Indicatoren

Ontwikkeling van indicatoren in het kader van de richtlijn non-invasieve beademing bij COPD.

 

Uitgangspunten voor het ontwikkelen van indicatoren waren:

 

Er zijn indicatoren voorgesteld gebaseerd op de kernaanbevelingen uit de richtlijn. Uiteinde­lijk zijn onderstaande indicatoren geselecteerd.

1. Het percentage patiënten behandeld met NIV op de longafdeling waarbij voor de start van de NIV-behandeling onderstaande criteria positief werden geëvalueerd:

 

2. a) Het percentage van de patiënten behandeld met NIV waarbij in de eerste 2 uur ieder uur de respiratoire parameters (capillaire of arteriële bloedgaswaarden, ademhalingsfre- quentie), hemodynamische parameters (bloeddruk, hartfrequentie) en overige parame­ters (bewustzijn, coördinatie met het NIV apparaat en adembewegingen, borg- dyspneuscore) en bijwerkingen zijn gemeten.

b) Het percentage van de patiënten behandeld met NIV waarbij in de eerste 2 uur continu de SpO2 is gemeten ,

c) Het percentage van de patiënten behandeld met NIV waarbij in de eerste 2 uur continu de transcutane PCO2 is gemeten (optioneel) .

 

3. Percentage van de patiënten die een maximaal beleid hadden en waarbij geen intubatie nodig was na een behandeling met NIV op de longafdeling op basis van de criteria (zie indicator 1).

 

De indicatoren zijn nader uitgewerkt in tabel 1.

 

Tabel 1. indicatoren

Criteria voor validiteit en toepasbaarheid

Potentiële indicatoren

 

Indicator 1          

Indicator 2

Indicator 3

 

Het percentage patiënten behan­deld met NIV op de longafdeling waarbij voor de start van de NIV- behandeling onderstaande criteria positief werden geëvalueerd:

  • acute respiratoire insufficiëntie t.g.v. een exacerbatie COPD: PaCO2 >6.0 kPa (45 mmHg) en pH tussen 7.25 en 7.35
  • respiratoire distress
  • helder bewustzijn
  • afwezigheid van pneumonie als dominante oorzaak voor acute respiratoire insufficiëntie
  • aanwezigheid van geschoold personeel.

2a) Het percentage van de patiënten behandeld met NIV waarbij in de eerste 2 uur ieder uur de respiratoire parame­ters (capillaire of arteriële bloed- gaswaarden, ademhalingsfrequentie), hemodynamische parameters (bloed­druk, hartfrequentie) en overige para­meters (bewustzijn, coördinatie met het NIV apparaat en adembewegingen, borg-dyspneuscore) en bijwerkingen zijn gemeten.

 

2b) Het percentage van de patiënten behandeld met NIV waarbij in de eerste 2 uur continu de SpO2 is gemeten ,

 

2c) Het percentage van de patiënten behandeld met NIV waarbij in de eerste 2 uur continu de transcutane pCO2 is gemeten (optioneel2) .

Percentage van de patiënten die een maxi­maal beleid hadden en waarbij geen intubatie nodig was na een behandeling met NIV op de longafdeling op basis van de criteria (zie indicator 1).

Betekenis van de met de kwaliteitsindicator omvatte aspecten van kwaliteit van zorg

Door het opvolgen van de genoem­de criteria in deze indicator wordt beoogd dat NIV niet onterecht wordt toegepast.

Met deze indicator wordt beoogd tijdig veranderingen in de toestand van de te signaleren waardoor tijdig ingrijpen wordt gefaciliteerd.

De werkgroep is van mening dat het niet geïntubeerd te hoeven worden de kwaliteit van de behandeling met NIV weerspiegelt.

Mate van potentiële risico's / neveneffecten van kwaliteitsindicator

Geen risico's

Geen risico's

Mogelijk leidt deze indicator tot het te lang voortzetten van een NIV-behandeling waar­door er niet tijdig wordt besloten over te stap­pen op intubatie (??).

