Algemene samenvatting CMC 1 en STT

Patiënten met symptomatische artrose van het CMC 1 gewricht

Gebaseerd op het best beschikbare bewijs in de huidige literatuur kunnen we concluderen dat patiënten met symptomatische artrose aan alleen het CMC 1 gewricht het beste kunnen worden behandeld met een trapeziectomie. Er zijn namelijk aanwijzingen dat trapeziectomie alleen minder complicaties geeft dan trapeziectomie met LRTI (op basis van de meta-analyse van Wajon e.a. 2009 (niveauniveau I) en de systematische review van Vermeulen e.a. 2011 (niveau I). Ook de meta-analyse van Li 2011 (niveau I) toonde een verschil met minder complicaties na trapeziectomie in vergelijking met trapeziectomie met LRTI, maar dit verschil was niet significant. Hoewel de toegevoegde waarde van een interpositie na trapeziectomie twijfelachtig is (Gangopadhyay e.a. level II) kunnen we concluderen dat als er een interpositie wordt uitgevoerd, een autologe TI de voorkeur heeft, omdat er uit meerdere studies is gebleken dat een niet-autologe interpositie (bv: Gore-tex, Permacol TM, Swanson siliconen spacer en pyrocarbon (Pi2)) geassocieerd is met verhoogde ernstige complicaties (Vermeulen e.a. 2011, Muermans & Coenen 1998, Belcher e.a. 2001, Amadio e.a. 1982, Kvarnes & Reikeras 1985, Burton & Pellegrini 1986, Conolly & Lanzetta 1993, Lanzetta e.a. 1995, Lehmann e.a. 1998, Lovell e.a. 1999, Tägil & Kopylov 2002, Maru e.a. 2012). Daarnaast zijn de  kosten van niet autologe interpositie evident hoger (bv: Artelon implantaat) (Nilsson e.a. 2010).

Routinematig gebruik van een artrodese in de behandeling van patiënten met symptomatische artrose van het CMC 1 gewricht wordt afgeraden, omdat er te veel complicaties optreden als gevolg van delayed en non-union (ongeacht het gebruik van een autoloog bottransplantaat), waardoor patiënten vaker een heroperatie moeten ondergaan (Vermeulen e.a. 2011, niveau I).

Verder concluderen we, op basis van het feit dat het resultaat van de totale gewrichtsprothese slechts iets beter is op de korte termijn (Vermeulen e.a. 2011 (niveau I), Ulrich-Vinther e.a. 2008 (niveau IV)) en omdat de kosten evident hoger zijn (Vandenberghe e.a. 2012 niveau V), dat de totale gewrichtsprothese vooralsnog alleen moeten worden gebruikt in een onderzoeksverband. Lange-termijn subjectieve en objectieve resultaten moeten worden geëvalueerd. Ook implantaat complicaties, zoals luxaties en loslaten, door de jaren heen moeten worden bestudeerd om te onderzoeken of de voordelen van de totale gewrichtsprothese die nu op korte termijn zijn gevonden, ook voor langere termijn gelden om de hogere kosten, die met een implantaat gepaard gaan, te rechtvaardigen.

 

Patiënten met symptomatische artrose van het CMC 1 en STT gewricht

Voor patiënten met symptomatische artrose van het CMC 1 en STT gewricht concluderen we op basis van de geïncludeerde systematische reviews (Wajon e.a. 2009, Vermeulen e.a. 2011, Li e.a. 2011) (Tabel 5.1, zie module 'Chirurgische behandeling duimbasisartrose'), dat er geen bewijs is voor superioriteit van trapeziectomie met extra LR of LRTI, zelfs niet op de lange termijn (Gangopadhyay e.a. 2012, Salem & Davis 2012, beide niveau II en follow-up> 5 jaar). Zoals eerder uitgebreid beschreven (paragraaf 5.5: overige overwegingen) gelden, hoewel het beide gerandomiseerde studies zijn met een relatief grote patiënten populatie en rapportage van lange-termijn resultaten (> 5 jaar), de resultaten van deze studies primair voor graad II en III artrose (patiënten met symptomatische artrose van alleen het CMC 1 gewricht). Aangezien graad IV artrose (patiënten met symptomatische artrose van het CMC 1 en STT gewricht) wordt gekarakteriseerd door meer kraakbeen en wekedelen schade (ligament slijtage), is de werkgroep van mening dat de duim een ​​verhoogde neiging tot collaps heeft in de handpalm, waardoor een typische ‘zigzag’ misvorming van de duim kan ontstaat. Daarom zijn wij van mening dat een LRTI na een trapeziectomie nog steeds een waardevolle behandelingsoptie is voor patiënten met graad IV artrose. Wel is er een goed opgezette RCT nodig waarin trapeziectomie en trapeziectomie met LRTI wordt vergeleken bij patiënten met graad IV artrose om de mogelijke voordelen van een LRTI na trapeziectomie bij patiënten met symptomatische artrose in het CMC 1 en STT gewricht te bevestigen.

 

Literatuur