Indicatoren

Factsheets indicatoren

Het primaire doel van kwaliteitsmeting voor medisch specialisten is het verbeteren van kwaliteit van zorg door het inzichtelijk maken (meten) van uitkomsten, processen, randvoorwaarden en structuren. Door inzichtelijk te maken hoe de zorg geleverd wordt kunnen aanknopingspunten voor kwaliteitsverbetering worden geidentificeerd. Door het aanpakken van deze punten wordt de kwaliteit van zorg beter. Goede kwaliteit van zorg

wordt gedefinieerd als zorg die veilig, effectief, patientgericht, tijdig en efficient is en die toegankelijk is voor iedere zorgvrager uit de bevolking.

 

Er zijn door de werkgroep drie interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken.

 

1. Eenmalige een Hb bepaling

1. Eenmalige een Hb bepaling

Operationalisatie

Percentage HMB patiënten die eenmalig een Hb bepaling hebben gehad. 

Teller

Het aantal HMB patiënten die eenmalige een Hb bepaling hebben gehad. 

Noemer

Het totaal aantal HMB patiënten.

Type indicator

Procesindicatoren

In- en exclusiecriteria

Inclusie: iedereen bij wie HMB wordt vastgesteld

Kwaliteitsdomein

Effectiviteit

Meetfrequentie

Continu

Verslagjaar

Het laatste volledige kalenderjaar. 

Rapportagefrequentie

Eén keer per jaar

 

Toelichting

1.       Achtergrond en variatie in zorg

Doel indicator: uniformiteit in beleid waarbij een de uitgangswaarde het hemoglobinegehalte belangrijk is. Bij HMB is chronische anemie door een langdurig bestaand probleem niet ondenkbaar. Iemand kan dan goed asymptomatisch zijn, waardoor het mogelijk over het hoofd gezien wordt. Wanneer pre-operatief een anemie blijkt is de kans op bloedtransfusies significant hoger (Browning et al., 2012). Het hb gehalte bepalen is belangrijk om de omvang van het probleem vast te stellen en daar actie op te kunnen ondernemen. Dit zal kunnen leiden tot een betere kwaliteit van leven en -indien van toepassing- een betere pre-operatieve conditie.

In hoeverre het hb op dit moment standaard wordt bepaald is niet bekend. In de werkgroep werd een grote praktijkvariatie opgemerkt. Om die reden is deze indicator als relevant geclassificeerd. Deze indicator is gemakkelijk in het zorgtraject te implementeren.

 

2.       Definities

n.v.t.

 

3.       Registreerbaarheid

De werkgroep acht het waarschijnlijk dat de betrouwbaarheid van deze indicator hoog is. Bij herhalen van het meten van deze indicator worden geen verschillen verwacht wanneer de condities gelijk blijven.

 

De werkgroep verwacht geen problemen ten aanzien van de registreerbaarheid of

haalbaarheid.

 

4.       Mogelijke verstorende factoren

De werkgroep acht bias of casemix niet van toepassing bij deze indicator.

 

5.       Mogelijke ongewenste effecten

De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten bij deze indicator.

 

6.       Referenties

Browning, R.M., Trentino, K., Nathan EA, Hashemi N, & Western Australian Patient Blood Management Program. (2012). Preoperative anaemia is common in patients undergoing major gynaecological surgery and is associated with a fivefold increased risk of transfusion. Austr NZ J Obstet Gynecol. 52:455-59.

 

 

2. Embolisatie-hysterectomie ratio

2. Embolisatie-hysterectomie ratio

Operationalisatie 1

Heeft uw kliniek beschikking over apparatuur voor het uitvoeren van embolisatie en hiervoor deskundig personeel? Ja/nee

Operationalisatie 2

Percentage HMB patiënten met myomen die embolisatie heeft ondergaan (danwel het percentage die u verwezen heeft voor embolisatie)

Teller 2a

Aantal HMB patiënten met myomen die embolisatie heeft ondergaan.

Teller 2b

Aantal HMB patiënten met myomen die embolisatie heeft ondergaan in een ander ziekenhuis na verwijzing vanuit uw kliniek

Noemer 2a

Aantal HMB patiënten met myomen in uw ziekenhuis.

Noemer 2b

Aantal HMB patiënten met myomen in uw ziekenhuis.

Operationalisatie 3

Percentage patiënten met myomen die hysterectomie heeft ondergaan

Teller 3

Aantal patiënten met myomen die een hysterectomie heeft ondergaan

Noemer 3

Aantal patiënten met myomen.

Type indicator

1: structuurindicator. 2 en 3: procesindicatoren.

In- en exclusiecriteria

Inclusie: iedereen bij wie HMB wordt vastgesteld

Kwaliteitsdomein

Effectiviteit

Meetfrequentie

1: één keer per jaar. 2 en 3: continu.

Verslagjaar

Het laatste volledige kalenderjaar. 

Rapportagefrequentie

Eén keer per jaar.

 

Toelichting

1.       Achtergrond en variatie in zorg

Doel indicator: standaard counseling voor de behandelopties van myomen, waarin embolisatie wordt betrokken. Aangezien embolisatie tot nu toe heeft ontbroken in de richtlijn wordt het slechts op beperkte schaal toegepast. Precieze cijfers zijn niet bekend. Als belangrijkste reden om niet te counselen geven gynaecologen het ontbreken van embolisatie in de landelijke richtlijn aan (van der Kooij et al., 2012).

