Kwaliatief en kwantitatief urineonderzoek

KWALITATIEF EN KWANTITATIEF URINEONDERZOEK

 

A          KWALITATIEF URINEONDERZOEK

I               Macroscopische inspectie

Hier wordt gekeken naar volume, kleur en helderheid van urine. Een rode, rose of (cola) bruine kleur kan bijvoorbeeld een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van hemo­globine en/of erytrocyten. Echter, andere oorzaken kunnen ook de kleur van de urine

beïnvloeden: myoglobine, voeding (o.a. rode bieten, rabarber, zwarte bessen, kleurstof), medicijnen (o.a. rifampicine), porfyrie, methemoglobine, homogentisinezuur, toxische stoffen (o.a. lood/kwik).1

 

II             Urinescreening door middel van urineteststroken (urinestrip, dipstick)

Urineteststroken zijn voorzien van testvelden die zijn geïmpregneerd met reagentia voor de bepaling van onder andere erytrocyten (of vrij hemoglobine), eiwit, leukocyten, nitriet, glucose, ketonen, pH, een compensatiezone (ter correctie van de eigen kleur van de urine), soortelijk gewicht, bilirubine en urobilinogeen. Bij de meeste laboratoria worden de laatste drie bepaald maar niet gerapporteerd. Hieronder worden de eerste twee test- velden beschreven.

 

Erytrocytentestveld

Hemoglobine heeft peroxidaseactiviteit (pseudo-peroxidaseactiviteit van het hemedeel) en kan door splitsing van een (organisch) peroxide een kleurindicator oxideren tot een gekleurd product. Meestal wordt dit door een (semi-)automatische analyser (reflectie- fotometer) afgelezen.

 

De uitslag wordt meestal opgegeven in categorieën (bijvoorbeeld negatief (-), spoor (±,) zwak-positief (+), positief (++), sterk-positief (+++)). Een > spoor of zwak-positief resultaat (afhankelijk van het laboratorium, dus de instelling van de categorieën) bij het erytrocyten- testveld leidt tot een microscopische sedimentbeoordeling. In wezen vullen de bevindingen bij microscopie en van het testveld elkaar aan. In gevallen waar testveld en microscopie tegenspreken, moet als eerste aan lysis van cellen (bij de urine die al enige tijd gestaan zijn) worden gedacht als oorzaak van een ‘fout-negatieve’ waarneming van de microscopie. Met een erytrocytentestveld wordt zowel het vrije hemoglobine als het hemoglobine in de erytrocyt gemeten. Intacte erytrocyten worden op het testveld gelyseerd. De gevoelig­heid is > 5-10 erytrocyten/ml (2 erytrocyten/gv, omrekeningsfactor is ~ 5). Indien iets minder dan 0,5 ml bloed in 50 ml urine voorkomt, wordt dit met het blote oog zichtbaar (macroscopische hematurie). De sensitiviteit voor erytrocyten of vrij hemoglobine is 0,98, terwijl de specificiteit 0,50 is. Dus het erytrocytentestveld is goed om de aanwezig­heid van hematurie uit te sluiten.

 

Tijdens de interpretatie dient een aantal valkuilen aandacht te krijgen:

Fout-positieve resultaten;

Fout-negatieve resultaten

 

Eiwittestveld

Een gebufferde, gekleurde, zuur-base-indicator (bijv. tetrabroomfenolblauw) gaat onder invloed van negatief geladen eiwitten over in de anders gekleurde anionvorm. Meestal wordt dit kleurproduct door een (semi-)automatische analyser (reflectiefotometer) afgelezen. Het is hierbij van belang zich te realiseren dat hoofdzakelijk albumine reageert en dat andere eiwitten, zoals immunoglobulinen, nauwelijks een reactie vertonen.

De gevoeligheid van het testveld is afhankelijk van de fabrikant (dus van het laboratorium); de meest gebruikte testvelden zijn tussen 100 en 300 mg/l. Microalbuminurie* wordt met dit testveld gewoonlijk niet gedetecteerd. De uitslag wordt meestal opgegeven in categorieën (bijv. negatief (-), spoor (±,) zwak positief (+), positief (++), sterk positief (+++)). Een > spoor of zwak positief resultaat (afhankelijk van het laboratorium, dus de instelling van de catego­rieën) bij het eiwittestveld leidt tot een microscopische sedimentbeoordeling.

 

Tijdens de interpretatie dient een aantal valkuilen aandacht te krijgen:

Fout-positieve resultaten:

Fout-negatieve resultaten:

 

III                Urinesedimentanalyse (zie module 'Hematurie en nefrogene oorzaken')

 

B            KWANTITATIEF URINEONDERZOEK

Microalbuminurie:

-          Mannen: 2,5-25 mg albumine/mmol kreatinine

-          Vrouwen: 3,5-35 mg albumine/mmol kreatinine

-          20-200 mg /l albumine

-          30-300 mg albumine/24 uur

Macroalbuminurie:

-          Mannen: > 25 mg albumine/mmol kreatinine

-        Vrouwen: > 35 mg albumine/mmol kreatinine

-        > 200 mg/l albumine

-        > 300 mg albumine/24 uur

Proteïnurie:

-        > 500 mg albumine/24 uur

*De definities van microalbuminurie en macroalbuminurie zijn volgens de Landelijke Transmurale Afspraak Chronische Nierschade 2009.35

 

In de eerstelijnspatiëntenzorg kan kwalitatief urineonderzoek voor macroalbuminurie in de vorm van point of care testing voordelen bieden. Een urineteststrook met een kreatinine- testveld maakt de berekening van eiwit/albumine-kreatinineratio mogelijk. Bij een afkap- waarde van > 300 mg albumine/24 uur is de negatief-voorspellende waarde ten aanzien van proteïnurie meer dan 90%.49