Uitgangsvragen 2012

1. Heeft screening op huidmelanoom zin?

2. Welke stadiumindeling voor melanoom wordt in Nederland geadviseerd?

3. Verhoogt dermatoscopie de accuratesse van de klinische diagnose?

4. Pathologisch onderzoek diagnostische excisie.

5. Wat is het effect van de schildwachtklier procedure bij patiënten met nieuw gediagnosticeerd melanoom met breslowdikte ≥ 1 mm op de (ziektevrije) overleving in vergelijking met een ‘wait and see' aanpak?

6. Op welke wijze dient pathologisch onderzoek van de schildwachtklier te worden uitgevoerd?

7. Wat is het effect en de diagnostische accuratesse van beeldvormend onderzoek naar metastasen bij patiënten met nieuw gediagnosticeerd melanoom stadium I-II op de overleving in vergelijking met een ‘wait and see' aanpak?

7. Wat is het verschil in diagnostische accuratesse en therapeutische impact voor de vaststelling van metastasen tussen PET en CT bij patiënten met een bewezen melanoom van de huid?

8. Wat is de aanbevolen marge van therapeutische re-excisie van een primair melanoom?

9. Pathologisch onderzoek van re-excisie preparaten huid.

10. Wat zijn de indicaties voor adjuvante radiotherapie na lymfeklierdissectie?

11. Is er een systemische adjuvante therapie die bewezen effectief is voor een patiënt met een melanoom met prognostisch ongunstige kenmerken?

12. Welke systemische therapie heeft de voorkeur bij de behandeling van het melanoom met uitzaaiingen op afstand?

13. Wat is de adequate follow-up na een (primair) melanoom?

14. Beleid bij behandeling stadium III melanoom.

15. Omschrijving van de populatie die preventieve controle behoeft vanwege een verhoogd risico op melanoom [Gandini et al, 200595].

16. Hoofdstuk over lentigo maligna: er blijkt nog veel overbehandeling voor deze variant van het melanoom.

17. Procedure bij moeilijk te interpreteren PA-uitslagen.

18. Rol Multidisciplinair overleg (MDO) bij diagnosticeren melanoom.

19. Maximaal aanvaardbare wachttijden in het diagnostisch en therapeutisch traject.

 

Subvragen bij uitgangsvraag 13:

13.1 Op welke termijn kunnen nieuwe kankermanifestaties (lokale of regionale recidieven, afstandsmetastasen dan wel tweede primaire tumoren) optreden?

13.2 Is de behandeleffectiviteit hoger naarmate de kanker eerder wordt gedetecteerd?