Supplement: Transcutane bilirubinemetingen

Transcutane bilirubine meters zijn goed bruikbaar als niet-invasieve screeningsmethode om een relevante hyperbilirubinemie te detecteren en kan daarbij het aantal totaal serumbilirubine (TSB) bepalingen verminderen. Bij bilirubinewaarden onder de 200 μmol/l is er een onnauwkeurigheid van ongeveer 50 μmol/l (2xSD). Bij bilirubinewaarden boven 200 μmol/l is er naast deze onnauwkeurigheid van 50 μmol/l (2xSD) tevens sprake van een systematische onderschatting door de transcutane bilirubinemeter van de totale serumbilirubineconcentraties. De onderschatting neemt toe naarmate de bilirubinewaarden hoger zijn.

 

Voor het praktische gebruik van transcutane bilirubinemeters kan gesteld worden dat transcutaan gemeten bilirubinewaarden onder de 200 μmol/l bruikbaar zijn. Transcutaan gemeten waarden boven de 200 μmol/l zijn minder bruikbaar. Daarom wordt geadviseerd om bij transcutaan gemeten bilirubinewaarden boven de 200 μmol/l een TSB-meting te verrichten. De TSB-meting blijft de ‘gouden standaard’.

 

Transcutane bilirubinemeting midden op het voorhoofd of op het borstbeen leveren de meest betrouwbare metingen op. Metingen op andere delen van het lichaam zijn minder betrouwbaar.

 

In geval van een duidelijke discrepantie tussen visuele inschatting en transcutane meting of indien er anderszins twijfel bestaat aan de uitslag van de transcutane meting, dient altijd een TSB bepaald te worden.

 

Een transcutane bilirubinemeting tijdens en na fototherapie is duidelijk minder betrouwbaar omdat fototherapie bilirubine uit de huid verwijdert, zodat een transcutane meting geen goede representatie biedt van het bilirubinegehalte in het bloed. In deze gevallen dient een TSB bepaald te worden en kan niet op een transcutane meting vertrouwd worden.

 

De lezer wordt voor meer achtergrond informatie verwezen naar de 'Algemene Inleiding'.

 

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat een transcutane bilirubinemeting voldoende betrouwbaar geacht kan worden bij bilirubinewaarden < 200 μmol/l, maar niet bij waarden > 200 μmol/l en na fototherapie. Bij twijfel dient altijd een serumbepaling gedaan te worden.