Mate van bewijs of consensus voor de indi­cator

Consensus. Gebaseerd op de aan­beveling:

Indien aan alle onderstaande crite­ria wordt voldaan kan NIV op de

longafdeling gestart worden:

  • acute respiratoire insufficiëntie t.g.v. een exacerbatie COPD
  • PaCO2 >6.0 kPa (45 mmHg) en pH tussen 7.25 en 7.35
  • respiratoire distress
  • helder bewustzijn
  • afwezigheid van pneumonie als dominante oorzaak voor acute respiratoire insufficiëntie
  • aanwezigheid van geschoold personeel

Consensus. Gebaseerd op de aanbe­veling:

Bepaal en noteer in de eerste 2 uur continue SpO2, en zo mogelijk transcu- tane PCO2 met elk uur tevens capillaire of arteriële bloedgaswaarden, ademha- lingsfrequentie, bloeddruk, hartfrequen- tie, bewustzijn, coördinatie met het NIV apparaat en adembewegingen, borg- score, en bijwerkingen.

Consensus. Gebaseerd op diverse aanbeve­lingen:

Het wordt aanbevolen NIV toe te passen voor de behandeling van COPD patiënten met acute respiratoire insufficiëntie.

Duidelijkheid van de definitie van de indica­tor

Definitie is duidelijk.

Mate van beïnvloedbaarheid door actor

Goed. De longarts kan door het opvolgen van de aanbevelingen de score op de indicator beïnvloeden.

Beschikbaarheid van data

Voor het scoren van deze indicator is het nodig dat gedocumenteerd wordt dat er is voldaan aan de genoemde criteria.

Aan- of afwezigheid van belemmerende factoren voor implementatie van de indicator

Financiële of organisatorische belemmeringen voor deze indicatoren zijn niet goed voorstelbaar.

Case mix corrigeerbaarheid

Niet van toepassing.

Niet van toepassing.

De verwachting is dat er nauwelijks relevante verschillen zullen bestaan tussen patiënten­groepen in aanmerking komend voor NIV indien ziekenhuizen onderling zouden worden vergeleken. De werkgroep verwacht daarom dat corrigeren van casemix niet aan de orde zal zijn.

2 Deze indicator is alleen relevant voor afdelingen waar een apparaat beschikbaar is om transcutane CO2 te meten.

 

Toelichting op criteria uit Programm für Nationale VersorgungsLeitlinien von BAK, KBV und AWMF Qualitatsindikatoren - Manual für Autoren. azq Schriftenreihe Band 36 (Berlin: Arztliches Zentrum für Qualitat in der Medizin, 2009)

  1. Betekenis van de met de kwaliteitsindicator omvatte aspecten van kwaliteit van zorg
    ("Der Indikator erfasst wesentliche Aspekte der Lebensqualitat, Morbiditat oder Mortalitat bzw. benennt hierfür wesentliche Versorgungsprozesse oder Ver- sorgungsstrukturen. “)
  2. Mate van potentiële risico’s / neveneffecten van kwaliteitsindicator
    „Es sind keine Risiken für einen Anreiz zur Fehlsteuerung bekannt oder die bekannten bzw. vermuteten Risiken durch den Einsatz des Indikators sind be- schrieben und erforderlichenfalls berücksichtigt.“
  3. Mate van bewijs of consensus voor de indicator
    (“Bei Strukturindikatoren: Das Vorhandensein der gemessenen Struktur führt zu einem verbesserten Ergebnis. Bei Indikatoren zur Indikationsstellung: Das Erfüllen der gemessenen Indikationskriterien führt zu einem positiven Nutzen-Risiko-Verhaltnis. Bei Prozessindikatoren: Das Vorhandensein des gemesse­nen Prozesses führt zu einem verbesserten Ergebnis. Bei Ergebnisindikatoren: Das gemessene Ergebnis kann vom Leistungserbringer beeinflusst werden. ”)
  4. Duidelijkheid van de definitie van de indicator
    („Der Indikator ist klar und eindeutig definiert. “)
  5. Mate van beïnvloedbaarheid door actor
    (,Der Qualitatsindikator bezieht sich auf einen Versorgungsaspekt, der von den bewerteten Akteuren beeinflusst werden kann.“)
  6. Beschikbaarheid van data
    "Die Daten werden beim Leistungserbringer routinematig dokumentiert oder die zusatzliche Erhebung erfordert vertretbaren Aufwand.“
  7. Aan- of afwezigheid van belemmerende factoren voor implementatie van de indicator.
    („Es sind keine Implementationsbarrieren bekannt oder sie können durch geeignete Matnahmen berücksichtigt werden.“)
  8. Case mix corrigeerbaarheid.
    („Alle bekannten relevanten Einflussfaktoren auf das Ergebnis des Qualitatsindikators können berücksichtigt werden.“)