Beoordeling oorspronkelijke aanbevelingen

Kernaanbeveling nummer 1

Promote and support successful breastfeeding

 

Nederlandse aanbeveling

Bevorder en ondersteun het geven van borstvoeding; zorg bij icterische zuigelingen voor voldoende voeding.

Reden voor aanpassing

Vooral voor icterische zuigelingen is voldoende voedingsinname van belang; onvoldoende voedingsinname bij borstvoeding is een risicofactor voor het ontwikkelen van een hyperbilirubinemie is. Derhalve is deze aanbeveling ter verduidelijking uitgebreid met de passage “zorg bij icterische zuigelingen voor voldoende voeding”.

 (Literatuur: Semmekrot, BA., Optimale borstvoeding ter preventie van hyperbilirubinemie bij gezonde, voldragen pasgeborenen. NTvG 2004; 148: 2016-2019).

Kernaanbeveling nummer 2

Establish nursery protocols for the identification and evaluation of hyperbilirubinemia

Nederlandse aanbeveling

Stel zorgprotocollen vast voor het signaleren en evalueren van hyperbilirubinemie.

Reden voor aanpassing

Doordat de zorgorganisatie rond de pasgeborenen in Nederland verschilt van die in de USA is ‘nursery protocols’ vervangen door ‘zorgprotocollen’.

Kernaanbeveling nummer 3

Measure the total serum bilirubin or transcutaneous bilirubin level on infants jaundiced in the first 24 hours.

Nederlandse aanbeveling

Verwijs alle pasgeborenen die binnen 24 uur na de geboorte zichtbaar icterisch worden direct door naar de kinderarts.

Reden voor aanpassing

Onderzoek naar de oorzaak van icterus is noodzakelijk, hetgeen kindergeneeskundige expertise en eventueel (poli)klinische faciliteiten vergt. Derhalve dienen alle pasgeborenen die binnen 24 uur icterisch zijn doorverwezen te worden naar een kinderarts. 

Kernaanbeveling nummer 4

Recognize that visual estimation of the degree of jaundice can lead to errors, particularly in darkly pigmented infants.

Nederlandse aanbeveling

Onderken dat het inschatten van de mate van icterus met het oog kan leiden tot fouten, vooral bij kinderen met een donkere huid.

Reden voor aanpassing

N.v.t. (overgenomen)

Kernaanbeveling nummer 5

Interpret all bilirubin levels according to the infant’s age in hours

Nederlandse aanbeveling

Interpreteer de uitslagen van bilirubinebepalingen op basis van leeftijdsspecifieke referentie-intervallen, waarbij de leeftijd wordt gegeven in uren.

Reden voor aanpassing

Overgenomen, om taalkundige redenen tekstueel aangepast.

Kernaanbeveling nummer 6

Recognize that infants at less than 38 weeks’ gestation, particularly those who are breastfed, are at higher risk of developing hyperbilirubinemia and require closer surveillance and monitoring.

Nederlandse aanbeveling

Onderken dat kinderen die geboren worden na een zwangerschapsduur van < 38 weken, in het bijzonder de kinderen die borstvoeding krijgen, een hoger risico hebben om hyperbilirubinemie te ontwikkelen en dus nauwkeuriger geobserveerd en vervolgd dienen te worden.

Reden voor aanpassing

N.v.t. (overgenomen)

Kernaanbeveling nummer 7

Perform a systematic assessment on all infants before discharge for the risk of severe hyperbilirubinemia.

Nederlandse aanbeveling

Bepaal bij alle pasgeborenen het risico op ernstige hyperbilirubinemie met behulp van een risicotabel

Reden voor aanpassing

De Nederlandse zorgorganisatie rondom de pasgeborenen verschilt van de Amerikaanse door méér thuisbevallingen en poliklinische bevallingen. De zorg richt zich dus meer op de thuissituatie. Een risico-inschatting dient zowel in (poli-)klinische- als de thuissituatie plaats te vinden. Aanbeveling is specifieker gemaakt door toevoeging van ‘m.b.v. een risicotabel’.  

