DSM-IV-criteria somatoforme stoornissen

Somatoforme stoornissen

Deze richtlijn heeft betrekking op de preventie, diagnostiek en behandeling van soma­toforme stoornissen zoals omschreven in de DSM-IV-TR.

 

Somatisatiestoornis

Volgens de DSM-IV-TR heeft iemand een somatisatiestoornis als:

  1. A.     Een voorgeschiedenis van vele lichamelijke klachten, beginnend voor het dertigste jaar, een aantal jaren aanwezig, die geleid hebben tot het zoeken van behandeling of tot significante beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
  2. B.     Aan elk van de volgende criteria moet zijn voldaan, waarbij de afzonderlijke symp­tomen op elk moment in het beloop van de stoornis kunnen voorkomen:
    1. Vier pijnsymptomen: een voorgeschiedenis van pijn die verband houdt met ten minste vier verschillende lokalisaties of functies (bv. hoofd, buik, rug, gewrichten, extremiteiten, borst, rectum, tijdens de menstruatie, tijdens de geslachtsgemeen­schap of tijdens de mictie).
    2. Twee gastro-intestinale symptomen: een voorgeschiedenis van ten minste twee gastro-intestinale symptomen en anders dan pijn (bv. misselijkheid, opgeblazen gevoel, braken buiten de zwangerschap, diarree of intolerantie voor een aantal voedingsmiddelen).
    3. Eén seksueel symptoom: een voorgeschiedenis met ten minste één symptoom op het gebied van de seksualiteit of voortplanting en anders dan pijn (bv. seksuele onverschilligheid, disfunctie bij erectie of ejaculatie, onregelmatige menses, overvloedige menstruele bloedingen, braken tijdens de gehele duur van de zwangerschap).
    4. Eén pseudoneurologisch symptoom: een voorgeschiedenis met ten minste één symptoom of uitvalsverschijnsel dat doet denken aan een neurologische aandoening en niet beperkt is tot pijn (conversiesymptomen zoals stoornissen in de coördinatie of het evenwicht, paralyse of gelokaliseerde spierzwakte, slikproblemen of brok in de keel, afonie, urineretentie, hallucinaties, verlies van de tast- of pijnzin, dubbelzien, blindheid, doofheid, toevallen; dissociatieve verschijnselen zoals amnesie; of bewustzijnsverlies anders dan flauwvallen).
  3. C.     Ofwel [1] of [2]:
    1. Na adequaat medisch onderzoek is geen van de symptomen van criterium B eerder toe te schrijven aan een bekende somatische aandoening of het directe effect van een middel (bv. drug, geneesmiddel).
    2. Indien er een somatische aandoening is die hiermee verband houdt, zijn de lichamelijke klachten of de hieruit volgende sociale of beroepsmatige beper­kingen ernstiger dan verwacht zou worden op grond van anamnese, lichamelijk onderzoek of laboratoriumuitslagen.
  4. D.    De symptomen worden niet met opzet veroorzaakt of voorgewend (zoals bij de nagebootste stoornis of simulatie).

 

Ongedifferentieerde somatoforme stoornis

Volgens de DSM-IV-TR heeft iemand een ongedifferentieerde somatoforme stoornis

als:

  1. A.    Een of meer lichamelijke klachten (bv. moeheid, verlies van eetlust, gastro-intestinale of mictieklachten).
  2. B.     Ofwel [1] ofwel [2]:
    1. Na adequaat medisch onderzoek zijn de symptomen niet eerder toe te schrijven aan een bekende somatische aandoening of het directe effect van een middel (bv. drug of geneesmiddel).
    2. Indien er een somatische aandoening is die hiermee verband houdt, zijn de lichamelijke klachten of de hieruit volgende sociale of beroepsmatige beper­kingen ernstiger dan verwacht zou worden op grond van anamnese, lichamelijk onderzoek of laboratoriumuitslagen.
  3. C.     De symptomen veroorzaken in significante mate lijden of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
  4. D.    De duur van de stoornis is ten minste zes maanden.
  5. E.     De stoornis is niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis (bv. een andere somatoforme stoornis, seksuele disfunctie, stemmingsstoornis, angststoornis, slaapstoornis of psychotische stoornis).
  6. F.     Het symptoom wordt niet met opzet veroorzaakt of voorgewend (zoals bij de nage­bootste stoornis of simulatie).

