Glossarium

Glossarium

 

De in het glossarium vermelde trefwoorden zijn tot stand gekomen met hulp van dr. J.J.E. van Everdingen, hoofdredacteur van Pinkhof Medisch Woordenboek. Op deze omschrijvingen rust copyright.

 

alcoholafhankelijkheid

syn.alcoholverslaving combinatie van lichamelijke afhankelijkheid (tolerantie, ont­houdingsverschijnselen of drinken om te verlichten/vermijden), psychische afhan­kelijkheid (hunkering, drang, 'craving'), controleverlies (vaak in grote hoeveelhe­den of langere tijd gebruiken, steeds meer van het middel nodig hebben voor het gewenste effect (gewenning); langdurige wens/niet succesvolle pogingen om te minderen/stoppen; middel gebruiken tegen onthoudingsverschijnselen) en lichame­lijke en/of sociale gevolgen van het gebruik (veel tijd besteden om aan het middel te komen of om er van te herstellen, opgeven van belangrijke bezigheden thuis, op school, op het werk, of de vrije tijd en doorgaan met het gebruik ondanks het besef dat dit veel problemen oplevert. Van al deze kenmerken wordt psychische afhan­kelijkheid tegenwoordig gezien als het centrale kenmerk, terwijl controleverlies en lichamelijke en/of sociale beperkingen veeleer worden gezien als gevolgen.

 

alcoholmisbruik

schadelijk alcoholgebruik waarbij met regelmaat zo veel wordt gedronken, dat de gebruiker ondanks evidente nadelige lichamelijke, geestelijke of sociale gevolgen (ontslag door autorijden onder invloed, mishandeling van familieleden onder in­vloed, herhaalde problemen met politie of justitie e.d.) doorgaat met drankgebruik; wordt in verband gebracht met een significant toegenomen risico op opgelukken, geweld en suïcide; er is geen controleverlies, craving of van lichamelijke afhanke­lijkheid, maar wordt wel als een lichte vorm of in sommige gevallen als een voor­stadium van alcoholafhankelijkheid beschouwd: zie ook alcoholisme, alcoholintoxicatie, dipsomanie

 

alcoholsyndroom

combinatie van lichamelijke en geestelijke verschijnselen o.b.v. overmatig alcohol­gebruik, zoals controleverlies na enkele consumpties en hunkering naar alcohol.

Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen zwaar drinken, probleemdrinken, onver­antwoord drinken en afhankelijkheid of misbruik van alcohol. De omvang van de alcoholproblematiek hangt af van de gehanteerde definitie; in 2003 was 11% van de bevolking van >12 jaar een zware drinker; viermaal zoveel mannen als vrou­wen; vooral bij jongeren van 18-24 jaar; ca. 5% van de mensen met alcoholaf­hankelijkheid ervaart ooit verschijnselen van alcoholonthouding. De verwerking van alcohol verschilt per persoon en wordt mede bepaald door erfelijke aanleg; als veiligheidsmarge hanteert men voor vrouwen twee eenheden per dag, bij mannen drie. Bij overmatig alcoholgebruik kunnen allerlei leverafwijkingen ontstaan, zoals acute alcoholische hepatitis, steatosis hepatis (leververvetting); langdurig excessief alcoholgebruik leidt tot fibrosering en uiteindelijk tot cirrose. Voor het aantonen van overmatig alcoholgebruik bestaan verschillende onderzoeksmethoden; allereerst bepaling van de hoeveelheid alcohol in het bloed, gewoonlijk d.m.v. een blaastest (wettelijke limiet voor deelname aan het verkeer is 220 ug/l = 0,50 promille); leverfunctie-onderzoek (o.a. bilirubine, leverenzymen en eiwitten, evt. aanvullend onderzoek in de vorm van een echografie of leverbiopsie). In 2003 stierven volgens het CBS bijna 1900 mensen (vnl tussen 50 en 65 jaar; driekwart man) expliciet aan de gevolgen van overmatig alcoholgebruik, voornamelijk door afhankelijkheid en andere psychische stoornissen (twee derde) en alcoholische leverziekten (een derde); in 2003 werden 71 verkeersdoden geregistreerd bij wie alcoholgebruik in het spel was; het werkelijke aantal alcoholdoden in het verkeer wordt geschat op 250.syn. Alcoholisme zie ook alcoholafhankelijkheid, alcoholmisbruik, alcoholversla­ving, drankzucht, alcoholisme, bingedrinking, alcoholonthoudingssyndroom

 

alcoholverslaving

zie alcoholafhankelijkheid

 

alcoholisme

zie alcoholafhankelijkheid en alcoholsyndroom

 

alcoholonthoudingssyndroom

verzamelbegrip voor alle gevolgen van het staken of het minderen van fors en langdurig alcoholgebruik, variërend van enige verschijnselen van autonome hyperactivatie tot alcoholonthoudingsdelier. Ontstaat door minderen of staken van alcoholgebruik bij reeds bestaande afhankelijkheid van alcohol. De symptomen kunnen bestaan uit autonome hyperactivatie (bijvoorbeeld transpireren of een polsslag hoger dan 100 per minuut), tremor (bij minder dan 10%), slapeloosheid, psychomotorische agitatie, angst, misselijkheid en braken, minder vaak grand- malinsulten (bij minder dan 3%), delier (met voorbijgaande visuele, tactiele, of akoestische hallucinaties of illusies, bij minder dan 10%); ernstigste verschijnselen treden op de tweede dag van onthouding; na de vierde dag treedt verbetering op; soms blijven angst, slapeloosheid en autonome disfunctie in meer of mindere mate drie tot zes maanden bestaan. zie ook alcoholonthoudingsdelier, afkicken, onthoudingsdelier