Kernaanbeveling nummer 8

Provide parents with written and verbal information about newborn jaundice

Nederlandse aanbeveling

Voorzie ouders van schriftelijke en zo nodig van mondelinge informatie over icterus bij pasgeborenen

Reden voor aanpassing

Aangepast met ‘zo nodig’ om aan te geven dat er een aanleiding moet zijn om (aanvullend) mondelinge informatie te geven.

Kernaanbeveling nummer 9

Provide appropriate follow-up based on the time of discharge and the risk assessment.

Nederlandse aanbeveling

Waarborg bij iedere pasgeborene adequate controles op icterus

Reden voor aanpassing

De aanbeveling is aangepast aan de Nederlandse situatie waarin zorg rond de pasgeborene zowel in de thuissituatie als in het ziekenhuis kan worden geboden.

Kernaanbeveling nummer 10

Treat newborns, when indicated, with phototherapy or exchange transfusion.

Nederlandse aanbeveling

Behandel pasgeborenen, indien geïndiceerd, met fototherapie en/of wisseltransfusie

Reden voor aanpassing

N.v.t. (overgenomen)

Kernaanbeveling nummer 11

Waarborg bij de overdracht van de zorg van de pasgeborene een adequate overdracht van informatie over aanwezige risicofactoren voor hyperbilirubinemie.

Reden voor nieuwe aanbeveling

Vanwege de diverse momenten van overdracht tussen de verschillende disciplines ( verloskundige, kraamverzorgende, gynaecoloog, huisarts, wijkverpleegkundige, kinderarts, jeugdarts) betrokken bij de zorg voor de pasgeborene, heeft de werkgroep onderkend dat een adequate overdracht van informatie over eventueel aanwezige risicofactoren voor hyperbilirubinemie essentieel is voor het waarboren van de continuïteit van zorg door de opeenvolgende zorgverleners.

 

Aanbeveling nummer 1.0

Clinicians should advise mothers to nurse their infants at least 8 to 12 times per day for the first several days

 

Nederlandse tekst

Moeders die borstvoeding geven wordt geadviseerd gedurende de eerste dagen hun baby’s ten minste 8 tot 12 keer per dag aan te leggen.

 

Reden van aanpassing

N.v.t. Aanbeveling is overgenomen.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 1.1

The AAP recommends against routine supplementation of nondehydrated breastfed infants with water or dextrose water

 

Nederlandse tekst

Aan een icterische borstgevoede zuigeling en bij twijfel aan voldoende inname dient bijvoeding te worden gegeven in de vorm van afgekolfde moedermelk en indien dit niet beschikbaar is, met kunstvoeding.

 

Reden van aanpassing

De werkgroep acht een meer specifieke alsmede ‘positief’ (in plaats van wat niet, wat wel dient te gebeuren) geformuleerde aanbeveling wenselijk.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 2.0

Clinicians should perform ongoing systematic assessments during the neonatal period for the risk of an infant developing severe hyperbilirubinemia

 

Nederlandse tekst

Pasgeborenen dienen gedurende de eerste week systematisch te worden gevolgd om het risico op ernstige hyperbilirubinemie tijdig te onderkennen.

 

Reden van aanpassing

De werkgroep acht een meer specifieke (‘gedurende de eerste week’) gewenst. In de eerste levensweek is het risico op ernstige hyperbilirubinemie het grootst.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 2.1

All pregnant women should be tested for ABO and Rhesus (D) bloodtype and have a serum screen for unusual isoimmune antibodies

 

 

Nederlandse tekst

Tijdens de zwangerschap dient bij alle vrouwen bloedonderzoek plaats te vinden naar bloedgroep (ABO, rhesus) en de aanwezigheid van irregulaire antistoffen.

 

Reden van aanpassing

N.v.t. Overgenomen; toepasbaar in de Nederlandse situatie  (compatibel met prenatale screening infectieziekten en erythrocytenimmunisatie'

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 2.1.1

If a mother has not had prenatal blood grouping or is rhesus negative, a direct antibody test (or DAGT), blood type, and an rhesus type of the infant’s (cord)blood are strongly recommended

 

Nederlandse tekst

Als bij de bevalling bloedgroep, antistoffen en rhesus van de moeder niet bekend zijn dient dit onderzoek alsnog te gebeuren.  Als bij de geboorte van het kind deze gegevens niet bekend zijn dient uit het navelstrengbloed bloedgroep, rhesus en DAGT te worden bepaald.