 

Conversiestoornis

Volgens de DSM-IV-TR heeft iemand een conversiestoornis als:

  1. A.    Een of meer symptomen of uitvalsverschijnselen die de willekeurige motorische of sensorische functies treffen, die doen denken aan een neurologische of andere somatische aandoening.
  2. B.     Psychische factoren worden verondersteld met het symptoom of uitvalsverschijnsel samen te hangen omdat het begin of het verergeren van het symptoom of uitvalsver­schijnsel voorafgegaan wordt door conflicten of andere stressveroorzakende factoren.
  3. C.     Het symptoom of uitvalsverschijnsel wordt niet met opzet veroorzaakt of voorge­wend (zoals bij de nagebootste stoornis of simulatie).
  4. D.    Het symptoom of uitvalsverschijnsel is, na adequaat medisch onderzoek, niet eerder toe te schrijven aan een bekende somatische aandoening of het directe effect van een middel of als een cultureel aanvaarde vorm van gedrag of ervaring.
  5. E.     Het symptoom of uitvalsverschijnsel veroorzaakt in significante mate lijden of beper­kingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen, of rechtvaardigt medisch onderzoek.
  6. F.   Het symptoom of uitvalsverschijnsel is niet beperkt tot pijn of seksuele disfunctie, komt niet uitsluitend voor in het beloop van een somatisatiestoornis en is niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis.

Specificeer type symptoom of uitvalsverschijnsel:

-     (F44.4) Met motorische symptomen of uitvalsverschijnselen: bv. stoornissen in de coördinatie of het evenwicht, paralyse of gelokaliseerde spierzwakte, slikproblemen of brok in de keel, afonie en urineretentie

-     (F44.6) Met sensorische symptomen of uitvalsverschijnselen: bv. verlies van de tast- of pijnzin, dubbelzien, blindheid, doofheid en hallucinaties

-     (F44.5) Met toevallen of convulsies: omvat toevallen of convulsies met willekeurige motorische of sensorische componenten

-     (F44.7)Met gemengd beeld: indien er duidelijk symptomen van meer dan één cate­gorie zijn

 

Pijnstoornis

Volgens de DSM-IV-TR heeft iemand een pijnstoornis als:

  1. A.     Pijn in een of meer anatomische lokalisaties vormt de belangrijkste presentatie en is van voldoende ernst om medische zorg te rechtvaardigen.
  2. B.     De pijn veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
  3. C.     Psychische factoren worden verondersteld een belangrijke rol te spelen bij het begin, de ernst, de verergering of het voortduren van de pijn.
  4. D.     De pijn wordt niet met opzet veroorzaakt of voorgewend (zoals bij de nagebootste stoornis of simulatie).
  5. E.      De pijn is niet eerder toe te schrijven aan een stemmingsstoornis, angststoornis of psychotische stoornis en voldoet niet aan de criteria voor een dyspareunie.

 

Codeer als volgt:

307.80 (F45.4) Pijnstoornis gebonden aan psychische factoren (Pain Disorder Associ­ated With Psychological Factors): psychische factoren worden verondersteld de hoofdrol te spelen bij het begin, de ernst, de verergering of het voortduren van de pijn. (Indien een somatische aandoening aanwezig is, speelt deze geen hoofdrol bij het begin, de ernst, de verergering of het voortduren van de pijn.) Dit type pijnstoornis wordt niet gediagnosticeerd als ook wordt voldaan aan de criteria voor een somatisatiestoornis.

Specificeer indien:

-      acuut: duurt korter dan zes maanden

-      chronisch: duur van zes maanden of langer

 

307.89 (F45.5) Pijnstoornis gebonden aan zowel psychische factoren als een soma­tische aandoening (Pain Disorder Associated With Both Psychological Factors and a General Medical Condition): zowel psychische factoren als een somatische aandoening worden verondersteld een belangrijke rol te spelen bij het begin, de ernst, de verergering of het voortduren van de pijn. De bijkomende somatische aandoening of anatomische lokalisatie van de pijn (zie hieronder) worden gecodeerd op As-III.