 

alcoholonthoudingsdelier

delier na staking of mindering van voorheen fors en of langdurig alcoholgebruik; afgezien van de oorzaak klinisch niet goed te onderscheiden van een delier door andere oorzaken; prevalentie van het alcoholonthoudingsdelirium bedraagt 5-10% van alle alcoholonthoudingssyndromen syn. delirium tremens, delirium alcoholicum zie ook wernicke-encefalopathie, alcoholonthoudingssyndroom, alcoholsyndroom

 

alcoholintoxicatie

syndroom dat optreedt als gevolg van overmatig alcoholgebruik en dat wordt ge­kenmerkt door verschillende symptomen, dosisafhankelijk van de bloedalcohol- concentratie; gewoonlijk treden bij alcoholnuttiging, zodra de bloedalcoholconcen- tratie gaat stijgen, verschijnselen op als spreekdrang, voldaan gevoel, uitgelaten stemming; naarmate de bloedalcoholconcentratie verder toeneemt: desoriëntatie, oordeel- en kritiekstoornissen, labiele stemming, seksuele en/of agressieve ontrem- ming, spraakstoornis (dysartrie, 'lallen'), waggelgang (ataxie); bij een zeer hoge alcoholspiegel (bijvoorbeeld tussen de 200-300 mg/dL) kan een persoon in slaap vallen, kan een eerste stadium van anesthesie optreden, soms gepaard met nys- tagmus; nog hogere spiegels (boven de 400 mg/dL) kunnen leiden tot stupor, coma en zelfs ademhalingsdepressie; gemiddeld is het menselijk lichaam in staat om een eenheid drank (overeenkomend met ca. 10 gram pure alcohol per glas) per uur af te breken. zie ook alcoholmisbruik, bingedrinking

 

afhankelijkheid

het geheel van cognitieve, gedragsmatige en fysiologische verschijnselen waardoor een verslaafd iemand een middel blijft gebruiken ondanks significante problemen, inclusief de drang om (steeds meer van) een stof (drug) te gebruiken om zo de positieve psychische effecten hiervan te ervaren en/of om vervelende effecten van onthouding te vermijden. zie ook alcoholafhankelijkheid

 

geestelijke alcoholafhankelijkheid

drang of 'zucht' naar alcohol. Bij extreme vormen van afhankelijkheid is alcohol het enige dat nog zin geeft.

 

lichamelijke alcoholafhankelijkheid

afhankelijkheid van het lichaam door de onthoudingsverschijnselen die optreden zodra gestopt wordt met het gebruik van alcohol. Onder andere: beven, zweten, trillen, misselijkheid, diarree, angst, depressie, slapeloosheid en migraine. Na een week of twee stoppen de onthoudingsverschijnselen

 

tolerantie

afname in respons op een bepaalde dosis van een middel bij voortdurend gebruik; zo is bij alcoholafhankelijkheid steeds meer alcohol nodig om het gewenste effect te bereiken, dat voorheen met lagere hoeveelheden werd bereikt. (Vroeger was men na drie glazen alcohol aangeschoten, terwijl men thans het idee heeft drie glazen frisdrank gedronken te hebben)

 

abstinentie

zie onthouding zie ook onthoudingsverschijnselen

 

(alcohol)onthouding

het stoppen, minderen of vrijwillig ontberen van 1) het gebruik van een stof die voorheen langdurig en/of in grote hoeveelheden is gebruikt (alcohol, drugs), 2) gedrag waaraan voorheen werd toegegeven (gokken, seks); veelal uit medische, religieuze, sociale of ethische overwegingen syn. Abstinentie zie ook abstinentie- syndroom

 

(alcohol)onthoudingsverschijnselen

syn. (ontwenningsverschijnselen)

 

abstinentiesyndroom

combinatie van verschijnselen als gevolg van plotselinge onthouding van bepaalde drugs of medicijnen na langdurig gebruik hiervan, gepaard gaand met o.a. angst, onrust, gejaagdheid, prikkelbaarheid, geeuwen, zweten, tremor, kippenvel, spier­pijnen, diarree, slecht humeur, verhoogde polsfrequentie en bloeddruk, versnelde ademhaling en pupilverwijding syn. onthoudingssyndroom

 

detoxificatie

afbouw van overmatig alcoholgebruik

 

problematisch alcoholgebruik

drinkpatroon dat leidt tot lichamelijke klachten en/of psychische of sociale proble­men dan wel verhindert dat de bestaande problemen adequaat worden aangepakt; de geconsumeerde hoeveelheid alcohol is daarbij van ondergeschikt belang