 

Reden van aanpassing

In Nederland is er een betere controle op rhesusantagonisme (prenatale screening infectieziekten en erytrocytenimmunisatie)'dan in de VS.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 2.1.2

If the maternal blood is group 0, rhesus positive, it is an option to test the cord blood for the infants bloodtype and the direct antibody test, but it is not required provided that there is appropriate surveillance, risk assessment before discharge, and follow up

 

Nederlandse tekst

Geen; zie reden voor aanpassing

 

Reden van aanpassing

In Nederland moet toezicht gegarandeerd zijn, ofwel op de kraamafdeling ofwel in de vorm van kraamzorg en vervalt deze aanbeveling.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 2.2

Clinicians should ensure that all infants are routinely monitored for the development of jaundice, and nurseries should have established protocols for the assessment of jaundice. Jaundice should be assessed whenever the infants vital signs are measured but no less than every 8-12 hours.

 

Nederlandse tekst

Zorgverleners moeten waarborgen dat pasgeborenen systematisch beoordeeld worden op de ontwikkeling van icterus. Kraamafdelingen en kraamzorginstellingen moeten protocollen hebben voor het beoordelen van de mate van icterus. De mate van icterus moet minimaal één keer per dag, tenminste gedurende 4 dagen en daarna op indicatie, worden bepaald.

 

Reden van aanpassing

De werkgroep acht aanpassing gewenst omdat rekening moet worden gehouden met de eerstelijns situatie in Nederland (‘elke 8 tot 12 uur beoordeling van iedere pasgeborenen is niet nodig) en de aanbeveling specifieker moet zijn (‘Gedurende de eerste 4 dagen is de kans op ontstaan van ernstige hyperbilirubinemie het grootst’).

 

 

 

 


Aanbeveling nummer 2.2.1

Protocols for the assessment of jaundice should include the circumstances in which nursing staff can obtain a TcB level or order a TSB measurement

 

Nederlandse tekst

Protocollen in ziekenhuizen dienen te beschrijven onder welke omstandigheden verpleegkundigen een bilirubinemeting kunnen (laten) verrichten. De uitslag dient door een arts of verloskundige te worden geïnterpreteerd.

 

Reden van aanpassing

De werkgroep meent dat de aanbeveling moet worden aangepast omdat deze alleen voor de tweede lijn geldt. Vandaar dat het woord ‘ziekenhuizen’ is toegevoegd.

 

Verder is de groep van mening dat verpleegkundigen wel een serumbilirubine aanvraag kunnen doen maar de uitslag niet zelfstandig mogen interpreteren.

 

Er is bewust gekozen voor ‘bilirubinemeting’ omdat deze zowel de TSB als TcB omvat.

 

 

 

 


Aanbeveling nummer 3.0

A TcB and/or TSB measurement should be performed on every infant who is jaundiced in the first 24 hours after birth

The need for and timing of a repeat TcB or TSB measurement will depend on the zone in which the TSB falls, the age of the infant, and the evolution of the hyperbilirubinemia. Recommendations for TSB measurements after the age of 24 hours are provided in figure 1 and table 1

 

Nederlandse tekst

Alle pasgeborenen die binnen 24 uur na de geboorte zichtbaar icterisch worden dienen direct te worden doorverwezen naar de kinderarts. Deze dient in ieder geval een serumbilirubine­bepaling te laten uitvoeren.

Of en wanneer een bilirubinebepaling moet worden herhaald hangt af van de hoogte van de TSB, gerelateerd aan de leeftijd van de pasgeborene, de onderliggende pathologie en de wijze waarop de icterus zich ontwikkelt.

