Diagnostische criteria migraine en spanningshoofdpijn

Diagnostische criteria bij kinderen

International Headache Society; ICDH versie II, 2004

 

Migraine zonder aura:

 

A:     Tenminste 5 aanvallen passend bij B-D

B:     Hoofdpijnaanvallen tussen 1 en 72 uur*

C:     De hoofdpijn heeft tenminste 2 van de volgende kenmerken:

      1. unilaterale of bilaterale locatie **
      2. pulserend
      3. matig tot hevig intens
      4. toenemend door routinematige lichamelijke activiteiten zoals wandelen of traplopen

D:     Gedurende de aanval tenminste 1 van de volgende verschijnselen:

      1. misselijkheid en/of braken
      2. overgevoeligheid voor licht of geluid

E:     De hoofdpijn kan niet worden toegeschreven aan andere aandoeningen

 

*    bij volwassenen 4 tot 72 uur                               

**   bij kinderen doorgaans bilateraal

 

Migraine met aura:

 

A:     Tenminste 2 aanvallen passend bij criterium B

B:     Aura passend bij criteria B en C voor een van de zes subvormen

C:     De hoofdpijn kan niet worden toegeschreven aan ander aandoeningen

 

Subvorm 1: Typisch aura met migraine:

A:     Tenminste 2 aanvallen passend bij B-D:

B:     Aura passend een van de volgende criteria maar zonder krachtsverlies:

      1. reversibele visuele verschijnselen met positieve kenmerken (rode of zwarte vlekken voor de ogen, lichtflitsen, sterretjes zien) of negatieve kenmerken (gezichtsvelduitval)
      2. reversibele sensibele verschijnselen met positieve kenmerken (prikkelingen of tintelingen) of negatieve kenmerken (gevoelloosheid)
      3. reversibele dysfasie

C:     Ten minste twee van de volgende kenmerken:

      1. homonieme visuele symptomen en/of unilaterale sensibele symptomen
      2. ten minste 1 aura symptoom ontwikkelt zich geleidelijk over een periode langer dan 5 minuten
      3. elk symptoom duurt langer dan 5 maar minder dan 60 minuten

D:     Hoofdpijn conform de criteria voor migraine zonder aura. De hoofdpijn begint tijdens de aurafase of volgt deze binnen 60 minuten.

E:     De hoofdpijn kan niet worden toegeschreven aan andere aandoeningen  

 

Subvorm 2: Typisch aura met niet-migraineuze hoofdpijn

Subvorm 3: Typisch aura zonder hoofdpijn

Subvorm 4: Familiaire hemiplegische migraine

Subvorm 5: Sporadische hemiplegische migraine

Subvorm 6: Basilaire migraine

 

Periodieke syndromen op kinderleeftijd:

 

Subvorm 1: Cyclisch braken

Subvorm 2: Abdominale migraine

Subvorm 3: Benigne paroxysmale vertigo

 

Spanningshoofdpijn:

Subvorm 1: weinig frequente spanningshoofdpijn:

A:     Tenminste 10 aanvallen, gemiddeld minder dan 1 dag per maand volgens criteria B-D

B:     De hoofdpijnaanval duurt tussen de 30 minuten en 7 dagen

C:     De hoofdpijn heeft minimaal twee van de volgende kenmerken:

      1. bilaterale locatie
      2. drukkende, niet pulserende kwaliteit
      3. milde intensiteit
      4. wordt niet erger door routinematige handelingen zoals wandelen of trap lopen

D:     Beide volgende kenmerken:

      1. geen misselijkheid of braken
      2. overgevoeligheid voor licht of geluid

E:     De hoofdpijn kan niet worden toegeschreven aan andere aandoeningen

   

Subvorm 2: frequente spanningshoofdpijn:

A:     Tenminste 10 aanvallen, gemiddeld meer dan 1 dag maar minder dan 15 dagen per maand voor tenminste 3 maanden volgens criteria B-D

B:     De hoofdpijnaanval duurt tussen de 30 minuten en 7 dagen

C:     De hoofdpijn heeft minimaal twee van de volgende kenmerken:

      1. bilaterale locatie
      2. drukkende, niet pulserende kwaliteit
      3. milde intensiteit
      4. wordt niet erger door routinematige handelingen zoals wandelen of trap lopen

D:     Beide volgende kenmerken:

      1. geen misselijkheid of braken
      2. overgevoeligheid voor licht of geluid

E:     De hoofdpijn kan niet worden toegeschreven aan andere aandoeningen

 

Subvorm 3: chronische spanningshoofdpijn:

A:     Hoofdpijn, 15 dagen per maand of meer voor tenminste 3 maanden volgens criteria B-D

B:     De hoofdpijnaanval duurt uren of is continu

C:     De hoofdpijn heeft minimaal twee van de volgende kenmerken:

      1. bilaterale locatie
      2. drukkende, pulserende kwaliteit
      3. milde intensiteit
      4. wordt niet erger door routinematige handelingen zoals wandelen of trap lopen

D:     Beide volgende kenmerken:

      1. geen misselijkheid of braken
      2. overgevoeligheid voor licht of geluid

E:     De hoofdpijn kan niet worden toegeschreven aan andere aandoeningen

 

Subvorm 4: waarschijnlijke chronische spanningshoofdpijn

A:     Hoofdpijn, 15 dagen per maand of meer voor tenminste 3 maanden volgens criteria B-D

B:     De hoofdpijnaanval duurt uren of is continu

C:     De hoofdpijn heeft minimaal twee van de volgende kenmerken:

      1. bilaterale locatie
      2. drukkende, pulserende kwaliteit
      3. milde intensiteit
      4. drukkende, pulserende kwaliteit

D:     Beide volgende kenmerken:

      1. geen misselijkheid of braken
      2. overgevoeligheid voor licht of geluid

E:     De hoofdpijn kan niet worden toegeschreven aan andere aandoeningen maar er is wel sprake geweest van frequent analgeticagebruik volgens criteria voor medicatie-afhankelijke hoofdpijn.