Bijlage 1: DSM-IV-TR-criteria voor de 5 subtypen van ASS

DSM-IV-TR-criteria voor autistische stoornis

A Om deze diagnose te kunnen stellen, moet het kind voldoen aan een totaal van ten minste zes items van 1, 2 en 3, met ten minste twee criteria van 1, en één criterium van zowel 2 als 3:

1. kwalitatieve tekortkomingen in de sociale interactie, zoals blijkt uit ten minste twee van de volgende items:

a. duidelijke tekortkomingen in het non-verbale gedrag dat de sociale interactie reguleert: oogcontact, faciale expressie, li­chaamshoudingen en gebaren;

b. een onvermogen om leeftijdsadequate relaties met leeftijdge­noten op te bouwen;

c. een duidelijk onvermogen om zich te verheugen in het geluk van andere mensen;

d. gebrek aan sociale en emotionele reciprociteit;

2. kwalitatieve tekortkomingen in de communicatie, zoals blijkt uit ten minste een van de volgende items:

a. een achterstand in de ontwikkeling van gesproken taal, of een volledig ontbreken van gesproken taal (zonder dat er sprake is van een poging om dit gebrek te compenseren door alterna­tieve methoden van communicatie zoals gebaren of gezichts­uitdrukkingen);

b. bij individuen met een adequate spraakontwikkeling, een dui­delijk onvermogen om een conversatie met anderen te begin­nen of te onderhouden;

c. stereotiep repetitief gebruik van taal, dan wel idiosyncratisch taalgebruik;

d. een ontbreken van gevarieerd spontaan alsof-spel of leef- tijdsadequaat sociaal-imitatief spel;

3. beperkte, repetitieve en stereotiepe gedragspatronen, interesses en activiteiten, zoals blijkt uit ten minste een van de volgende items:

a. preoccupatie met een of meer stereotiepe en beperkte interes­segebieden die in intensiteit of aard abnormaal zijn;

b. een dwangmatig vasthouden aan specifieke, niet-functionele gewoonten of rituelen;

c. stereotiepe en repetitieve motorische eigenaardigheden (flad­deren met de handen, ronddraaien, of complexe lichaamsbe­wegingen);

d. een persistente preoccupatie met bepaalde delen van objecten.

 

B Retardatie, dan wel abnormaal functioneren in ten minste twee van de volgende domeinen, met een begin vóór de leeftijd van 3 jaar:

  1. sociale interactie;
  2. communicatief gericht taalgebruik; of:
  3. symbolisch of illusiefspel.

 

C De stoornis kan niet beter worden ondergebracht bij het syndroom van Rett of de desintegratiestoornis van de kinderleeftijd.

 

DSM-IV-TR-criteria voor de stoornis van Asperger

A Kwalitatieve beperkingen in de sociale interacties zoals blijkt uit ten minste twee van de volgende:

  1. duidelijke stoornissen in het gebruik van verschillende vormen van non-verbaal gedrag, zoals oogcontact, gelaatsuitdrukking, lichaamshoudingen, en gebaren om sociale interactie te bepalen;
  2. er niet in slagen met leeftijdsgenoten tot relaties te komen die pas­sen bij het ontwikkelingsniveau;
  3. tekort in het spontaan proberen met anderen plezier, bezigheden of prestaties te delen (bijvoorbeeld het niet laten zien, brengen of aanwijzen van voorwerpen die van betekenis zijn);
  4. afwezigheid van sociale of emotionele wederkerigheid.

 

B Beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belang­stelling en activiteiten zoals blijkt uit ten minste een van de volgende:

  1. sterke preoccupatie met een of meer stereotiepe en beperkte patronen van belangstelling die abnormaal is ofwel in intensiteit ofwel in richting;
  2. duidelijk rigide vastzitten aan specifieke niet-functionele routines of rituelen;
  3. stereotiepe en zich herhalende motorische maniërismen (bijvoor­beeld fladderen, of draaien met hand of vingers, of complexe be­wegingen met het hele lichaam);
  4. aanhoudende preoccupatie met delen van voorwerpen.

 

C De stoornis veroorzaakt in significante mate beperkingen in het so­ciale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.