 

Reden van aanpassing

Aangepast, omdat de werkgroep meent dat pasgeborenen die binnen 24 uur na geboorte geel zijn een grotere kans hebben op een pathologische icterus, hetgeen kindergeneeskundig onderzoek vereist. Het verrichten van transcutane bilirubinebepalingen in de aanbeveling kan achterwege blijven omdat het gezien de Nederlandse situatie niet gaat om screening en dan heeft de serumbilirubinebepaling de voorkeur.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 3.1

A TcB and/or TSB measurement should be performed if the janudice appears excessive for the infants age.

If there is any doubt about the degree of jaundice, the TcB or TSB should be measured. Visual estimation of bilirubin levels from the degree of jaundice can lead to errors, particularly in darkly pigmented infants.

 

Nederlandse tekst

Visuele inschatting van de mate van hyperbilirubinemie is niet betrouwbaar en kan tot fouten leiden, met name in kunstlicht en vooral bij kinderen met een donkere huidskleur.

Daarom dient bij twijfel over de mate van geelzucht of wanneer het kind geler lijkt in relatie tot de leeftijd (bij kinderen ouder dan 24 uur), een bilirubinebepaling te worden verricht.

In het stroomschema en in tabel 1 staan aanbevelingen voor bilirubinebepaling bij kinderen ouder dan 24 uur.

 

Reden van aanpassing

De subgroep meent dat de oorspronkelijke aanbeveling moet worden aangepast omdat de aard van het licht (zonlicht, kunstlicht) de waarneming van de kleur kan beïnvloeden en omdat aanwezige risicofactoren de inschatting beïnvloeden. Toegevoegd is ‘bij kinderen ouder dan 24 uur’, omdat dit anders in strijd is met aanbeveling 3.0

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 4.1.

The possible cause of jaundice should be sought in an infant receiving phototherapy or whose TSB level is rising rapidly (ie, crossing percentiles [Fig 2]) and is not explained by

the history and physical examination.

 

Nederlandse tekst

Bij elk kind met icterus waarvoor behandeling noodzakelijk is en/of waarbij de TSB snel stijgt, is diagnostiek naar de oorzaak aangewezen (tabel).

Reden van aanpassing

Vereenvoudigd. De toevoeging history and physical examination kent geen meerwaarde. Het diagnostisch proces omvat ook anamnese.

 

 

 

Aanbeveling nummer 4.1.1.

Infants who have an elevation of direct-reacting or conjugated bilirubin should have a urinalysis and urine culture. Additional laboratory evaluation for sepsis should be performed if indicated by history and physical examination

 

Nederlandse tekst

Bij kinderen met een geconjugeerde hyperbilirubinemie dient als onderdeel van het aanvullend onderzoek een urinesediment en urinekweek ingezet te worden.

Reden voor de aanpassing

Ingekort. Bij verdenking op een infectie/sepsis wordt bij pasgeborenen < 3 mnd altijd aanvullend onderzoek gedaan.

Aanbeveling nummer 4.1.2.

(bij aanbeveling 6.1.1. plaatsen)

Sick infants and those who are jaundiced at or beyond 3 weeks should have a measurement of total and direct or conjugated bilirubin to identify cholestasis (Table 1)

 

The results of the newborn thyroid and galactosemia screen should also be checked in these infants.

Nederlandse tekst

Bij zieke pasgeborenen en pasgeborenen die op de leeftijd van 3 weken geel zien, moet de totale en de geconjugeerde bilirubineconcentratie worden bepaald, met het oog op identificatie van een vorm van neonatale cholestase.

Reden van aanpassing

Tweede zin laten vervallen omdat in Nederlands bij een afwijkende hielprikuitslag altijd aanvullende diagnostiek wordt verricht. 

 

 

Aanbeveling nummer 4.1.3.

If the direct-reacting or conjugated bilirubin level is elevated, additional evaluation for the causes of cholestasis is recommended

Nederlandse tekst

Als de geconjugeerde bilirubineconcentratie verhoogd is, dient het kind te worden verwezen naar de kinderarts voor onderzoek naar de oorzaak.

 

 

Reden voor de aanpassing

Vereenvoudigd en aangepast aan de Nederlandse situatie.

 

 

 

Aanbeveling nummer 4.1.4.

