoelig.

 

Overgevoeligheid

Versterkte, abnormale reactie op een scherp omschreven stimulus in een dosis die door normale personen wordt getolereerd; hiertoe behoren alle vormen van allergische reacties, sommige bijwerkingen van voedsel, additiva en geneesmiddelen; te onderscheiden van reacties op infectie, auto-immuniteit en toxische reacties, zie ook allergie, hyperreactiviteit.

 

Plakproef

Diagnostische methode voor vaststelling van type-IV-allergie voor een stof waarvoor men van tevoren is gesensibiliseerd; op de huid wordt een kleine dosis contactallergeen in een gestandaardiseerde concentratie op filtreerpapier (plakker, lapje) aangebracht; na 24-48 en na 72 uur wordt de huidreactie op dat allergeen beoordeeld; bij een positieve reactie is ter plaatse een eczeemreactie waarneembaar

syn. indirecte huidreactie, epicutane huidtest, patch test, lapjesproef (obsoleet), zie ook huidpriktest.

 

Probiotica

Levende microbiologische voedingssupplementen in de vorm van gefermenteerde of vergiste melkproducten, zoals yoghurt- en kwarksoorten, met het doel de verbetering van de intestinale microbiologische balans.

 

Radio-allergo-sorbent test (RAST)

Test ter bepaling van allergeenspecifieke IgE antistoffen in serum, waarbij radioactief gemerkte anti-IgE antistoffen werden gebruikt; tegenwoordig worden enzym gemerkte antistoffen gebruikt, maar de term RAST wordt soms nog als synoniem voor een bepaling van specifiek IgE gebruikt; bij screening op aanwezigheid naar allergeen-specifieke IgE antistoffen wordt gebruik gemaakt van allergeenmengsels (inhalatie-mix, voedsel-mix), ook wel mengsel-RAST genoemd; bij positief resultaat van de mengsel-RAST volgt meestal onderzoek naar specifiek IgE tegen een standaard panel van inhalatie- en / of voedsel allergenen; de uitslag wordt weergegeven in kwantitatieve eenheden en / of de hiervan afgeleide kwantitatieve klassen; meestal wordt bij de RAST de titer specifiek-IgE tegen een standaardpanel van een aantal inhalatieallergenen bepaald; bij zuigelingen en kleuters wordt hier een panel van voedsel allergenen aan toegevoegd; overigens zijn RIST en RAST al geruime tijd vervangen door een enzyme-linked immuno-assay methode, waarbij radioactief gelabelde stoffen niet meer nodig zijn. Syn. bloedallergietest, serumallergietest, zie ook radio-allergo-sorbent test (RAST).

 

RIST

Radio-immuno-sorbent test; radiodiagnostische test ter bepaling van totaal IgE in serum, waarbij radioactief gemerkte anti-IgE antistoffen werden gebruikt. Syn. bloedallergietest, serumallergietest, zie ook radio-allergo-sorbent test (RAST).

 

Saneren

De hoeveelheid allergenen in de directe leefomgeving minimaliseren, i.h.b. bij huisstofmijtovergevoeligheid of huisdierenovergevoeligheid.

 

Sederen

Het onderdrukken van een prikkel; o.a bij jeuk met antihistaminica met sederende werking. de effectiviteit berust dan niet op het antihistaminische effect maar op het sedatieve effect.

 

Sensibilisatie

Het aantonen van een immuunrespons op allergenen (bv. specifiek IgE voor huisstofmijt of een positieve epicutane test op een contactallergeen).

 

Sensibiliseren

Gevoelig maken van het lichaam of een bepaald weefsel voor lichaamsvreemde eiwitten of geneesmiddelen, o.a. door herhaalde toediening; kan bedoeld (diagnostisch) of onbedoeld (bv. wespensteek) zijn, zie ook allergie, anafylaxie.

 

Type-I-allergie

Door IgE-antistoffen gemediëerde (‘directe’) vorm van allergie met mestceldegranulatie, waardoor mediatoren vrijkomen en waarbij de verschijnselen meestal in korte tijd (doorgaans binnen 20 minuten na contact) na contact met het antigeen zichtbaar worden; een anafylactische reactie op basis van een type I allergie wordt behandeld met adrenaline, antihistaminica en steroïden, een directe bronchusobstructieve reactie na bv. contact met een kat wordt gecoupeerd met een bronchusverwijder; direct optredende urticaria en rinoconjunctivitis zijn goed te couperen met antihistaminica. Syn. atopische allergie, hyperergie (obsoleet), humorale allergie (obsoleet).

 

Type-IV-allergie

Cellulaire (vertraagd-type-)overgevoeligheidsreactie waarbij antigeenpresenterende Langerhans-cellen T-lymfocyten recruteren en activeren; vb. contactallergisch eczeem en

tuberculinereactie; het duurt 12 uur tot enkele dagen voordat contact met het allergeen tot een reactie leidt. Syn. cellulaire allergie, vertraagd-type-overgevoeligheid.

 

Voedselallergie

Allergische reactie op een bepaald voedingsmiddel; veelal IgE gemedieerd, maar andere mechanismen ook mogelijk; allergenen zijn gewoonlijk lichaamsvreemde stoffen met een eiwitkarakter, bijv afk. van koemelk, kippenei en pinda; kan gepaard gaan met urticaria, angio-oedeem, rinitis, krampen, diarree en andere gastro-intestinale verschijnselen (verdwijnen veelal na leeftijd van 1 jaar) en anafylaxie.

 

Voedselovergevoeligheid

Verzamelbegrip voor voedselallergie en voedselintolerantie.

 

Xerodermie

Ichtyosiforme aandoening gekenmerkt door ruwe en droge huid met schilfering.

 

‘Wet wrap’-techniek

Vochtig-verband-methode die wordt toegepast bij uitgebreide vormen van eczeem; de techniek bestaat uit het aanbrengen van de voorgeschreven zalf (hormoonzalf en basiszalf), het aanleggen van een vochtige laag buisverband en daarover heen een droge laag buisverband.