 

D Er is geen significante algemene achterstand in taalontwikkeling (bij­voorbeeld het gebruik van enkele woorden op de leeftijd van twee jaar, communicatieve zinnen op de leeftijd van drie jaar).

 

E Er is geen significante achterstand in de cognitieve ontwikkeling of in de ontwikkeling van bij de leeftijd passende vaardigheden om zichzelf te helpen, gedragsmatig aan te passen (anders dan binnen sociale interacties) en nieuwsgierigheid over de omgeving.

 

F Er is niet voldaan aan de criteria van een andere specifieke pervasieve ontwikkelingsstoornis of schizofrenie.

 

DSM-IV-TR-criteria voor stoornis van Rett

A Normale ontwikkeling gedurende ten minste de eerste 6 levensmaan­den zoals blijkt uit:

  1. normale pre- en perinatale ontwikkeling;
  2. normale psychomotore ontwikkeling gedurende de eerste 6 maan­den;
  3. normale schedelomtrek bij de geboorte.

 

B Begin van de volgende kenmerken in de periode tussen 5 en 48 maan­den:

  1. vertraagde groei van de schedelomtrek;
  2. verlies van eerder verworven doelbewust gebruik van handen gepaard gaande met een ontwikkeling van stereotype handbewe­gingen zoals wassen of wringen;
  3. verlies van sociaal contact (hoewel de sociale interactie later zich toch vaak weer ontwikkelt);
  4. het ontstaan van loop- en rompataxieën;
  5. een duidelijke achterstand en tekort in de expressieve en receptie­ve taalontwikkeling, samengaand met een ernstige psychomotore retardatie.

 

DSM-IV-TR-criteria voor desintegratiestoornis op de kinderleeftijd

A Normale ontwikkeling gedurende ten minste twee levensjaren, zoals blijkt uit de aanwezigheid van leeftijdsadequate verbale en non-verba- le communicatie, sociale relaties, spel en adaptief gedrag.

 

B Een klinisch betekenisvol verlies van vaardigheden in ten minste twee van de volgende domeinen:

  1. expressieve of receptieve taalvaardigheden;
  2. sociale vaardigheden en adaptief gedrag;
  3. endeldarm- en blaascontrole;
  4. spel;
  5. motorische vaardigheden.

 

C Abnormaal functioneren in ten minste twee van de volgende domei­nen:

1. kwalitatieve tekortkomingen in sociale interacties, zoals blijkt uit ten minste twee van de volgende items:

a. duidelijke tekorten in het gebruik van meerdere non-verbale gedragingen zoals oogcontact, gelaatsuitdrukking, lichaams­houdingen en gebaren die dienen om de sociale interactie te reguleren;

b. onvermogen om leeftijdsadequate relaties meet leeftijdgenoten te ontwikkelen;

c. duidelijk verminderde uitingen van plezier in andermans ge­luk;

d. gebrek aan sociale en emotionele reciprociteit.

2. Kwalitatieve tekortkomingen in communicatie zoals blijkt uit ten minste een van de volgende items:

a. vertraging in, of totaal ontbreken van de spraakontwikkeling (en afwezigheid van pogingen om dit te compenseren met alternatieve communicatiemiddelen zoals gebaren of gezichts­uitdrukkingen);

b. bij individuen met een adequate spraak: een duidelijk tekort­koming in het vermogen om een conversatie met anderen te beginnen of te onderhouden;

c. stereotiep en repetitief taalgebruik of idiosyncratisch taalge­bruik;

d. afwezigheid van spontaan en gevarieerd alsof-spel, of van leeftijdsadequaat sociaal-imitatief spel.

3. Beperkt, repetitief en stereotiep patroon van gedragingen, interes­ses en activiteiten, inclusief motorische stereotiepen en maniërismen.

 

DSM-IV-TR-criteria voor PDD-NOS

Ernstige en pervasieve beperking in de ontwikkeling van de wederkerige sociale interactie, samen met tekortkomingen in ofwel de verbale ofwel de non-verbale communicatieve vaardigheden, of door de aanwezigheid van stereotiep gedrag, interesses en activiteiten. Er wordt niet voldaan aan de criteria voor een specifieke pervasieve ontwikkelingsstoornis, schizofrenie, schizotypische persoonlijkheid of ontwijkende persoonlijkheidsstoornis.