Indicatoren

De NVA stelt als kwaliteitsindicator dat alle instellingen waar neuraxisblokkaden plaats vinden een protocol opstellen. Daarnaast dient jaarlijks een overzicht gegeven te worden van complicaties betreffende neuraxiale hematomen, welke optreden binnen vijf dagen na een neuraxisblokkade (inclusief verwijderen neuraxiscatheter). Om deze gegevens te kunnen analyseren dient ook het totale aantal neuraxisblokkaden gemeld te worden gespecificeerd naar single-shot spinaal, single-shot epiduraal, continue spinaal catheter, continue epiduraal catheter en gecombineerde spinaal-epiduraal.

Voor alle indicatoren is een factsheet opgesteld, zie hieronder.

 

 

2.8.1   Protocol neuraxisblokkade

2.8.2   Operationalisatie

Ieder ziekenhuis stelt een protocol op hoe te handelen in geval van neuraxisblokkade en gebruik van antistollingsmiddelen.

2.8.3   Teller

N.v.t.

2.8.4   Noemer

N.v.t.

2.8.5   Type indicator

Structuurindicator.

2.8.6   In- en exclusiecriteria

N.v.t.

2.8.7   Kwaliteitsdomein

Veiligheid: het vermijden van veiligheidsrisico’s en fouten die schade kunnen toebrengen aan patiënten en medewerkers.

2.8.8   Meetfrequentie

Jaarlijks

2.8.9   Verslagjaar

De gegevens worden opgevraagd over een bepaald verslagjaar. Het verslagjaar is het jaar waarover het ziekenhuis gegevens rapporteert.

2.8.10  Rapportagefrequentie

Een keer per jaar.

 

 

Toelichting

Achtergrond en variatie in zorg

De structuurindicator voor de basisvoorzieningen en de aanwezigheid van een ziekenhuis breed protocol neuraxisblokkade is van belang voor patiënten die antistollingsmiddelen gebruiken. Dit protocol dient gebaseerd te zijn op de richtlijn.

 

Kenmerken protocol:

 

Registreerbaarheid

De aanwezigheid van een protocol is snel en betrouwbaar te meten.

 

Mogelijke verstorende factoren

Niet van toepassing.

 

Mogelijke ongewenste effecten

Niet van toepassing.

 

Referenties

Referenties van gebruikte literatuur.

 

 

2.8.11   Registratie van complicaties ten gevolge van neuraxisblokkade bij gebruik van antistollingsmiddelen.

2.8.12   Operationalisatie

Het aantal complicaties wordt geregistreerd en beschreven.

2.8.13   Teller

Het aantal complicaties dat optreedt optreden, binnen vijf dagen na een neuraxisblokkade (inclusief verwijderen neuraxiscatheter), ten gevolge van neuraxisblokkade bij gebruik van antistollingsmiddelen.

2.8.14   Noemer

Het totale aantal patiënten dat een neuraxisblokkade ondergaat en antistollingsmiddelen gebruikt. Gespecificeerd naar single-shot spinaal, single-shot epiduraal, continue spinaal catheter, continue epiduraal catheter en gecombineerde spinaal-epiduraa

2.8.15   Type indicator

Uitkomstindicator

2.8.16   In- en exclusiecriteria

Alle patiënten dienen geregistreerd te worden.

2.8.17   Kwaliteitsdomein

Veiligheid: het vermijden van veiligheidsrisico’s en fouten die schade kunnen toebrengen aan patiënten en medewerkers.

2.8.18   Meetfrequentie

Continue gegevensverzameling.

2.8.19   Verslagjaar

Het afgelopen jaar.

2.8.20   Rapportagefrequentie

Continue.

 

 

Toelichting

Achtergrond en variatie in zorg

Er zijn weinig betrouwbare gegevens voorhanden hoe groot de kans op complicaties is en welke subgroepen daarbij kunnen worden onderscheiden.

 

Definities

Definities van relevante begrippen uit de indicator.

 

Registreerbaarheid

Deze indicator heeft een hoge registratielast. Uiteindelijk zal deze indicator zeer waardevolle gegevens opleveren.

 

Mogelijke verstorende factoren

Het is van belang te registreren welk antistollingsmiddel precies werd gebruikt. Daarnaast kunnen ook andere factoren een rol spelen, zoals wanneer de patiënt te snel weer met antistollingsmedicatie begint of wanneer er sprake was van een moeilijke punctie.

 

Mogelijke ongewenste effecten

Niet van toepassing.

 

Literatuur

Referenties van gebruikte literatuur.