Measurement of the glucose-6-phosphate dehydrogenase (G6PD) level is recommended for a jaundiced infant who is receiving phototherapy and whose family history or ethnic or geographic origin suggest the likelihood of G6PD deficiency or for an infant in whom the response to phototherapy is poor (Fig 3)

 

Nederlandse tekst

Overweeg bij icterische kinderen bij wie in de familie G6PD of sferocytose voorkomt, of bij icterische kinderen die afkomstig zijn uit de regio’s* waar G6PD frequent voorkomt het bepalen van G6PD activiteit of het spectrine gehalte van de erytrocyten, vooral als er sprake is van een matige reactie op fototherapie.

Reden van aanpassing

Gewijzigd in aanbeveling omdat het bewustmakend karakter het belangrijkst is. Sferocytose is toegevoegd omdat in een aantal bevolkingsgroepen in de Nederlandse samenleving dit frequenter voorkomt en aanleiding kan geven tot ernstige hyperbilirubinemie.

 

 

 

Aanbeveling nummer 5.1.

Before discharge, every newborn should be assessed for the risk of developing severe hyperbilirubinemia, and all nurseries should establish protocols for assessing this risk. Such assessment is particularly important in infants who are discharged before the age of 72 hours.

 

Nederlandse tekst

Bij ieder kind dient direct na de geboorte beoordeeld te worden of er sprake is van een verhoogd risico op het ontwikkelen van hyperbilirubinemie.

Geef bij overdracht van zorg de informatie over aanwezige risicofactoren aan de volgende zorgverleners door. Dit is vooral van belang als deze overdracht in de eerste 96 uur plaatsvindt. 

 

Reden van aanpassing

De werkgroep heeft in verband met de andere zorgorganisatie in Nederland de aanbeveling aangepast. Meerdere zorgverleners zijn bij een kind betrokken, allen dienen goed geïnformeerd te zijn over de aanwezigheid van risicofactoren.

De noodzaak van protocollen is reeds in een eerdere aanbeveling genoemd. De genoemde tijdsduur van 96 uur (4 dagen) sluit aan bij een eerdere aanbeveling.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 5.1.1.

The AAP recommends 2clinical options used individually or in combination for the systematic assessment of risk: predischarge measurement of the bilirubin level using TSB or TcB and/or assessment of clinical risk factors. Whether either or both options are used, appropriate follow-up after discharge is essential

 

Nederlandse tekst

-

 

Reden van aanpassing

In Nederland is de zorgorganisatie wezenlijk anders volgens de werkgroep. De aanbeveling kan vervallen vanwege een te specifiek Amerikaanse karakter. Zie ook 2.2.1 en 5.1

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 6.1.

All hospitals should provide written and verbal information for parents at the time of discharge, which should include an explanation of jaundice, the need to monitor infants for jaundice, and advice on how monitoring should be done.

 

Nederlandse tekst

-

 

Reden van aanpassing

De werkgroep laat deze aanbeveling vervallen omdat er reeds een gelijkluidende kernaanbeveling (nr 8) is.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 6.1.1.

All infants should be examined by a qualified health care professional in the first few days after discharge to assess infant well-being and the presence or absence of jaundice. The timing and location of this assessment will be determined by the length of stay in the nursery, presence or absence of risk factors for hyperbilirubinemia (Table 2 and Fig 2), and risk of other neonatal problems

 

Nederlandse tekst

De samenwerking tussen alle zorgverleners rondom de pasgeborene en de overdracht van gegevens dienen erop gericht te zijn dat hyperbilirubinemie adequaat wordt gesignaleerd. De tabel met risicofactoren en de figuur met referentielimieten (bilirubinecurves) dienen daarbij als uitgangspunt voor consultatie van de kinderarts in de eerste levensweek.

Een aanwezige icterus aan het einde van de zorg in de eerste levensweek dient gemeld te worden in de overdracht naar de huisarts en JGZ, zodat goede follow-up in de eerste drie levensweken gewaarborgd is.

 

Reden van aanpassing

De werkgroep meent dat de aanbeveling aangepast moet worden aan de Nederlandse situatie en de follow-up in de eerste 3 levensweken benoemd moet worden in verband met het signaleren van verlengde icterus.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 6.1.2.

