Uitvoering MRI-onderzoek voor de detectie van LM

1.
Het volgende imaging protocol is voldoende voor de detectie van LM.
Voor afbeelding van de hersenen: een axiale en coronale T1 gewogen (T1W) sequentie met I.V. toediening van Gd. Maximum coupedikte: 5 mm. Bij twijfel kan een FLAIR sequentie met Gd overwogen worden. Bij contraindicatie voor gebruik van Gd kan een FLAIR sequentie zonder Gd gebruikt worden6;
Voor wervelkolom en inhoud: een sagittale T1W sequentie met Gd van de cervicale en thoracale en lumbale wervelkolom. Maximum coupedikte: 4 mm. Indien nodig een bijkomende axiale T1W sequentie na Gd van het gebied waar interpretatie problemen zijn in het sagittale vlak;
Toepassing van vetsuppressie kan de detectie verhogen;
Bij MR afwijkingen kan het nodig zijn voor het oplossen van de differentiaal diagnose bijkomende pulssequenties te gebruiken.


2.
Het uitgebreidere imaging protocol: voldoende voor de detectie van LM en voor de beantwoording van een aantal bijkomende vraagstellingen en voor het oplossen van de routine problemen in de differentiaal diagnose. De vraagstelling van het MR onderzoek is in de praktijk meestal complex en beperkt zich niet tot de solitaire vraag naar LM.
Het minimum imaging protocol aangevuld met:
voor de hersenen:

voor het spinale kanaal: