Kennislacunes

Deelvraag 1: Wat is de plaats van biologicals (anti-TNFα, vedolizumab) in de behandeling van kinderen met de ziekte van Crohn?

Het is onvoldoende onderzocht of top-down anti-TNFα therapie (infliximab, adalimumab) en niet onderzocht of anti-integrine therapie (vedolizumab) bij kinderen met ZvC leidt tot betere genezing van de mucosa (mucosal healing, MH), betere of eerdere endoscopische en klinische remissie, langere duur van remissie of minder opvlammingen in vergelijking met de conventionele step-up strategie.

Er is behoefte aan resultaten op basis van randomized controlled trials om bovenstaande kennislacunes in te vullen.

 

Het is onvoldoende onderzocht of behandeling met vedolizumab bij kinderen met de ziekte van Crohn effectief is in het bereiken en behouden van klinische en endoscopische remissie.

 

Het is nog onvoldoende onderzocht of er op lange termijn verschillen bestaan in veiligheid van behandeling met anti-TNFα therapie en vedolizumab vergeleken met de conventionele therapie.

 

Deelvraag 2: Wat is het beleid ten opzichte van monotherapie versus combinatietherapie bij kinderen met de ziekte van Crohn?

Het is nog onvoldoende onderzocht of anti-TNFα in combinatie met een immuunmodulator bij kinderen met de ziekte van Crohn vaker leidt tot het optreden van endoscopische en klinische verbetering, een langere duur van remissie en een lager aantal opvlammingen leidt in vergelijking met monotherapie met anti-TNFα. Er is behoefte aan resultaten op basis van randomized controlled trials om bovenstaande kennislacunes in te vullen.