Follow-up should be provided as follows:

Infant Discharged                    Should Be Seen by Age

Before age 24 h                       72 h

Between 24 and 47.9 h             96 h

Between 48 and 72 h               120 h

For some newborns discharged before 48 hours, 2 follow-up visits may be required, the first visit between 24 and 72 hours and the second between 72 and 120 hours. Clinical judgment should be used in determining follow-up. Earlier or more frequent follow-up should be provided for those who have risk factors for hyperbilirubinemia (Table 2), whereas those discharged with few or no risk factors can be seen after longer intervals

 

Nederlandse tekst

In de thuissituatie controleert een kraamverzorgende iedere pasgeborene op icterus.

Bij (toename van) icterus of andere alarmsignalen waarschuwt zij de verloskundig hulpverlener.

De verloskundig hulpverlener zorgt ervoor dat ze tenminste twee keer in de eerste 4 levensdagen aanwezig is om de mate van icterus en de klinische toestand van de pasgeborene te kunnen beoordelen, en laat zich daarbij leiden door de aanwezigheid van risicofactoren, de klinische toestand van het kind en signalen van de kraamverzorgende.

 

Reden van aanpassing

De werkgroep heeft de aanbeveling aan de Nederlandse situatie aangepast en daarbij gelet op de noodzaak van goede samenwerking kraamzorg en verloskundige hulpverlener.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 6.1.3

If appropriate follow-up cannot be ensured in the presence of elevated risk for developing severe hyperbilirubinemia, it may be necessary to delay discharge either until appropriate follow-up can be ensured or the period of greatest risk has passed (72-96hours)

 

Nederlandse tekst

Als er geen adequate follow-up is gegarandeerd, terwijl er wel risicofactoren aanwezig zijn voor het ontwikkelen van ernstige hyperbilirubinemie, kan het nodig zijn om ontslag uit het ziekenhuis uit te stellen tot er wel adequate follow-up is of tot de periode dat het grootste risico voorbij is (96 uur)

 

Reden van aanpassing

De werkgroep heeft gemeend de periode op 96 uur te moeten stellen in aansluiting op eerdere aanbevelingen.

 

 

 

Aanbeveling nummer 6.1.4.

The follow-up assessment should include the infant’s weight and percent change from birth weight, adequacy of intake, the pattern of voiding and stooling, and the presence or absence of jaundice. Clinical judgment should be used to determine the need for a bilirubin measurement. If there is any doubt about the degree of jaundice, the TSB or TcB level should be measured. Visual estimation of bilirubin levels can lead to errors, particularly in darkly pigmented infants.

Nederlandse tekst

De klinische beoordeling van een icterisch kind omvat tenminste het gewicht, de procentuele verandering t.o.v. het geboortegewicht, adequate voedselinname, mictie en defaecatie.

 

Een klinisch oordeel moet gevormd worden over de noodzaak tot bilirubinemeting.

 

Als er enige twijfel is over de mate van icterus moet een bilirubinemeting verricht worden. 

Reden van aanpassing

De werkgroep heeft de aanbeveling aan de Nederlandse situatie en aan voornoemde aanbevelingen aangepast en de herhaling (‘visual estimation) verwijderd.

 

 

 

Aanbeveling nummer 7.1

Recommendations for treatment are given in Tabel 3 and Figs 3 and 4. If the TSB does not fall or continues to rise despite intensive phototherapy, it is very likely that hemolysis is occurring. The committee’s recommendation for discontinuing phototherapy can be found in appendix 2.

 

Nederlands tekst aanbeveling

Aanbevelingen voor de behandeling van hyperbilirubinemie zijn weergegeven in tabel X en figuur Y. Als ondanks intensieve fototherapie het TSB niet daalt of zelfs stijgt dan is hemolyse zeer waarschijnlijk. De aanbevelingen m.b.t. het staken van fototherapie zijn weergegeven in appendix Z.

