Implementatieplan

Toelichting:

Als eindproduct wordt bij richtlijnmodules met een sterk geformuleerde en voldoende onderbouwde aanbeveling een implementatietabel opgeleverd. Hierin wordt onder andere opgenomen:

Module Diagnosegroepen

Aanbeveling

Verwijs patiënten met de volgende ‘absolute indicaties’ altijd voor hartrevalidatie:

  • Patiënten met een uiting van coronairlijden, zowel acuut als chronisch, te weten:
    • Patiënten met een acuut coronair syndroom , waaronder een acuut myocardinfarct en instabiele angina pectoris ;
    • Patiënten met stabiele angina pectoris;
    • Patiënten die een Percutane Coronaire Interventie hebben ondergaan;
    • Patiënten die een omleidingsoperatie (Coronary Artery Bypass Grafting) hebben gehad.
  • Patiënten met chronisch hartfalen.

Overweeg verwijzing naar hartrevalidatie voor patiënten met de volgende ‘relatieve indicaties’.

  • Patiënten met een aangeboren hartafwijking;
  • Patiënten die een harttransplantatie hebben ondergaan;
  • Patiënten die een hartklepoperatie hebben ondergaan;
  • Patiënten die een ICD (Implantable Cardioverter Defibrillator) of een pacemaker hebben gekregen;
  • Patiënten met atriumfibrilleren of andere (behandelde) ritmestoornissen;
  • Patiënten met atypische thoracale pijnklachten (hartangst);
  • Patiënten die een reanimatie hebben doorgemaakt en vanwege hun onderliggend lijden niet onder een van de absolute indicaties vallen;

Patiënten met overige cardiothoracale chirurgische ingrepen

 

Beoordeel bij de individuele patiënt met een relatieve indicatie vooral of hartrevalidatie het beloop van de aandoening positief kan beïnvloeden, met name als:

  • Er sprake is van beweegangst;
  • Er een ernstige beperking van het fysiek functioneren bestaat als gevolg van de hartaandoening die positief beïnvloed kan worden door een revalidatieprogramma;
  • Leefstijlfactoren het beloop van de ziekte negatief beïnvloeden;

Er andere factoren zijn die participatie binnen de samenleving verhinderen en waarbij het vermoeden bestaat dat deze positief beïnvloed kunnen worden door een revalidatieprogramma.

Wat was het onderliggende probleem om deze module/ uitgangsvraag uit te werken te stellen?

 

Nieuwe evidentie, specifieke uitdagingen in de praktijk

 

Toelichting:

In de vorige richtlijn bestond al een absolute indicatie voor verschillende uitingen van coronair lijden (MI, (in)stabiele AP). Sinds de publicatie van de vorige richtlijn is de kijk hierop echter wat veranderd. Vanuit pathofysiologisch oogpunt is het volgens de werkgroep, ondersteund door de ESC richtlijn voor chronisch coronair syndroom (Knuuti, 2020), niet zinvol om onderscheid te maken tussen verschillende vormen van coronaire hartziekte en het voordeel van hartrevalidatie voor deze patiënten. De onderliggende ziekte (atherosclerose) is bij alle patiënten hetzelfde. De werkgroep heeft er daarom voor gekozen om te zoeken naar bewijsmateriaal voor hartrevalidatie bij patiënten met coronaire hartziekte in het algemeen en geen onderscheid meer te maken tussen verschillende verschijningsvormen van de ziekte.

  1. Maak een inschatting over hoeveel patiënten het ongeveer gaat waar de aanbeveling betrekking op heeft?

> 40.000

  1. Is er een implementatieprobleem?

 

Deels. Er is een groot verschil in het aantal patiënten dat verwezen wordt voor hartrevalidatie tussen de verschillende uitingen van coronairlijden. Bijvoorbeeld patiënten met stabiele angina pectoris worden minder verwezen dan andere patiënten, zoals patiënten met een acuut myocardinfarct of na een cardiale interventie.

  1. Maakt de aanbeveling deel uit van een set van interventies voor hetzelfde probleem?

 

Ja: hoe verhoudt deze aanbeveling zich tot de andere aanbevelingen uit deze module/ richtlijn of uit andere richtlijnen(modules)? Dient hier rekening mee gehouden te worden bij de implementatie of kan dit worden gezien als een losstaande aanbeveling?

Toelichting: Kan gezien worden als een losstaande aanbeveling.

  1. Wat zou mogelijk de landelijke toepassing van de aanbeveling belemmeren?

 

Specifiek voor stabiele angina pectoris: dit betreft een chronische ziekte waarbij de timing van verwijzing vaak lastiger is.

    6. Wat zou mogelijk de landelijke         

        toepassing van de aanbeveling     

        bevorderen?

 

Scholing van cardiologen

 

 

    7. Welke personen/partijen zijn van

        belang bij het toepassen van de     

        aanbeveling in de praktijk?

Verwijzende cardiologen

    8. Wat zouden deze personen/ partijen

        moeten veranderen in hun gedrag of

        organisatie om de aanbeveling toe

        te passen?

Iedere patiënt doorverwijzen, tenzij er geen absolute of relatieve indicatie is. Cardiologen moeten hartrevalidatie als een serieuze behandeloptie gaan zien, c.q. er moet meer draagvlak komen en cardiologen moeten geschoold worden in timing van verwijzen.

 

Deze aanbeveling komt in aanmerking voor plaatsing op de Implementatie Agenda van het programma Zorg Evaluatie & Gepast Gebruik (ZE&GG). In het programma ZE&GG werken patiënten, zorgverleners, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en overheid samen aan de bewezen beste zorg voor de patiënt. Daarmee is ZE&GG een programma van alle betrokken partijen in de Medisch Specialistische Zorg. FMS is één van deze betrokken partijen.

 

De implementatieagenda van ZE&GG bevat onderwerpen over wat de bewezen beste zorg is en die in de dagelijkse zorgpraktijk geïmplementeerd zouden moeten worden.  Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen (NVZ) hebben landelijke afspraken gemaakt over de implementatie van de onderwerpen van de implementatieagenda. Deze afspraken zijn onderdeel van de zorginkoopafspraken tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders.

 

Vanuit FMS worden sterke, goed onderbouwde aanbevelingen, getoetst op de behoefte aan een implementatie impuls aangedragen. Voor de beoordeling van onderwerpen uit richtlijnen wordt gekeken naar bovenstaande tabel voor een inschatting van de implementatie impuls. Met de ingevulde implementatietabel kunnen we vanuit FMS de andere HLA-MSZ partijen goed informeren om zo samen te beslissen of de aanbeveling daadwerkelijk op de implementatie agenda zal worden geplaatst.

 

Algemene implementatie van de richtlijn

Te ondernemen acties per partij

Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen.

 

Alle direct betrokken wetenschappelijk verenigingen/beroepsorganisaties

De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals

De systeemstakeholders (onder andere zorgverzekeraars, (koepelorganisaties van) ziekenhuisbestuurders, IGJ)

Van de bestuurders wordt verwacht dat zij bij de betrokken medisch professionals nagaan op welke wijze zij kennis hebben genomen van de nieuwe richtlijn en deze toepassen in de praktijk. Van zorgverleners wordt verwacht dat zij de zorg die in deze richtlijn wordt voorgeschreven zullen vergoeden.

 

Het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Toevoegen van richtlijn aan Richtlijnendatabase. Daarbij opnemen van dit implementatieplan op een voor alle partijen goed te vinden plaats.