Specificeer indien:

-       acuut: duurt korter dan zes maanden

-       chronisch: duur van zes maanden of langer

 

N.B. De volgende aandoening wordt niet beschouwd als een psychische stoornis en is hier toegevoegd om de differentiaaldiagnose te vergemakkelen.

Pijnstoornis gebonden aan een somatische aandoening: een somatische aandoening speelt een hoofdrol bij het begin, de ernst, de verergering of het voortduren van de pijn. (Indien psychische factoren aanwezig zijn, wordt niet verondersteld dat deze een hoofdrol spelen bij het begin, de ernst, de verergering of het voortduren van de pijn.) Het diagnostische codenummer voor pijn wordt gekozen op basis van de somatische aandoening indien die is vastgesteld of van de anatomische lokalisatie van de pijn indien de onderliggende somatische aandoening nog niet duidelijk is vastgesteld.

 

Hypochondrie

Volgens de DSM-IV-TR heeft iemand hypochondrie als:

  1. A.     Preoccupatie met de vrees of opvatting een ernstige ziekte te hebben, gebaseerd op een verkeerde interpretatie van lichamelijke symptomen.
  2. B.     De preoccupatie houdt aan ondanks adequaat medisch onderzoek en geruststel­ling.
  3. C.     De overtuiging in criterium A heeft niet de intensiteit van een waan (zoals bij een waanstoornis, somatisch type) en is niet beperkt tot een omschreven bezorgdheid over het uiterlijk (zoals bij de stoornis in de lichaamsbeleving).
  4. D.     De preoccupatie veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
  5. E.      De duur van de stoornis is ten minste zes maanden.
    1. F.      De preoccupatie is niet eerder toe te schrijven aan een gegeneraliseerde angst­stoornis, obsessieve-compulsieve stoornis, paniekstoornis, depressieve episode, separatie-angststoornis of een andere somatoforme stoornis.

Specificeer indien:

Met gering inzicht: indien betrokkene voor het grootste deel van de tijd in de huidige episode niet beseft dat de bezorgdheid over het hebben van een ernstige ziekte over­dreven of onredelijk is.

 

Stoornis in de lichaamsbeleving

Volgens de DSM-IV-TR heeft iemand een stoornis in de lichaamsbeleving als:

  1. Preoccupatie met een vermeende onvolkomenheid van het uiterlijk. Indien er een geringe lichamelijke afwijking aanwezig is, dan is de ongerustheid van betrokkene duidelijk overdreven.
  2. De preoccupatie veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
  3. De preoccupatie is niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis (bv. ontevredenheid over de lichaamsvorm en omvang bij anorexia nervosa).

Somatoforme stoornis Niet Anderszins Omschreven

Deze categorie omvat stoornissen met somatoforme symptomen die niet voldoen aan

de criteria van een specifieke somatoforme stoornis. Tot de voorbeelden behoren:

  1. Pseudocyesis: de foutieve overtuiging zwanger te zijn, waarbij objectieve verschijn­selen kunnen optreden van zwangerschap, zoals abdominale zwelling (hoewel de navel niet verstreken is), verminderde menstruele bloedingen, amenorrhoe, subjec­tieve beleving van foetale bewegingen, misselijkheid, toegenomen borstgrootte en melksecretie en pijnlijke barensweeën op de verwachte bevallingsdatum. Endocrino- logische veranderingen kunnen aanwezig zijn, maar het syndroom kan niet verklaard worden door een somatische aandoening die de endocrinologische veranderingen veroorzaakt (bv. tumor met hormoonsecretie).
  2. Een stoornis met niet-psychotische hypochondrische symptomen, korter dan zes maanden.

Een stoornis met onverklaarde lichamelijke klachten (bv. moeheid of lichamelijke zwakte) die korter duurt dan zes maanden en niet het gevolg is van een andere psychische stoornis.