 

Reden voor de aanpassing

Ongewijzigd overgenomen Tabel X (3), en Figuur Y (3 en 4) nog te bespreken. Appendix 2 nog op te stellen.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 7.1.1

In using the guidelines for phototherapy and exchange transfusions (figure 3 and 4) the direct-reacting (or conjugated) bilirubin level should not be subtracted form the total.

 

Nederlands tekst aanbeveling

Bij het gebruik van de aanbevelingen voor fototherapie en wisseltransfusie (figuren X) dient het totaal serumbilirubine gebruikt te worden en de geconjugeerde fractie er niet van afgetrokken te worden.

 

 

 

 

Reden voor de aanpassing

Ongewijzigd overgenomen. Zie eerdere opmerking over appendix met toelichting op begrippen direct, geconjugeerd en ‘neobili’.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 7.1.2

If the TSB is at a level at which exchange transfusion is recommended (fig Y) or if the TSB level is 428 μmol/l or higher at any time, it is a medical emergency and the infant should be admitted immediately and directly to a hospital pediatric service for intensive phototherapy. These infants should not be referred to the emergency department, because it delays the initiation of treatment. 

 

Nederlandse tekst aanbeveling

Kinderen met een hyperbilirubinemie rond de wisseltransfusiegrens lopen een hoog risico op bilirubineschade en dienen dus zo snel mogelijk te worden doorverwezen naar en opgenomen op een kinderafdeling, om zonder vertraging intensieve fototherapie te ontvangen.

 

Reden voor de aanpassing

Vereenvoudigd en uitleg toegevoegd tbv duidelijkheid. ‘Doorverwezen naar’ en ‘opgenomen op’ gebruikt omdat de spoedindicatie

geldt voor zowel 1e lijn als 2e lijn. Tweede zin niet overgenomen i.v.m. andere zorgorganisatie in Nederland.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 7.1.3

Exchange transfusions should be performed only by trained personnel in a neonatal intensive care unit with full monitoring and resuscitation capabilities.

 

Nederlandstalige tekst aanbeveling

Wisseltransfusies dienen te worden verricht door kinderartsen die goed op de hoogte zijn van de procedures en de expertise en werkomgeving hebben om deze lege artis uit te voeren. Potentiële complicaties inclusief resuscitatie moeten adequaat opgevangen kunnen worden. Wisseltransfusies dienen uitgevoerd te worden onder cardiorespiratoire monitorbewaking.

 

Reden voor de aanpassing

Nederland kent andere gradering van kinderafdelingen en NICU’s dan in de VS. NL NICU’s zijn US-Level III NICU’s. Belangrijkste aspect is dat wissels veilig en zonder vertraging van eventuele overplaatsing moeten kunnen plaatsvinden.     

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 7.1.4

In isoimmune hemolytic disease, administration of intravenous gamma-globulin (0.5 – 1.0 g/kg over 2 hours) is recommended if the TSB is rising despite intensive phototherapy or the TSB level is within 34-51 μmol/l of the exchange level. If necessary, this dose can be repeated in 12 hours.

 

Nederlandstalige tekst aanbeveling

Indien het totaal serumbilirubine (ondanks intensieve fototherapie) blijft stijgen bij een kind met bloedgroepenantagonisme en de wisselgrens op 35-50 µmol nadert, wordt aangeraden intraveneus gammaglobuline (0,5 -1,0 g /kg in 2 uur) te geven. Zonodig kan deze dosis 12 uur later herhaald worden.

 

Reden voor de aanpassing

Vereenvoudigd.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 7.1.5

 

It is an option to measure the serum albumin level and consider an albumin level of less than 3.0 g/dl as one risk factor for lowering the threshold for phototherapy.

 

Nederlandstalige tekst aanbeveling

Het is te overwegen om bij ernstige hyperbilirubinemie het serum albumine te bepalen. Een waarde van lager dan 30 g/l is een risicofactor voor bilirubinetoxiciteit, zodat bij een lagere TSB waarde fototherapie wordt gestart en een wisseltransfusie wordt overwogen.

