Implementatie en indicatoren

Inleiding

De prevalentie van totaalruptuur varieert in de literatuur van 0.6-9.0%. In een Nederlands onderzoek werd een prevalentie van 2% gevonden. Van alle vrouwen met een totaalruptuur krijgt een- tot tweederde te maken met een al dan niet tijdelijke mate van fecale incontinentie.

 

Organisatie van zorg

Een totaalruptuur kan optreden in de 1e , 2e of 3e lijnszorg.  Een totaalruptuur wordt in Nederland als regel hersteld door een gynaecoloog direct in aansluiting op de bevalling waarbij gebruik wordt gemaakt van een operatiekamer en met inzet van een anesthesioloog. Bij overdracht van zorg en terugkoppeling hierover  , meestal  tussen  de 1e en  de 2e lijnszorg,  is optimale communicatie een vereiste. Dit geldt zowel voor de zorg direct na het optreden van de totaalruptuur alsook na het herstel van de totaalruptuur als het beleid bij eventueel persisterende klachten en de counceling voor een volgende zwangerschap.

 

Zorginstellingen

Het verdient aanbeveling dat het herstellen van een totaalruptuur  onder optimale omstandigheden met goede belichting, anesthesie, instrumentarium en assistentie en als regel in een  operatiekamer wordt uitgevoerd. Hiertoe dient een adequate infrastructuur aanwezig te zijn waarbij de totaalruptuur wordt hersteld door een operateur die een praktische training heeft gehad in het hechten van totaalrupturen en goede kennis heeft van de pelviene structuren en hechttechnieken. Dit kan eventueel een concentratie van zorg inhouden waarbij enkele operateurs dit voor hun rekening nemen. Dit dient per zorginstelling te worden bepaald.

Na het optreden van een totaalruptuur moet  adequate follow-up te zijn waarbij voor de patiënt de mogelijkheid bestaat om ook na de gebruikelijke 6 weken postpartumcontrole nog op consult te komen. Bij, persisterende,  klachten , in het bijzonder van fecale incontinentie dient er zonodig een verwijzing te volgen naar een expertisecentrum op dit gebied.

Vrouwen met een totaalruptuur in de anamnese moeten goed worden gecounceled over een eventuele volgende zwangerschap en worden ingelicht dat zij een verhoogde  kans hebben op een totaalruptuur.

 

Zorgverlener

Zowel het herkennen als herstellen van een totaalruptuur kan lastig zijn.  Het verdient dus aanbeveling dat alle  relevante zorgverleners hierin worden getraind. Training van zorgverleners kan ook het aantal totaalrupturen verminderen en heeft dus grote waarde uit oogpunt van preventie. Het verdient aanbeveling dat er , analoog aan de trainingsprogramma’s die elders succesvol zijn uitgevoerd, ook in Nederland een vergelijkbaar programma  en  geënt op de Nederlandse situatie wordt opgezet.

 

Onderzoek en communicatie.

Hoewel er veel literatuur over de totaalruptuur is verschenen blijken er twee deelonderwerpen waar weinig of geen relevante literatuur over is. Beide onderwerpen zijn zeer relevant voor de zorg voor patiënten met een totaalruptuur en op grond daarvan verdient het aanbeveling om hier onderzoek naar te doen.

Het betreft in de eerste plaats de rol van de bekkenfysiotherapie in de preventie en de behandeling van een totaalruptuur. Ook is  wetenschappelijk onderzoek naar de optimale wijze van bevallen voor vrouwen met een totaalruptuur in de voorgeschiedenis  dringend noodzakelijk.

Hoewel de rol van de echoscopie bij het herkennen van een totaalruptuur nog onduidelijk is lijkt deze techniek beloftevol en verdient eveneens nader onderzoek.

De zorg rondom de patiënt met een totaalruptuur is  erbij gebaat dat de adviezen uit deze richtlijn goed worden gecommuniceerd naar alle betrokkenen, zowel zorgverleners als patiënten. Een communicatie plan op landelijk niveau  is derhalve van veel belang. Verder is er bij deze richtlijn ook een informatiefolder geschreven die waar relevant moet worden gebruikt .