 

gematigd alcoholgebruik

syn recreatief gebruik, sociaal gebruikdrinkpatroon dat niet direct leidt tot licha­melijke klachten en/of psychische of sociale problemen; de Nationale Drug Monitor hanteert hiervoor bij vrouwen maximaal 14 glazen alcohol per week en bij mannen maximaal 21 (overeenkomend met ca. 10 gram pure alcohol per glas), zonder dat zij twee of meer opeenvolgende dagen > 5 (vrouwen) of > 6 (mannen) glazen alco­hol per dag drinken

 

overmatig alcoholgebruik

drinkpatroon dat leidt tot lichamelijke klachten en/of psychische of sociale proble­men; drinken van grote hoeveelheden alcoholhoudende drank; de Nationale Drug Monitor hanteert hiervoor bij vrouwen 15-35 en mannen die 22-50 glazen per week (overeenkomend met ca. 10 gram pure alcohol per glas). syn geregeld drinken

 

excessief alcoholgebruik

etreme vorm van overmatig alcoholgebruik; de Nationale Drug Monitor hanteert hiervoor bij vrouwen meer dan 35 en bij mannen meer dan 50 glazen per week (overeenkomend met ca. 10 gram pure alcohol per glas). syn. zwaar drinken

 

bingedrinken

excessief episodisch drinken

drinken van grote hoeveelheden alcoholhoudende drank in een korte periode af­gewisseld met dagen zonder alcoholgebruik (variant van problematisch alcoholge­bruik); vrouwen die op twee of meer dagen per week vijf of meer glazen drinken en mannen die twee of meer dagen per week zes of meer glazen drinken (overeenko­mend met ca. 10 gram pure alcohol per glas)

 

biopsychosociale (ontwikkelings)model

model dat uitgaat van relatieve verschillen tussen verslaafden en niet-verslaafden met vloeiende overgangen tussen gebruik, overmatig gebruik, excessief gebruik, misbruik, schadelijk gebruik en verslaving. Zowel het ontstaan als de beëindiging van de verslaving worden in dit model gezien als het resultaat van de continue interactie tussen aangeboren kwetsbaarheid (biologisch), persoonlijke ontwikkeling (psychologisch) en omstandigheden (sociaal). De laatste jaren lijken de medisch- biologische aspecten binnen het biopsychosociale ontwikkelingsmodel een steeds dominantere plaats in te nemen en spreekt men steeds vaker over verslaving als hersenziekte. Daarbij ziet men de aangeboren kwetsbaarheid als een onmisbare basis voor herhaald gebruik van psychoactieve middelen, terwijl het herhaald gebruik van deze middelen op hun beurt leidt tot belangrijke, moeilijk terug te draaien, veranderingen in het brein. Men veronderstelt dat deze laatste veranderingen verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de hunkering (craving) die de kern vormt van het ongecontroleerde gebruik en de terugval in gebruik na een periode van abstinentie. Medicamenteuze en gedragstherapeutische interventies worden binnen dit model als het meest effectief gezien. Vergelijk farmacologisch model, waarbij wordt uitgegaan van de stof als oorzaak van de verslaving; moreel model waarbij het gaat om het asociale gedrag van de verslaafde en leermodel waarbij wordt uitgegaan van het individu als oorzaak van de verslaving

 

multimodale interventies

interventies waarbij op een geïntegreerde manier zowel medicamenteuze, psychotherapeutische als sociale interventies worden aangeboden

 

alcoholische hepatitis

h. als gevolg van de toxische werking van alcohol; leidt in 50% van de gevallen

tot cirrose. zie ook hepatitis

 

alcoholische neuropathie

polyneuropathie bij chronisch alcoholisme, soms in combinatie met syndroom van Wernicke-Korsakov; ontstaan hangt samen met neurotoxiciteit van alcohol en vitamine-Bl-deficiëntie zie ook neuropathie

 

alcoholische polyneuropathie

polyneuropathie bij chronisch alcoholisme, soms in combinatie met syndroom van Wernicke-Korsakov; wordt gekenmerkt door een symmetrisch, vooral distaal op­tredend doof gevoel, tintelingen en paresthesieën; de pijn en het dove gevoel zijn meestal gering tot matig van ernst; bij persisterend alcoholmisbruik kunnen ook de handen aangedaan raken en kan spierzwakte optreden; de diagnose kan worden gesteld op het klinisch beeld en neurologisch onderzoek; een EMG is meestal niet noodzakelijk; ontstaan hangt samen met neurotoxiciteit van alcohol en vitamine B1-deficiëntie; vitamine B1 wordt gesuppleerd

zie ook Wernicke-encefalopathie, beriberi, neuropathie, polyneuropathie

 

alcoholpromillage

concentratie alcohol in het bloed, meestal tot uitdrukking als massa per eenheid volume, bijvoorbeeld gram per 100 milliliter; o.a. met een blaastest kan het promil­lage worden berekend om aan te geven of iemand te veel gedronken heeft om aan het verkeer deel te nemen zie ook blaasproef