 

Reden voor de aanpassing

Ernstig toegevoegd om het exclusief te laten gelden voor 2e lijn.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 7.1.6

 

If an exchange transfusion is being considered, the serum albumin level should be measured and the bilirubin/albumin (B/A ratio  used in conjunction with the TSB level and other factors in determining the need for exchange transfusion (see fig 4).

 

Nederlandstalige tekst aanbeveling

Wanneer een wisseltransfusie wordt overwogen dient het serum albumine te worden bepaald en, naast het TSB en risicofactoren, de bilirubine/albumine (B/A) ratio betrokken te worden in de overwegingen (zie bijlage ‘Wisseltransfusiedrempels voor bilirubine: albumine ratio naar risicogroep’). Bij een ernstige hyperbilirubinemie en een serum albumine van lager dan 20 g/l kan overwogen worden om, voorafgaande aan de wisseltransfusie, albumine: 1 g/kg in 1 uur i.v. te geven.

 

Reden voor de aanpassing

Toevoeging albumine suppletie is gebaseerd op pathofysiologische opvattingen van de commissie m.b.t. effectiviteit en veiligheid. Albumine infusie maakt de verwijdering van bilirubine tijdens de wisseltransfusie significant effectiever.

 

 

 

 


Aanbeveling nummer 7.1.7

Immediate exchange transfusion is recommended in any infant who is jaundiced and manifests the signs of the intermediate to advanced stages of acute bilirubin encephalopathy (hypertonia, arching, retrocollis, opisthotonus, fever, high-pitched cry) even if TSB is falling.

 

Nederlandstalige tekst aanbeveling

Het wordt aanbevolen om bij iedere icterische pasgeborene die tekenen vertoont van acute bilirubine encefalopathie (zoals hypertonie, overstrekken, retrocollis, opisthotonus en ‘hooghuilen’) direct een wisseltransfusie te verrichten, zelfs als het TSB dalende is.

 

Reden voor de aanpassing

Overgenomen.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 7.2

All nurseries and services treating infants should have the necessary equipment to provide intensive phototherapy.

 

Nederlandstalige tekst aanbeveling

Alle kinderafdelingen dienen de noodzakelijke voorzieningen en materialen te hebben voor het geven van intensieve fototherapie.

 

Regionaal dienen afspraken te zijn gemaakt of een wisseltransfusie gedaan wordt in het lokale ziekenhuis dan wel in het neonatale centrum.

 

Reden voor de aanpassing

Aangepast aan Nederlandse zorgorganisatie. Regionale afspraken over wisseltransfusie toegevoegd, zodat duidelijk is welke ziekenhuizen over wisseltransfusiecapaciteit beschikken, en zodat

geen onnodig delay optreedt.

 

 

 

 

Aanbeveling nummer 7.3

In breastfed infants who require phototherapy, the AAP recommends that if possible, breastfeeding should be continued. It is an option to interrupt temporarily breastfeeding and substitute formula. This can reduce bilirubin levels and/or enhance the efficacy of phototherapy. In breastfed infants receiving phototherapy supplementation with expressed breast milk or formula is appropriate if the infants intake seems inadequate, weight loss is excessive, or the infant seems dehydrated

 

Nederlandstalige tekst aanbeveling

Bij borstgevoede kinderen die fototherapie nodig hebben wordt aanbevolen de borstvoeding, indien mogelijk, te continueren.

 

Het is ook mogelijk de borstvoeding tijdelijk te onderbreken en te vervangen door kunstvoeding. Dit kan de TSB verlagen en de efficiëntie van de fototherapie bevorderen.

 

Borstgevoede kinderen met een hyperbilirubinemie die fototherapie ondergaan en onvoldoende voedingsinname hebben (gehad), meer dan 10% zijn afgevallen of tekenen van dehydratie vertonen dienen te worden bijgevoed met afgekolfde moedermelk of kunstvoeding.

 

Voldoende voedings- en vochtinname dient gewaarborgd te worden.

 

 

 

 

Reden voor de aanpassing

Grotendeels overgenomen. Garanderen van voldoende vochtintake iets sterker geformuleerd gezien toename evidentie in recente literatuur dat extra vocht effectief is in reductie van TSB. 10% gangbaar in Nederland.