Embolisatie is een goed onderzocht alternatief voor hysterectomie met een duidelijk indicatiegebied (zie hoofdstuk 9). Als minimaal invasief alternatief voor hysterectomie dient embolisatie in de counseling te worden genoemd.

Op dit moment wordt embolisatie slechts in enkele centra toegepast. Patiënten vinden vaak zelf hun weg naar deze centra toe. Daarnaast is het toevoegen van embolisatie aan deze richtlijn een van de belangrijkste wijzigingen en daarmee een goede graadmeter voor implementatie van de richtlijn.

 

2.       Definities

n.v.t.

 

3.       Registreerbaarheid

De werkgroep acht het waarschijnlijk dat de betrouwbaarheid van deze indicator hoog is. Bij herhalen van het meten van deze indicator worden geen verschillen verwacht wanneer de condities gelijk blijven.

 

De werkgroep verwacht geen problemen ten aanzien van de registreerbaarheid of

haalbaarheid bij structuur indicator 1.

Bij beide procesindicatoren (2 en 3) zullen via registraties na te gaan zijn.

 

4.       Mogelijke verstorende factoren

De werkgroep acht bias en casemix niet van toepassing bij deze indicator.

 

5.       Mogelijke ongewenste effecten

De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten bij deze indicator.

 

6.       Referenties

van der Kooij, S.M., Klint, E., Hehenkamp, W.J.K., Ankum, W.M., & Reekers, J.A. (2011). Implementation of uterine artery embolisation for symptomatic uterine fibroids: an inventory. Neth J med. Jun;69(6):274-8.

 

 

3. Vaginoscopische diagnostische hysteroscopieen zonder anaesthesie.

3.Vaginoscopische diagnostische hysteroscopieen zonder anaesthesie

Operationalisatie

Percentage HMB patiënten dat poliklinisch een vaginoscopische hysteroscopie heeft ondergaan

Teller

Het aantal HMB patiënten dat poliklinisch een vaginoscopische hysteroscopie heeft ondergaan

Noemer

Het totale aantal HMB patiënten dat een diagnostische hysteroscopie heeft ondergaan (in dagbehandeling of poliklinisch)

Type indicator

Procesindicator

In- en exclusiecriteria

Inclusie: iedereen bij wie HMB wordt vastgesteld

Kwaliteitsdomein

Effectiviteit

Meetfrequentie

Continu.

Verslagjaar

Het laatste volledige kalenderjaar

Rapportagefrequentie

Eén keer per jaar

 

Toelichting

1.       Achtergrond en variatie in zorg

Doel indicator: dat een diagnostische hysteroscopie zonder anaesthesie de standaard wordt ten opzichte van de hysteroscopie onder algehele of regionale anaesthesie. Aangezien de vaginoscopische methode voordelen oplevert (zie onder) is ook dit meegenomen in de indicator.

De acceptatie van de poliklinische hysteroscopie blijkt gerelateerd te zijn aan de pijn en is goed te noemen (Kremer et al., 2000). Wellicht dat de vaginoscopische benadering (zonder speculum of kogeltang) de acceptatie nog verder verhoogt. Almeida et al. (2008) randomiseerde tussen een vaginoscopische methode met NaCl en de traditionele methode (met speculum en kogeltang) en CO2 en zag significant lagere intra-procedurele pijnscores in de eerste groep (1.60 versus 3.39, p< 0.01). Ook de tevredenheid was significant beter in de eerste groep (88.7% versus 76.3%, p <0.05).

Het is niet bekend hoeveel ziekenhuizen in Nederland diagnostische hysteroscopieen onder algehele danwel zonder anaesthesie doen. De werkgroep vermoedt dat de verschillen tussen de ziekenhuizen voor het uitkomen van deze richtlijn erg groot is. Dat maakt het onderzoeken van deze indicator belangrijk.

Het uitvoeren van een vaginoscopische diagnostische hysteroscopie die poliklinisch wordt uitgevoerd is volgens de werkgroep voor iedereen gemakkelijk aan te leren en is derhalve goed te implementeren.

 

2.       Definities

Vaginoscopische benadering: zonder speculum of kogeltang met distensie medium door de vagina de cervix identificeren en betreden met de hysteroscoop.

 

3.       Registreerbaarheid

De werkgroep acht het waarschijnlijk dat de betrouwbaarheid van deze indicator hoog is. Bij herhalen van het meten van deze indicator worden geen verschillen verwacht wanneer de condities gelijk blijven.

Of een diagnostische hysteroscopie poliklinisch is uitgevoerd danwel in dagbehandeling zal in diverse registraties terug te vinden zijn. Wat betreft het al dan niet uitvoeren via de Vaginoscopische methode, dit zal moeten worden opgezocht in de patientendossiers. Dit is mogelijk arbeidsintensief.

 

4.       Mogelijke verstorende factoren

De werkgroep acht bias of casemix niet van toepassing bij deze indicator.

 

5.       Mogelijke ongewenste effecten

De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten bij deze indicator.

 

6.       Referenties

Almeida, Z.M., Pontes, R., & Costa Hde, L. (2008). Evaluation of pain in diagnostic hysteroscopy by vaginoscopy using normal saline at body temperature as distension medium: a randomized control trial. Rev Bras Ginecol Obstet, 30, 25-30.

Kremer, C., Duffy, S., & Moroney, M. (2000). Patient satisfaction with outpatient hysteroscopy versus day case hysteroscopy: Randomised controlled trial. BMJ (Clinical Research Ed.), 320(7230), 279-282.